Regeling vervallen per 01-01-2015

Keur Waterschap Rivierenland 2009

Geldend van 22-12-2009 t/m 31-12-2014

Intitulé

Keur Waterschap Rivierenland 2009

Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden d.d. 6 mei 2009;

gelet op artikel 59 van de Waterschapwet;

BESLUIT:

vast te stellen de Keur Waterschap Rivierenland 2009;

Aanhef

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1      Begripsomschrijvingen

In deze keur wordt verstaan onder:

  • a.

    bergingsgebied: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen;

  • b.

    bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap Rivierenland;

  • c.

    bronbemaling: het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen;

  • d.

    grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met de daarin aanwezige stoffen, voor zover het waterschap door de Wet met het beheer over dat grondwater is belast;

  • e.

    infiltreren van water: water in de bodem brengen, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater;

  • f.

    insteek van het oppervlaktewater: snijpunt van de raaklijnen van het talud en het horizontale maaiveld;

  • g.

    kernzone, beschermingszone, en buitenbeschermingszone (keurzones): de zone behorend tot en langs waterstaatswerken, die als zodanig in de legger is aangegeven, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens deze keur van toepassing zijn;

  • h.

    (ondersteunend) kunstwerk: waterstaatkundige bouwwerk dat van belang is voor de functie die waterstaatswerken hebben, dan wel uit andere hoofde behoort tot of gelegen is in, op, over of onder een waterstaatswerk;

  • i.

    legger: als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet of in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet;

  • j.

    onttrekken: onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam of van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;

  • k.

    oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende waterbodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wet, drogere oevergebieden alsmede flora en fauna;

  • l.

    profiel van vrije ruimte: de ruimte ter weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die naar het oordeel van de beheerder nodig is voor toekomstige verbeteringen aan de waterkering;

  • m.

    waterkering: kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

  • n.

    watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken en grondwaterlichamen;

  • o.

    waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk, die als zodanig in de legger zijn aangegeven;

  • p.

    watervergunning: vergunning als bedoeld in de Wet;

  • q.

    werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;.

  • r.

    Wet: Waterwet.

Artikel 1.2      Hoofdelijke aansprakelijkheid

  • 1. De verplichtingen ingevolge deze keur berusten op de eigenaar van gronden.

  • 2. Wanneer die gronden met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen ook op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht op de gebruikers.

  • 3. Voor de nakoming van de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het tweede lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.

Hoofdstuk 2 Beheer en onderhoud van waterstaatswerken

Gebodsbepalingen

Artikel 2.1 Afrasteringen

  • 1.

    De eigenaren, van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren en die gelegen zijn nabij waterstaatswerken kunnen door het bestuur verplicht worden langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aan te brengen en te onderhouden.

  • 2.

    Het bestuur kan algemene regels stellen omtrent afrasteringsconstructies en wijze van plaatsing.

 

Artikel 2.2 Coupures en sluizen

De eigenaren van in waterkeringen voorkomende coupures en sluizen zijn verplicht deze op eerste aanzegging door of namens het bestuur terstond te sluiten.

 

Artikel 2.3 Stuwen

  • 1.

    De eigenaren van aangewezen stuwen zorgen ervoor dat deze op eerste aanzegging door of namens het bestuur op een peil worden gesteld als in de aanzegging is aangegeven.

  • 2.

    Het bestuur besluit omtrent de aanwijzing van stuwen en van stuwpeilen bedoeld in het eerste lid.

  

Algemene onderhoudsplicht ten aanzien van alle waterstaatswerken

 

Artikel 2.4 Onderhoudsplicht

Onderhoudsplichtig zijn diegenen, die in de legger tot het plegen van gewoon en/of buitengewoon onderhoud aan waterstaatswerken zijn aangewezen.

  

Onderhoudsplicht ten aanzien van waterkeringen

 

Artikel 2.5 Gewoon onderhoud aan waterkeringen

De onderhoudsplichtigen zorgen voor een goede toestand van de waterkeringen door het bestrijden van schadelijk wild, het herstellen van beschadigingen, het verwijderen van drijfvuil en het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering. Onderhoudsplichtigen moeten begroeiingen die schadelijk zijn voor de instandhouding van de waterkering verwijderen.

