Regeling vervallen per 30-06-2016

Reglement van orde voor de vergaderingen van de Algemene Vergadering

Geldend van 24-04-2012 t/m 29-06-2016

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van de Algemene Vergadering

Reglement van orde

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de Algemene Vergadering of diens plaatsvervanger;

  • b.

    fractie: de leden van de Algemene Vergadering als bedoeld in artikel 8 van dit Reglement en de leden, welke benoemd zijn door het Bosschap respectievelijk de Kamer van Koophandel en Fabrieken respectievelijk LTO Noord;

  • c.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • d.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • e.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • f.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • g.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • h.

    secretaris: de secretaris-directeur of de door het college van Dijkgraaf en Heemraden daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De secretaris

  • 1. De secretaris is in elke vergadering van de Algemene Vergadering aanwezig.

  • 2. De secretaris kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4

(gereserveerd voor het geval een griffierfunctie wordt ingevuld)

Artikel 5 Het voorzittersoverleg

  • 1. De Algemene Vergadering kan besluiten tot het instellen van een voorzittersoverleg.

  • 2. Het voorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter en de voorzitters van de fracties. De secretaris-directeur treedt op als secretaris van het voorzittersoverleg.

  • 3. In het voorzittersoverleg is het proces en de voorbereiding van de vergaderingen aan de orde in dit overleg, alsmede de werkwijze van de AV. Daarnaast wordt in voorkomende gevallen het functioneren van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur besproken. 

  • 4. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de Algemene Vergadering aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het voorzittersoverleg vervangt.

  • 5. Het voorzittersoverleg kan een of meer leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden uitnodigen, al dan niet op zijn/hun verzoek, om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de Algemene Vergadering stelt de Algemene Vergadering op voordracht van de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden van de Algemene Vergadering. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de Algemene Vergadering en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. De Algemene Vergadering beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 4. Na een verkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de Algemene Vergadering op om in de eerste vergadering van de Algemene Vergadering in nieuwe samenstelling, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de Algemene Vergadering op voor de vergadering van de Algemene Vergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7 Benoeming leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden

  • 1. De verkiezing van de leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden vindt direct plaats na het afleggen van de eed of verklaring en belofte bedoeld in artikel 6, vierde lid.

  • 2. De Algemene Vergadering stelt op een daartoe strekkend voorstel van het voorzittersoverleg vast met inachtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement uit hoeveel leden het college van Dijkgraaf en Heemraden bestaat.

  • 3. De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan de Algemene Vergadering.

  • 4. Bij de verkiezing van de leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden vinden eerst de stemmingen plaats voor de zetel voor de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk, als vereist op grond van het bepaalde in artikel 40, lid 1van de Waterschapswet, en vervolgens de stemmingen voor de overige te benoemen leden.

  • 5. Bij de benoeming van een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.

Artikel 8 Fractie

  • 1. De leden van de Algemene Vergadering, die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. De fractie voert in de Algemene Vergadering als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • a. Indien:

  • één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

  • twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

  • één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • b. Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de Algemene Vergadering na de mededeling daarvan.

  • 4. De Algemene Vergadering beslist of en zo ja op welke wijze de fracties door het waterschap worden ondersteund.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de Algemene Vergadering vinden in de regel plaats op de dinsdag, in de maanden januari tot en met juli en september tot en met december en vangen aan om 13.30 uur en worden gehouden in het kantoor van Waterschap Zuiderzeeland.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het voorzittersoverleg.

Artikel 10 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de Algemene Vergadering een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de Algemene Vergadering verzonden.

Artikel 11 Agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de Algemene Vergadering verzonden, en openbaar gemaakt.

  • 2. Bij aanvang van de vergadering stelt de Algemene Vergadering de agenda vast. Op voorstel van een lid van de Algemene Vergadering of de voorzitter kan de Algemene Vergadering bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3. Wanneer de Algemene Vergadering een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp (terug)verwijzen naar het college van Dijkgraaf en Heemraden voor nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 4. Op voorstel van een lid van de Algemene Vergadering of van de voorzitter kan de Algemene Vergadering de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het kantoor van het waterschap ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de Algemene Vergadering en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het kantoor van het waterschap gebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de afdeling Concerncontrol en Bestuursondersteuning en verleent de secretaris de leden van de Algemene Vergadering inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt, door aankondiging op de voor afkondigingen in het waterschap gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van het waterschap, openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien;

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de Algemene Vergadering de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de secretaris door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de Algemene Vergadering, het college van Dijkgraaf en Heemraden en de secretaris hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het voorzittersoverleg bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de Algemene Vergadering aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het voorzittersoverleg.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de Algemene Vergadering blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 38b van de Waterschapswet.

