Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening sociaal cultureel fonds gemeente Weert 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening sociaal cultureel fonds gemeente Weert 2015

De raad van de gemeente Weert;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2014;

gelet op artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van raadscommissie Bedrijfsvoering-Inwoners;

besluit vast te stellen de Verordening sociaal cultureel fonds gemeente Weert 2015.

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    PW: Participatiewet;

  • b.

    - Alleenstaande;

    • -

      Alleenstaande ouder;

    • -

      Kind;

    • -

      Gezin;

    • -

      Ten laste komend kind;de omschrijvingen, zoals opgenomen in de PW.

  • c.

    echtparennorm: de norm genoemd in artikel 21 aanhef sub b PW;

  • d.

    woonplaats: de woonplaats, zoals bedoeld in de artikelen 10, eerste lid en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2

In deze verordening zijn de bepalingen in artikel 3 PW van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

Ingesteld wordt een sociaal fonds, ressorterend onder de sector Inwoners.

Artikel 4

  • 1. Het college verstrekt een incidentele subsidie voor de onder artikel 6 genoemde kosten, indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      de alleenstaande of het gezin woonplaats heeft in Weert en;

    • b.

      de alleenstaande of het gezin een inkomen heeft dat niet hoger is dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm en;

    • c.

      niet beschikt over een vermogen dat hoger is dan het op grond van de PW toegestane bescheiden vermogen ex artikel 34, lid 3 PW, waarbij het meer dan bescheiden vermogen in de eigen bewoonde woning, waaronder mede verstaan woonwagen en woonboot, niet meetelt.

  • 2. Tot het inkomen, zoals bedoeld in het vorige lid, wordt niet gerekend:

    • a.

      de middelen, zoals genoemd in artikel 31, tweede lid van de PW;

    • b.

      verstrekkingen in het kader van de bijzondere bijstand, individuele inkomenstoeslag, eenmalige koopkrachttegemoetkoming en individuele studietoeslag.

Artikel 5

Geen subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    belanghebbenden jonger dan 18 jaar, tenzij zij zelf een zelfstandige huishouding voeren en alleenstaande ouder zijn;

  • b.

    vreemdelingen die niet worden gelijkgesteld met Nederlanders, zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 en 3 van de PW;

  • c.

    degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, danwel degene die zich aan detentie onttrekt.

Artikel 6

  • 1. Subsidie wordt verleend voor kosten op het gebied van sport, doorbreken sociaal isolement, educatie en culturele activiteiten. In ieder geval kan voor de in de bijlage opgenomen kosten, zijnde een niet limitatieve lijst, subsidie worden verstrekt.

  • 2. Niet voor subsidieverlening komen in aanmerking kosten die voortvloeien uit een tussen belanghebbende en de gemeente Weert overeengekomen traject gericht op re-integratie.

Artikel 7

  • 1. De subsidie wordt als bedrag om niet toegekend.

  • 2. De subsidie bedraagt € 93 per volwassene, ongeacht de hoogte van de kosten, verhoogd met:

    • a.

      € 62 voor ieder ten laste komend kind dat in het jaar van het subsidietijdvak jonger is dan 12 jaar, ongeacht de hoogte van de kosten;

    • b.

      € 124 voor ieder ten laste komend kind dat in het jaar van het subsidietijdvak 12 jaar of ouder is, ongeacht de hoogte van de kosten.

  • 3. De subsidie wordt verstrekt door middel van een beschikking tot subsidievaststelling zonder een voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 8

Verstrekkingen worden gebracht ten laste van het jaarlijks door de gemeenteraad beschikbaar te stellen budget.

Artikel 9

  • 1. Een aanvraag tot het verkrijgen van de subsidie dient op een door burgemeester en wethouders daarvoor bestemd formulier bij de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening van de gemeente worden ingediend door de cliënt of zijn gemachtigde, onder overlegging van de op dat formulier genoemde bescheiden.

  • 2. Bij de subsidieaanvraag dient de aanvrager te verklaren dat de kosten voor activiteiten die vallen onder de werkingssfeer van deze regeling zijn gemaakt of gemaakt zullen worden in het betreffende kalenderjaar.

