Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregel bijzondere bijstand Weert 2015 versie 3

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand Weert 2015 versie 3

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weert; overwegende dat,

  • het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omtrent de verlening van bijzondere bijstand

gelet op

  • artikel 4:81 lid 1, 4:83 en artikel 1:3 lid 4 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • artikel 35, lid 1 en lid 3 Participatiewet;

besluit vast te stellen de Beleidsregel bijzondere bijstand Weert 2015 versie 3;

Artikel 1 - Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      minimuminkomen: een inkomen van ten hoogste 115% van de voor de belanghebbende op datum aanvraag geldende bijstandsnorm, alsmede, voor de toepassing van artikel 25 en 26 een inkomen van ten hoogste 130% van de voor de belanghebbende op datum aanvraag geldende bijstandsnorm;

    • c.

      bescheiden vermogen: een vermogen van maximaal het in artikel 34 van de wet genoemde bedrag;

    • d.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 1 van de wet;

    • e.

      reserveringsruimte: mogelijkheid om te reserveren; deze is gesteld op 8% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm;

    • f.

      WMO: Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • g.

      WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • h.

      meldingsdatum: de datum waarop de belanghebbende zich gemeld heeft met het verzoek om bijzondere bijstand aan te vragen;

    • i.

      Wlz: Wet langdurige zorg;

    • j.

      Awir: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

    • k.

      Cak: Centraal administratiekantoor;

    • l.

      CZM: Collectieve Zorgverzekering voor Minima van de gemeente Weert;

    • m.

      Zvw: Zorgverzekeringswet;

    • n.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 3. Onder “geldende bijstandsnorm”, zoals bedoeld in lid 2 sub b wordt bedoeld:

    • a.

      voor belanghebbenden jonger dan 21 jaar de normen zoals opgenomen in artikel 20 lid 1 en 2 van de wet;

    • b.

      Voor de alleenstaande of alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd de norm zoals opgenomen in artikel 21 aanhef sub a van de wet;

    • c.

      voor de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd de norm zoals opgenomen in artikel 21 aanhef sub b van de wet;

    • d.

      voor de alleenstaande of alleenstaande ouder die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt de norm zoals opgenomen in artikel 22 aanhef sub a van de wet;

    • e.

      voor de gehuwden waarvan één of beiden de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt de norm zoals opgenomen in artikel 22 aanhef sub b van de wet.

  • 4. In afwijking van lid 3 geldt voor de belanghebbende die in een inrichting verblijft de norm zoals bedoeld in artikel 23 van de wet.

Artikel 2 - Aanvragen

  • 1. Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt, onverminderd het gestelde in artikel 4:2 Awb, bij voorkeur ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. Tevens dient, indien het College daarom verzoekt, de aanvrager met behulp van de webapplicatie "Bereken Uw Recht" de draagkracht te berekenen en bij het indienen van de aanvraag de unieke code die verkregen wordt beschikbaar te stellen.

  • 3. Uitsluitend indien belanghebbende geen algemene bijstand van de gemeente Weert ontvangt kan het college gebruik maken van de bevoegdheid genoemd in lid 2.

Artikel 3 - Voorwaarden en draagkracht

  • 1. Voor individuele bijzondere bijstand komt in aanmerking de belanghebbende met:

    • a.

      een minimuminkomen en een bescheiden vermogen, of

    • b.

      een inkomen boven het minimuminkomen en bescheiden vermogen voor zover de noodzakelijke kosten zijn draagkracht te boven gaan.

  • 2. Bij de draagkrachtberekening wordt uitgegaan van het inkomen in de maand waarin de bijzondere bijstand wordt aangevraagd. Indien er sprake is van sterk wisselende inkomsten kan worden afgeweken van de eerste volzin en het inkomen worden bepaald door het gemiddelde inkomen van de maand waarin wordt aangevraagd plus de twee daaraan voorafgaande maanden.