Artikel 17 Begin bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van de Algemene Vergadering indien om een hoofdelijke stemming wordt gevraagd, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 18 Verslag en besluitenlijst

  • 1. De secretaris draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, een verslag en de besluitenlijst van de vergadering.

  • 2. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de Algemene Vergadering toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 3. De leden van de Algemene Vergadering en van het college van Dijkgraaf en Heemraden en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de Algemene Vergadering te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is

  • 4. Het verslag bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris, de leden van de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden, alsmede van de leden die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 24 door de Algemene Vergadering is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.

  • 6. Aan de hand van het verslag wordt een besluitenlijst opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing op de website van het waterschap en eventueel in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op de voor afkondigingen in het waterschap gebruikelijke wijze.

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de Algemene Vergadering ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college van Dijkgraaf en Heemraden aan de Algemene Vergadering, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de Algemene Vergadering toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van het verslag stelt de Algemene Vergadering, op voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de Algemene Vergadering anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel onverminderd het bepaalde in artikel 22, lid 1.b.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat initiatiefvoorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21 Spreektijd

Op voorstel van de dijkgraaf of een lid van de Algemene Vergadering kan de Algemene Vergadering voor daarbij te bepalen onderwerpen de spreektijd per fractie vaststellen.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaatsheeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 23 Beraadslaging

  • 1. De Algemene Vergadering kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de Algemene Vergadering beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de Algemene Vergadering of op voorstel van de voorzitter kan de Algemene Vergadering besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college van Dijkgraaf en Heemraden of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De Algemene Vergadering kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de Algemene Vergadering genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 25 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de Algemene Vergadering tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 26 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de Algemene Vergadering anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter (of de secretaris) roept de leden van de Algemene Vergadering bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor' of ‘tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. Met instemming van de Algemene Vergadering kan een hoofdelijke stemming als bedoeld in de leden 4 tot en met 7, worden vervangen door het uitbrengen van de stem door middel van handopsteken.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 10. Indien sprake is van een staking van stemmen, wordt, indien sprake is van een voltallige vergadering, het voorstel geacht te zijn verworpen. Indien de vergadering niet voltallig is, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien in deze vergadering de stemmen opnieuw staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 29 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De Algemene Vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de Algemene Vergadering, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 30 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 31 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 32 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de Algemene Vergadering kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de Algemene Vergadering die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Het indienen van een (sub)amendement moet door ten minste twee andere leden worden ondersteund.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de Algemene Vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 33 Moties

  • 1. Ieder lid van de Algemene Vergadering kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en door tenminste twee andere leden te worden ondersteund..

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de Algemene Vergadering heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de Algemene Vergadering kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de Algemene Vergadering terstond.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel in stemming gebracht.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de Algemene Vergadering oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel voor advies naar het college van Dijkgraaf en Heemraden dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de Algemene Vergadering in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De Algemene Vergadering kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de Algemene Vergadering terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 36 Voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden

  • 1. Een voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden aan de Algemene Vergadering, dat vermeld staat op de agenda van de Algemene Vergadering kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de Algemene Vergadering.

  • 2. Indien de Algemene Vergadering van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college van Dijkgraaf en Heemraden moet worden gezonden, bepaalt de Algemene Vergadering op voorstel van de voorzitter in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 37 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De Algemene Vergadering bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de Algemene Vergadering, de leden van het college van Dijkgraaf en Heemraden niet meer dan eenmaal, tenzij de Algemene Vergadering hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij de afdeling Concerncontrol en Bestuursondersteuning ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende de Algemene Vergadering bestuursvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter worden met tussenkomst van de secretaris door de afdeling Concerncontrol en Bestuursondersteuning aan de leden van de Algemene Vergadering toegezonden.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende Algemene Vergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het college van Dijkgraaf en Heemraden gegeven antwoord, tenzij de Algemene Vergadering anders beslist.

