Regeling klokkenluiders Waterschap Zuiderzeeland

Geldend van 28-01-2015 t/m heden

Intitulé

Regeling klokkenluiders Waterschap Zuiderzeeland

De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland;

gelezen het voorstel d.d. 26 november 2014, nummer 369850;

besluit:

vast te stellen de Regeling klokkenluiders Waterschap Zuiderzeeland.

Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Melder: de (ex-)medewerker van het waterschap.

  • 2.

    Een vermoeden van een onregelmatigheid: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een onvolkomenheid of ongerechtigheid van algemene, operationele en/of financiële aard die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van Waterschap Zuiderzeeland. Het betreft onregelmatigheden die zodanig ernstig zijn dat die vallen buiten de reguliere werkprocessen en de verantwoordelijkheid van de (direct) leidinggevende overstijgen.

  • 3.

    Een vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een wantoestand, te weten een illegale of immorele praktijk, die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van Waterschap Zuiderzeeland en waarbij een maatschappelijk belang in het geding is, in verband met:

  • 3.

    1 een (dreigend) strafbaar feit, zoals diefstal, corruptie en valsheid in geschrifte;

  • 3.

    2 een (dreigende) schending van wet- en regelgeving;

  • 3.

    3 een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu;

  • 3.

    4 een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen;

  • 3.

    5 een (dreigende) verspilling van maatschappelijke/collectieve middelen;

  • 3.

    5 een (dreiging van) het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten.

  • 4.

    Integriteitschending: aantastingen van de integriteit door onder andere belangenverstrengeling, manipulatie van of misbruik van (de toegang tot) informatie, misbruik van bevoegdheden of positie, onverenigbare functies/bindingen/activiteiten, strafbare feiten binnen werktijd (diefstal, verduistering fraude en corruptie), (strafbare) misdragingen buiten werktijd of verspilling en misbruik van waterschapseigendommen.

  • 5.

    Dagelijks Bestuur: het college van Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Zuiderzeeland.

  • 6.

    Algemeen Bestuur: de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland.

  • 7.

    Raadsman: iedere persoon die het vertrouwen van de melder geniet en op wie uit hoofde van zijn beroep of ambt een geheimhoudingsplicht rust omtrent het aan hem/haar gemelde.

  • 8.

    Vertrouwenspersoon: diegene die door het Dagelijks Bestuur is aangewezen om als zodanig voor Waterschap Zuiderzeeland te fungeren

  • 9.

    Melding: een mondeling of schriftelijk ingediende omschrijving van een vermoeden van een onregelmatigheid of misstand of integriteitschending door de melder aan het bevoegd gezag.

  • 10.

    Externe melding: melding aan een externe derde persoon of organisatie als bedoeld in artikel 9 van het vermoeden van een misstand.

  • 11.

    Medewerker: een ieder – niet zijnde een bestuurslid - die werkzaam is of is geweest bij het waterschap, onder wie ook degenen die niet zijn aangesteld als ambtenaar, maar die bij voorbeeld werkzaam zijn als arbeidscontractant, stagiaire, vrijwillig(st)er, interim-medewerker of uitzendkracht.

Artikel 2 Reikwijdte regeling

Deze regeling is van toepassing op iedere medewerker van het waterschap.

Artikel 3 Geheimhoudingsplicht

Een ieder die in het kader van deze regeling op enigerlei wijze kennis verkrijgt van vertrouwelijke gegevens, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens het feit wanneer iemand bij of krachtens een wettelijke bepaling verplicht is om deze gegevens te verstrekken.

De vertrouwenspersoon-/ Klachtenregeling ongewenst gedrag

Artikel 4 Regeling vertrouwenspersoon

De Regeling vertrouwenspersoon Waterschap Zuiderzeeland is onverkort van toepassing.

Artikel 5 Regeling ongewenst gedrag

De Klachtenregeling ongewenst gedrag Waterschap Zuiderzeeland is onverkort van toepassing daar waar een melding overgaat in een klacht.

Interne melding

Artikel 6 Interne melding

  • 1. De melder doet de melding van een vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending aan de secretaris-directeur of de door hem/haar aangewezen persoon volgens de in deze regeling beschreven procedure.

  • 2. Indien de melding van een vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending het functioneren van de secretaris-directeur of de door hem/haar aangewezen persoon betreft, vindt deze plaats aan de voorzitter van het Dagelijks Bestuur volgens de in deze regeling beschreven procedure.

  • 3. Indien de melding van een vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending het functioneren van het Dagelijks Bestuur betreft, vindt deze plaats aan de voorzitter van het Algemeen Bestuur.

  • 4. Tenzij sprake is van een uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 9 onder lid 2, doet de melder de melding van een vermoeden van een misstand aan de voorzitter van het Dagelijks Bestuur volgens de in deze regeling beschreven procedure.

  • 5. Het Dagelijks Bestuur kan ervoor kiezen ten behoeve van de interne melding van een vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending een vertrouwenspersoon in te schakelen als bedoeld in artikel 1 lid 8.

  • 6. De in voorgaande leden bedoelde functionaris die de melding heeft ontvangen, legt die melding met vermelding van de ontvangstdatum schriftelijk vast en laat die melding voor akkoord tekenen door de melder, die daarvan een afschrift ontvangt. De ontvangende functionaris brengt het bevoegd gezag, zo spoedig mogelijk op de hoogte van een gemeld vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending met vermelding van de datum waarop de melding ontvangen is.

  • 7. Indien de melding heeft plaatsgevonden bij de vertrouwenspersoon, brengt deze het bevoegd gezag op de hoogte op een met de melder overeengekomen wijze.

