Regeling vervallen per 01-01-2018

Aangepaste uitvoeringsregels bij de verordening Jeugdhulp SWW

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2017

Intitulé

Aangepaste uitvoeringsregels bij de verordening Jeugdhulp SWW

UITVOERINGSREGELS

Op grond van de Jeugdwet kunnen gemeenten nadere regels vaststellen voor het uitvoerende beleid. De verordening vaststellen in een bevoegdheid van de gemeenteraad. Nadere regels, in SWW uitvoeringsregels genoemd, liggen bij het college.

TOELICHTING

De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval uitvoeringsregels opstelt:

  • over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen;

  • met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget (PGB) wordt vastgesteld;

  • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet;

  • over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en

  • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

Bij het maken van de Verordening jeugdhulp 2015 gemeenten SWW –op basis van de modelverordening VNG- zijn diverse lokale keuzes gemaakt die in het model werden geboden.

Een belangrijke keuze is om meer bevoegdheden bij het college te leggen in plaats van bij de gemeenteraad. Hiervoor is gekozen omdat 2015 een overgangsjaar is, waarin veel verandert en de mogelijkheid aanwezig moet zijn om, als de praktijk daarom vraagt, aanpassingen door te voeren. Het is belangrijk om het nieuwe, lokale stelsel aan de praktijk te kunnen toetsen én flexibel aan de werkelijkheid te kunnen aanpassen.

Deze uitvoeringsregels zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp 2015 Stichtse Vecht, Weesp en Wijdemeren.

ARTIKEL 1 BESCHIKBARE VOORZIENINGEN

Het college is, conform artikel 2 verordening Jeugdhulp SWW, verantwoordelijk voor het verstrekken van jeugdhulp in de vorm van algemene voorzieningen, overige voorzieningen en individuele voorzieningen.

1.1 INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Individuele voorzieningen zijn voorzieningen gericht op intensieve, specialistische en/of excluderende ondersteuning. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

specialistische ondersteuning, residentieel, crisisopvang, gezinsvervanging, AM(h)K, jeugdbescherming, jeugdreclassering, basis jeugd GGZ, specialistische jeugd GGZ, dagbesteding, individuele begeleiding, kortdurend verblijf, jeugdzorg plus.

1.2 OVERIGE VOORZIENINGEN

Overige voorzieningen zijn voorzieningen gericht op lichte ondersteuning.

De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

participatie, signaleren, kortdurende ondersteuning jeugdhulp en coördinatie van zorg.

ARTIKEL 2 VOORWAARDEN EN AFWEGING VERSTREKKING INDIVIDUELE VOORZIENING VIA HUISARTS, MEDISCH SPECIALIST OF JEUGDARTS

voorwaarden voor toekenning, wijze van beoordeling, afwegingsfactoren

Cliënt komt in aanmerking voor een individuele voorziening door verwijzing door huisarts, medisch specialist of jeugdarts, die hiervoor zijn eigen afwegingsfactoren gebruikt.

informatie aan ouders

De gemeentelijke website wordt zodanig ingericht dat alle noodzakelijke informatie hierop terug te vinden is. Tevens kan de informatie desgewenst in papieren vorm worden verstrekt.

procedureregels voor de toegang tot jeugdhulp

Na een verwijzing door een arts meldt de zorgaanbieder dit aan de gemeente. Het college verstrekt hierop een beschikking, waarbij in beginsel het oordeel van de aanbieder wordt over genomen. De privacywetgeving wordt hierbij in acht genomen.

Het college kan een nader onderzoek laten uitvoeren naar het door de aanbieder opgestelde behandelplan. Hierbij kan worden meegenomen of het behandelplan in redelijkheid qua intensiviteit in verhouding staat tot de problematiek en of voor de juiste zorgvorm is gekozen.

De in rekening gebrachte kosten dienen in lijn te zijn met de afgesproken tarieven.

De procedureregels worden nader uitgewerkt in de werkwijze rond het sociale wijkteam.

ARTIKEL 3 VOORWAARDEN EN AFWEGING VERSTREKKING INDIVIDUELE VOORZIENING DOOR DE GEMEENTE

voorwaarden voor toekenning, wijze van beoordeling, afwegingsfactoren

Cliënt komt in aanmerking voor een individuele voorziening door verwijzing door gemeentelijke toegang en/of deskundige. De gemeentelijke toegang stelt hieromtrent een protocol op.

Er wordt een gezamenlijk behandelplan opgesteld. De cliënt en/of zijn ouders zijn gerechtigd een familiegroepsplan op te stellen.

informatie aan ouders

De gemeentelijke website wordt zodanig ingericht dat alle noodzakelijke informatie hierop terug te vinden is. Tevens kan de informatie desgewenst in papieren vorm worden verstrekt.

procedureregels voor de toegang tot jeugdhulp

Een zorgvraag wordt beoordeeld door de gemeentelijke toegang. Hiervoor kan desgewenst nader advies worden ingewonnen bij een deskundige.

