verordening schadevergoeding van Waterschap Zuiderzeeland

Geldend van 29-01-2004 t/m heden

Intitulé

verordening schadevergoeding van Waterschap Zuiderzeeland

WaterschapZuiderzeeland

Verordening schadevergoeding

De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland;

gelezen het voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden, gelet op artikel 78, lid 1 van de Waterschapswet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening: Verordening schadevergoeding.

Begripsomschrijvingen

Verordening

Artikel 1

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1. Algemeen bestuur : de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland;

  • 2. Dagelijks bestuur : het college van Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Zuiderzeeland;

  • 3. Commissie : de adviescommissie als bedoeld in artikel 6;

  • 4. Aanvraag : een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 2;

  • 5. Schade: het negatieve verschil in de omvang van het vermogen zoals dat op een bepaald moment wordt vastgesteld en de omvang welke dit vermogen op datzelfde tijdstip zou hebben gehad indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou zijn ingetreden;

  • Aanvraag tot schadevergoeding

Artikel 2

  • Een belanghebbende die schade lijdt of zal lijden als gevolg van:

  • 1. het nemen, intrekken en/ of wijzigen van een besluit;

  • 2. het aanleggen, wijzigen of buitengewoon onderhouden van waterstaatswerken kan bij het waterschap een aanvraag tot verlening van een schadevergoeding indienen.

  • Informatieplicht

Artikel 3

Indien door het dagelijks bestuur redelijkerwijze kan worden voorzien dat iemand schade lijdt of zal lijden als gevolg van de in artikel 2 genoemde besluiten of handelingen van het water­schap, informeert het dagelijks bestuur deze belanghebbende omtrent deze schadevergoe­dingsverordening en de mogelijkheid om een aanvraag tot schadevergoeding in te dienen.

Indiening van een aanvraag

Artikel 4

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2 wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

    De aanvraag kan worden ingediend bij het dagelijks bestuur gedurende een termijn van uiterlijk zes weken, te rekenen vanaf het

    moment dat:

    • a.

      het besluit als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 1, onherroepelijk is geworden, of

    • b.

      de werkzaamheden als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 2, zijn uitgevoerd.

  • 2. Indien de schade zich niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn manifesteert, kan de aanvraag worden ingediend gedurende een termijn van uiterlijk zes weken nadat de aanvrager het ontstaan van de schade redelijkerwijze heeft kunnen constateren.

  • 3. De aanvraag bevat een opgave van de aard en omvang van de schade en een specificatie van het bedrag van de schade. Tevens bevat de aanvraag een opgave van de feiten die tot het ontstaan van de schade aanleiding hebben gegeven.

  • 4. Het dagelijks bestuur bevestigt schriftelijk de ontvangst van de aanvraag.

  • Kennelijke ongegrondheid van de aanvraag

Artikel 5

Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur een aanvraag als bedoeld in artikel 2 kennelijk ongegrond is, kan het dagelijks bestuur daaromtrent beslissen, zonder zich te laten adviseren door de commissie als bedoeld in artikel 6. In dat geval zijn de artikelen 6 tot en met 11 niet van toepassing. In andere gevallen beslist het dagelijks bestuur na advies te hebben ingewonnen van de commissie als bedoeld in artikel 6.

De commissie

Artikel 6

  • 1. Er is een commissie voor de advisering op een aanvraag om schadevergoeding.

  • 2. Het algemeen bestuur benoemt de commissie en wijst tevens de voorzitter aan.

  • 3. De commissie bestaat uit drie deskundigen, die geen deel uitmaken van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie van het waterschap.

  • Advisering over de aanvraag door de commissie

Artikel 7

  • 1. Indien geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 5, stelt het dagelijks bestuur de aanvraag in handen van de commissie.

  • 2. De aanvrager wordt schriftelijk door het dagelijks bestuur in kennis gesteld van het feit dat de commissie over de aanvraag zal adviseren.

  • Vereisten voor de vervulling van de adviestaak

Artikel 8

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de commissie, al dan niet op aanvraag, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van de adviestaak.

