Regeling vervallen per 01-01-2015

Maatregelenverordening gemeente Weesp 2013

Geldend van 16-05-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Maatregelenverordening gemeente Weesp 2013

De raad van de gemeente Weesp;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 maart 2013;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, h en i van de Wet werk en bijstand;

overwegende, dat het noodzakelijk is de maatregelenverordening in het kader van de Wet werk en bijstand in overeenstemming te brengen met de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving;

B E S L U I T:

1. de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Weesp 2013 vast te stellen;

2. deze verordening acht dagen na publicatie in werking te laten treden, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 april 2013

De raad voornoemd,

mw. M. Walrave, B. Horseling,

griffier voorzitter

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    b. Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004

    c. algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

    d. bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

    e. bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    f. bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet. Voor zelfstandigen die een Bbz-uitkering ontvangen of hebben ontvangen wordt onder ‘bijstandsnorm’ verstaan de norm die op grond van artikel 78f van de wet op hen van toepassing is;

    g. langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 36, van de wet;

    h. maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

    i. recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet;

    j. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp.

  • 2 De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1 Het college legt een maatregel op als een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) - met uitzondering van de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 eerste lid van de wet en artikel 30c tweede en derde lid Wet Suwi - , dan wel de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning, wijziging of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen niet, of onvoldoende nakomt en wanneer een belanghebbende zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2 Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1 De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet, of als de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand, daar aanleiding toe geeft.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand voor woonkosten en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering aan zelfstandigen die bijstand voor het levensonderhoud krachtens het Bbz ontvangen, of hebben ontvangen.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

a. de reden van de maatregel;

b. de duur van de maatregel;

c. het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd;

d. het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd uitgaande van de uitkeringsnorm; en,

e. indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1 Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid, van het Bbz; of

    d. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1 Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden.

  • 2 Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3 Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1 De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2 afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand of de langdurigheidstoeslag nog niet is uitbetaald

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan, voor zover het zelfstandigen betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz hebben ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht worden betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.

  • 4 Een maatregel wordt opgelegd voor de duur van een kalendermaand, tenzij in deze verordening een afwijkende termijn is opgenomen.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

  • 1 Indien sprake is van het niet of niet behoorlijk nakomen van meer dan één verplichting, als bedoeld in de navolgende artikelen, en het niet nakomen van deze verplichtingen voortkomt uit één oorzaak, wordt slechts één maatregel opgelegd, bij verschil die uit de hoogste categorie.

  • 2 Indien sprake is van het niet of niet behoorlijk nakomen van meer dan één verplichting, als bedoeld in de navolgende artikelen, en het niet nakomen van deze verplichtingen voortkomt uit verschillende oorzaken, wordt voor iedere oorzaak een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

  • 3 Indien de cumulatie van de maatregelen hoger is dan 100% en dus niet in één kalendermaand kan worden geëffectueerd kan het resterende deel van de maatregel opgelegd worden in de volgende maand(en).

Hoofdstuk 2 Maatregelen in verband met de plicht tot arbeidsinschakeling, behoud van arbeid, en Tegenprestatie

Artikel 9 Indeling in categorieën

  • 1 Gedragingen van belanghebbenden die als schending van één van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 9, 9a, 10a en 44a van de wet kunnen worden aangemerkt, alsmede het niet behouden van arbeid, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

    Eerste categorie:

    a. het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    b. het niet ondertekenen of het niet aan burgemeester en wethouders verstrekken van een bijlage bij het besluit tot toekenning of voortzetting van de bijstand.

    c. het niet tijdig verstrekken van inlichtingen die naar het oordeel van het college noodzakelijk worden geacht voor de inschakeling in arbeid, waaronder mede wordt begrepen het zonder bericht niet verschijnen op een oproep of afspraak daarover.