 

Artikel 2.6 Buitengewoon onderhoud aan waterkeringen

  • 1.

    De onderhoudsplichtigen van waterkeringen zijn verplicht tot instandhouding overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

  • 2.

    Buitengewoon onderhoud mag niet worden uitgevoerd in de periode van 15 oktober tot 1 april.

 

Artikel 2.7 Onderhoud aan ondersteunende kunstwerken en werken

De onderhoudsplichtigen van ondersteunende kunstwerken en/of werken die in, op, aan of boven de kernzone van waterkeringen of de (buiten)beschermingszone zijn aangebracht en een (mede)waterkerende functie hebben, zijn verplicht deze waterkerend te houden.

  

Onderhoudsplicht ten aanzien van oppervlaktewaterlichamen

 

Artikel 2.8 Gewoon onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot het daaruit verwijderen van begroeiingen en afval, tot het in stand houden van die oppervlaktewaterlichamen en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies die aan die oppervlaktewaterlichamen zijn toegekend.

 

Artikel 2.9 Buitengewoon onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen

De onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.

 

Artikel 2.10 Onderhouds- en ontvangstplicht ten aanzien van bermsloten

  • 1.

    Bij het onderhoud aan de bij de legger aangewezen bermsloten worden alle specie en maaisel op de tegenover de weg liggende gronden gedeponeerd.

  • 2.

    Indien er zich omstandigheden voordoen waarbij het, gezien het feitelijke gebruik van de tegenover de weg liggende gronden, in redelijkheid niet mogelijk is om de specie en het maaisel op de in het vorige lid bedoelde wijze te deponeren, dan worden alle specie en maaisel gebracht op de wegberm. In dat geval zijn de eigenaren van de tegenover de weg liggende gronden verplicht alle specie en maaisel binnen 30 dagen van de bermen te verwijderen.

  • 3.

    De leden 1 en 2 zijn alleen van toepassing op buiten de bebouwde kom gelegen bermsloten andere dan rijks- en provinciale wegen en voor zover niet bij vergunning anders is bepaald.

Hoofdstuk 3 Handelingen in het watersysteem

Handelingen in, op, boven, over of onder waterstaatswerken

Artikel 3.1 Watervergunning waterstaatswerken

Watervergunning waterstaatswerken, kern- en beschermingszones

  • 1.

    Zonder vergunning van het bestuur is het verboden gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

    • a.

      werkzaamheden te verrichten;

    • b.

      werken of (opgaande hout-) beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen;

    • c.

      vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen of te hebben, of te (be)houden;

    • d.

      activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen;

    • e.

      buiten openbare verharde wegen met rij- of voertuigen, dan wel met een lastdier te rijden of vee te drijven;

    • f.

      zich anders dan als rechthebbende te bevinden als dat is aangegeven op een voor het publiek kenbare wijze; 

Watervergunning oppervlaktewaterlichamen, kernzones

  • 2.

    Zonder vergunning van het bestuur is het verboden in de kernzone van een oppervlaktewaterlichaam de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat daarvoor in het betreffende peilbesluit is opgenomen of dat normaal wordt aangehouden. 

Watervergunning waterkeringen, kernzones

  • 3.

    Zonder vergunning van het bestuur is het verboden om in de kernzone van een waterkering;

  • a.

    bemesting toe te passen;

  • b.

    dijkbekledingen te beschadigen. 

Watervergunning waterkeringen, buitenbeschermingszones

  • 4.

    Zonder vergunning van het bestuur is het verboden in de buitenbeschermingszone van een waterkering:

a. afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten;

b. werken met een overdruk van 10 bar te plaatsen en te hebben;

  • c.

    explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben. 

Watervergunning waterkeringen profiel van vrije ruimte

  • 5.

    Zonder vergunning van het bestuur is het verboden in het profiel van vrije ruimte van een waterstaatswerk werken te plaatsen of te behouden.

 

Artikel 3.2 Watervergunning nieuwe waterstaatswerken

Zonder vergunning van het bestuur is het verboden waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken.

