Regeling vervallen per 14-05-2010

Algemene mandaatregeling Waterschap Rivierenland 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 13-05-2010

Intitulé

Algemene mandaatregeling Waterschap Rivierenland 2009

HET ALGEMEEN BESTUUR VAN WATERSCHAP RIVIERENLAND;

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden van 16 oktober 2008;

overwegende dat in de Waterschapswet en diverse andere wetten bevoegdheden neergelegd zijn bij het algemeen – of het dagelijks bestuur van het waterschap;

dat het wenselijk is dat bevoegdheden uitgeoefend worden op een niveau dat in overeenstemming is met de aard en inhoud van die bevoegdheden;

dat het algemeen bestuur een kader wil scheppen waarbinnen het dagelijks bestuur zijn bevoegdheden mandateert en machtiging en volmacht verleent;

dat aan het verlenen en uitoefenen van bevoegdheden in (onder)mandaat, met machtiging of volmacht regels gesteld dienen te worden;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, Waterschapswet, het Reglement voor het Waterschap Rivierenland en de Wet op de ondernemingsraden;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende Algemene mandaatregeling:

Aanhef

Artikelen

Artikel 1 Definities

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    waterschap: Waterschap Rivierenland;

  • b.

    dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap;

  • c.

    secretaris-directeur: secretaris-directeur van het waterschap;

  • d.

    directeur: lid van de directieraad, belast met het aansturen van een aantal programma’s;

  • e.

    afdelingshoofd: degene die is belast met de leiding van een afdeling;

  • f.

    teamleider: degene die belast is met de leiding van een team;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het dagelijks bestuur besluiten te nemen;

  • h.

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van het dagelijks bestuur privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • i.

    machtiging: de bevoegdheid om in naam van het dagelijks bestuur handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • j.

    gemandateerde: degene die een bevoegdheid namens een bestuursorgaan uitoefent;

  • k.

    mandaatgever: degene die een bevoegdheid mandateert.

Artikel 2 Niet te mandateren bevoegdheden

  • 1. Aan het dagelijks bestuur blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van een besluit en het verrichten van een (privaatrechtelijke) (rechts)handeling, neergelegd in een document, gericht tot:

    • a.

      de Koningin;

    • b.

      de Raad van Ministers of een daaruit gevormde onderraad of een commissie;

    • c.

      een minister of een staatssecretaris;

    • d.

      de Voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of de Voorzitter van een uit een van die Kamers gevormde commissie;

    • e.

      de Nationale Ombudsman.

  • 2. Aan het dagelijks bestuur blijft eveneens voorbehouden de bevoegdheid tot het:

    • a.

      nemen van besluiten die op grond van wettelijke bepalingen of naar de aard van de bevoegdheid zijn voorbehouden aan het dagelijks bestuur;

    • b.

      vaststellen van beleid binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders;

    • c.

      nemen van besluiten ten aanzien van een vergunning of ontheffing aan het waterschap zelf;

    • d.

      nemen van besluiten inzake:

    •  het vaststellen van intern werkende regelingen;

    • onderwerpen waarover overleg moet plaatsvinden in de commissie voor georganiseerd overleg op grond van de Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen van het waterschapspersoneel (SAW);

    • onderwerpen waarvoor de Ondernemingsraad advies- of instemmingsrecht heeft op grond van de Wet op de ondernemingsraden;

    • e.

      nemen van besluiten en verrichten van (privaatrechtelijke) (rechts)handelingen inzake:

    • de rechtspositie van de secretaris-directeur, voor zover deze niet behoren tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur;

    • aanstelling, schorsing en ontslag van de directeuren;

    • ontslag anders dan op eigen verzoek van de afdelingshoofden, teamleiders en overige medewerkers.

Artikel 3 Mandaat secretaris-directeur

  • 1. Onverminderd artikel 2, verleent het dagelijks bestuur aan de secretaris-directeur mandaat ten aanzien van aangelegenheden die, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, naar aard en inhoud niet een zodanig gewicht hebben, dat zij door het dagelijks bestuur behoren te worden afgedaan.

  • 2. Bij afwezigheid van de secretaris-directeur, worden diens bevoegdheden uitgeoefend door de plaatsvervangend secretaris-directeur.