  • 3. Voor de bepaling van het in aanmerking te nemen inkomen kan, indien er geen sprake is van een minimuminkomen, een correctie toegepast worden wegens;

    • a.

      het mislopen van huur- of zorgtoeslag, WTOS of kinderopvangtoeslag door het hogere inkomen:

    • b.

      buitengewone verwervingskosten, voorzover daar niet een vergoeding voor ontvangen wordt;

    • c.

      een opgelegde ouderbijdrage op grond van de Wet studiefinanciering 2000, voorzover deze ook daadwerkelijk wordt voldaan;

    • d.

      te betalen alimentatie of verhaalsbijdrage.

  • 4. Voor de draagkracht wordt meegenomen, tenzij hiervan in deze beleidsregels uitdrukkelijk wordt afgeweken:

    • a.

      45% van het inkomen boven het minimuminkomen, en

    • b.

      het volledige vermogen boven het bescheiden vermogen.

  • 5. Bij de berekening van de draagkracht wordt de eventuele verstrekking op grond van categoriale bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag, individuele inkomenstoeslag of individuele studietoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 6. Bij de bepaling van het inkomen wordt rekening gehouden met de bepalingen in artikel 31 lid 2 van de wet.

  • 7. De draagkracht wordt berekend voor een periode van maximaal 24 maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de melding voor een aanvraag om bijstand plaatsvindt.

  • 8. In afwijking van lid 7 wordt voor de belanghebbende ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd de draagkracht eenmalig vastgesteld voor de duur van het leven, danwel tot het moment dat belanghebbende niet langer in Weert woont.

  • 9. In afwijking van lid 7 wordt voor de belanghebbende die een uitkering voor de kosten van levensonderhoud op grond van de wet ontvangt de draagkracht eenmalig vastgesteld tot het moment waarop de algemene bijstand zal worden beëindigd.

  • 10. De berekende draagkracht wordt volledig aangewend.

  • 11. In afwijking van lid 10 wordt bij het verlenen van individuele bijzondere bijstand die periodiek wordt verstrekt de draagkracht maandelijks aangewend indien de berekende draagkracht meer bedraagt dan € 360,= per jaar.

  • 12. Bij een wijziging in de vastgestelde financiële situatie tijdens een draagkrachtperiode wordt de vastgestelde draagkracht uit inkomen of vermogen herberekend en getoetst aan het eerste en tweede lid. Indien niet meer wordt voldaan aan deze criteria wordt het recht ingetrokken en beëindigd.

  • 13. Een herberekening als bedoeld in lid 12 blijft achterwege indien;

    • a.

      het in aanmerking te nemen inkomen minder dan 15% is toegenomen ten opzichte van het bij de laatste vaststelling van de draagkracht in aanmerking genomen inkomen of;

    • b.

      de nog resterende draagkrachtperiode korter is dan 3 maanden.

  • 14. Geen gebruik wordt gemaakt van de in artikel 35 lid 2 van de wet toekomende bevoegdheid.

Artikel 4 - Voorliggende voorziening

Als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet wordt ook begrepen:

  • a.

    een schuldhulpverleningstraject op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening of WSNP, en

  • b.

    het participatiebudget voor wat betreft kosten die gemaakt worden ten behoeve van re-integratie, danwel het aanvaarden, behouden of het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, en

  • c.

    het Sociaal cultureel fonds voorzover het kosten betreft voor:

    • -

      telefoonkosten en kosten voor het gebruik van internet

    • -

      sport

    • -

      cultuur

    • -

      vrijwillige educatie.

Artikel 5 - Terugwerkende kracht

  • 1. Kosten die voldaan zijn voor de meldingsdatum komen niet voor vergoeding in aanmerking tenzij;

    • a.

      de betaling van de kosten door belanghebbende zelf zijn verricht; en

    • b.

      de betaling van de kosten niet langer dan 3 maanden voor de meldingsdatum is verricht; en

    • c.

      de noodzaak van de gemaakte kosten nog vast te stellen is.