  • 2. De aanvrager stelt de commissie ter beschikking alle gegevens waarover hij rede­lijkerwijs de beschikking kan krijgen en die nodig zijn voor een goede vervulling van de adviestaak.

  • 3. De commissie is bevoegd de voor de behandeling van de aanvraag benodigde inlichtingen en adviezen van deskundigen, al of niet ambtenaren van het waterschap zijnde, in te winnen. Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van de secretaris van het waterschap vereist.

  • 4. De door de commissie naar het oordeel van de secretaris van het waterschap noodzakelijk te maken kosten worden door het waterschap vergoed.

  • Horen van de aanvrager

Artikel 9

  • 1. De commissie stelt het dagelijks bestuur en de aanvrager en/ of diens gemachtigden in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 2. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting. Hij deelt het dagelijks bestuur en de aanvrager tenminste drie weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 3. Indien een belanghebbende of het bestuursorgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen vier dagen na de verzending van de in het tweede lid bedoelde mededeling onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

  • 4. De beslissing van de voorzitter op een aanvraag als bedoeld in lid 3 wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de belanghebbenden en het dagelijks bestuur medegedeeld.

  • 5. Op aanvraag van het dagelijks bestuur en/ of aanvrager kunnen door hem mee­gebrachte deskundigen worden gehoord.

  • 6. Indien de aanvrager gebruikmaakt van deskundigen, zijn de daaraan verbonden kosten voor zijn rekening.

  • 7. Van hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt. Het verslag maakt deel uit van het advies van de commissie.

  • Behandeling door commissie

  • Artikel 10

  • 1. De commissie adviseert het dagelijks bestuur over de op de aanvraag te nemen beslissing.

    De commissie stelt daartoe een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of er schade is;

    • b.

      de vraag of de schade een gevolg is van de taakvervulling door het waterschap;

    • c.

      de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde hoort te blijven;

    • d.

      de vraag of de vergoeding van de schade niet of onvoldoende anderszins is verzekerd.

  • 2. De commissie rapporteert over haar bevindingen en geeft advies over de hoogte van de uit te keren schadevergoeding en/ of te nemen maatregelen of te treffen voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 3. De commissie stelt binnen tien weken nadat de aanvraag haar ter hand is gesteld een schriftelijk advies op. Dit advies wordt zowel het waterschap als de aanvrager toe­gezonden.

  • 4. Indien daartoe aanleiding bestaat kan het dagelijks bestuur op aanvraag van de com­missie de termijn voor advisering verdagen. De aanvrager wordt hiervan door het dage­lijks bestuur schriftelijk in kennis gesteld.

  • Beslissing op de aanvraag tot schadevergoeding

Artikel 11

Het dagelijks bestuur beslist binnen zes weken na ontvangst van het advies van de commis­sie op de aanvraag tot schadevergoeding. Het dagelijks bestuur kan deze beslistermijn ver­dagen. Het stelt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte.

Schadevergoeding

Artikel 12

  • 1. Aan de aanvrager die schade lijdt als gevolg van rechtmatige besluiten of handelingen van het waterschap als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 1 en 2, wordt een schadevergoeding verstrekt, indien die schade redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van belanghebbende behoort te blijven en de vergoeding van die schade niet anderszins is verzekerd.

  • 2. De schadevergoeding wordt voldaan in geld of in een andere vorm dan betaling van een geldsom.

  • Gederfde rente

Artikel 13

Van de schadevergoeding maakt deel uit een vergoeding van gederfde en/ of betaalde rente.

Voordeelstoerekening

Artikel 14

Indien het betrokken besluit of de betrokken handeling voor de aanvrager naast de schade tevens voordeel oplevert, wordt dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade verrekend.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 15

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking daarvan.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als de verordening schadevergoeding van Waterschap Zuiderzeeland.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de Algemene Vergadering
van Waterschap Zuiderzeeland,
d.d. 20 januari 2004,
de secretaris-directeur a.i.,
E.P. Schuringa
de dijkgraaf,
mr. ing. H.L. Tiesinga

Toelichting

bij de Verordening schadevergoeding

Algemeen

Schadeverordening

Met de verordening wordt beoogd een regeling tot stand te brengen die gebaseerd is op vergelijkbare verordeningen (ook genaamd nadeelcompensatieregelingen) en waarbij de basis van de artikelen/ bepalingen ligt in het algemene bestuursrecht (zoals ook wettelijk vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht [AWB]).