 

Artikel 3.3 Watervergunning afmeren of ligplaats nemen/hebben binnen de kernzone van waterstaatswerken

Zonder vergunning van het bestuur is het verboden binnen de kernzone van waterstaatswerken, anders dan op daartoe kennelijk ingerichte plaatsen, vaartuigen of vlotten af te meren, te laden of te lossen, of daarmee ligplaats te nemen of te hebben, tenzij in verband met door het bestuur toegestane recreatieve activiteiten.

 

Artikel 3.4 Watervergunning drainage

Zonder vergunning van het bestuur is het verboden om, in gebieden zoals aangegeven op de bij deze keur behorende kaart, door middel van drainagebuizen gronden te ontwateren.

  

Handelingen met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen

 

Artikel 3.5 Watervergunning lozen vanaf nieuw verhard oppervlak

Zonder vergunning van het bestuur is het verboden hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak op een oppervlaktewaterlichaam te lozen.

 

Artikel 3.6 Watervergunning af- en aanvoeren

Zonder vergunning van het bestuur is het verboden water af te voeren naar of aan te voeren uit oppervlaktewaterlichamen.

 

Artikel 3.7 Watervergunning en meldplicht lozen

a. vergunningplicht

Zonder vergunning van het bestuur is het verboden:

1. meer dan 100 m3 water per uur te lozen in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als A-wateren;

2. meer dan 30 m3 water per uur te lozen in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als B-wateren;

3. meer dan 1 m3 water per uur te lozen in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als C-wateren;

b. meldplicht

1. Degene die tot maximaal 100 m3 water per uur loost in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als A-wateren, dient deze lozing (tenminste 14 dagen van te voren) te melden aan het bestuur;

2. Degene die tot maximaal 30 m3 water per uur loost in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als B-wateren, dient deze lozing (tenminste 14 dagen van te voren) te melden aan het bestuur.

 

Artikel 3.8 Watervergunning en meldplicht onttrekken

a. vergunningplicht

Behoudens het gestelde onder b van dit artikel en artikel 3.18 is het zonder vergunning van het bestuur verboden, water te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als A-, B- of C-wateren;

b. meldplicht

1. Degene die tot maximaal 30 m3 water per uur onttrekt aan oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als A-wateren, dient deze onttrekking (tenminste 14 dagen van te voren) te melden aan het bestuur;

2. Degene die tot maximaal 10 m3 water per uur onttrekt aan oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als B-wateren, dient deze onttrekking (tenminste 14 dagen van te voren) te melden aan het bestuur.

  

Handelingen met betrekking tot het onttrekken en infiltreren van grondwater

 

Artikel 3.9 Watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren in de bodem

  • 1.

    Zonder vergunning van het bestuur is het verboden :

a. grondwater te onttrekken, indien de hoeveelheid te onttrekken water meer kan bedragen dan 10 m3 per uur;

b. grondwater te ontrekken ten behoeve van het permanent droog houden of beschermen van ondergrondse bouwwerken;

c. water in de bodem te infiltreren, indien de hoeveelheid te infiltreren water meer kan bedragen dan 10 m3 per uur.

  • 2.

    Geen vergunning krachtens het vorige lid onder a. is vereist, indien het betreft het onttrekken van grondwater uitsluitend voor:

a. bronbemaling of proefbemaling, indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater minder bedraagt dan 100 m3 per uur en de onttrekking niet langer duurt dan 6 maanden en niet meer bedraagt dan 100.000 m3;

b. grondwatersanering en bodemsanering, indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater minder bedraagt dan 20 m3 per uur en de onttrekking niet langer duurt dan 36 maanden en niet meer bedraagt dan 100.000 m3;

c. beregening, bevloeiing of veedrenking, indien de hoeveelheid te onttrekken grondwater minder bedraagt dan 60 m3 per uur;

d. een noodvoorziening;

e. overige doeleinden, indien de hoeveelheden te onttrekken grondwater minder bedragen dan 10 m3 per uur en 50.000 m3 per kalenderjaar.

  • 3.

    Geen vergunning krachtens het eerste lid is vereist, indien het gaat om het onder vrij verval onttrekken van grondwater bij de ontwatering en afwatering van gronden, met uitzondering van de gebieden zoals aangegeven op de kaart zoals bedoeld in artikel 3.4.

 

Artikel 3.10 Inrichtingen

  • 1.

    Inrichtingen en/of infiltratiewerken die vanwege één opdrachtgever plaatsvinden en die een samenhangend geheel vormen, gelden als één inrichting.