Artikel 4 Mandaat aan andere medewerkers

Het dagelijks bestuur verleent mandaat aan andere medewerkers dan de secretaris-directeur, indien dat gelet op de aard van de bevoegdheid aangewezen is.

Artikel 5 Ondermandaat

  • 1. De secretaris-directeur mag van het aan hem verleende mandaat ondermandaat verlenen aan:

    • a.

      een directeur, of

    • b.

      een andere onder hem ressorterende medewerker.

  • 2. De secretaris-directeur wordt de bevoegdheid verleend tot het geven van nadere instructies aan een medewerker als bedoeld in het eerste lid, omtrent de mate waarin en de werkwijze waarop gebruik dient te worden gemaakt van het aan hem verleende ondermandaat.

  • 3.

    • a.

      De secretaris-directeur kan bij de verlening van het ondermandaat toestaan dat vervolgens ondermandaat wordt verleend aan een afdelingshoofd.

    • b.

      Het afdelingshoofd kan van het aan hem verleende ondermandaat vervolgens weer ondermandaat verlenen aan een teamleider of een projectleider.

  • 4.

    • a.

      De secretaris-directeur kent aan een directeur de bevoegdheid toe nadere instructies te geven  aan een onder hem ressorterende medewerker, omtrent de mate waarin en de werkwijze waarop gebruik dient te worden gemaakt van het verleende ondermandaat.

    • b.

      Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op het afdelingshoofd bij de verlening van het ondermandaat.

    5.Het verlenen van ondermandaat door de directeuren en afdelingshoofden is alleen mogelijk voor aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van betrokkene en die naar aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door de mandaatgever zelf.

Artikel 6 Algemene voorwaarden mandaat en ondermandaat

  • 1. De gemandateerde handelt overeenkomstig de beleidsregels die door het bestuur zijn vastgesteld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn waardoor strikte toepassing van de beleidsregels niet redelijk is en als gevolg van afwijking van de beleidsregels geen precedentwerking is te verwachten.

  • 2. Het (onder)mandaat moet worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende regelingen voor opdracht- en tekenbevoegdheid en met inachtneming van de Regeling van de organisatie van het financieel beheer.

  • 3. De (onder)gemandateerde besluiten, die mede betrekking hebben op andere afdelingen dan die van de gemandateerde, worden niet genomen dan na verkregen advies van en in overeenstemming met de desbetreffende gemandateerde. Bij blijvend verschil van inzicht beslist de naasthogere mandaatgever.

  • 4. Bij twijfel over de vraag of mandaat van toepassing is, pleegt de secretaris-directeur overleg met de dijkgraaf, plegen de directeuren overleg met de secretaris-directeur en de overige medewerkers met de naasthogere mandaatgever.

  • 5. De gemandateerde verschaft de mandaatgever periodiek of op diens verzoek een rapportage over de uitoefening van de bevoegdheid.

  • 6. Indien de gemandateerde van oordeel is, dan wel redelijkerwijs te verwachten is dat een te nemen beslissing bestuurlijk gevoelig is, legt de gemandateerde de te nemen beslissing met zijn advies voor aan de mandaatgever.

    In geval van twijfel hieromtrent pleegt de mandaatgever overleg met de secretaris-directeur.

Artikel 7 Volmacht en machtiging

  • 1. Onverminderd artikel 2, verleent het dagelijks bestuur aan de secretaris-directeur volmacht en machtiging ten aanzien van aangelegenheden die naar aard en inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het dagelijks bestuur behoren te worden afgedaan.

  • 2. De secretaris-directeur mag de aan hem verleende volmacht en machtiging doorgeven aan de in artikel 5, eerste lid, genoemde medewerkers.

  • 3. De artikelen 5, tweede tot en met het vijfde lid, en 6 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het dagelijks bestuur verleent volmacht en machtiging aan andere medewerkers dan de secretaris-directeur, voorzover dat gelet op de aard van de bevoegdheid aangewezen is.

Artikel 8 Ondertekening

Het in een document vastleggen van een besluit of een (privaatrechtelijke) (rechts)handeling vastgesteld op basis van mandaat, volmacht of machtiging vermeldt aan het slot:

Hoogachtend,

namens het college van dijkgraaf en heemraden van

Waterschap Rivierenland,

de functie van de gemandateerde/gevolmachtigde/gemachtigde,

gevolgd door de handtekening en de naam van de gemandateerde/gevolmachtigde/gemachtigde.