Onrechtmatig overheidsoptreden

Aan ieder overheidsoptreden (besluiten en feitelijk handelen) dient een zorgvuldige afweging van alle rechtstreeks betrokken belangen vooraf te gaan. De nadelige gevolgen van het overheidsoptreden mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat optreden te dienen belangen. De eventuele aantasting van belangen van derden moet zo gering mogelijk zijn. Indien aan deze vereisten niet is voldaan, is het overheidsoptreden onrechtmatig. Het mag dan geen doorgang vinden. Gebeurt dit wel dan is de overheid wegens het onrecht­matige karakter van het optreden gehouden de schade die daarvan eventueel het gevolg is aan de getroffenen te vergoeden.

Rechtmatig overheidsoptreden

Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden kan evenwel een niet te voorkomen benade­ling van derden tot gevolg hebben. Het optreden is dan op zich rechtmatig maar niet zonder meer aanvaardbaar.

Afgewogen moet worden of er sprake is van nadelige gevolgen die redelijkerwijze niet ten laste van belanghebbende behoren te blijven; ook als niet bij wettelijke regeling is voorzien in vergoeding van schade. Zo een wettelijke regeling is bijvoorbeeld artikel 9 Wet veront­reiniging oppervlaktewateren (WVO), alsmede de artikelen 40 en 41 Wet op de waterhuis­houding (WWH).

Doel van een schadevergoedingsverordening

Doel van een wettelijke regeling van de vergoeding van schade veroorzaakt door rechtmatig overheidsoptreden is om deze kwestie als zodanig niet langer onderdeel te laten zijn van de totale belangenafweging die aan het overheidsoptreden vooraf dient te gaan, maar tot een zelfstandige vraag te maken. Deze vraag komt pas aan de orde, op het moment dat het overheidsoptreden zelf onaantastbaar is geworden en de rechtmatigheid daarvan derhalve vaststaat.

Voor een omvangrijk scala van optreden van waterschappen is niet voorzien in een wettelijke schadevergoedingsregeling.

Anders dan in het geval waarin een schadevergoedingsregeling van toepassing is, betrekt de rechter het schadevergoedingsaspect van het overheidsoptreden bij de toetsing van het op­treden zelf. Na te hebben getoetst of het optreden op zich rechtmatig is, komt het schade­vergoedingsaspect aan de orde. Komt de rechter tot de conclusie dat het op zich rechtmatige optreden schade veroorzaakt die redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de bena­deelde behoort te blijven, terwijl niet in vergoeding van deze schade is voorzien, dan zal het optreden zijn 'rechtmatigheid' verliezen.

Op deze wijze ontstaat zowel voor de overheid als voor de benadeelde een ongewenste situatie. De benadeelde is niet uit op een veroordeling van het betrokken optreden zelf, maar wil een vergoeding voor de door hem geleden schade. De rechter kan weliswaar in geval van vernietiging van een besluit een schadevergoeding toekennen maar van die bevoegdheid wordt sporadisch gebruik gemaakt. Veelal zal het betrokken overheidsorgaan opnieuw over de zaak moeten beslissen met inachtneming van de rechterlijke uitspraak. Voor de overheid heeft de rechterlijke uitspraak tot gevolg dat een besluit vooralsnog niet kan worden uitge­voerd, uitsluitend vanwege het feit dat geen beslissing is genomen omtrent de schade­aspecten.

Met de onderhavige schadevergoedingsverordening wordt beoogd een, zowel voor de be­nadeelde als voor het waterschap, eenvoudiger en efficiëntere gang van zaken te bewerk­stelligen. Degene die meent schade te leiden door overheidsoptreden als omschreven in deze verordening, behoeft niet langer het betreffende optreden zelf aan te vechten, teneinde zijn schade vergoed te kunnen krijgen. De onderhavige verordening voorziet in een met waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een aanvraag tot schade­vergoeding.