Artikel 39 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de Algemene Vergadering over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in  artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de secretaris schriftelijk ingediend bij het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter.

  • 2. De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van de Algemene Vergadering een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en jaarrekening

Artikel 40 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens de Planning & Control cyclus, welke door de Algemene Vergadering, op voorstel van het voorzittersoverleg, is vastgesteld.

Artikel 41 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Waterschapswet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de Algemene Vergadering, op voorstel van het voorzittersoverleg, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid van de Algemene Vergadering, een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden, de voorzitter of de secretaris, die door de Algemene Vergadering is aangewezen tot lid van de Algemene Vergadering van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in de Algemene Vergadering als bedoeld aan de orde zijn.

  • 2. Ieder lid van de Algemene Vergadering kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de Algemene Vergadering een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de Algemene Vergadering over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de Algemene Vergadering één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42.a.

  • 1. De vergaderingen van de Algemene Vergadering worden in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. De Algemene Vergadering beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 5. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

    • a.

      de toelating van nieuwe leden;

    • b.

      de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening;

    • c.

      de invoering, wijziging en afschaffing van een waterschapsbelasting; en

    • d.

      de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter.

Artikel 43 De Algemene Vergadering

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 44 Verslag

  • 1. Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de Algemene Vergadering een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 45 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de Algemene Vergadering overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

De Algemene Vergadering kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Dit besluit kan worden genomen in een vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht. Indien de Algemene Vergadering voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan hierover overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 47a Spreekrecht burgers

  • 1. De dijkgraaf stelt burgers bij een openbare vergadering gezamenlijk in de gelegenheid het woord te voeren over de geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het bestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk achtenveertig uur voor het begin van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en het punt waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De dijkgraaf geeft het woord op volgorde van aanmelding. De dijkgraaf kan van de volgorde afwijken indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De dijkgraaf verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De dijkgraaf kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de dijkgraaf hem dit heeft verleend.

  • 7. De dijkgraaf geeft de leden van het algemeen bestuur gelegenheid vragen van feitelijke aard te stellen aan degene die van het spreekrecht gebruik heeft gemaakt, waarna betrokkene de vraag kan beantwoorden. Over gestelde vragen en gegeven antwoorden wordt niet beraadslaagd.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 49 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de Algemene Vergadering op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt onmiddellijk na de vaststelling in werking op 24 april 2012.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland, vastgesteld bij besluit van 22 december 2011.

  • Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 april 2012,

  • de secretaris,   de dijkgraaf,

  • ir. J.B. van der Veen.    mr. ir. H.L. Tiesinga.

Toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Er is voor gekozen voor regelmatig terugkerende begrippen een omschrijving op te nemen.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is voorzitter van de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden. Artikel 94 van de Waterschapswet schrijft dit dwingend voor. De regeling bij verhindering staat in artikel 51a van de Waterschapswet; het Reglement kan voorzien in de aanwijzing van een plaatsvervangend voorzitter.

De voorzitter heeft het recht op grond van artikel 94-tweede lid, van de Waterschapswet in de vergaderingen van de Algemene Vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De secretaris

De Algemene Vergadering is verplicht een secretaris te benoemen (artikel 53 Waterschapswet). De secretaris is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de Algemene Vergadering, het college van Dijkgraaf en Heemraden en de voorzitter. Hij is in principe in elke vergadering van de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden aanwezig. De Waterschapswet eist dat het college van Dijkgraaf en Heemraden de vervanging van de secretaris regelt (artikel 55a).

Artikel 4

Hier kan desgewenst de ondersteuning van de Algemene Vergadering door een griffier ingevoegd worden.

Artikel 5 Het voorzittersoverleg

Met de intrede van fracties ligt het in de rede overleg tussen voorzitter en Algemene Vergadering te voeren over de werkwijze en om de vergaderingen te reguleren. Het gaat dan over het maken van afspraken intern/organisatorische kwesties en het doen van aanbevelingen aan de Algemene Vergadering inzake de organisatie van de werkzaamheden van de Algemene Vergadering en zijn commissies. Hieronder vallen taken als het initiëren van een aanpassing van het reglement van orde en het regelen van ondersteuning van de Algemene Vergadering. Ook bij vertrouwelijke personele aangelegenheden kan een voorzittersoverleg een belangrijke rol vervullen. In voorkomende gevallen kan het functioneren van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur besproken worden in het voorzittersoverleg. Voorkomen dient te worden dat het voorzittersoverleg een afzonderlijk besluitvormend orgaan wordt.