Het college beoordeelt het verzoek en neemt een besluit binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek. Als een redelijke beslissing binnen deze termijn niet mogelijk is dan kan de beslissing worden uitgesteld voor de duur van de periode die nodig is om alle benodigde informatie te verkrijgen.

Zie verder artikel 4.

ARTIKEL 4 PROCEDURE TOEGANG JEUGDHULP VIA DE GEMEENTE

4.1. BEOORDELING VOORZIENINGEN

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de benodigde expertise beschikbaar is voor de beoordeling van de te verstrekken individuele voorziening jeugdhulp.

  • 2.

    Voor de beoordeling van het toekennen van een individuele voorziening doet het college onderzoek, voor en in een gesprek en legt de bevindingen van het vooronderzoek en het gesprek schriftelijk vast in een ondersteuningsplan.

4.2.Vooronderzoek

  • 1.

    Het college – in de praktijk gemandateerd aan deskundigen - verzamelt alle voor het onderzoek, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige (en)/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige (en)/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige (en)/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid.

4.3.Gesprek

  • 1.

    Het college – in de praktijk gemandateerd aan deskundigen - onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige (en)/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige (en)/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB en de aanwezigheid van draagkracht voor beheer van een PGB bij budgethouders, waarbij de jeugdige (en)/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige (en)/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken en te verstrekken aan een behandelaar.

  • 4.

    Het college kan in overleg met de jeugdige (en)/of zijn ouders afzien van een gesprek.

4.4 Ondersteuningsplan

Het college – in de praktijk gemandateerd aan deskundigen – en de jeugdige (en)/of zijn ouders zorgen voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en het gesprek, in het zogenoemde ondersteuningsplan. In dit ondersteuningsplan, dat binnen redelijke termijn moet worden opgesteld, staat in ieder geval opgenomen:

  • a.

    Opname van de BSN-gegevens of identificatiedocument

  • b.

    Doelen van de ondersteuning

  • c.

    Inzet eigen kracht en sociale netwerk

  • d.

    Hulpverlening vanuit algemene voorzieningen en/of individuele voorzieningen

  • e.

    Traject en duur ondersteuningsplan

4.5 Familiegroepsplan

Een familiegroepsplan is een hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Op grond van art. 4.1.1.a Jw (amendement) biedt de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling als eerste de mogelijkheid om, binnen een redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Het voorgaande is niet van toepassing op de gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert of die de voogdij uitoefent in het geval dat de ouders ontheven of ontzet zijn uit het ouderlijk gezag. Slechts indien de ouders aan de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling te kennen hebben gegeven dat zij geen gebruik wensen te maken van de in de eerste zin bedoelde mogelijkheid, concrete bedreigingen in de ontwikkeling van het kind hiertoe aanleiding geven of de belangen van het kind anderszins geschaad worden, kan de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling hier vanaf zien.

In de praktijk zal met betrokkene(n) worden besproken of zij een familiegroepsplan (art. 4.5) wensen te maken of een ondersteuningsplan (art. 4.4). Voor beide vormen geldt dat inwoners nauwgezet worden betrokken bij de zorg en het nemen van de eigen verantwoordelijkheid hierin.

ARTIKEL 5 REGELS VOOR PGB

Het college verstrekt jeugdhulp in de vorm van een PGB indien aan de voorwaarden van artikel 6 Verordening Jeugdhulp SWW is voldaan. Bij levering van een PGB door ZZP-er, freelancer of persoon in dienst van een zorgaanbieder is sprake van een arbeidsverhouding tussen de budgethouder en de zorgverlener vastgelegd in een arbeidsovereenkomst. Wanneer sprake is van informeel zorgverlener(s) is geen sprake van een arbeidsverhouding. Onder informeel zorgverleners verstaan we een persoon die ondersteuning levert aan de cliënt maar geen ZZp-er, freelancer of een persoon in dienst van een zorgaanbieder is. De zorg, van zowel informele als formele zorgverleners, gehouden aan de in de Jeugdwet gestelde kwaliteitseisen (art. 4 Jeugdwet).

5.1 VOORWAARDEN VOOR PERSOON VAN HET SOCIALE NETWERK

Degene aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

  • a.

    die persoon krijgt voor zijn diensten een tarief betaald tot een tarief dat door college per beschikking wordt bepaald;

  • b.

    dit tarief bedraagt 20,- per uur, of wanneer de tarieven voor zorg in natura lager zijn dan 20,- voor vergelijkbare zorg, een bedrag 60% van het zorg in natura tarief

  • c.

    die persoon heeft aangegeven dat de zorg aan betreffende cliënt voor hem niet tot overbelasting leidt;

  • d.

    de geleverde zorg de gebruikelijke zorg overschrijd, en

  • e.

    tussenpersonen of belangbehartigers mogen niet uit het PGB worden betaald.