  • 2.

    In aanvulling op het voorgaande lid, is er in één of meer van de volgende gevallen geen sprake van een samenhangend geheel indien:

    • a.

      de invloedsgebieden van onttrekkingen en/of infiltraties elkaar niet overlappen;

    • b.

      bij onttrekkingen een periode van zes maanden of langer ligt tussen de beëindiging van een onttrekking en het begin van de volgende onttrekking;

    • c.

      is aangetoond dat voorafgaand aan een opvolgende onttrekking de grondwaterstand en de stijghoogte in de diepere watervoerende pakketten zich hebben hersteld tot het aanvankelijke niveau.

 

Artikel 3.11 Watervergunningplicht voor bijzondere gebieden

1. In afwijking van artikel 3.9 geldt het verbod om zonder vergunning grondwater te ontrekken of te infiltreren:

a. In de provincie Noord-Brabant voor alle onttrekkingen van meer dan 1 m3 per uur voor zover dit betrekking heeft op beschermde gebieden volgens de waterverordening van de provincie Noord Brabant;

b. In de provincie Zuid-Holland voor alle onttrekkingen voor zover dit betrekking heeft op milieubeschermingsgebieden volgens de Provinciale Milieuverordening van de provincie Zuid- Holland.

 

Artikel 3.12 Meldplicht onttrekken grondwater

  • 1.

    Voor zover er geen vergunningsplicht geldt volgens artikel 3.9 doet degene die grondwater onttrekt, daarvan melding aan het bestuur, indien de hoeveelheid te onttrekken water meer kan bedragen dan 10 m3 per uur of meer dan 12.000 m3 per kalenderjaar;

  • 2.

    Degene die een noodvoorziening aanlegt, doet daarvan melding aan het bestuur.

 

Artikel 3.13 Algemene voorschriften

Het aanbrengen van een onttrekkingspunt, het beheren en buiten gebruik stellen alsmede het meten, registreren en het doen van een opgave, voor zover dit voorgeschreven is, moet worden uitgevoerd overeenkomstig de door het bestuur vastgestelde algemene voorschriften.

 

Artikel 3.14 Meet- en registratieplicht

  • 1.

    De onttrekker meet, registreert en doet opgave van de onttrokken hoeveelheden grondwater aan het bestuur indien de ontrokken hoeveelheid grondwater meer bedraagt dan 10 m3 per uur of meer bedraagt dan 12.000 m3 per kalenderjaar.

  • 2.

    Bij onttrekkingen in gebieden zoals genoemd in artikel 3.11 gelden de verplichtingen genoemd in het voorgaande vanaf een onttrokken hoeveelheid van meer dan 1 m3 per uur in de provincie Noord-Brabant en vanaf 0 m3 per uur in de provincie Zuid-Holland.

  • 3.

    Voor degene die water infiltreert, gelden de in het eerste en tweede lid genoemde verplichtingen op overeenkomstige wijze.

Artikel 3.15 Beëindiging of wijziging van de inrichting

1. Bij wijziging van de inrichting, pompcapaciteit of uitvoering van een onttrekking of infiltratie wordt dit direct door de onttrekker aan het bestuur gemeld.

2. Een voorgenomen beëindiging van een permanente onttrekking moet zo vroeg mogelijk door de onttrekker aan het bestuur worden gemeld.

  

Vrijstelling verboden - Algemene regels - Zorgplicht

 

Artikel 3.16 Vrijstelling verboden - Algemene regels 

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.5, 3.7 en 3.8 algemene regels geven welke kunnen inhouden een vrijstelling van de vergunningplicht, dan wel een algeheel verbod opleggen voor het verrichten van die handelingen.

  • 2.

    Bij regeling krachtens het voorgaande lid, kan de verplichting worden opgelegd handelingen te melden, metingen uit te voeren, gegevens te registreren en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

 

Artikel 3.17 Vrijstelling verbod onttrekken  

1. Het in artikel 3.8 genoemde verbod vindt geen toepassing indien sprake is van:

a. incidentele nachtvorstberegening mits sprake is van een peilverlaging van ten hoogste 5 centimeter per onttrekker of

b. incidentele seizoensonttrekkingen mits sprake is van een peilverlaging van ten hoogste 5 centimeter per onttrekker.