Het is van belang dat in het voorzittersoverleg elk lid een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt ook aan de positie van minderheidsfracties recht gedaan. Het instellen van een voorzittersoverleg is overigens niet wettelijk verplicht, maar kan wel aanbeveling verdienen, aangezien het een waardevolle bijdrage kan leveren aan het stroomlijnen van verhoudingen tussen de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming (artikel 2.95 van het Waterschapsbesluit). De benoemde geeft schriftelijk aan of hij de benoeming aanneemt (artikel 2.96 van het Waterschapsbesluit). Tegelijk met de mededeling dat hij zijn benoeming aanneemt, worden aan de Algemene Vergadering stukken overlegd waaruit blijkt dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de Algemene Vergadering toegelaten te worden. Dit omvat de volgende stukken: een ondertekende verklaring met een opgave van de andere functies dan het lidmaatschap van de Algemene Vergadering die hij bekleedt en een uittrekstel uit de GBA met zijn woonplaats, geboorteplaats en -datum (indien voor het eerst gekozen), Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Bij het onderzoek zal ook betrokken worden de vraag of sprake is van incompatibiliteiten en niet toegestane nevenfuncties. De commissie ‘Onderzoek geloofsbrieven' brengt verslag uit; dit kan zowel mondeling als schriftelijk.

De formulering van het eerste lid benadrukt dat de Algemene Vergadering en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht nadat de voorzitter van het stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt in de eerste samenkomst van het nieuwe de Algemene Vergadering bestuur na verkiezingen. Het onderzoek van de geloofsbrief strekt zich niet uit tot de geldigheid van de kandidatenlijsten en van de lijstverbindingen.

Ingevolge artikel 24 van de Waterschapswet beslist de Algemene Vergadering over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe Algemene Vergadering of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een verkiezing kunnen de bestuursleden van de Algemene Vergadering op de eerste vergadering van de Algemene Vergadering in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de Algemene Vergadering over de toelating van het betrokken lid plaatsvinden. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een lid van de Algemene Vergadering bij het aanvaarden van het lidmaatschap van de Algemene Vergadering moet afleggen, is in artikel 50 van de Waterschapswet vastgelegd.

De mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de Algemene Vergadering, is vervallen door inwerkingtreding van artikel III van de Wet modernisering waterschapsbestel.

Het vijfde lid geeft invulling aan een leemte in de Waterschapswet. De Waterschapswet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden, maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur (Waterschapswet artikel 31 en 45).Het ligt voor de hand om voor het benoemen van een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen.

Artikel 8 Fractie

De Waterschapswet kent het begrip niet, maar gaat onder andere in artikel 14 wel uit van het bestaan van in de Algemene Vergadering vertegenwoordigde categorieën van belanghebbenden. En voor de categorie Ingezeten hebben verkiezingen plaatsgevonden waaraan geregistreerde belangengroeperingen konden deelnemen. In navolging van vertegenwoordigende lichamen van de Algemene Vergadering ligt het in de rede ook bij waterschapsbesturen te spreken van fracties.

Bij de aanvang van de eerste zitting van de nieuwe Algemene Vergadering na de verkiezingen, worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de Algemene Vergadering de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de Algemene Vergadering en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de Algemene Vergadering verlaten. Het beëindigen van de zitting in de Algemene Vergadering kan verschillende oorzaken hebben. Leden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het waterschapswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. Het is ook mogelijk dat een lid van de Algemene Vergadering zijn lidmaatschap niet opzegt, maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden verkozen (een kandidaat wordt door de voorzitter van het stembureau benoemd). De Waterschapswet/Waterschapsbesluit kent bij de verkiezingen deelnemende belangengroeperingen, maar een zetel ‘hoort' niet bij een belangengroepering, maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan. De Algemene Vergadering heeft geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. Een mededeling aan de voorzitter van de Algemene Vergadering is voldoende. De Algemene Vergadering is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan, rekening te houden met de nieuwe situatie.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

De Algemene Vergadering vergadert zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de Algemene Vergadering schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Het tweede lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt in het voorzittersoverleg. Op deze wijze houdt het voorzittersoverleg ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de Algemene Vergaderingsleden het lidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie.