  • 2. Onverminderd lid 1 komen kosten die ontstaan voor de meldingsdatum wel voor vergoeding in aanmerking tenzij de datum waarop de kosten zijn ontstaan langer dan 3 maanden ligt voor de meldingsdatum.

  • 3. Indien in afwijking van lid 1 of 2 bijzondere bijstand wordt verstrekt wordt deze als geldlening verstrekt.

  • 4. Voor de beoordeling van de mogelijkheid om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen wordt uitgegaan van de eerste factuurdatum.

Artikel 6 - (para)Medische kosten

  • 1. Voor (para)medische kosten die op grond van de Zvw, Wlz, WMO of vergelijkbare wettelijke regelingen niet voor vergoeding in aanmerking komen wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2. Voor de kosten van persoonsalarmering wordt geen individuele bijzondere bijstand verstrekt.

  • 3. Voor het wettelijke eigen risico in de Zvw wordt geen individuele bijzondere bijstand verstrekt.

  • 4. Een opgelegde eigen bijdrage op grond van de Zvw, Wlz, WMO of vergelijkbare wettelijke regelingen komt voor bijzondere bijstandverlening in aanmerking, tenzij deze eigen bijdrage:

    • a.

      naar het oordeel van het College kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm; of

    • b.

      deze op basis van de voorliggende voorziening geacht wordt algemeen gebruikelijk te zijn, of op grond van een besparingsmotief voor rekening van belanghebbende komt.

  • 5. In afwijking van lid 4 komen de volgende wettelijke eigen bijdragen geïnd door het Cak in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking:

    • a.

      voorzieningen op grond van de WMO;

    • b.

      thuisverpleging, begeleiding en/of persoonlijke verzorging op grond van de Wlz.

Artikel 7 - Kosten in verband met bevalling en kraamzorg

  • 1. De belanghebbende wordt geacht voor de kosten voor en na de geboorte te reserveren.

  • 2. Indien de belanghebbende niet beschikt over voldoende middelen om tot aanschaf van zaken als bedoeld in het eerste lid over te gaan kan bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand worden verstrekt.

  • 3. Voor de eigen bijdrage van de kosten van bevalling en de kosten van kraamzorg kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.

Artikel 8 - Maaltijdvoorziening

  • 1. Meerkosten in verband met het aangewezen zijn op een maaltijdvoorziening komen voor vergoeding vanuit bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. De hoogte van de vergoeding bedraagt de kosten van de maaltijdvoorziening van Tafeltje-Dek-Je minus

    • a.

      een bedrag voor de kosten van een normale warme maaltijd volgens de Nibud-normen en

    • b.

      een door het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening vast te stellen bedrag voor kosten die samenhangen met het bereiden van een warme maaltijd.

Artikel 9 - Stook/electriciteitskosten

  • 1. Voor extra stookkosten kan, voor zover de noodzaak blijkt uit een medisch advies, bijzondere bijstand worden verleend ter hoogte van de meerkosten. Vaststelling van de bijzondere bijstand en de jaarlijkse indexatie vindt plaats aan de hand van de GMD-lijst.

  • 2. Voor electriciteitskosten of batterijkosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 10 - Bewassingskosten/slijtage

Voor extra bewassingskosten of kosten als gevolg van slijtage kan, voor zover de noodzaak blijkt uit een medisch advies, bijzondere bijstand worden verleend ter hoogte van de meerkosten. Vaststelling van de bijzondere bijstand en de jaarlijkse indexatie vindt plaats aan de hand van de door VNG vastgestelde “GMD-lijst inkomensondersteunende voorzieningen”.

