Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening marktgelden 2017

De raad van de gemeente Weesp;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2016;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2017

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt verstaan onder:

  • a)

    markt:

    de warenmarkten die plaatsvinden op de bij of krachtens de ‘Marktverordening gemeente Weesp 2010’ vastgestelde dag, tijd en plaats;

  • b)

    standplaats:

    de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c)

    vaste standplaats:

    de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d)

    dagplaats:

    een standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld;

  • e)

    standwerkerplaats:

    de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • f)

    dag:

    een periode van 24 aanééngesloten uren, aanvangende te 00.00 uur;

  • g)

    kwartaal:

    een periode van drie aanééngesloten kalendermaanden.

Artikel 2 Aard van heffing en het belastbaar feit

Onder de naam ‘marktgeld’ worden rechten geheven terzake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, bestaande uit het ter beschikking stellen van een standplaats op de markt voor het uitoefenen van de markthandel en daarmee verband houdende handelingen en/of het gebruik van verstrekte hulpmiddelen.

Artikel 3 Belastingplicht

Het marktgeld wordt geheven van degene aan wie de standplaats ter beschikking is gesteld.

Artikel 4 Heffingsgrondslag

  • 1. Heffingsgrondslag van het marktgeld is het aantal eenheden, vastgesteld aan de hand van de tot deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2. De afmeting van een plaats, uitgedrukt in vierkante meters, wordt bepaald op het product van de grootste lengte en de grootste breedte van de standplaats.

  • 3. Een gedeelte van een eenheid wordt voor een geheel gerekend.

Artikel 5 Belastingtarieven

  • 1. Marktgeld wordt berekend aan de hand van de in de tot deze verordening behorende tarieventabel opgenomen tarieven, met inachtneming van de daarin gegeven aanwijzingen en van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2. Voor de toepassing van de tarieven worden gedeelten van een dag of een kwartaal voor een gehele dag, onderscheidenlijk een geheel kwartaal gerekend.

  • 3. De in de tot deze verordening behorende tarieventabel vermelde:

    • a.

      dagtarieven vinden toepassing ten aanzien van dagplaatsen en standwerkerplaatsen;

    • b.

      kwartaaltarieven vinden toepassing ten aanzien van vaste standplaatsen.

Artikel 6 Wijze van heffing, tijdstip van verschuldigdheid en betaling

  • 1. Het marktgeld wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt het marktgeld, berekend naar de in artikel 5, derde lid, onderdeel a, bedoelde dagtarieven, geheven bij wege van schriftelijke kennisgeving.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de onder de in het eerste en tweede lid bedoelde gelden als volgt worden voldaan:

    • a.

      het bij wege van aanslag geheven marktgeld is verschuldigd bij de aanvang van het kwartaal of – zo dit later is – bij de aanvang van het in artikel 2 bedoelde genot en dient te worden betaald binnen uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

    • b.

      het bij wege van schriftelijke kennisgeving geheven marktgeld is verschuldigd en dient te worden betaald bij de aanvang van het in artikel 2 bedoelde genot.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 7 Teruggaaf en ontheffing

  • 1.

    Teruggaaf van marktgeld, berekend naar de in artikel 5, derde lid, onderdeel b, bedoelde kwartaaltarieven worden verleend tot het op de voet van het tweede lid gerekende bedrag indien:

    • a.

      de belastingplichtige in de loop van het kwartaal overlijdt;

    • b.

      de ter beschikkingstelling van de standplaats in de loop van het kwartaal door schriftelijke opzegging door de belastingplichtige dan wel door doorhaling op de lijst van vaste standplaatshouders door burgemeester en wethouders is beëindigd;

    • c.

      de belastingplichtige aantoont, dat hij ten gevolge van ziekte gedurende een aanééngesloten periode van tenminste 6 weken een ter beschikking gestelde standplaats niet heeft kunnen innemen en dat hij gedurende die periode de standplaats niet door een ander op grond van een vervangvergunning heeft laten innemen.

  • 2.

    Het terug te geven bedrag wordt berekend aan de hand van de formule;

    afbeelding binnen de regeling

    waarin:

    T is het terug te geven bedrag;

    K is het over een kwartaal verschuldigde bedrag;

    D is het aantal marktdagen waarop de standplaats niet is ingenomen door de belastingplichtige of door een ander op grond van een vervangvergunning;

    A is het aantal marktdagen in een kwartaal.

  • 3.

    Ontheffing van marktgeld, berekend naar de in artikel 5, derde lid, onderdeel b, bedoelde kwartaaltarieven wordt over de nog niet aangevangen kwartalen van een kalenderjaar verleend indien:

    • a.

      de belastingplichtige is overleden;

    • b.

      de terbeschikkingstelling van de standplaats door schriftelijke opzegging door de belastingplichtige dan wel door doorhaling op de lijst van vaste standplaatshouders door burgemeester en wethouders is beëindigd;

    • c.

      de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij ten gevolge van ziekte de ter beschikking gestelde standplaats niet zal innemen en dat hij die standplaats niet door een ander op grond van een vervangvergunning zal kunnen laten innemen.

  • 4.

    De ontheffing als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, wordt verleend voor de vermoedelijke duur van de ziekte, met overeenkomstige toepassing van het tweede lid.

Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het marktgeld.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

De ‘Marktgeldverordening 2014’ vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 26 juni 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 10 Inwerkintreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening marktgelden 2017’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 21 december 2016

De raad voornoemd,
de griffier,
drs M. Frenselde
voorzitter,
B.J. van Bochove

Tarieventabel

behorende bij de ‘Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2017’, vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 24 november 2016.

Categorie

Omschrijving

Eenheid

Dagtarief

Kwartaaltarief

A

Dagplaats of standwerkerplaats

m2

€ 0,77

n.v.t.

B

Vaste standplaats

m2

n.v.t.

€ 8,67

1

Stroomverbruik

Standplaats

€ 1,87

€ 24,31

2

Stroomverbruik

Standplaats

€ 5,05

€ 65,65

3

Stroomverbruik

Standplaats

€ 7,58

€ 98,54

4

Stroomverbruik

Standplaats

€ 12,63

€ 164,19

Aanwijzingen bij de Tarieventabel.

  • 1.

    Indien bij een categorie in de kolom ‘Dagtarief’ of ‘Kwartaaltarief’ de afkorting ‘n.v.t.’ is opgenomen, is toepassing van een dagtarief, onderscheidenlijk een kwartaaltarief, met betrekking tot het bij die categorie genoemde belastbare feit niet mogelijk.

  • 2.

    De categorieën voor stroomverbruik kunnen als volgt worden omschreven:

Categorie 1: minimale stroomverbruikers zoals verlichting en/of een kleine radio.

Categorie 2: lichte stroomverbruikers zoals weegschalen, koffiezetapparaten, veelal in combinatie met categorie 1.

Categorie 3: gemiddelde stroomverbruikers zoals bijvoorbeeld koeling van een koelwagen, veelal in combinatie met categorie 1 en 2.

Categorie 4: zware stroomverbruikers zoals bijvoorbeeld koeling en bakken, braden of frituren, veelal in combinatie met categorie 1 en 2.

Voor eensluidend afschrift,

de griffier,

Drs M. Frensel