Artikel 10 Oproep

De voorzitter nodigt de leden van de Algemene Vergadering schriftelijk uit voor de vergadering.

Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste tien dagen vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. Deze termijn is slechts een suggestie; afhankelijk van de werkwijze kan het waterschap een langere termijn stellen. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden worden verzonden. De in artikel 37, eerste en tweede lid, bedoelde stukken zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken. Uiteraard is het mogelijk, indien de Algemene Vergadering dit wenst, de stukken en oproep niet per post maar per e-mail te versturen.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende' stukken waarvan vaak in de voorstellen van de Algemene Vergadering melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken. Omdat leden van de Algemene Vergadering zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, zou ervoor gekozen kunnen worden niet alle leden van de Algemene Vergadering alle onderliggende stukken toe te sturen. Uiteraard dienen alle leden van de Algemene Vergadering en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.

Een stuk is een ‘document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.

Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de Algemene Vergadering of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere leden van de Algemene Vergadering en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een lid van de Algemene Vergadering of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.

De secretaris vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de Algemene Vergadering. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de Algemene Vergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de Algemene Vergadering kan de secretaris inzage aan hen verlenen.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de verplichting opgenomen de agenda en stukken ook op het internet te plaatsen. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst. Elk waterschap beschikt over een website. Dit is echter niet verplicht op grond van de Waterschapswet. Waterschappen kunnen ervoor kiezen het derde lid niet over te nemen. In het reglement van orde wordt expliciet vastgelegd in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering van de Algemene Vergadering wordt geplaatst. Indien het waterschap echter vaak wisselende media benut, is het niet verstandig om de naam van een blad op te nemen, aangezien het reglement dan steeds opnieuw moet worden aangepast.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit indirect voort uit artikel 38b en 38c van de Waterschapswet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen.

De secretaris geeft de ambtelijke ondersteuning die de Algemene Vergadering nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.

Artikel 15 Zitplaatsen

Voor ordentelijke vergaderingen is het van belang dat een ieder zijn vaste zitplaats heeft. De voorzitter kan na overleg in het voorzittersoverleg de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende de Algemene Vergadering bestuursleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend.

Artikel 17 Begin bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bijvoorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald.

Artikel 18 Verslag en besluitenlijst

Dit artikel regelt de verslagleggende taak van de secretaris en de wijze waarop het verslag wordt vastgesteld. Het conceptverslag wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verstuurd aan de leden en overige personen die het woord gevoerd hebben.. Een voorstel tot verandering dient voorafgaand aan de vergadering schriftelijk te worden ingediend. Het is ook mogelijk om te bepalen dat dit kan plaatsvinden tot het moment dat het verslag wordt vastgesteld. Er is hier gekozen om het voor de secretaris zo praktisch mogelijk te regelen.

De secretaris is aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van het verslag in ontvangst te nemen, het verslag op te stellen en deze, tezamen met de voorzitter, te ondertekenen Het is aan de Algemene Vergadering om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Algemene Vergadering van State).

Artikel 19 Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de Algemene Vergadering gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld ter kennisneming, steunen, afwijzen, in behandeling nemen, , doorsturen naar het college van Dijkgraaf en Heemraden etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

De schriftelijke mededelingen van het college van Dijkgraaf en Heemraden aan de Algemene Vergadering komen in principe ook bij de Algemene Vergadering binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De Algemene Vergadering stelt op voorstel van het voorzittersoverleg de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. Deze taak kan ook bij de voorzitter gelegd worden, afhankelijk van de invulling van de voorzittersoverlegfunctie.

Indien gekozen wordt voor het opnemen van spreekregels kunnen de volgende bepalingen gebruikt worden:

Aantal spreektermijnen

Indien de Algemene Vergadering van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de Algemene Vergadering in de eerste en tweede termijn.

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Spreekregels

1.    De leden van de Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden en de secretaris spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

2.    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 21 Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat het algemeen bestuur ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De dijkgraaf hoeft dit niet voor te stellen. De dijkgraaf kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 22 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van de Algemene Vergadering vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van de Algemene Vergadering zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, is in artikel 39 Waterschapswet bepaald dat zij niet in rechte te vervolgd kunnen worden, aan te spreken zijn of verplicht zijn getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen.