Artikel 11 - Begrafeniskosten

  • 1. Kosten van een begrafenis kunnen voor individuele bijzondere bijstand in aanmerking komen indien de nabestaande geconfronteerd wordt met deze kosten en geen of onvoldoende financiële middelen heeft om deze kosten te voldoen en de nalatenschap van de overledene eveneens geen ruimte biedt om deze kosten te dekken. Alle aanwezige liquide vermogensbestanddelen worden daarbij beschouwd als in aanmerking te nemen middel.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de totale som van de noodzakelijke kosten van de begrafenis/uitvaart gedeeld door het aantal nabestaanden dat zich bereid hebben verklaard de kosten van de begrafenis/uitvaart voor hun rekening te nemen.

  • 3. Een overlijdensuitkering wordt niet beschouwd als middel dat kan worden ingezet voor bekostiging van de begrafenis of crematie.

  • 4. Onder overlijdensuitkering als bedoeld in lid 3 wordt niet verstaan een door of ten behoeve van de overledene afgesloten verzekering die als gevolg van het overlijden tot uitkering is gekomen of gaat komen.

  • 5. De totale kosten mogen niet meer bedragen dan € 2.815,00 per overledene.

Artikel 12 - Kosten curator en bewindvoerder

  • 1. De belanghebbende die door de rechtbank onder curatele of onder bewind, niet zijnde WSNP, is gesteld kan in aanmerking komen voor de kosten van curator of bewindvoerder.

  • 2. Indien in het kader van een WSNP-traject of tijdens een door de gemeente op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening toegekend schuldhulpverleningstraject, dan wel door de rechtbank, wordt gesteld dat belanghebbende budgetbeheer dient te krijgen komen deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de door de rechtbank toegewezen beloning voor het beschermingsbewind. Indien de rechtbank de beloning nog niet heeft vastgesteld wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald aan de hand van de forfaitaire jaarbeloning volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (Stcrt. 2014, 32149).

Artikel 13 - Rechtsbijstand, griffierechten en LBIO-bijdrage

  • 1. De door de Raad voor de Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage voor rechtsbijstand, alsmede de verschuldigde griffierechten komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 2. De door het Cak geïnde wettelijke eigen bijdrage op grond van de Jeugdwet. komt voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. Indien bijzondere bijstand wordt verleend voor eigen bijdrage rechtsbijstand wordt van op de door de Raad voor de rechtsbijstand opgelegde bijdrage (toevoeging) een bedrag gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 2 lid 6 van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand niet vergoedt indien de belanghebbende geen diagnosedocument van het Juridisch Loket kan overleggen of anderszins aantoont over een dergelijk diagnosedocument te beschikken.

  • 4. Lid 3 wordt niet toegepast indien het verstrekken van een diagnosedocument volgens het Juridisch Loket niet noodzakelijk is.

  • 5. Indien bijzondere bijstand wordt verleend voor de door het Cak geïnde eigen bijdrage op grond van de Jeugdwet wordt de eventueel door de belanghebbende voor het betreffende kind ontvangen kinderbijslag en/of kindgebonden budget volledig in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere bijstand.

Artikel 14 - Jongerentoeslag

De bijzondere bijstand van de alleenstaande of gehuwde jongere als bedoeld in artikel 12 van de wet, bedraagt het verschil tussen de toepasselijke landelijke bijstandsnorm voor personen jonger dan 21 jaar, exclusief vakantiegeld, en de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar en ouder, exclusief vakantiegeld. Hierbij wordt, indien de belanghebbende de woning deelt met andere meerderjarigen, de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar en ouder bepaald aan de hand van de in artikel 22a van de wet opgenomen kostendelersnorm.

Artikel 15 - Overbruggingsuitkering

  • 1. Indien een belanghebbende bij een aanvraag voor algemene bijstand op grond van de wet de periode tot het tijdstip van uitbetaling van de eerste uitkering niet zelf kan overbruggen wordt een voorschot als bedoeld in artikel 52 van de wet beschouwd als een afdoende oplossing.

  • 2. In het geval er geen beroep kan worden gedaan op een voorschot als bedoeld in artikel 52 van de wet en de belanghebbende hier geen verwijt van te maken valt kan bijzondere bijstand worden verleend ter overbrugging van de periode tot de eerst volgende uitbetaling van de uitkering.

  • 3. In afwijking van lid 1 en 2 wordt aan een toegelaten vluchteling die zich voor het eerst in Weert vestigt in verband met de taakstelling huisvesting vergunninghouders, mits hij voorafgaand daaraan voor zijn huisvesting onder de verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers viel, een overbruggingsuitkering toegekend.

    De eerste volzin geldt ook voor uitgenodigde asielzoekers die direct na aankomst in Nederland zich in Weert vestigen en voor wie de gemeente verantwoordelijk is voor de huisvestiging in het kader van de taakstelling huisvestiging vergunninghouders.

  • 3. De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de van toepassing zijnde norm voor de duur van maximaal één maand waarop in mindering zijn gebracht:

    • a.

      de nog aanwezige middelen;

    • b.

      de eventueel reeds betaalde vaste lasten. Bij toepassing van lid 3 wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld op de van toepassing zijnde norm van één maand.

  • 4. De overbruggingsuitkering wordt in de vorm van bijstand om niet verleend.

  • 5. Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% over de ruimte boven de relevante bijstandsnorm.

  • 6. Het vermogen wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 16 - Reiskosten

  • 1. Voor reiskosten is geen bijzondere bijstand mogelijk.

  • 2. In afwijking van lid 1 is voor reiskosten bijzondere bijstand mogelijk in de volgende gevallen:

    • a.

      reiskosten in verband met bezoek een tijdelijk en langer dan 6 weken elders verblijvend gezinslid in detentie of inrichting, waarbij het gezinslid voor de detentie of verblijf in de inrichting woonachtig moet zijn geweest op het adres waar de belanghebbende woont;

    • b.

      reiskosten in verband met bezoek aan een familielid in de eerste of tweede graad die in detentie verblijft;

    • c.

      reiskosten in verband met bezoek aan een minderjarig uit huis geplaatst kind;

    • d.

      reiskosten in verband met studie van een minderjarig ten laste komend kind in het voortgezet onderwijs, voor zover het onderwijs niet binnen de gemeente Weert gevolgd kan worden.

  • 3. In afwijking van lid 2 is geen bijzondere bijstand mogelijk indien de kortste enkele reisafstand van deur tot deur 10 kilometer of minder bedraagt.

  • 4. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aansluiting gezocht bij het bedrag voor het openbaar vervoer.

  • 5. In afwijking van lid 4 kan, uitsluitend op verzoek van belanghebbende, een bedrag dat gelijk is aan de onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke kilometers op grond van de Wet op de inkomstenbelasting (nu: € 0,19 per kilometer) worden verstrekt indien:

    • a.

      openbaar vervoer niet mogelijk is of gevergd kan worden of;

    • b.

      een eigen vervoermiddel beschikbaar is en de kilometervergoeding lager is dan de reiskosten van het openbaar vervoer.

Artikel 17 - Legeskosten

  • 1. Kosten van leges komen niet voor bijzondere bijstandverlening in aanmerking.

  • 2. In afwijking van lid 1 komen kosten van leges voor vreemdelingendocumenten wel in aanmerking voor vergoeding, indien:

    • a

      degene voor wie de kosten gemaakt worden een rechtmatig in Nederland verblijvend minderjarig kind of partner is van een toegelaten vluchteling, dan wel de toegelaten vluchteling zelf of,

    • b

      de kosten van leges samenhangen met de eerste 'verblijfsvergunning regulier' van de toegelaten vluchteling.

    De toegelaten vluchteling moet in beide gevallen beschikken over een 'verblijfsvergunning asiel' en het eerste verblijf in Nederland van de toegelaten vluchteling dient korter dan vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag zijn aangevangen.

  • 3. De bijzondere bijstand als bedoeld in lid 2 wordt als bijstand om niet verstrekt.

  • 4. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag van de legeskosten verminderd met het bedrag dat verschuldigd zou zijn bij de aanschaf van een Nederlandse identiteitskaart in Weert.

Artikel 18 - Misgelopen inkomensafhankelijke regelingen

Geen individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt aan de belanghebbende die vanwege inwoning van een niet met een Nederlander gelijk gestelde persoon van 18 jaar of ouder geen recht heeft op een inkomensafhankelijke regeling die onder de werking van de Awir vallen.

Artikel 19 - Schulden

  • 1. Bijstandsverlening voor schulden kan slechts plaatsvinden in het geval dat het college van oordeel is dat er sprake is van:

    • a.

      zeer dringende redenen;

    • b.

      problematische schulden.

  • 2. De bijzondere bijstand bedoeld in lid 1 wordt verstrekt als renteloze geldlening die in zijn geheel dient te worden terugbetaald.

Artikel 20 - Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een AWBZ-instelling

  • 1. Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de onontkoombare kosten in verband met het aanhouden van de woning voor de duur van maximaal zes maanden.

  • 2. Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% over de ruimte boven de relevante bijstandsnorm.

Artikel 21 - Bijzondere bijstand bij een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis

  • 1. Indien de belanghebbende gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de persoonlijke uitgaven, de verschuldigde huur en het vastrecht van de nutsvoorzieningen.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand voor persoonlijke uitgaven is gelijk aan 95% van de in artikel 23 lid 1 van de wet genoemde normbedragen, waarbij toepassing van artikel 23 lid 2 van de wet achterwege blijft.

  • 3. Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% over de ruimte boven 95% van de in artikel 23 lid 1 van de wet genoemde normbedragen, waarbij toepassing van artikel 23 lid 2 van de wet achterwege blijft.

Artikel 22 - Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De belanghebbende wordt geacht de kosten, die verband houden met een verhuizing of inrichting, in beginsel uit zijn inkomen te voldoen. Hetzij door reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf.

  • 2. Als de verhuis- of inrichtingskosten noodzakelijk zijn wordt voor deze kosten bijzondere bijstand verleend in de vorm van leenbijstand.

  • 3. De noodzaak om te verhuizen staat in elk geval vast als er sprake is van een verhuizing in verband met hoge woonkosten.

  • 4. Indien er sprake is van een verhuizing ter bevordering van het langer zelfstandig wonen of de verhuizing plaats vindt op basis van een woonurgentie op basis van sociale of medische gronden wordt de WMO beschouwd als een toereikende voorliggende voorziening.

  • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand voor opknapkosten is voor een woning waar 1 tot 4 personen wonen € 176,= en voor een woning waar 4 of meer personen wonen € 239,=. Bij kamerbewoners wordt uitgegaan van 50% van het genoemde bedrag in de eerste volzin.

Artikel 23 - Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. De kosten die gemoeid zijn met de aanschaf en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en worden uit eigen middelen betaald.

  • 2. Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden kan voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand worden verleend.

  • 3. Indien er sprake is van dringende redenen kan bijzondere bijstand om niet worden verleend.

  • 4. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de Nibud-normen.

  • 5. In afwijking van lid 4 wordt voor stofferingskosten (gordijnen en vloerbedekking) bij een volledige, of naar rato indien het een gedeeltelijke inrichting van een woning betreft, uitgegaan van de volgende maximale bedragen (plafonds):

    • a.

      bij 1 tot 4 personen in een woning € 1.172;

    • b.

      bij 4 of 5 personen in een woning € 1.463;

    • c.

      bij 6 of meer personen in een woning € 1.639.

  • 6. In afwijking van lid 4 wordt bij kamerbewoners uitgegaan van 50% van het genoemde bedrag in lid 6.

  • 7. In afwijking van lid 4 wordt voor inrichtingskosten bij een volledige, of naar rato indien het een gedeeltelijke inrichting van een woning betreft, uitgegaan van de volgende maximale bedragen (plafonds):

    • a.

      alleenstaande kamerbewoner € 1.639;

    • b.

      alleenstaande zelfstandig gehuisvest € 3.163;

    • c.

      gezin van 2 personen € 5.301;

    • d.

      gezin van 3 personen € 6.109;

    • e.

      gezin van 4 personen € 6.908;

    • f.

      gezin van 5 personen € 7.468;

    • g.

      gezin van 6 of meer personen € 7.852.

Artikel 24 - Woonkostentoeslag

  • 1. Het college kan een woonkostentoeslag verlenen bij een:

    • a.

      huurwoning, waarvan de huurlasten beneden de maximale huurgrens van de Huurtoeslag liggen;

    • b.

      huurwoning, waarvan de huurlasten boven de maximale huurgrens voor de Huurtoeslag liggen, of

    • c.

      bij een koopwoning.

  • 2. De hoogte van het bedrag bijstand is afhankelijk van de huurprijs of hypotheekrente plus aanverwante kosten koopwoning en wordt in aanvang vastgesteld overeenkomstig de berekening huurtoeslag tot de maximale huurgrens.

  • 3. Als een woonkostentoeslag als bedoeld in lid 1 onder b of c verleend wordt en voorzienbaar is dat, bij ongewijzigd huurtoeslagbeleid, de woonkostentoeslag het volgend huurtoeslag jaar ook nodig zal zijn, kan het college een verhuisverplichting opleggen. Er wordt dan voor een periode van maximaal 12 maanden bijstand verleend.

  • 4. Als de belanghebbende, in de in het vorige lid bedoelde situatie, redelijke pogingen ondernomen heeft om goedkopere woonruimte te verkrijgen en dit niet gelukt is, of dit naar het oordeel van het college niet redelijkerwijs gevergd kan worden van de belanghebbende, kan de bijstand bij wijze van uitzondering worden verlengd.

  • 5. De verhuisverplichting wordt niet opgelegd bij bijstandsverlening voor woonkosten aan bewoners van een eigen woning als bedoeld in lid 1 onder c, zolang de bijstand verstrekt wordt onder voorwaarde van een gevestigde krediethypotheek.

  • 6. Woonkostentoeslag in situaties als bedoeld in lid 1 onder a is alleen mogelijk in het geval er sprake is van dubbele woonlasten voor een periode van maximaal 2 maanden.

  • 7. Als op grond van lid 3 of 4 een verhuisverplichting wordt opgelegd kan, in afwijking van lid 2, de woonkostentoeslag verhoogd worden met een bedrag gelijk aan 50% van de in aanmerking te nemen woonkosten voor zover zij de maximale huurgrens voor de Huurtoeslag overstijgen.

  • 8. Het draagkrachtpercentage bedraagt 100% over de ruimte boven de relevante bijstandsnorm.

Artikel 25 - Collectieve zorgverzekering minima

  • 1. Het college verleent aan een persoon van 18 jaar of ouder die, in het kader van de met de CZ afgesloten collectieve zorgverzekering voor minima, een aanvullende zorgverzekering "Gemeente Extra" heeft afgesloten een bijdrage van € 12,= per maand als tegemoetkoming voor de premie van deze aanvullende verzekering, alsmede voor de kosten van de door de CZ aangeboden 'module Wmo-Wlz/huishoudelijke ondersteuning'.

  • 2. Het college verleent aan een persoon van 18 jaar of ouder die, in het kader van de met de CZ afgesloten collectieve zorgverzekering voor minima, een aanvullende zorgverzekering "Gemeente Extra Uitgebreid" heeft afgesloten een bijdrage ter hoogte van de in lid 1 genoemde bijdrage vermeerderd met 100% van het premieverschil tussen de verzekering “Gemeente Extra” en “Gemeente Extra Uitgebreid” als tegemoetkoming voor de premie van deze aanvullende verzekering, alsmede voor de kosten van de door de CZ aangeboden 'module Wmo-Wlz/huishoudelijke ondersteuning'.

  • 3. De verstrekking van de bijdrage en de vergoeding van de kosten als bedoeld in het eerste en tweede lid vindt plaats door middel van het in mindering brengen hiervan op de door de deelnemer verschuldigde aanvullende premie voor de aanvullende verzekering "Gemeente Extra" of “Gemeente Extra Uitgebreid”.

Artikel 26 – Tijdelijke compensatieregeling aanvullende zorgverzekering

  • 1. Aan een belanghebbende met een minimuminkomen verstrekt het college voor het jaar 2015 op aanvraag een tegemoetkoming voor de premie van een aanvullende zorgverzekering indien de belanghebbende:

    • a.

      niet eerder door de gemeente Weert met een brief is geïnformeerd over de mogelijkheid om deel te nemen aan de CZM; en

    • b.

      een aanvullende zorgverzekering heeft afgesloten waarvoor per maand ten minste € 12,= premie verschuldigd is; en

    • c.

      de intentie uitspreekt om per 1 januari 2016 deel te gaan nemen aan de CZM; en

    • d.

      de aanvraag wordt ingediend voor 1 april 2016.

  • 2. Voor de belanghebbende die na 1 januari 2015 met een brief door de gemeente is geïnformeerd over de mogelijkheid om deel te nemen aan de CZM geldt voor de toepassing van lid 1 sub a niet, mits belanghebbende op dat moment niet kon deelnemen aan de CZM omdat de belanghebbende bij een andere zorgverzekeraar dan CZ verzekerd was.

Artikel 27 - Bevoegdheid

De bevoegdheid tot aanpassing van de in deze beleidsregels opgenomen normen of bedragen berust bij het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening.

Artikel 28- Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, is het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening bevoegd nadere regels, richtlijnen en richtprijzen vast te stellen. Indien het hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorgverlening gebruik maakt van deze bevoegdheid stelt hij de verantwoordelijke wethouder hiervan in kennis.

Artikel 29- Hardheidsclausule

Het college kan, onverminderd artikel 18 lid 1 van de wet, in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 30 - Overgangsrecht

  • 1. Op aanvragen voor bijzondere bijstand waarvan de meldingsdatum ligt voor de inwerkingtredingsdatum van deze beleidsregel wordt besloten op basis van het op de meldingsdatum geldende beleid.

  • 2. Onverminderd lid 1 verliest de belanghebbende het hem periodiek toegekende recht op bijzondere bijstand na de inwerkingtredingsdatum van deze beleidsregel, indien op basis van de bepalingen in deze beleidsregel geen recht op bijzondere bijstand bestaat.

Artikel 31- Indexering

  • 1. De bedragen, genoemd in artikel 22 lid 5 en artikel 23 lid 5 en 7, worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de "consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek", met als basisjaar het jaar 2015.

  • 2. Bij de berekening volgens de "jaar-op-jaar methode" zijn van toepassing:

    • -

      het bedrag van de vergoeding per 1 januari van het lopende jaar;

    • -

      het indexcijfer van december van het voorafgaande jaar tot en met het indexcijfer van november van het lopende jaar, het zogenaamde jaargemiddelde ('gemiddeld voortschrijdend gemiddelde');

    • -

      de bedragen worden afgerond op hele euro's; € 0,49 en lager naar beneden; € 0,50 en meer naar boven.

Artikel 32 – Intrekking bestaande beleidsregels, citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt de “beleidsregel bijzondere bijstand Weert 2015 versie 2”, zoals deze zijn vastgesteld door het college op 28 april 2015 per 1 januari 2016 ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016 en worden aangehaald als “Beleidsregel bijzondere bijstand Weert 2015 versie 3”.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Weert, 24 november 2015
De secretaris, De burgemeester,