Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp houdende regels over beleid aanwijzing belastingplichtige en belanghebbende in een keuzesituatie Weesp 2020 (Beleid aanwijzing belastingplichtige en belanghebbende in een keuzesituatie Weesp 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp houdende regels over beleid aanwijzing belastingplichtige en belanghebbende in een keuzesituatie Weesp 2020 (Beleid aanwijzing belastingplichtige en belanghebbende in een keuzesituatie Weesp 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Weesp,

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid Awb en artikel 231, tweede lid, onderdeel b Gemeentewet,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Beleid aanwijzing belastingplichtige en belanghebbende in een keuzesituatie Weesp 2020

Artikel 1: Bij verschillende categorieën genothebbenden

Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • 1.

    De genothebbenden, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt:

    • a.

      de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

    • b.

      de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

    • c.

      de erfpachter dan wel de beklemde meier;

  • 2.

    de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

  • 3.

    degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

Artikel 2: Binnen één categorie genothebbenden

Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak binnen één categorie genothebbenden meerdere personen zijn wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

  • a.

    degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

  • b.

    de eerst gerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden (voor de roerende ruimten dient ‘kadaster’ te worden gelezen als eigendomsakte);

  • c.

    degene die bij de sector Vastgoed van de Dienst Belastingen als genothebbende bekend is.

Artikel 3: Aanwijzing overige belastingplichtigen

Bij de afvalstoffenheffing en de gebruikersbelasting van de onroerendezaakbelastingen, de roerende ruimtenbelastingen en de rioolheffing, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van degene die:

  • a.

    volgens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens het langst staat ingeschreven op het adres;

  • b.

    bij gelijktijdige inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens met een of meerdere andere gebruikers, de oudste is in leeftijd;

  • c.

    op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Artikel 4: Verschillende aanslagen op één aanslagbiljet

Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

  • a.

    ingevolge de artikelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

  • b.

    ingevolge artikel 3 kan worden aangewezen.

Artikel 5: Uitzonderingen op de voorkeursvolgorde

De artikelen 1 tot en met 4 vinden geen toepassing indien de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar of belastingtijdvak de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is.

Artikel 6: Aanwijzing op verzoek

De inspecteur kan, op schriftelijk verzoek van degene die als belastingplichtige wordt aangemerkt, een ander als belastingplichtige aanwijzen, mits de nieuw aan te wijzen belastingplichtige hiertoe een schriftelijke ondertekende en van een dagtekening voorziene verklaring overlegd, de aanwijzing niet in strijd is met enige wettelijke bepaling en voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd. Wijzigingen kunnen pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 7: Tijdstip toepassing voorkeursvolgorde

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Artikel 8: Afwijken van de voorkeursvolgorde

Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

Artikel 9: Tijdstip van een wijziging

Wijzigingen kunnen - indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd - pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 10: Heffingswijze

Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11: Voorkeursvolgorde WOZ-belanghebbende

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge Hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, zijn de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voor zover zij betrekking hebben op de onroerendezaakbelastingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12: Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 13: Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Beleid aanwijzing belastingplichtige en belanghebbende in een keuzesituatie Weesp 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 2019.

B.J. van Bochove

burgemeester, wnd.

A.M. Roos

gemeentesecretaris

Toelichting

Ten opzichte van het vorige Besluit aanwijzing belastingplichtige en belanghebbende in een keuzesituatie zijn er enkel tekstuele wijzigingen doorgevoerd omwille van de leesbaarheid. Op grond van artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de gemeente beleidsregels vaststellen met betrekking tot de aanwijzing van belastingplichtigen en belanghebbenden.

Algemeen

Aanleiding voor onderhavige beleidsregels is de wens om het bestaande beleid ter zake van de aanwijzing van één belastingplichtige of belanghebbende in een situatie van meerdere belastingplichtigen/belanghebbenden in een besluit vast te leggen.