  • 8. Het bevoegd gezag stuurt binnen één week na ontvangst van de melding een ontvangstbevestiging aan de melder. In de ontvangstbevestiging wordt gerefereerd aan de oorspronkelijke melding.

  • 9. Na ontvangst van de melding wordt zo spoedig mogelijk een onderzoek gestart, waarbij het bevoegd gezag de onafhankelijkheid waarborgt.

  • 10. Indien een onderzoek wordt gestart, beoordeelt het bevoegd gezag of een externe derde als bedoeld in artikel 9 op de hoogte moet worden gebracht van het vermoeden van een misstand.

  • 11. Zowel de melder als degene aan wie het vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending is gemeld, behandelen de melding vertrouwelijk.

Artikel 7 Raadsman

  • 1. De melder kan in het kader van de melding van een vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending een raadsman inschakelen en zich desgewenst door deze laten vertegenwoordigen.

  • 2. Indien de raadsman een werknemer is die in dienst is van Waterschap Zuiderzeeland, dan is op de raadsman de rechtsbescherming van artikel 21 van de Wet op de Ondernemingsraden van toepassing.

Artikel 8 Standpunt

  • 1. De partij die het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6 lid 9, heeft uitgevoerd brengt haar standpunt binnen zeven weken vanaf het moment van de interne melding schriftelijk en vertrouwelijk advies uit aan het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Binnen een periode van acht weken vanaf het moment van de interne melding, stelt het bevoegd gezag de melder schriftelijk op de hoogte van het inhoudelijk standpunt omtrent het gemeld vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending. Daarbij wordt tevens aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid. Het standpunt wordt geformuleerd met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de te verstrekken (bedrijfs)informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen, zoals privacyregelgeving.

  • 3. Als het standpunt niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt het bevoegd gezag de melder hiervan schriftelijk in kennis. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn de melder het standpunt tegemoet kan zien. Deze aanvullende termijn mag maximaal vier weken bedragen.

Externe melding

Artikel 9 Externe melding

1.De melder kan na het doorlopen van de procedure inzake de interne melding als bedoeld in artikel 6 een redelijk vermoeden van een misstand melden bij een externe derde (Meldpunt Klokkenluiders, Nationale Ombudsman en/of justitie) als bedoeld in dit artikel indien:

a) de melder het niet eens is met het standpunt als bedoeld in artikel 8 en van oordeel is dat het vermoeden ten onrechte terzijde is gelegd;

b) de melder geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijn(en) als bedoeld in artikel 8.

2.De melder kan een redelijk vermoeden van een misstand met voorbijgaan aan de interne meldingsprocedure direct extern melden in de navolgende situaties waarbij sprake is van:

a) acuut gevaar, waarbij een zwaarwegend en spoedeisend maatschappelijk belang onmiddellijke externe melding noodzakelijk maakt;

b) een situatie waarin de melder in redelijkheid kan vrezen voor tegenmaatregelen als gevolg van de interne melding;

c) een duidelijk aanwijsbare dreiging van verduistering of vernietiging van bewijsmateriaal;

d) een eerdere melding overeenkomstig de procedure van dezelfde misstand, die de misstand niet heeft weggenomen;

e) een wettelijke plicht tot directe externe melding.

Bescherming

Artikel 10 Zorgvuldig handelen en rechtspositionele bescherming

  • 1.

    De melder van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending die te goeder trouw zowel in formeel als in materieel opzicht zorgvuldig handelt, wordt in zijn rechtspositie beschermd. Hieronder wordt verstaan dat de melder door of vanwege zijn of haar melding van een onregelmatigheid of misstand op geen enkele wijze wordt benadeeld in zijn rechtspositie jegens Waterschap Zuiderzeeland.

  • 2.

    Rechtspositionele besluiten, indien en voor zover deze verband houden met de melding van een redelijk vermoeden van een onregelmatigheid, misstand of integriteitschending die in ieder geval onder de in lid 1 bedoelde rechtsbescherming vallen, zijn besluiten gericht op het:

a) verlenen van ontslag, anders dan op eigen verzoek;

b) tussentijds beëindigen of het niet verlengen van een tijdelijk dienstverband;

c) niet omzetten van een tijdelijk dienstverband in een vast dienstverband;

d) verplaatsen of overplaatsen of het weigeren van een verzoek daartoe;

e) treffen van een disciplinaire maatregel;

f) onthouden van salarisverhoging;

f) onthouden van promotiekansen;

h) afwijzen van verlof.

3.Van formeel zorgvuldig handelen is sprake indien:

a) de melder de desbetreffende feiten eerst intern aan de orde heeft gesteld als bedoeld in artikel 6, tenzij dat in redelijkheid niet van hem/haar kon worden gevergd zoals voorzien in deze regeling;

b) de melder bij externe melding zoals voorzien in deze regeling de feiten op een passende en evenredige wijze bekendmaakt.

4.Van materieel zorgvuldig handelen is sprake indien:

a) de melder een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden heeft dat de betreffende feiten juist zijn;

b) bij de externe bekendmaking een maatschappelijk belang als bedoeld in artikel 1.3 in het geding is;

c) het belang van externe bekendmaking in maatschappelijk opzicht prevaleert boven het belang van Waterschap Zuiderzeeland bij geheimhouding.

Inwerkingtreding en bekendmaking regeling

Artikel 11 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na vaststelling ervan door het bevoegd gezag.

  • 2.

    Deze regeling wordt algemeen bekendgemaakt.

Aldus vastgesteld in de Algemene Vergadering d.d. 27 januari 2015

Lelystad, 27 januari 2015

de secretaris, de voorzitter,

ir. J.B. van der Veen. ir. H.C. Klavers.