Door het schadevergoedingsaspect in een aparte procedure te bezien en als het ware van het overheidsoptreden los te koppelen kan de overheidstaak efficiënter worden uitgevoerd. Doordat de verordening aangeeft op welke wijze en in welk geval een aanvraag tot schade­vergoeding kan worden gedaan staat het waterschap niet voor de veelal onmogelijke taak reeds bij de voorbereiding van zijn optreden vast te stellen welke schadetoebrenging het op­treden in het concrete geval tot gevolg zal kunnen hebben.

Artikelsgewijs

Begripsomschrijvingen

Artikel 1 In dit artikel worden de bestuursorganen en een aantal in de verordening te hanteren begrip­pen aangeduid.

In de definiëring (artikel 1, lid 5) is de schade gerelateerd aan het begrip vermogen. Bedoeld wordt niet alleen het vermogen in vermogensrechtelijke sfeer (eigendom/ bezit), maar ook andere activa-bestanddelen (bijvoorbeeld teeltplanschade en bedrijfsschade) worden hieronder begrepen.

Voor wat betreft voorzienbare schade geldt dat dergelijke schade al bij de besluitvorming zelf betrokken dient te worden. De verordening beoogt ook regels te geven hoe om te gaan met claims die betrekking hebben op onvoorzienbare schade (schade die geruime tijd na de besluitvorming c.q. de uitvoering van werken optreedt).

Aanvraag tot schadevergoeding

Artikel 2 Aangegeven wordt wie in welk geval op grond van deze verordening een verzoek om ver­goeding van schade kunnen indienen.

Onder een belanghebbende wordt ingevolge artikel 1:2, eerste lid, Algemene wet bestuurs­recht (AWB) verstaan: 'degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken'. Voor de toepassing van de onderhavige verordening dient onder een belanghebbende tevens te worden verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij het feitelijk handelen als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 2, is betrokken.

Indiening van een aanvraag tot schadevergoeding is mogelijk in geval van het nemen, intrek­ken of wijzigen van een besluit. Onder een besluit wordt ingevolge artikel 1:3, eerste lid, AWB verstaan: 'een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling'. Een aanvraag tot schadevergoeding is evenzeer mogelijk indien een belanghebbende meent schade te leiden door het aanleggen, wijzigen of buiten­gewoon onderhouden van waterschapswerken. Normaal onderhoud valt derhalve niet onder de verordening.

De onderhavige regeling treedt niet in plaats van schadebepalingen opgenomen in bestaan­de wettelijke regelingen, zoals in artikel 9, WVO en artikel 40 en 41 WWH. Deze wettelijke regelingen gaan boven de onderhavige regeling. In de onderhavige regeling wordt een voor­ziening gegeven voor die gevallen waarin een wettelijke schaderegeling ontbreekt.

De in de onderhavige regeling opgenomen procedurevoorschriften kunnen echter tevens worden toegepast in de gevallen waarin een wettelijke schaderegeling is voorzien, voorzover een hogere wettelijke regeling niet in procedurevoorschriften voorziet.

Informatieplicht

Artikel 3 Deze bepaling geeft invulling aan in de jurisprudentie gestelde eisen aan overheidsoptreden. Voorafgaande aan het schade-veroorzakende optreden informeert het waterschap belang­hebbenden over deze verordening.

Indiening van een aanvraag

Artikel 4 Het is niet mogelijk voor alle gevallen een vaste termijn te bepalen waarbinnen de aanvraag tot schadevergoeding moet zijn ingediend. Soms zal schade zich pas na langere tijd voor­doen, bijvoorbeeld in geval van zettingsschade. Indien een vaste termijn voor indiening van de aanvraag zou worden bepaald, zou dat als onredelijk gevolg hebben dat velen niet op basis van deze verordening een aanvraag zouden kunnen indienen. In geval dat al direct bij het betreffende optreden blijkt dat schade wordt toegebracht is het niet redelijk dat langer dan nodig met het indienen van de aanvraag wordt gewacht. Naast de in het derde lid ge­noemde vereisten waaraan het verzoek om schadevergoeding moet voldoen stelt artikel 4:2 AWB eisen aan het indienen van de aanvraag. De aanvraag bevat ten minste:

- de naam en het adres van de aanvrager;

- de dagtekening;

- een aanduiding van hetgeen wordt gevraagd.