Artikel 23 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 39 Waterschapswet geregelde verschoningsrecht.. De voorzitter heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 94 de Waterschapswet. In het tweede lid wordt het begrip ‘beslissing' gebruikt. Het gaat hier namelijk niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 25 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 26 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de Algemene Vergadering anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De Algemene Vergadering heeft niet de bevoegdheid hiervan af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Een lid van de Algemene Vergadering kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet. In alle andere gevallen is een lid van de Algemene Vergadering verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 17.

In de Winsumuitspraak (Raad van State, 7 augustus 2002) is het hoger beroep op artikel 28 Gemeentewet (overeenkomend met artikel 38a Waterschapswet) afgewezen, maar heeft de Afdeling wel geconcludeerd dat het genomen besluit in strijd is met artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht omdat de schijn van belangenverstrengeling onvoldoende was vermeden. Naar aanleiding van deze uitspraak zijn er vragen gerezen over de mogelijke gevolgen voor stemprocedures en de verantwoordelijkheden in gemeenteraden.

In deze uitspraak heeft de Afdeling het rechtsbeginsel neergelegd in artikel 2:4 Awb voorrang boven hetgeen in artikel 28 Gemeentewet is bepaald. Over de mogelijke gevolgen van de uitspraak adviseert Minister Remkes in zijn beschouwing van 19 mei 2003: "de beslissing over stemonthouding dient voorbehouden te blijven aan het individuele lid van de Algemene Vergadering;bij stemming heeft de Algemene Vergadering geen optie dan te waarschuwen dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in een bezwaarschriftprocedure of bij de bestuursrechter of in het kader van een spontane vernietiging door gedeputeerde staten (artikel 156 Waterschapswet);de Algemene Vergadering kan in dergelijke gevallen een belangrijke rol spelen door in algemene zin te bespreken, individuele leden van de Algemene Vergadering door hun handelen de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken en hoe dat voorkomen kan worden (en dit bijv. opnemen in de gedragscode);uiteraard is de gedragscode in juridische zin niet bindend, dit is tevens niet wenselijk."

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 38c van de Waterschapswet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

In Waterschappen kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het lid van de Algemene Vergadering gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Waterschapswet. Een elektronisch stemsysteem kan wel problemen opleveren bij de geheime stemming over personen (artikel 29 van dit reglement). Indien het een vrije ronde betreft waar elk lid eigen kandidaten kan voordragen is dit met de huidige systemen vaak niet mogelijk. Elektronische stemsystemen hebben een aantal beveiligingsmechanismen. Hierdoor zal doorgaans maar één persoon gemachtigd zijn om gegevens in te voeren. Bij vrije stemrondes over personen dient ieder lid de mogelijkheid te hebben kandidaten voor te dragen.

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 32 en 33 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het onderliggende voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 29 Stemming over personen

Eind 2005 is de Waterschapswet gewijzigd wat betreft het stemmen over personen. Voorheen was in artikel 31, eerste lid bepaald dat, indien er wordt gestemd over de benoeming, voordracht of aanbeveling van personen, dit schriftelijk dient te geschieden door middel van gesloten en ongetekende stembriefjes. Op deze wijze zou de geheimhouding zijn gewaarborgd. De verplichting om dit bij stembriefjes te doen is nu vervallen. Waterschappen kunnen dus ook middels een elektronisch stemsysteem stemmen over personen, mits de geheimhouding gewaarborgd is.

Het reglement van orde gaat vooralsnog uit van een stemming doormiddel van een behoorlijk ingevuld stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk ingevuld stembriefje (MvT, 19 403, nr. 3 p. 86). In geval van een schriftelijke stemming wordt dan ook geen rekening gehouden met blanco stembriefjes. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. De Algemene Vergadering oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld.

Bij de herziening van het reglement in 2006 is de bepaling wat wel en wat niet onder een behoorlijk stembriefje valt, geschrapt. De bepalingen zijn onnodig gedetailleerd en zorgden in de praktijk regelmatig voor verwarring. Daarnaast heeft de Algemene Vergadering altijd het laatste woord in het geval van twijfel over een behoorlijk stembriefje.