2. Degene die een onttrekking doet zoals vermeld in het eerste lid, dient de onttrekking te melden aan het bestuur.

 

Artikel 3.18 Algeheel verbod bij calamiteiten 

  • 1.

    In geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of in het ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, kan het bestuur - zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten - door een daartoe strekkende bekendmaking, verbieden om:

a. water af te voeren naar, en/of aan te voeren uit een oppervlaktelichamen;

b. water te lozen op of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen;

c. grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

  • 2.

    Zodra het bestuur handhaving van het verbod krachtens het eerste lid niet langer noodzakelijk acht, maakt het onverwijld de intrekking van het verbod bekend.

 

Artikel 3.19 Vrijstelling watervergunningplicht voor beheershandelingen  

Geen vergunning krachtens artikel 3.1, 3.2, 3.3, 3.6, 3.7 onder a en 3.8 onder a is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van het aan het waterschap op grond van artikel 2 Waterschapswet opgedragen beheer.

 

Artikel 3.20 Nadere regels aanvraag vergunning en melding  

1. Vergunningsaanvragen worden ingediend overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen in het Waterbesluit.

2. Meldingen worden ingediend met behulp van een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier.

3. De melding bedoeld in de artikelen 3.7 onder b, 3.8 onder b en 3.12 gaat vergezeld van:

a. een situatietekening, waarop de plaats van het handelen is aangegeven;

b. een beschrijving van de wijze van af- of aanvoeren, lozen of onttrekken;

c. een opgave van de aard en herkomst van het water;

d. het maximum debiet in m3 per uur;

e. het gemiddeld debiet in m3 per uur;

f. de aanvang en duur van handelen.

4. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van melden en het verstrekken van gegevens.

5. Indien wijziging optreedt in de in het derde lid bedoelde gegevens, doet de meldplichtige daarvan onverwijld melding aan het bestuur.

 

Artikel 3.21 Zorgplicht 

  • 1.

    Ieder die handelingen verricht of nalaat en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen of het nalaten daarvan inbreuk kan worden gemaakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, is verplicht alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs van hem verwacht mogen worden, ten einde die inbreuk te voorkomen, dan wel indien daarvan reeds sprake is, al het mogelijke te doen om de gevolgen daarvan zoveel mogelijk ongedaan te maken. Indien de inbreuk het gevolg is van een ongewoon voorval, worden de maatregelen onverwijld genomen.

  • 2.

    Degene die handelingen verricht als bedoeld in het vorige lid en daarbij kennis neemt van een inbreuk die door die handelingen wordt veroorzaakt, meldt die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen, zo spoedig mogelijk aan het bestuur.

  • 3.

    Het bestuur kan aanwijzingen geven over die maatregelen.

Hoofdstuk 4 Vaarwegen

Artikel 4.1      Verbodsbepalingen vaarwegen

Het is verboden zonder vergunning van het bestuur zich op de vaarwegen te bevinden of vaarwegen te bevaren met een vaartuig voortbewogen door mechanische kracht.

Artikel 4.2      Vrijstelling vergunningplicht

  • 1. Met inachtneming van de verbodsbepalingen in artikelen 4.4 tot en met 4.6 is voor de volgende wateren geen vergunning krachtens artikel 4.1 vereist voor het varen met vaartuigen voortbewogen door mechanische kracht:

    • a.

      de Linge vanaf de mond van de Korne, de Korne, de gekanaliseerde Linge tussen Arkel en Gorinchem en het Kanaal van Steenenhoek;

    • b.

      de Buiten-Giessen, de Karnemelksloot, de voormalige Vluchthaven, de watergang ten zuiden van de Apollostraat en de zijtak van de Buiten Giessen, gelegen ten noorden van het Peulenplein.

    • c.

      bevaarbare gedeelten van de wateren in de Biesbosch, waaronder de Bakkerskil.

Artikel 4.3      Melding

  • 1. Met inachtneming van de verbodsbepalingen in artikelen 4.4 tot en met 4.6 is in de volgende wateren geen vergunning krachtens artikel 4.1 vereist voor het varen met vaartuigen voortbewogen door mechanische kracht. In deze gevallen kan worden volstaan met een melding.