  • 2 Tweede categorie:

    a. het niet of in onvoldoende mate naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    b. het niet of in onvoldoende mate (mee-)werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en scholing of sociale activering of zorg, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing op opleiding;

    c. het niet of in onvoldoende mate voldoen aan de verplichting om naar vermogen opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige taken te verrichten.

  • 3 Derde categorie:

    a. gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren, waaronder mede wordt verstaan het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren, dan wel evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de wet;

    b. het in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid, van de wet, waaronder begrepen sociale activering of zorg.

    c. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de wet, niet te willen nakomen, hetgeen heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de wet.

  • 4 Vierde categorie:

    a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    c. het niet gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder mede begrepen sociale activering of zorg, dan wel het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren, dan wel evalueren van een plan van aanpak.

    d. het niet of in onvoldoende gebruik maken van een overeengekomen proefplaatsing, waardoor verwijtbaar een reëel uitzicht op een aansluitend dienstverband is verspeeld.

    e. het door een persoon van 27 jaar of ouder uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, en/of artikel 55 van de wet, niet te willen nakomen.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

    a. vijf procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

    b. tien procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

    c. dertig procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden bij gedragingen van de derde categorie;

    d. honderd procent van de bijstandsnorm gedurende twee maanden bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2 De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 3 Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het tweede lid is opgelegd voor een derde keer schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van de vierde categorie wordt een maatregel voor onbepaalde tijd opgelegd, onverminderd het bepaalde bij artikel 7, derde lid tweede zin. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld een besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 6 tweede lid.

Hoofdstuk 3 Vervallen

vervallen

Artikel 11 Vervallen

vervallen

Artikel 12 Vervallen

vervallen

Artikel 13 Vervallen

vervallen

Hoofdstuk 4 in verband met andere gedragingen dan schending van de inlichtingen- danwel arbeidsverplichtingen

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1 Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, kan een maatregel worden opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 2 Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgend wijze vastgesteld:

    a. bij een periode van 3 maanden of korter: 100% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

    b. bij een periode van 3 tot 6 maanden: 100% van de bijstandsnorm gedurende drie maanden;

    c. bij een periode van 6 maanden en langer: 100% van de bijstandsnorm gedurende zes maanden.

Artikel 14a Maatregel bij verlies van een passende en toereikende voorliggende voorziening door toepassing van bestuurlijke boete

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 14 wordt, indien belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht, een maatregel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden gerekend vanaf de start van de verrekening.

  • 2 Artikel 17 is met betrekking tot de maatregel, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel worden opgelegd van:

    a. veertig procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij verbaal geweld;

    b. honderd procent van de bijstandsnorm bij (dreigend) fysiek geweld en/of vernielingen.

  • 2 De duur van de maatregel kan worden verdubbeld, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel, als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van een zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging.

  • 3 Met een besluit als bedoeld in het vorige lid wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Hoofdstuk 5 VERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE

Artikel 16 Nieuw Artikel

Het college verrekent het openstaande boetebedrag gedurende de eerste drie maanden na het moment van dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.

Artikel 17 Verzoek tot doorbetaling huur/hypotheekrente

  • 1 Belanghebbende kan verzoeken om, in afwijking van het bepaalde in artikel 16, de huur dan wel hypotheekrente na aftrek van huurtoeslag respectievelijk hypotheekrenteaftrek en de netto kosten van de ziektekostenverzekering, gedurende de in artikel 16 genoemde periode direct vanuit de bijstand te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast.

  • 2 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien belanghebbende(n) in redelijkheid over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde drie maanden in hun levensonderhoud te voorzien dan wel in redelijkheid deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Artikel 18 Verrekenen met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

In afwijking van artikel 16 verrekent het college het openstaande boetebedrag met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht indien:

a. toepassing van artikel 16 en 17 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n); dan wel

b. de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financieren.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na publicatie en heeft een terugwerkende kracht terug tot en met 1 januari 2013.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Weesp 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 april 2013
mw. M. Walrave, B. Horseling,
griffier voorzitter