5.2 DECLARABELE KOSTEN PGB

Wij hanteren bij het PGB geen vrij besteedbaar bedrag. Uit het PGB mogen wel enkele kostenposten worden vergoed, hiervoor wordt echter geen extra bedrag toegekend. De volgende kosten mogen uit het PGB worden betaald:

  • 1.

    Admnistratiekosten

  • 2.

    Eenmalige uitkering: hiervan is sprake indien de PGB-houder komt te overlijden. De hulpverlener krijgt dan nog eenmaal een maandsalaris, mits sprake is van een maandelijks bedrag.

  • 3.

    Feestdagenuitkering van maximaal € 272, -

  • 4.

    Reiskosten zorgverlener: maximaal € 0,19 per kilometer

  • 5.

    Vakantie (vakantiedagen, vakantiegeld)

Bemiddelingskosten mogen niet uit het PGB worden betaald.

5.3 HOOGTE VAN HET PGB, TARIEVEN IN PERCENTAGES

In lijn met de Wmo wordt als uitgangspunt voor de tariefbepaling de laagste adequate zorg in natura gehanteerd. We hanteren hierbij de tarieven die in het inkoopbeleid zijn vastgesteld.

Eventuele uitvoeringskosten van de Sociale Verzekeringsbank worden niet doorberekend aan de budgethouder.

5.2.1 Instellingen

Instellingen uit het RTA

Voor de RTA aanbieders hebben we gemiddelde trajectprijzen afgesproken, hier is geen sprake van een bepaald % van het NZA tarief.

Instellingen, niet in het RTA, maar wel zorgcontinuïteit

Wij hanteren maximale tarieven die in rekening gebracht kunnen worden.

Voor de basis GGZ bedragen die maximum tarieven:

  • -

    Kort max. 90% NZA tarief

  • -

    Middel max. 85% NZA tarief

  • -

    Intensief max 80% NZA tarief

  • -

    Chronisch max. 85% NZA tarief

Voor de specialistische GGZ bedraagt het maximaal te declareren tarief 80% van het NZA tarief.

Voor KmB (AWBZ -18) bedraagt het maximaal te declareren tarief 75% van het NZA tarief

Met alle overige instellingen (die dus geen cliënten hebben), sluiten wij geen overeenkomst, maar is wel PGB mogelijk

5.2.2 Vrijgevestigden

Vrijgevestigden GGZ

Tarieven generalistische basis GGZ

Wij hanteren onderstaande maximumtarieven voor de generalistische basis GGZ:

Code

Prestatie

% van maximum NZa tarief 2015

Maximumtarief

180001

Kort

90%

€ 415,70

180002

Middel

85%

€ 668,95

180003

Intensief

80%

€ 987,25

180004

Chronisch

85%

€ 968,10

Tarieven specialistische basis GGZ

Voor de specialistische GGZ (inclusief Dyslexie zorg) geldt een maximaal te declareren tarief van 75% van het NZA Tarief 2015.

Tarieven zonder cliënten uit die regio

Vrijgevestigden die geen cliënten hebben uit onze regio krijgen geen raamovereenkomst.

Voor deze aanbieders geldt dat wij een tarief van maximaal 60% van het NZA-tarief vergoeden, zowel voor basis als gespecialiseerde GGZ op declaratie basis.

Vrijgevestigden AWBZ

Hiervoor zijn geen raamovereenkomsten gesloten, hiervoor geldt alleen maar PGB.

5.2.3 Persoonsgebonden budget

Het is niet altijd eenvoudig om voor een PGB het laagste (adequate) tarief te bepalen. In het geval de zorg in natura is ingekocht kunnen de tarieven worden vergeleken. Of het de meest adequate zorg is, moet worden bepaald door de indicator (bijv. het wijkteam).

Het is hierbij van belang om de meest adequate zorg net zo zwaarwegend te laten zijn als de meest goedkope. Niet elke zorgvorm laat zich goed vergelijken. Van belang is dat de meest doeltreffende zorg(vorm) wordt gekozen die naar inschatting, het meeste effect zal hebben.

ARTIKEL 6 KWALITEIT

De kwaliteit is geborgd in de gestelde voorwaarden en eisen aan de aanbieder in het inkoopcontract. Hierop wordt nagezien door de prestaties te monitoren en deze te bespreken tijdens de kwartaalgesprekken.

Daarnaast worden in 2015 voor de jaren daarna nieuwe prijs- en prestatie-afspraken met indien nodig aangepaste kwaliteitseisen afgesproken.

Tevens wordt de effectiviteit van de inzet van zorg, zowel in ZIN vorm als op basis van een PGB periodiek getoetst met jongeren, ouders en/of budgethouders.

Het college heeft de verantwoordelijkheid hierop toe te zien en hiervoor de organisatie dusdanig in te richten dat kwaliteit en afspraken daarover worden gemonitord.