Artikel 9 Overgangsbepaling bestaande mandaten, machtigingen en volmachten

Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Mandaatregeling vastgesteld door het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 3 januari 2005.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Algemene mandaatregeling Waterschap Rivierenland 2009.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Waterschap Rivierenland op 28 november 2008,

de secretaris-directeur, drs. H.C. Jongmans. 

de  voorzitter, ir. G.N. Kok.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Dit artikel geeft de besluiten, rechtshandelingen en andere handelingen aan waarvoor het dagelijks bestuur geen mandaat, volmacht of machtiging kan verlenen. Deze bevoegdheden kunnen dus niet op een lager niveau uitgeoefend worden.

Het eerste lid noemt de geadresseerden van documenten waaraan alleen het dagelijks bestuur zich direct richt.

Het tweede lid onder a is een algemene bepaling. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een  bestuursorgaan mandaat kan verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. In artikel 10:3 tweede lid geeft de Awb  enkele voorbeelden van gevallen waarin mandaat in ieder geval niet wordt verleend:

  • het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien;

  • het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de  voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen de mandaatverlening verzet;

  • het beslissen op een beroepschrift;

  • het vernietigen van of het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.

Voorts bepaalt het derde lid van artikel 10:3 Awb dat mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.

Wanneer de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet, kan ook de Awb niet precies zeggen. Behalve dat mandaat van een bevoegdheid op grond van de wet gewoon niet is toegestaan, kan dat ook van de omstandigheden van het geval afhankelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan: niet in deze omstandigheden of in deze omvang of aan deze gemandateerde of onder deze voorwaarden.

Onder c staat vermeld dat alleen het dagelijks bestuur vergunningen of ontheffingen mag verlenen aan het waterschap zelf, bijvoorbeeld een Wvo-vergunning voor het lozen van effluënt van een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap op oppervlaktewater binnen het beheersgebied van het waterschap.

Onder d: de bevoegdheid tot het vaststellen van intern werkende regelingen, voornamelijk rechtspositionele regelingen, kan niet gemandateerd worden. De commissie voor georganiseerd overleg overlegt over de onderwerpen die in artikel 13.1 van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel staan. De Ondernemingsraad heeft advies- en instemmingsrecht over de onderwerpen genoemd in de artikelen 25 en 27 van de Wet op de Ondernemingsraden. De bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden verricht handelingen overeenkomstig zijn volmacht en machtiging.

Onder e: het algemeen bestuur is bevoegd ingevolge de Waterschapswet te besluiten over benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris. Ook het nemen van organisatorische maatregelen die gevolgen hebben voor de hoofdstructuur van het waterschap behoort tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur. De rechtspositionele besluiten die tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur behoren zijn in dit artikel vermeld. De overige rechtspositionele besluiten kan het dagelijks bestuur in principe mandateren.

Artikel 4

In bijzondere gevallen kan het dagelijks bestuur direct mandaat verlenen aan andere medewerkers dan de secretaris-directeur. Gedacht kan worden aan een mandaat aan de buitengewone opsporingsambtenaren van het waterschap.

Artikel 5

In artikel 5 kent het algemeen bestuur aan de secretaris-directeur de bevoegdheid toe om van het aan hem verleende mandaat ondermandaat te verlenen. Daarbij kan aan degene aan wie een dergelijk ondermandaat wordt verleend, tevens de bevoegdheid worden toegekend om op zijn beurt weer ondermandaat te verlenen, en zo verder tot het laagste niveau van teamleiders en projectleiders. Daarnaast kan de secretaris-directeur ook rechtstreeks mandaat verlenen aan een niet aan hem ondergeschikte medewerker.

Artikel 6

Dit artikel betreft de voorwaarden waaronder de bevoegdheid in mandaat en ondermandaat wordt uitgeoefend. De gemandateerde handelt overeenkomstig de beleidsregels die door het bestuur zijn vastgesteld, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

De mandaatgever bepaalt de frequentie van de inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid door de gemandateerde. Een goede inrichting van de informatievoorziening is hierbij van belang.

Artikel 7

Op grond van artikel 7 geldt met betrekking tot volmacht en machtiging hetzelfde als ten aanzien van het mandaat.