Indien er wel behoefte bestaat aan een uitwerking van wat onder een behoorlijk stembriefje wordt verstaan, kan de volgende bepaling aan het vijfde lid worden toegevoegd:

Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • a.

    een blanco ingevuld stembriefje;

  • b.

    een ondertekend stembriefje;

  • c.

    een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

  • d.

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

  • e.

    een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

Bij een benoeming stelt de Algemene Vergadering een specifiek persoon aan in een bepaald ambt (lid van de Algemene Vergadering, lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden). Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon (of personen in geval van meerdere vacatures) met daarachter de opties ‘voor' en ‘tegen' vermeld. Het gaat hier overigens niet over de benoeming tot lid van de Algemene Vergadering, dit is een heel ander soort benoeming dat in artikel 4 van dit reglement wordt toegelicht. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de Algemene Vergadering bindend, op de stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen perso(o)n(en) te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor' en ‘tegen'. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de Algemene Vergadering mag van de aanbevelingen afwijken. Het betreft hier een zogenaamde vrije stemming (zie ook toelichting bij artikel 28). Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor' en ‘tegen' en ook een vrije ruimte waar een kandidaat van eigen keuze kan worden ingevuld.

Artikel 30 Herstemming over personen

Indien bij de stemming over personen als bedoeld in artikel 29 van dit reglement geen besluit valt moet er herstemming en zo nodig loting plaatsvinden. Deze artikelen beschrijven de procedures daarvoor.

Artikel 31 Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Waterschapswet is voorgeschreven.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 32 Amendementen

Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de Algemene Vergadering reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de Algemene Vergadering.

Leden van de Algemene Vergadering kunnen aan de Algemene Vergadering wijzigingen op het voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden of op initiatiefvoorstellen indienen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander lid van de Algemene Vergadering aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de Algemene Vergadering besluiten tot een derde termijn (artikel 20 van dit reglement).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 28. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 33 Moties

In sub e van het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college van Dijkgraaf en Heemraden formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college van Dijkgraaf en Heemraden leiden tot een vertrouwensbreuk tussen Algemene Vergadering en het college van Dijkgraaf en Heemraden en hieruit kan het college van Dijkgraaf en Heemraden dan zijn consequentie trekken. Indien deze niet eigener beweging ontslag nemen, kan dit uiteindelijk leiden tot ontslagbesluiten van één of meer leden van het college van dijkgraaf en heemraden (m.u.v. de dijkgraaf),

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de Algemene Vergaderingsleden. Hiervoor dienen ook individuele leden van de Algemene Vergadering en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele lid van de Algemene Vergadering zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een moties in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de Algemene Vergadering.

Artikel 34 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de Algemene Vergadering ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de Algemene Vergadering. Bij staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Waterschapswet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een pauze. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).

Artikel 35 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college van Dijkgraaf en Heemraden aan de Algemene Vergadering de nodige voorstellen te doen. Maar leden van de Algemene Vergadering kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing ter behandeling bij de Algemene Vergadering indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

In artikel 147a, eerste lid, van de Waterschapswet is dit uitgewerkt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de Algemene Vergadering regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld. Het eerste tot en met het derde lid van artikel 36 voorzien hierin. Artikel 147a, derde lid, bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de Algemene Vergadering (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Het vierde lid geeft hiervoor -in aanvulling op de eerste drie leden- voorschriften.

Algemeen uitgangspunt is dat de herziene Waterschapswet de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de leden van de Algemene Vergadering inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele leden van de Algemene Vergadering en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele lid van de Algemene Vergadering zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de Algemene Vergadering. Ook kleine fracties en individuele leden van de Algemene Vergadering worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

Het tweede lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproep verzonden is. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele lid van de Algemene Vergadering om op grond van artikel 7, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Aangezien het voor de hand ligt om de Algemene Vergadering tevens de mogelijkheid te geven om een initiatiefvoorstel tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp te behandelen, is dit in het derde lid opgenomen. Een initiatiefvoorstel hoeft formeel niet langs het college van Dijkgraaf en Heemraden, maar in geval het voorstel personele (en financiële) consequenties heeft kan het raadzaam zijn het initiatiefvoorstel ook aan het college van Dijkgraaf en Heemraden voor te leggen voor advies.