In de aanvraag moet worden aangegeven wat de aard en omvang is van geleden schade. Indien mogelijk moet een gespecificeerde opgave van de schade worden overlegd.

Indien niet is voldaan aan eisen voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag kan ingevolge artikel 4:5 AWB worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, mits de aan­vrager in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bestuursorgaan te bepalen termijn het verzoek aan te vullen.

De ontvangst van de aanvraag wordt schriftelijk door het dagelijks bestuur bevestigd. Dit ge­schiedt in beginsel in de vorm van een afzonderlijke schriftelijke kennisgeving. Indien het dagelijks bestuur de aanvraag in handen stelt van de adviescommissie wordt de schriftelijke kennisgeving daarvan (artikel 7, tweede lid) tevens als een voldoende bevestiging van ont­vangst van de aanvraag aangemerkt.

Kennelijke ongegrondheid van de aanvraag

Artikel 5 Indien reeds na summier onderzoek blijkt dat de aanvraag niet kan worden gehonoreerd, is sprake van kennelijke ongegrondheid van de aanvraag. De kennelijke ongegrondheid van de aanvraag moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke merites van de zaak behoeft te worden ingegaan. In die gevallen kan het dagelijks bestuur de aanvraag afdoen (tegen het afwijzingsbesluit staat bezwaar en beroep open). In alle andere gevallen wordt advies van de commissie ingewonnen.

De commissie

Artikel 6 en 7 Indien de aanvraag niet kennelijk ongegrond is wordt deze in handen gesteld van een ad­viescommissie. De keuze om, alvorens het dagelijks bestuur beslist op de aanvraag, een onafhankelijke commissie te laten adviseren is ingegeven door de wens de legitimiteit van de besluitvorming zo goed mogelijk te waarborgen.

Advisering door de Commissie

Artikel 8 De gegevensverstrekking door het waterschap aan de adviescommissie is geregeld in artikel 3:7 AWB. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek van de adviseur, de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Het tweede lid van dit artikel verklaart artikel 4 Wet openbaarheid van bestuur (stb. 1978, 581) van overeenkomstige toepassing.

Het inwinnen van advies bij externe deskundigen brengt uitgaven met zich mee die ten laste van het waterschap komen. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de begro­ting, zodat het aan dit bestuursorgaan is om te bepalen of deze uitgaven gedaan kunnen worden. Om praktische redenen is ervoor gekozen om dit aan de secretaris van het water­schap over te laten; voor een en ander zal aansluiting worden gezocht bij de budgethouders- en mandaatregeling.

Horen van de aanvrager

Artikel 9 In aansluiting van de bepalingen van de AWB (over het horen) zijn omtrent het horen gelijkluidende bepalingen opgenomen.

Indien de commissie nadere gegevens verzoekt aan de belanghebbende, komen de daar­voor door de belanghebbende in redelijkheid gemaakte kosten voor rekening van het water­schap.

Behandeling door commissie

Artikel 10 Aan de adviescommissie kan de opdracht worden gegeven rekening te houden met het ter zake door het Rijk, de provincie of het waterschap gevoerde beleid, mits een zorgvuldig onderzoek daardoor niet wordt belemmerd.

Indien de adviescommissie concludeert dat er sprake is van schade welke op grond van deze verordening voor vergoeding in aanmerking komt, adviseert zij zowel over de omvang als over de meest gerede vorm van vergoeding.

Het dagelijks bestuur kan de adviestermijn verlengen teneinde te voorkomen dat de advies­commissie in de problemen zou geraken indien de voorliggende zaak erg gecompliceerd is en een zorgvuldige advisering meer tijd vergt dan er ingevolge de daarvoor gestelde termijn beschikbaar is.