    • a.

      de Lage Boezemwateren van de Nederwaard (Het Nieuwe Waterschap, de Alblas, de Groep, de Nauwe Alblas, de Graafstroom en alle daarmee in open verbinding staande wateren);

    • b.

      de Lage Boezemwateren van de Overwaard (het Grote of Achterwaterschap, de Ammerse Boezem, de Ottolandse Vliet, de Kromme Elleboog, de Peursumse Vliet, de Giessen, de Noordeloos, de Smoutjesvliet (tot aan de Dwarsgang), de Dwarsgang en alle daarmee in open verbinding staande wateren);

  • 2. Degene die met een vaartuig, voortbewogen door mechanische kracht, in het eerste lid genoemde wateren wil varen, doet daarvan tijdig melding aan het bestuur. Na melding worden registratiestickers uitgereikt, die duidelijk zichtbaar aan bakboord- en stuurboordzijde op het vaartuig moeten worden bevestigd.

  • 3. De vaarvergunningen voor het varen in de Lage Boezemwateren van de Nederwaard en Overwaard, verleend vóór inwerkingtreding van deze keur, moeten worden beschouwd als melding ingevolge deze keur. De in het kader van deze vaarvergunning uitgereikte stickers kunnen als registratiestickers worden gebruikt.

  • 4. Het is verboden om aan de passantensteigers in de Lage boezemwateren van de Nederwaard en Overwaard:

    • a.

      langer dan drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan aan dezelfde passantensteiger ligplaats te hebben;

    • b.

      met een vaartuig binnen drie dagen nadat dit vaartuig is verplaatst aan dezelfde passantensteiger ligplaats te hebben.

  • 5. Meldingen worden ingediend met behulp van een door het bestuur vastgesteld meldingsformulier.

  • 6. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van melden en het verstrekken van gegevens. Indien wijziging optreedt in de gegevens, doet de meldplichtige daarvan onverwijld melding aan het bestuur.

Artikel 4.4    Maximale scheepvaartafmetingen

Het is verboden zich zonder vergunning op de navolgende vaarwegen te bevinden met een vaartuig dat de hierna aangegeven afmetingen of diepgang overschrijdt:

a. de Linge beneden de verkeersbrug te Leerdam, de gekanaliseerde Linge tussen Arkel en Gorinchem en het Kanaal van Steenenhoek:

  •  maximale lengte : 60,00 meter

  •  maximale breedte : 7,50  meter

  •  maximale diepgang : 2,25  meter

b. de Linge boven de verkeersbrug te Leerdam tot aan de sluis bij Asperen:

  • maximale lengte : 47,00 meter

  • maximale breedte : 6,60  meter

  • maximale diepgang : 2,25  meter

c. van de sluis bij Asperen tot de vuilweer te Geldermalsen

  • maximale lengte : 47,00 meter

  • maximale breedte : 6,60  meter

  • maximale diepgang : 1,00  meter meer dan de peilschaal ter plaatse (benedenstrooms) van de sluizen aanwijst boven NAP

d. van de vuilweer te Geldermalsen tot de mond van de Korne en de Korne:

  • maximale lengte : 8,00 meter

  • maximale breedte : 3,00 meter

  • maximale diepgang :0,80 meter

e. de Lage Boezemwateren van de Nederwaard:

  • maximale lengte : 10,00 meter

  • maximale breedte : 3,00 meter

  • maximale diepgang : 0,80 meter

f. de Lage Boezemwateren van de Overwaard:

  • maximale lengte : 15,00 meter

  • maximale breedte : 4,00 meter

  • maximale diepgang : 0,80 meter

g. de Buiten-Giessen, de Karnemelksloot, de voormalige Vluchthaven, de watergang ten zuiden van de Apollostraat,en de zijtak van de Buiten-Giessen gelegen ten noorden van het Peulenplein.

  • maximale lengte : 20,00 meter

  • maximale breedte : 5,00 meter

  • maximale diepgang : 1,80 meter

Artikel 4.5   Vaarverbod tussen zonsondergang en zonsopgang

  • 1. Het is verboden de vaarwegen te bevaren met een vaartuig voortbewogen door mechanische kracht tussen een halfuur na zonsondergang en een half uur voor zonsopgang.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het varen op de Linge tussen Gorinchem en de sluis te Asperen.