Het vijfde lid is toegevoegd omdat de Waterschapswet de mogelijkheid geeft een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden na een motie van wantrouwen te ontslaan (artikel 49 Waterschapswet). In de oude Waterschapswet was een afkoelingstermijn van 30 dagen opgenomen. Zonder de bepaling in het vijfde lid is deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door de procedure regels van het reglement van orde.

Artikel 36 Het voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de Algemene Vergadering. De Algemene Vergadering is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college van Dijkgraaf en Heemraden heeft voorbereid. Als het college van Dijkgraaf en Heemraden het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college van Dijkgraaf en Heemraden het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van Dijkgraaf en Heemraden van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De Algemene Vergadering moet hier toestemming voor geven.

Indien de Algemene Vergadering van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de Algemene Vergadering het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college van Dijkgraaf en Heemraden zenden. De Algemene Vergadering kan het college van Dijkgraaf en Heemraden bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De Algemene Vergadering bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college van Dijkgraaf en Heemraden verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De Algemene Vergadering kan dit in dezelfde vergadering regelen, maar de Algemene Vergadering kan dit ook aan het voorzittersoverleg overlaten.

Artikel 37 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Waterschapswet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter te vragen. Daarvoor is verlof van de Algemene Vergadering voor nodig.

De herziene Waterschapswet veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende functie van de leden van de Algemene Vergadering. Hiervoor dienen ook individuele leden van de Algemene Vergadering en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele lid van de Algemene Vergadering zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Wel is hier gekozen voor een ondersteuning door de Algemene Vergadering bij gewone meerderheid.

Artikel 38 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de Algemene Vergadering het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. Op grond van deze bepaling kan een lid van de Algemene Vergadering schriftelijke vragen stellen aan het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter, al naar gelang wie verantwoordelijk is. De verantwoordelijke aandachtsveldhouder/portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. De Algemene Vergadering kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden of de voorzitter direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is in het zesde lid ingevoegd dat de Algemene Vergadering anders kan beslissen.

In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de Algemene Vergadering moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de Algemene Vergadering te krijgen.

Artikel 39 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college van Dijkgraaf en Heemraden en de voorzitter hebben ten opzichte van de Algemene Vergadering.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 40 Procedure begroting en artikel 41 Procedure jaarrekening

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in de Algemene Vergadering voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen (artikel 212, 213, 213a Waterschapswet) (uitgave Vernieuwingsimpuls) wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42 Verslag en verantwoording

Leden van de Algemene Vergadering (of in voorkomende gevallen de voorzitter, een lid van het college van Dijkgraaf en Heemraden of het waterschapssecretariaat), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van het waterschap. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de Algemene Vergadering, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de Algemene Vergadering bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 40.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de Algemene Vergadering een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een raad van commissarissen van een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 43 De Algemene Vergadering

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een vergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag.

De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de Algemene Vergadering moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Waterschapswet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

In artikel 23 van de Waterschapswet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 44 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Waterschapswet.

In overeenstemming met artikel 17 is de secretaris verantwoordelijk voor het verslag van de Algemene Vergadering. Dit geldt ook voor het verslag van een besloten vergadering. Dit verslag ligt ter inzage bij de afdeling Concerncontrol en Bestuursondersteuning.

Artikel 45 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 jo artikel 55 van de Waterschapswet noodzakelijk.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de Algemene Vergadering de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Waterschapswet) gaan om de situatie dat de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de Algemene Vergadering heeft overgelegd. De Algemene Vergadering kan dan aan zich zelf  verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de voorzitter daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, kan geheimhouding worden opgelegd door het college van Dijkgraaf en Heemraden, de voorzitter en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de Algemene Vergadering of aan leden van de Algemene Vergadering overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de Algemene Vergadering overgelegde stukken vervalt, indien de Algemene Vergadering de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

Als de Algemene Vergadering niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de Algemene Vergadering overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de Algemene Vergadering de geheimhouding wil opheffen.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de Algemene Vergadering om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen.

Artikel 47a Spreekrecht burgers

Dit artikel regelt de wijze waarop burgers bij een openbare vergadering gelegenheid krijgen het woord te voeren over de geagendeerde onderwerpen. Daarnaast stelt het nadere regels over de onderwerpen en de (te verdelen) spreektijd.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van de Algemene Vergadering in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

Artikel 49 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel 49 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven zijn mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 51 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.