Beslissing op de aanvraag tot schadevergoeding

Artikel 11 Alvorens op de aanvraag te beslissen vormt het dagelijks bestuur zich een zelfstandig oor­deel omtrent alle van belang zijnde aspecten van de zaak. Artikel 3:9 AWB bepaalt hierover dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan moet vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. In het onderhavige geval is sprake van een zoge­naamd deskundigenadvies, zodat de vereiste toetsing daarvan door het dagelijks bestuur zich zal kunnen beperken tot een marginale deugdelijkheidstoets. Voor een volledige toetsing door het dagelijks bestuur ontbreekt immers de deskundigheid.

Schadevergoeding

Artikel 12 Ingeval van rechtmatig overheidsoptreden bestaat slechts een beperkte aansprakelijkheid van het waterschap. Het waterschap is slechts gehouden tot vergoeding van schade veroor­zaakt door zijn rechtmatig overheidsoptreden, voor zover die schade redelijkerwijze niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven.

Het waterschap kan aansprakelijk zijn indien tenminste aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. Het betreffende overheidsoptreden moet rechtmatig zijn.

Het rechtmatigheidsvereiste impliceert dat als onoordeelkundig of onzorgvuldig wordt opgetreden de daardoor ontstane schade niet kan worden aangemerkt als het gevolg van een rechtmatig handelen. Er is dan sprake van onrechtmatig handelen, in welk geval de benadeelde recht heeft op 'volledige' schadevergoeding.

2. Er moet schade zijn.

3. De schade moet veroorzaakt zijn door het rechtmatige optreden.

Tenminste moet sprake zijn van een oorzakelijk verband in de zin van een conditio sine qua non tussen het rechtmatige optreden van het waterschap en het gestelde nadeel.

Gelijktijdig kunnen buiten het overheidsoptreden gelegen factoren van invloed zijn op de oorspronkelijke situatie. Deze invloed kan dermate groot zijn dat het ontstane nadeel geacht moet worden geheel te zijn veroorzaakt door (een van) deze factoren. Zonder het overheidsoptreden zou de schade ook zijn veroorzaakt.

Is aan deze drie voorwaarden voldaan, dan staat daarmee nog niet de aansprakelijkheid van het waterschap vast. Aan de drie voorwaarden moet noodzakelijkerwijze zijn voldaan voor het vestigen van aansprakelijkheid. Indien aan een van de voorwaarden niet is voldaan komt men aan de vraag of de schade redelijkerwijze niet ten laste van belanghebbende behoort te blijven niet meer toe.

Is wel aan bovengenoemde voorwaarden voldaan dan dient onderzocht te worden of de schade redelijkerwijze niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven. De aansprakelijk­heid van het waterschap is immers beperkt tot vergoeding van schade die redelijkerwijze niet ten laste van belanghebbende behoort te blijven. In de jurisprudentie is deze formule nader geconcretiseerd.

4. Het schade-veroorzakend optreden mag niet in de lijn der verwachtingen liggen.

Schade voortvloeiende uit zodanig optreden komt in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Of een bepaald optreden in de lijn der verwachtingen ligt kan afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de planologische ontwikkelingen in een bepaald gebied, maat­schappelijke ontwikkelingen, het (waterhuishoudkundig) beleid van de overheid. Zo liggen reconstructiewerkzaamheden, het afsluiten of verleggen van wegen, het uit­baggeren van wateren, de bouw van vaste oeververbindingen, het versterken van dijken en dergelijke in beginsel in de lijn der verwachtingen. Zij zijn immers niet meer dan een logisch gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en derhalve voor een ieder kenbaar.

Indien echter een benadeelde abnormale schade leidt kan dit reden tot vergoeding van schade zijn. Veelal zullen nadelige ontwikkelingen tot op zekere hoogte in de lijn der verwachtingen liggen. Dan zal slechts een deel van de schade voor rekening van de benadeelde behoren te blijven.