Artikel 4.6    Vaarverbod bij bepaalde waterstanden en ijsdiktes

  • 1. Het is verboden te varen door de Gorinchemse Kanaalsluis en op de Linge tussen de verkeersbrug te Leerdam en Geldermalsen als de waterstand ter plaatse NAP +1,20 of meer is.

  • 2. Het is verboden te varen op de Linge tussen Arkel en de verkeersbrug te Leerdam als de waterstand ter plaatse NAP + 1,40 of meer is.

  • 3. Het is verboden te varen op de Linge tussen de verkeersbrug te Leerdam en Geldermalsen, de Lage Boezemwateren van de Nederwaard en Overwaard en de Buiten-Giessen, de Karnemelksloot, de voormalige Vluchthaven, de watergang ten zuiden van de Apollostraat, en de zijtak van de Buiten-Giessen gelegen ten noorden van het Peulenplein bij een aaneengesloten ijslaag van oever tot oever met een dikte van 2 centimeter of meer.

  • 4. Het is verboden te varen op de Linge tussen Arkel en de verkeersbrug te Leerdam bij een aaneengesloten ijslaag van oever tot oever met een dikte van 4 centimeter of meer.

Artikel 4.7    Verbod afmeren haaks op lengterichting vaarweg

  • 1. Het is verboden haaks op de lengterichting van de as van de vaarweg af te meren.

  • 2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor het afmeren in de jachthavens.

Artikel 4.8    Bedieningstijden

Het bestuur stelt de bedieningstijden van bruggen en sluizen vast, voor zover daarin niet op andere wijze is voorzien.

Artikel 4.9    Tijdelijke maatregelen

Het bestuur kan in geval van bijzondere omstandigheden het schutten of de doorvaart tijdelijk beperken of nader regelen.

Hoofdstuk 5 Het visplan ter bescherming van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen

Artikel 5.1      Visplan

  • 1. De in het beheergebied van het waterschap functionerende Visstandbeheercommissie(s) overleggen aan het bestuur een visplan mede ten behoeve van de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewaterlichamen.

  • 2. In het visplan is beschreven hoe de visserij plaatsvindt en is gereguleerd. Het visplan dient aan te sluiten op de ecologische waterkwaliteitsdoelstellingen (KRW). Het visplan bevat minimaal voor wat betreft de onttrekking en uitzet van vis de volgende onderdelen:

    • de vissoorten;

    • de hoeveelheden;

    • de vistuigen die mogen worden gebruikt;

    • de tijdstippen en/of periodes waarop onttrekking en uitzet van vis is toegestaan;

    • de locaties;

    • door wie;

    • de bijzondere voorwaarden waaronder onttrekking en uitzet van vis is toegestaan.

  • 3. De visplannen worden voor het eerst ingediend binnen één jaar na de oprichting van een Visstandbeheercommissie(s), doch uiterlijk vóór 1 januari 2013.

  • 4. De visplannen behoeven de goedkeuring van het bestuur, welke wordt gegeven binnen acht weken na de indiening van het visplan bij het bestuur.

  • 5. Vanaf het moment dat het visplan is goedgekeurd door het bestuur, dan wel vanaf 1 januari 2013, is het verboden de visserij uit te oefenen in oppervlaktewaterlichamen, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, anders dan op basis van en in overeenstemming met het visplan.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1      Schouw

  • 1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door dat bestuur vastgesteld schema.

  • 2. Het bestuur kan besluiten een extra schouw te voeren, indien het bestuur dit nodig acht.

  • 3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die tenminste twee weken tevoren bekend door kennisgeving ervan in een dag-, nieuws- of huis aan huisblad, dan wel op andere geschikte wijze.

  • 4. De in het derde lid voorgeschreven bekendmaking kan in spoedeisende gevallen voor de aanvang van een extra schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling. Daarbij kan met een kortere termijn dan genoemd in het derde lid worden volstaan.

Artikel 6.2      Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze keur zijn belast de daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren of andere personen.

Artikel 6.3      Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van de bepalingen van deze keur en de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1      Vergunningen

  • 1. Een vergunning of ontheffing die is verleend vóór inwerkingtreding van deze keur voor een ingevolge deze keur vergunningplichtig handelen, wordt geacht ingevolge deze keur te zijn verleend.