  • 3. Het College heeft, in afwijking van lid 1, de bevoegdheid om de instemming van de aanvrager(s) met de aanvraag te verkrijgen en de verklaring als bedoeld in lid 2 door middel van het principe van de negatieve optie.

  • 4. Het College kan nadere richtlijnen geven ten aanzien van de toepassing van lid 3. Hierbij heeft het college tevens de bevoegdheid om regels te stellen ten aanzien van de wijze van controle van voor de aanvraag benodigde bewijsstukken.

Artikel 10

Een aanvraag voor subsidie moet zijn ingediend voor het einde van het eerste kwartaal volgend op het subsidietijdvak waarin de kosten als bedoeld in artikel 6 zijn gemaakt. Het subsidietijdvak beslaat de periode van een geheel kalenderjaar.

Artikel 11

  • 1. Het college heeft de bevoegdheid om door middel van een steekproef onderzoek te doen naar de doelmatigheid van de verstrekkingen.

  • 2. Indien het college gebruik maakt van haar bevoegdheid, bedoeld in lid 1, zal zij de raad in kennis stellen van de uitkomsten van dit onderzoek. Als de uitkomsten van het onderzoek daartoe aanleiding geven kan het college de raad adviseren de hoogte van de verstrekkingen aan te passen.

  • 3. Indien uit feiten en/of omstandigheden blijkt dat aan een individuele subsidieaanvrager ten onrechte of teveel subsidie is verstrekt heeft het afdelingshoofd van Werk, Inkomen en Zorgverlening de bevoegdheid om, naar eigen inzicht, passende maatregelen te treffen.

Artikel 12

  • 1. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, nemen burgemeester en wethouders een beslissing.

  • 2. Het college kan nadere richtlijnen geven ter uitvoering van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 13

  • 1. Het bedrag van de subsidie, genoemd in artikel 7, lid 2, wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de "consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek", met als basisjaar het jaar 2014.

  • 2. Bij de berekening volgens de "jaar-op-jaar methode" zijn van toepassing:

    • a.

      het bedrag van de subsidie per 1 januari van het lopende jaar;

    • b.

      het indexcijfer van december van het voorafgaande jaar tot en met het indexcijfer van november van het lopende jaar, het zogenaamde jaargemiddelde ('gemiddeld voortschrijdend gemiddelde');

    • c.

      de bedragen worden afgerond op hele euro's; € 0,49 en lager naar beneden; € 0,50 en meer naar boven.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als de "verordening sociaal cultureel fonds gemeente Weert 2015”.

Artikel 16

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de "Verordening Sociaal cultureel fonds 2012", zoals deze is vastgesteld door de raad op 18 april 2012 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 22 december 2014.
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6 VAN DE VERORDENING SOCIAAL CULTUREEL FONDS GEMEENTE WEERT 2015

• jaarcontributie van sport-, jeugd- en jongerenvereniging;

• sportspullen;

• abonnement zwembad of losse kaartjes;

• eigen bijdrage muziekschoollessen en kosten voor creatieve vorming;

• kosten van instellingen voor educatie (examengeld, inschrijfgeld en schoolspullen). Niet in aanmerking komen de kosten van lesgeld of cursusgeld voorzover het een opleiding betreft die gevolgd wordt met studiefinanciering of een bijdrage op grond van de WTOS, danwel een BBL opleiding;

• contributie voor ouderenbonden;

• contributie van vrouwenorganisaties;

• contributie buurtvereniging;

• contributie voor amateuristische kunstbeoefening;

• contributie voor patiëntenverenigingen;

• abonnement bibliotheek of kosten voor gebruik van faciliteiten van de bibliotheek

• bioscoopkaartjes;

• lidmaatschap vereniging volkstuintje;

• abonnement cultureel centrum of losse kaartjes;

• visakte;

• contributie commerciële sportinstelling;

• kosten van buitenschoolse activiteiten bij voortgezet onderwijs;

• kosten van schoolspullen bij voortgezet onderwijs (waaronder ook aanschaf computer of tablet, randapparatuur zoals monitor, printer, scanner en modem en software);

• kaarten voor concerten, evenementen, beurzen, attractieparken;

• telefoon en/of internetkosten.