Er zijn echter situaties denkbaar waarin weliswaar het schadeveroorzakend optreden in de lijn der verwachtingen ligt, doch belanghebbende desondanks geacht moet worden er geen rekening mee te hebben kunnen houden. Deze situatie zal zich voordoen indien het optreden van een abnormale omvang is, een sterk afwijkende reikwijdte heeft of qua gevolgen bijzon-der ingrijpend is. Tot deze categorie van gevallen kan onder bepaalde omstandigheden wor-den gerekend de schade voortvloeiende uit de op grond van artikel 11, eerste lid, Water-staatswet 1900 rustende ontvangst- (en verspreidings)plicht van de aangeland voor bij het onderhoud aan wateren vrijkomende specie. In bijzondere omstandigheden kan het voorko-men dat zodanig grote hoeveelheden specie vrijkomen dat het handhaven van de ontvangst- (en verspreidingsplicht) niet zonder meer aanvaardbaar is. In dat geval kan het redelijk zijn dat het waterschap de betreffende aangeland een schadevergoeding toekent.

5. Eigen schuld, risicoaanvaarding en dergelijke.

Voorts kan het schadetoebrengende optreden niet of slechts ten dele niet in de lijn der verwachtingen liggen, maar had de benadeelde er in het concrete geval toch rekening mee kunnen en behoren te houden. Eigen schuld, risicoaanvaarding en dergelijke bepalen in hoeverre benadeelde nog rekening kon en behoorde te houden met het schadeveroorzakende optreden.

Er is sprake van eigen schuld, in de betekenis dat de benadeelde onredelijk/ onzorgvuldig handelt met het oog op zijn eigen belangen, wanneer de schade behalve aan het overheids­optreden mede te wijten is aan een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toe­gerekend, dan wel die omstandigheid tot zijn risicosfeer behoort. Onredelijk handelen van de belanghebbende is aanleiding om de schade voortvloeiende uit het rechtmatig overheidsop­treden geheel of gedeeltelijk voor rekening van de benadeelde te laten. Eigen schuld leidt er derhalve toe dat een gedeelte, maar vaak ook de gehele schade voor rekening van de bena­deelde blijft.

Indien de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de bena­deelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden aan de schade hebben bijgedragen.

Van eigen schuld van de benadeelde is sprake indien de benadeelde geacht kan worden vooraf kennis te hebben gehad van het toekomstig schadeveroorzakend optreden.

Degene die bijvoorbeeld een kabel of leiding onder een weg of in een dijk heeft op basis van een opzegbare vergunning, maar zelfs ook op basis van een voor onbepaalde tijd verleende vergunning, kan geacht worden kennis te hebben van het feit dat na verloop van tijd zodanige werkzaamheden aan de weg of de dijk moeten worden verricht dat de kabels of leidingen (tijdelijk) verwijderd moeten worden.

In hoeverre de schade als gevolg de opzegging of wijziging van een voor onbepaalde tijd verleende vergunning het gevolg is van omstandigheden die aan de vergunninghouder kun­nen worden toegerekend, wordt ondermeer bepaald door de volgende factoren.

1. De te verwachten ongestoorde liggingsduur.

In Nederland moet er bijvoorbeeld van uit worden gegaan dat primaire waterkeringen met enige regelmaat moeten worden versterkt. Zo is het een ervaringsfeit dat vergun­ningplichtige werken gemiddeld eens in de 20 jaar moeten wijken voor het dijkbe­lang, indien het betreft primaire waterkeringen.

Ten aanzien van de primaire waterkeringen kan aansluiting worden gezocht bij de Na-deelcompensatieregeling 1991 voor het verleggen van kabels en leidingen in Rijkswater-staatswerken, Staatscourant van maandag 23 december 1991, 249.

Vindt opzegging of wijziging van een vergunning plaats na verloop van de te ver­wachten ongestoorde liggingsduur, dan is de schade die de vergunninghouder daardoor lijdt het gevolg van een omstandigheid die volledig aan de vergunning­houder kan worden toegerekend.

Vindt de opzegging plaats binnen de te verwachten ongestoorde liggingsduur dan is, afhankelijk van het tijdsverloop tussen de verlening van de vergunning en het op­zeggen daarvan en het al dan niet tijdelijke karakter van de vergunning, schade die de vergunninghouder daar door lijdt in mindere mate het gevolg van een omstandig­heid die aan de vergunninghouder kan worden toegerekend.

2. Extra kwetsbaarheid door het doen van buitengewoon hoge investeringen op een be­paald onderdeel.

Men aanvaardt daarmee de kwade kans dat van bepaalde wijzigingen in de be­staande situatie een onevenredig grote schade het gevolg is, zodat die onevenredige schade het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend.

3. Het maken van een specifieke keuze uitsluitend in verband met het kostenaspect.

Bijvoorbeeld door te kiezen voor het leggen van kabels en leidingen in waterkeringen en niet in de aangrenzende aanzienlijk minder risicodragende particuliere gronden, uitsluitend omdat dan geen hoge vergoedingen aan particuliere grondeigenaren behoeven te worden betaald.

4. Het door de benadeelde aannemen van een afwachtende, berustende houding.

Een (potentieel) benadeelde moet alle maatregelen nemen ter beperking of voor­koming van de schade voortvloeiende uit rechtmatig overheidsoptreden, voorzover dat voor hem mogelijk is en redelijkerwijze van hem kan worden gevergd. Indien niet aan de verplichting tot schadebeperking wordt voldaan is er geen aansprakelijkheid voor de meerdere schade die daarvan het gevolg is. Kosten gemaakt ter beperking of voorkoming van de schade komen volledig voor vergoeding in aanmerking, mits sprake is van een redelijk handelen. Beslissend is daarbij wat op het moment van het nemen van de maatregel redelijk was.

Naast de eigen schuld speelt de risicoaanvaarding bij het vaststellen van de aansprakelijk­heid een bescheiden rol. Er is ondermeer sprake van risicoaanvaarding indien de benadeel­de heeft ingestemd met de uitsluiting van de aansprakelijkheid of als deze willens en wetens het risico heeft aanvaard van op korte termijn intredende, nadelige gebeurtenissen.

Bij risicoaanvaarding is het gevolg anders dan bij eigen schuld. Bij eigen schuld wordt in be­ginsel de schade over beide partijen verdeeld. Bij risicoaanvaarding vervalt daarentegen de mogelijkheid van een aanspraak op schadevergoeding.

5. Bagatelschade.

Toepassing van de formule 'schade welke redelijkerwijze niet ten laste van be­langhebbende behoort te blijven' brengt mee dat ook de omvang van de door de benadeelde geleden of te lijden schade van belang is voor de aansprakelijkheid. Bagatelschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Slechts vergoed wordt schade die qua aard en omvang van enige betekenis is.

Indien de schade qua aard en omvang gering is wordt die geacht te behoren tot het normale maatschappelijke risico of bedrijfsrisico dat voor rekening van de benadeelde komt.

Gederfde rente

Artikel 13 In het bijzonder bij besluiten omtrent het verlenen van schadevergoeding kan de beslis­termijn soms erg lang zijn zonder direct als onredelijk lang bestempeld te kunnen worden. Bij gecompliceerde zaken is een beslistermijn variërend van een half jaar tot een jaar niet ongewoon. Het is in beginsel niet redelijk de gedurende de beslistermijn door de benadeelde gederfde of betaalde rente voor zijn rekening te laten. De benadeelde maakt in beginsel aanspraak op vergoeding van gederfde of betaalde interesse vanaf het moment waarop de schade zich voordoet tot het moment van het toekenningsbesluit, (gerekend met de op het moment van schade of besluit van toekenning geldende rente) waarna direct betaling van de schadevergoeding volgt. De interessen maken deel uit van de totale schadevergoeding zodat slechts de over het uit te betalen schadebedrag gederfde of betaalde reële rente wordt vergoed.

Voordeelstoerekening

Artikel 14

Voordeelstoerekening wordt beschouwd als een ongeschreven rechtsregel van ons recht. Indien eenzelfde gebeurtenis voor de benadeelde tevens voordeel oplevert, wordt dit voor­deel voorzover redelijk bij de vaststelling van de schade verrekend.