  • 2. Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze keur rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht vergunning ingevolge deze keur te zijn verleend.

Artikel 7.2      Keurkaart

  • 1. Voor waterstaatswerken waarvoor krachtens artikel 5.1 van de Wet en de provinciale Waterverordening vaststelling van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad, worden de ligging en indien mogelijk vorm, afmetingen en constructie van de betrokken waterstaatswerken aangegeven op een kaart.

  • 2. Vóór een in de provinciale Waterverordening vermelde datum zijn de waterstaatswerken als bedoeld in het eerste lid, opgenomen in de legger.

  • 3. De daarbij aangegeven grenzen bepalen de toepassing van de verbodsbepalingen bedoeld in deze keur.

Artikel 7.3      Zones

  • 1. Voor primaire waterkeringen waarvoor een legger werd vastgesteld waarin géén keurzones werden aangewezen en voor primaire waterkeringen waarvoor geen legger is vastgesteld en die zijn vermeld op de kaart als bedoeld in artikel 7.2, gelden de volgende zones:

    • a.

      kernzone: de waterkering zelf (inclusief een aanwezige steun-/pipingberm) met aan weerszijden een strook van 4 m, gerekend vanuit de teen van de waterkering;

    • b.

      beschermingszone: een strook van 20 m aan weerszijden van de kernzone;

    • c.

      buitenbeschermingszone: - buitendijks: de strook gelegen tussen de beschermingszone en het zomerbed van de rivier; - binnendijks: een strook van 100 m gerekend vanaf de beschermingszone.  

    • d.

      voor de Diefdijklinie geldt aan beide zijden een strook van 100 m vanaf de beschermingszone.

  • 2. Voor regionale waterkeringen waarvoor een legger werd vastgesteld waarin géén keurzones werden aangewezen en regionale waterkeringen waarvoor geen legger is vastgesteld die zijn vermeld op de kaart als bedoeld in artikel 7.2, gelden de zones zoals aangegeven in de bijlage “zonering en minimale afmeting regionale waterkeringen”.

  • 3. Voor oppervlaktewaterlichamen waarvoor een legger werd vastgesteld waarin géén keurzones werden aangewezen en voor de oppervlaktewaterlichamen waarvoor geen legger is vastgesteld, gelden de op de kaart als bedoeld in artikel 7.2 vermelde grenzen.

Artikel 7.4      Onderhoud aan waterstaatswerken

  • 1. Voor waterstaatswerken, waarvoor bij of krachtens artikel 78, tweede lid, Waterschapswet, bij provinciale verordening of bij waterschapsreglement het vaststellen van een legger is voorgeschreven, maar waarvoor vaststelling nog niet heeft plaatsgehad, is de onderhoudsplicht als volgt geregeld:

    • Voor waterkeringen en waterkerende kunstwerken berust het gewoon onderhoud bij de eigenaren van de (gedeelten van) waterkeringen en het buitengewoon onderhoud bij het waterschap;

    • voor oppervlaktewaterlichamen berust het gewoon en buitengewoon onderhoud bij de aangrenzende eigenaren.

  • 2. De onderhoudsplichtigen van waterstaatswerken zijn, in het geval bedoeld in het eerste lid, verplicht tot instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig hun functie.

Artikel 7.5      Inwerkingtreding

Deze keur treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet) in werking treedt.

Op dat tijdstip worden de tot dan toe geldende Keur voor waterkeringen en wateren voor Waterschap Rivierenland, de Keur Scheepvaartregeling Waterschap Rivierenland en de Verordening op de heffing en invordering van vaargelden van Waterschap Rivierenland 2005 ingetrokken.

Artikel 7.6      Citeertitel

Deze keur wordt aangehaald als: Keur Waterschap Rivierenland 2009.

Toelichting Keur Waterschap Rivierenland 2009

Algemene regels

Red.: De Algemene regels behorend bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009 zijn als aparte regeling opgenomen in het digitale loket onder regelgeving.

Inleiding uitleg Keur WSRL 2009

Drainage vergunningen

Vaarwegen

Principetekening van kern-, beschermings-en buitenbeschermingszones

Kaart waterkeringen

Kopie advertentie h-a-h-bladen week50 (2009)