Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Weert 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Weert 2015

Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Weert 2015

De raad van de gemeente Weert;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014;

gelet op artikel 47 van de Participatiewet;

gezien het advies van de raadscommissie Bedrijfsvoering-Inwoners;

besluit vast te stellen de Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Weert 2015. 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    PW: Participatiewet;

  • b.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weert;

  • c.

    cliëntenparticipatie minimabeleid: de gestructureerde wijze waarop de gemeente de zelforganisatie van belanghebbenden betrekt in de beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van de PW en het integrale gemeentelijke minimabeleid;

  • d.

    integraal gemeentelijk minimabeleid; de samenhangende wijze waarop de gemeente in al haar beleid en verantwoordelijkheden werkt aan de mogelijkheden tot gelijkwaardige maatschappelijke deelname van alle mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen;

  • e.

    het CPM: het Cliënten Platform Minima als enige belangenbehartiger van mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen.

Artikel 2. Doelstellingen

De cliëntenparticipatie minimabeleid heeft de volgende doelstellingen:

  • a.

    het bewerkstelligen dat vertegenwoordigers van belanghebbenden bij de PW en het integrale gemeentelijke minimabeleid vanuit een onafhankelijke positie optimaal betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de gevoerde gemeentelijke PW, bijzondere bijstand en minimabeleid;

  • b.

    het bijdragen aan de totstandkoming of verbetering van het integrale gemeentelijke PW, bijzondere bijstand en minimabeleid gericht op het realiseren van gelijke mogelijkheden aan mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen.

Artikel 3. Beleidsterreinen

  • 1. In het kader van de cliëntenparticipatie minimabeleid wordt het CPM betrokken bij het gemeentelijke beleid met betrekking tot de PW.

  • 2. Het CPM wordt tevens betrokken bij het integrale gemeentelijke minimabeleid, bestaande uit:

    • a.

      voornemens, beleid of activiteiten van de gemeente gericht op het brengen van samenhang in het beleid op verschillende terreinen ten behoeve van mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen;

    • b.

      het beleid op de terreinen die van invloed zijn op de mogelijkheden voor mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen, waaronder tenminste;

    • c.

      werk en inkomen;

    • d.

      gemeentelijke heffingen en kwijtschelding.

Artikel 4. Werkwijze

  • 1. In het kader van de cliëntenparticipatie minimabeleid vraagt het college het CPM om advies.

  • 2. Het CPM is ook gerechtigd om op eigen initiatief advies uit te brengen aan het college.

  • 3. Het college vraagt het CPM in ieder geval om advies bij de onderwerpen als bedoeld in artikel 3.

  • 4. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van invloed kan zijn op het te nemen besluit. Het CPM dient dan ook, zoveel als mogelijk, reeds in de voorfase van de te maken beleidsnota betrokken te worden. De stukken waarover het CPM advies geeft dienen binnen redelijke termijn voorafgaand aan het te geven advies bij de leden in bezit te zijn. Dit houdt in ieder geval in dat:

    • a.

      bij nieuw beleid wordt aan het CPM advies gevraagd over de hoofdlijnen van dit beleid;

    • b.

      de evaluatie van beleid het CPM om advies wordt gevraagd bij het opstellen van vragen die ten grondslag liggen aan de evaluatie.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken periodiek, doch ten minste twee keer per jaar afspraken met het CPM over:

    • a.

      onderwerpen waarover het Cliënten Platform Minima geconsulteerd wordt;

    • b.

      de wijze en het moment waarop het CPM in het beleidsvormingsproces wordt betrokken;

    • c.

      het budget van het CPM op basis van de Algemene subsidieverordening (Weert). Tevens vindt ten minste twee keer per jaar op leidinggevend niveau overleg plaats met het CPM

  • 6. In het geval het college in een voorstel aan de gemeenteraad afwijken van het advies van het CPM, wordt dit bij het voorstel vermeld, waarbij tevens is aangegeven op welke gronden van het advies van het CPM is afgeweken.

  • 7. Burgemeester en wethouders wijzen een vaste contactambtenaar aan als aanspreekpunt voor de communicatie met het CPM.

  • 8. Tussen de in het zevende lid bedoelde contactambtenaar en het CPM vindt periodiek, doch ten minste zes maal per jaar, overleg plaats.

  • 9. Van overleg en afspraken met het CPM doet het college binnen redelijke termijn schriftelijk rapportage aan het CPM. Daarbij word in ieder geval aangegeven wat er met de door het CPM gegeven adviezen is gedaan.

  • 10. Het college voorziet het CPM van de informatie ten behoeve van het naar behoren functioneren van het CPM. Het betreft hier alle informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering te begrijpen en om ontwikkelingen en wijzigingen te kunnen volgen.

  • 11. Het CPM overlegt intern ten minste tien keer per jaar. Voor bepaalde zaken kan een extra vergadering worden ingelast.

  • 12. Indien het CPM ophoudt binnen de gemeente actief te zijn, zullen burgemeester en wethouders de totstandkoming van een vorm van cliëntenparticipatie bevorderen.

  • 13. Het CPM presenteert een jaarverslag over haar activiteiten.

Artikel 5. Samenstelling

  • 1. De leden van het CPM bestaan uit vertegenwoordigers van Cliënten en interne en externe deskundigen. Afgevaardigden vanuit diverse subgroepen, zoals jongeren, allochtonen, ouderen, gehandicapten, is wenselijk.

  • 2. Aspirant leden worden niet aangewezen door de gemeente. Doelgroepen stellen een afgevaardigde voor. Vervolgens wordt in onderling overleg besloten of de persoon in kwestie lid wordt van het CPM. Het is van belang dat de leden het collectieve belang van de achterban weten te verheffen boven eigen belang.

  • 3. De zittingsduur van de leden is vier jaar. Ieder lid kan in principe voor een nieuwe termijn zitting nemen. Dit gebeurt in onderling overleg.

Artikel 6. Faciliteiten

  • 1. Het college heeft een budget in het leven geroepen om aan het CPM zodanige middelen ter beschikking te stellen dat het CPM redelijkerwijze in staat kan worden geacht om in het kader van de uitvoering van deze verordening de belangen te behartigen van de in de gemeente woonachtige burgers met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen.

  • 2. De middelen als bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks toegekend op basis van de verordening subsidiebeleid.

  • 3. Voor niet reguliere activiteiten kan het CPM bij het college een projectsubsidie aanvragen.

  • 4. Het CPM beheert het budget.

Artikel 7. Klachten

  • 1. Natuurlijke personen alsmede rechtspersonen die een belang hebben in de gemeente kunnen bij het college schriftelijk klachten indienen over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college dragen zorg voor een behoorlijke behandeling van klachten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8. Slotbepalingen

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Weert 2015.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 10. Intrekking bestaande verordening

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de "Verordening cliëntenparticipatie Weert 2012 ", zoals deze is vastgesteld door de raad op 18 april 2012 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 december 2014.
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter