Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Weert houdende regels omtrent de Beleidslijn voor de toepassing van de wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2019

Geldend van 13-10-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Weert houdende regels omtrent de Beleidslijn voor de toepassing van de wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2019

Het college van Burgemeester en Wethouders en de burgemeester van de gemeente Weert, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende dat:

  • -

    gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;

  • -

    op 10 februari 2015 door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester is vastgesteld de Beleidslijn Wet Bibob 2015;

  • -

    onderhavig beleid geldt ter vervanging van de eerder vastgestelde beleidslijn van de gemeente Weert;

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 3, 27, 30a en 31 van de Drank & Horecawet, de artikelen 2:25, 2:28, 2:34b en 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Weert 2017, artikel 2 van de Verordening kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2011 en het Burgerlijk Wetboek;

besluiten:

  • 1.

    In te trekken de vastgestelde beleidslijnen Wet Bibob van 10 februari 2015;

  • 2.

    Vast te stellen de Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bibob 2019.

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in navolgend lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Weert.

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Weert.

    • c.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidie-ontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan.

    • d.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

    • e.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Limburg.

    • f.

      Bibob-quickscan: het raadplegen van gegevens via RIEC/politie, Justitie en Kamer van Koophandel waarbij ook het verleden van de inrichting en/of exploitant wordt betrokken. Op basis hiervan wordt bepaald of het Bibob-vragenformulier moet worden ingevuld en bijhorende gegevens moeten worden aangeleverd.

    • g.

      Eigen onderzoek: een uitgebreid financieel onderzoek op basis van het ingevulde Bibob-vragenformulier met bijhorende gegevens en de quick scan.

    • h.

      volledige Bibob-toets: een uitgebreide toets door het Bureau op basis van het door de Minister vastgestelde volledige Bibob-vragenformulier.

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen (Bibob-quickscan)

  • 1. Een Bibob-quickscan vindt plaats bij horecavergunningen (artikel 3 Drank- & Horecawet), met uitzondering van paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet, alsmede de aanvraag wijziging leidinggevende (art. 30a Drank- en Horecawet). De Bibob-quick scan vindt tevens plaats bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning).

  • 2. Een Eigen onderzoek vindt plaats als de Bibob-quickscan en het ingevulde Bibob vragenformulier met bijhorende gegevens daartoe aanleiding geven.

  • 3. Na het uitvoeren van de Bibob-quickscan en het Eigen onderzoek wordt een volledige Bibob-toets toegepast indien vragen blijven bestaan over met name:

    • a.

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

    • b.

      de financiering van het bedrijf/bouwproject;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming/bouwproject of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de inventaris van de inrichting;

    • d.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen (volledige Bibob-toets)

  • 1. Een volledige Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen en indien het daartoe uitgevoerde Eigen onderzoek onvoldoende zekerheid geeft omtrent een te nemen beslissing:

    • a.

      vergunningen voor seksinrichtingen (artikel 3:4 Algemene Plaatselijke Verordening);

    • b.

      exploitatievergunningen bestemd voor coffeeshops (artikel 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening);

    • c.

      vergunningen voor uitoefening bedrijf (artikel 2:34b Algemene Plaatselijke Verordening).

  • 2. Een volledige Bibob-toets vindt voorts plaats bij de hierna onder a t/m g genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning activiteit bouwen);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning activiteit milieu);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning);

    • e.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2 van de Verordening kansspelautomaten en speelautomatenhallen 2011;

    • f.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval een horecabedrijf betreft als bedoeld in artikel 4 Drank- en Horecawet (paracommerciële instelling);

    • g.

      de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 10 of 15 van de Algemene subsidieverordening Weert 2017.

Artikel 2.3 Vrijstellingen

De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semi-overheidsinstanties;

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Een volledige Bibob-toets vindt plaats met betrekking tot reeds verleende, in artikel 2.1 en 2.2 van dit beleid genoemde, beschikkingen indien:

  • 1.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 2.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties, zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een volledige Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst bij een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet Bibob kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

Het besluit tot uitvoering van het Bibob-onderzoek is gebaseerd op:

  • 1.

    informatie verkregen van het Bureau en/of;

  • 2.

    informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OMtip) en/of;

  • 3.

    informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of;

  • 4.

    eigen ambtelijke informatie.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot overheidsopdrachten. Hierbij handelt het dan zowel om overheidsopdrachten binnen de klassieke sectoren (werken, leveringen en diensten) als de overheidsopdrachten binnen de speciale sectoren (water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten).

Hierbij geldt wel dat een eerste toets bij inkoop en aanbestedingen plaatsvindt door toepassing van de uitsluitingsgronden of het hanteren van de Gedragsverklaring Aanbesteden en dat indien twijfel bestaat er aanvullend een Bibob-toetsing kan plaatsvinden.

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Bibob-toets

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

Weigeren invullen Bibob -vragenformulier

Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de (gedeeltelijke) ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.

Het Bibob-vragenformulier en documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het Eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnen onderzoek.

Als het bestuursorgaan op basis van het Eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaan tot:

  • a.

    intrekking van een eerder verleende beschikking;

  • b.

    weigering van de aangevraagde beschikking;

  • c.

    het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet Bibob.

Artikel 4.2 Bibob-advies

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, wordt een advies bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB) gevraagd in de situaties als bedoeld in:

  • a.

    artikel 2.1 lid 3 van deze beleidslijn;

  • b.

    artikel 2.2 van deze beleidslijn;

  • c.

    artikel 2.4 van deze beleidslijn;

  • d.

    artikel 3.1 van deze beleidslijn.

De adviesaanvraag bij het LBB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

Artikel 4.3 Beslissing na advies

  • 1. Indien uit het afgegeven advies van het LBB blijkt dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    • a.

      intrekking van een eerder verleende beschikking;

    • b.

      weigering van de aangevraagde beschikking;

    • c.

      het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet Bibob.

  • 2. Indien uit het afgegeven advies van het LBB blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    • a.

      verbinden van Bibob-gerelateerde voorschriften aan de beschikking;

    • b.

      het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet Bibob.

Paragraaf 5: Geheimhouding

Artikel 5.1 Geheimhoudingsplicht

Het advies van het LBB zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de beschikking of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het LBB ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.

Paragraaf 6: Invoering

Artikel 6.1 Invoeringsdatum

Deze beleidslijn is vastgesteld door de Burgemeester respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op 2 april 2019 en treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

Ondertekening

De burgemeester van Weert

A.A.M.M.Heijmans

burgemeester en wethouders,

G. Brinkman

secretaris

A.A.M.M. Heijmans

burgemeester

Toelichting beleidslijn Bibob 2019 gemeente Weert

1.Inleiding

Eén van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van de georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

2.De Wet Bibob algemeen

De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.

Daarom hebben bestuursorganen ter bescherming van hun integriteitsrisico er in 2003 een instrument bijgekregen: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Het doel van de wet is het voorkomen van het ongewild faciliteren van criminele activiteiten. Zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

3.De Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013

Na een uitvoerige evaluatie zijn er per 1 juli 2013 een aantal wijzigingen/aanvullingen doorgevoerd die met name betrekking hebben op het toepassingsbereik van de wet. Verder zijn de onderzoeksmogelijkheden voor het openbaar bestuur zelf verruimd.

Toepassingsbereik

In de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob 2013 is allereerst het toepassingsbereik van de wet uitgebreid met de volgende onderdelen:

  • -

    Vastgoedtransacties zoals koop/verkoop, grondtransacties, (ver)huurovereenkomsten, pps-constructies. Voorwaarde is dat overheid zelf partij is.

  • -

    Huisvestingsvergunningen op grond van de Huisvestingswet;

  • -

    Subsidies: de subsidieregeling waarop het Bibob-beleid van toepassing wordt verklaard hoeft niet meer ter goedkeuring te worden voorgelegd;

  • -

    Gemeentelijke vergunningen/ontheffingen: de voorheen geldende limitatieve opsomming is nu losgelaten hetgeen inhoudt dat in beginsel iedere gemeentelijke vergunning, die voorgeschreven wordt voor een inrichting of bedrijf, onder het Bibob-beleid kan vallen. Dit moet natuurlijk wel gemotiveerd worden.

Eigen onderzoek

Tot aan de wijziging in 2013 was de benadering dat het bestuursorgaan in beperkte mate een vooronderzoek (eigen huiswerk) deed en aansluitend voor de verdere beoordeling van aanvragen een adviesverzoek deed bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB). Vanaf 2013 is er voor gekozen om bestuursorganen in eerste aanleg al zoveel mogelijk in positie te brengen om tot een meer diepgaande beoordeling van de aanvraag te kunnen komen, en op basis van dit Eigen onderzoek zelf al een beslissing te nemen.

Om dit Eigen onderzoek beter te kunnen doen is de mogelijkheid tot het opvragen van justitiële en strafvorderlijke gegevens uitgebreid. Wel geldt deze mogelijkheid alleen ten aanzien van betrokkenen.

Om het opvragen van bepaalde gegevens mogelijk te maken was het noodzakelijk een aantal regelingen aan te passen. Het gaat dan om het Besluit politiegegevens, het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, de Handelsregisterwet en het Besluit controle rechtspersonen.

4.Toepassingsbereik Wet Bibob voor het bestuursorgaan gemeente na 2013

Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de wettelijke mogelijkheden van de Wet Bibob en het Besluit Bibob zich vanaf 2013 tot:

  • -

    Beschikkingen ingevolge art. 3 en 30a Drank- en Horecawet, te weten de drank- en horecavergunning en het aanhangsel leidinggevenden bij deze vergunning;

  • -

    Vergunning ten behoeve van seksinrichtingen;

  • -

    Vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten;

  • -

    Vergunningen vanuit de Huisvestingswet;

  • -

    Vergunningen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen;

  • -

    Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten;

  • -

    Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten;

  • -

    Omgevingsvergunning beperkte milieutoets;

  • -

    Subsidies.

Voor de gemeente als privaatrechtelijke partner beperken de mogelijkheden zich tot:

  • -

    Aanbestedingen binnen de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • -

    Vastgoedtransacties.

5.Waarom een beleidslijn

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet Bibob. Het betreft een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan zelf de mogelijkheid heeft te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden dit instrument zal worden toegepast.

Door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn biedt de gemeente meer structuur, duidelijkheid en transparantie in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers.

Voor de burger wordt door de beleidslijn voorkomen dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Voor de gemeentelijke overheid wordt door de beleidslijn een nadrukkelijk signaal afgegeven voor de bescherming van haar integriteit hetgeen een preventieve werking tot gevolg kan hebben.

6.Algemene uitgangspunten beleidslijn 2019

Ten opzichte van de vorige beleidslijn uit 2015 gelden de volgende uitgangspunten onverminderd.

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Voordat gemeenten het LBB om een advies kunnen vragen, dienen zij zelf eerst de integriteit van de aanvrager of houder van de beschikking (of de persoon betrokken bij de aanbesteding of vastgoedtransactie) te onderzoeken en te bekijken of er een bestaande weigeringsgrond of intrekkingsgrond is. Ook moet de gemeente onderzoeken of zij niet zelfstandig de Wet Bibob kan toepassen. Als ultimum remedium kan de gemeente een advies over de mate van gevaar vragen aan het LBB. Dit bureau voert dan een intensieve(re) screening uit van een persoon en zijn zakelijke relaties waarbij diverse gesloten bronnen worden geraadpleegd.

Administratieve lasten:

Het toepassen van de bibob-toets zorgt voor een lastenverzwaring zowel bij de aanvrager als bij het bestuursorgaan. De aanvrager moet meer gegevens overleggen en het bestuursorgaan zal meer gegevens moeten toetsen.

Eenduidigheid

Vanaf de wetswijziging in 2013 is landelijk de inhoud van mogelijke vragen vastgesteld door middel van vastgestelde vragenformulieren. Een bestuursorgaan heeft wel de mogelijkheid om deze vragenlijsten desgewenst in te dikken (niet uitbreiden) via een zogeheten vragengenerator zodat gerichtere vraagstelling mogelijk is.

7.Nieuw toepassingsbereik gemeente Weert

Na de inwerkingtreding van de Wet bibob heeft de gemeente Weert beleidsregels vastgesteld en na de wetswijziging in 2013 zijn deze in 2015 opnieuw vastgesteld. Er is toen een bewuste keuze gemaakt om niet alles op te nemen in de beleidslijn wat de wetswijziging mogelijk maakte aangezien de praktijk daar op dat moment geen behoefte aan had of omdat bestaande regelgeving al genoeg mogelijkheden bood om misbruik te voorkomen zoals bij aanbesteden.

Feitelijk konden hierdoor de volgende categorieën worden onderscheiden.

  • 1.

    Altijd Bibob -toets

    • -

      drank- en horecavergunning reguliere inrichting

    • -

      seksinrichting

    • -

      coffeeshops

  • 2.

    Bibob -toets als vangnet

    • -

      Vangnet houdt in dat de toets wordt uitgevoerd als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik. De toets wordt dus alleen benut als hiertoe aanleiding is.

    • -

      Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

    • -

      Evenementenvergunning

    • -

      Speelautomatenhal

    • -

      Drank- en horecavergunning paracommerciële instelling

    • -

      Vastgoedtransactie waarbij overheid partij is

  • 3.

    Geen bibob -toets

    • -

      Subsidies

    • -

      Omgevingsvergunning bouwen/milieu

    • -

      Aanbestedingen bouw/milieu/ICT

    • -

      Huisvestingswet

Sinds de vaststelling van de vorige beleidslijn zijn er vier jaar verstreken en zijn er redenen om de beleidslijn te wijzigen.

Allereerst blijkt dat gemeenten steeds meer geconfronteerd worden met ondermijning. De Wet Bibob geeft de gemeenten een middel om hiertegen op te treden. Het ligt dan ook voor de hand, en de dagelijkse praktijk bevestigt dit ook, om de wettelijke toepassingsmogelijkheden nu nagenoeg wel geheel over te nemen in de Weerter beleidslijn. Dit in tegenstelling tot 2015.

Ook de recente opname in de Algemene Plaatselijke Verordening van een nieuw ondermijningsartikel (artikel 2:34b tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat) noodzaakt tot een aanpassing van de beleidslijn.

Feitelijk wordt bovengenoemde categorie 1 (altijd Bibob-toets) nu uitgebreid met de wijziging leidinggevende horeca-inrichting en de vergunning op grond van artikel 2:34b APV.

Categorie 2, de vangnetgevallen, wordt uitgebreid met de omgevingsvergunning activiteit bouwen, de omgevingsvergunning activiteit milieu en subsidies. De vangnetconstructie houdt in dat je niet alle aanvragen standaard gaat toetsen aan de Wet Bibob doch alleen als hiertoe aanleiding bestaat. Eerst wordt het Eigen onderzoek uitgevoerd en daarna eventueel advies gevraagd aan het LBB.

Net als eerder blijven aanbestedingen buiten de bibob-toets omdat andere regelgeving al waarborgen biedt om misbruik te voorkomen. Bovendien zou aanvullend een aanpassing van het door Weert, Nederweert en Leudal gemeenschappelijk vastgestelde Inkoop- en aanbestedingsreglement noodzakelijk zijn.

Ook de Huisvestingswet blijft weer buiten beeld omdat Weert geen hierop gebaseerde verordening kent en vergunningen dus niet aan de orde zijn.

In onderstaande tabel is aangegeven voor welke wettelijke toepassingsmogelijkheden de gemeente Weert nu kiest, welke stappen worden ondernomen en hoe de stappen elkaar zo nodig opvolgen. Na het doorlopen van één of meerdere stappen vindt besluitvorming plaats dat wil zeggen: de vergunning wordt wel (al dan niet onder voorwaarden) of niet verleend.

Quick Scan

Hierbij worden gegevens via RIEC/politie, Justitie en Kamer van Koophandel geraadpleegd en wordt gekeken naar het verleden van de inrichting en/of exploitant. Op basis hiervan wordt bepaald of het Bibob-vragenformulier moet worden ingevuld en bijhorende gegevens moeten worden aangeleverd.

Eigen onderzoek

Hierbij wordt een uitgebreid onderzoek gedaan aan de hand van het Bibob-vragenformulier met bijhorende gegevens en de quick scan. Dit Eigen onderzoek zal in overleg met de betreffende portefeuillehouder worden uitgevoerd.

Soort beschikking/handeling

Quick Scan

Eigen onderzoek

Advies LBB

Criteria vervolgstap

Art.3 Drank- en Horecawet

(aanvraag vergunning)

Art. 30a Drank- en Horecawet (wijziging leidinggevende)

X

X

X

-Quick scan (op basis van gegevens) bepaalt of vragenformulier moet worden ingevuld.

-Eigen onderzoek (met name financieel) vindt plaats als quick scan en ingevuld vragenformulier daartoe aanleiding geven.

-Als na Eigen onderzoek nog steeds onduidelijkheid bestaat over bedrijfsstructuur, financiering, persoon aanvrager volgt adviesaanvraag LBB

Seksinrichting

(aanvraag exploitatievergunning)

X

X

Als Eigen onderzoek onvoldoende zekerheid geeft over te nemen beslissing volgt adviesaanvraag LBB

Coffeeshops

(aanvraag exploitatievergunning)

X

X

Als Eigen onderzoek onvoldoende zekerheid geeft over te nemen beslissing volgt adviesaanvraag LBB

Bedrijfsvergunning art. 2:34b APV

X

X

Als Eigen onderzoek onvoldoende zekerheid geeft over te nemen beslissing volgt adviesaanvraag LBB

Omgevingsvergunning activiteit bouwen

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

Omgevingsvergunning activiteit milieu

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

Omgevingsvergunning beperkte milieutoets

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

Evenementenvergunning

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

Speelautomatenhal

(aanvraag vergunning)

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

Art 3 en 4 Drank- en Horecawet (vergunning paracommerciële instelling)

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

Vastgoedtransacties

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

Subsidies

Toets (eigen onderzoek en eventueel advies LBB) vindt pas plaats als uit informatie (eigen organisatie, OM, RIEC, LBB) blijkt dat sprake is van ernstige mate van gevaar voor misbruik

8.Vergewisplicht

Uit jurisprudentie blijkt dat een vergunningverlenend bestuursorgaan in beginsel van het advies van het LBB mag uitgaan. Dit neemt echter niet weg dat het bestuursorgaan zich er van moet vergewissen (artikel 3:9 Algemene wet bestuursrecht) dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en de feiten de conclusie kunnen dragen (dus geen evidente onjuistheden of innerlijke tegenstrijdigheden).

Dit geldt overigens ook bij de privaatrechtelijke bevoegdheden voor een bestuursorgaan gelet op artikel 3: 14 Burgerlijk Wetboek.

Invulling van deze vergewisplicht kan plaatsvinden in het kader van de zienswijzeprocedure bij een voorgenomen besluit of extern door ondersteuning van het RIEC of de lokale driehoek.