Uitgangspunten

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meerdere personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende zaak, perceel) of dat voor één WOZ-object meer personen als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In de gevallen waarin dat voorkomt stelt de inspecteur van de gemeentelijke belastingen de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen of verzendt deze de WOZ-beschikking aan één van de belanghebbenden.

Om de beginselen van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te dienen hanteert de gemeente in de onderhavige keuzesituaties de voorkeursvolgorde die in de onderhavige beleidsregels zijn opgenomen. De onderhavige voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. Ook zijn de beleidsregels zo geschreven dat het heffen van een gecombineerde aanslag zo effectief mogelijk kan gebeuren.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij is beoogd om de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerendezaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Meer in detail.

Artikel 1 Voorkeursvolgorde bij verschillende categorieën genothebbenden

Met betrekking tot een roerende of onroerende zaak kan sprake zijn van verschillende genothebbenden: de eigenaar, de bezitter of de beperkt gerechtigde. Indien één van deze in een gemeentelijke belasting moet worden betrokken, kunnen zich met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige twee keuzemogelijkheden voordoen, te weten:

  • a.

    een keuze tussen de hier genoemde categorieën genothebbenden;

  • b.

    een keuze binnen één categorie genothebbenden.

In artikel 1 is een voorkeursvolgorde bepaald indien sprake is van verschillende categorieën genothebbenden.

Voorbeeld

De eigenaar van een onroerende zaak is een erfpachtovereenkomst aangegaan met een derde. Zowel de eigenaar als de erfpachter zijn genothebbenden met betrekking tot de onroerende zaak. Op basis van de voorkeursvolgorde van artikel 1 wordt de erfpachter aangewezen als genothebbende voor de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen. De aanslagen gemeentelijke belastingen worden opgelegd aan de erfpachter.

Ook is bepaald dat ook de bezitter belastingplichtig kan zijn. Bezitter is degene die een goed houdt voor zichzelf. Daarbij gaat het met name om de uitoefening van de feitelijke macht.

Van bezit moet worden onderscheiden de economische eigendom. De economische eigenaar is geen bezitter in even vermelde zin. Deze houdt namelijk niet voor zichzelf, maar voor de juridische eigenaar. De economische eigenaar kan derhalve nooit te goeder trouw bezitten, dat is houden voor zichzelf, zonder de juridische eigendom te hebben. De juridische eigenaar aanvaardt in een dergelijke situatie vrijwillig een beperking van zijn genot en is nog steeds belastingplichtig. Overigens kan een bezitter – ook die te kwader trouw is – volledig rechthebbende worden, namelijk in geval van verjaring. Aangezien de bezitter niet als zodanig in het kadaster wordt vermeld, zal de aanslag slechts dan ten name van de bezitter (kunnen) worden gesteld, indien degene die op grond van de kadastrale gegevens de aanslag heeft ontvangen kan aantonen dat hij geen genothebbende is (vergelijk artikel 220b, tweede lid, van de Gemeentewet). In verband hiermee is de bezitter als laatste in de voorkeursvolgorde opgenomen.

Artikel 2 Voorkeursvolgorde binnen één categorie genothebbenden

Indien er met betrekking tot één onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens bijvoorbeeld eigendom kan worden aangewezen, kan de aanslag worden opgelegd aan één van hen.

De gegevens worden in beginsel aan het kadaster ontleend. Maar ook de eigen gemeentelijke vastgoedadministratie kan als bron fungeren. In geval van de roerende ruimtenbelastingen biedt het kadaster geen soelaas. Daar zal de akte die wordt opgemaakt in verband met eigendomsoverdracht/vestiging van een beperkt recht als leidraad dienen.

Voorbeeld

Een woning is eigendom van een samenwonend stel. Beiden hebben een 50% aandeel in de eigendom van de woning. De regel dat degene die het grootste aandeel heeft in de eigendom van de woning wordt aangemerkt als belastingplichtige is niet van toepassing. In dit geval wordt als belastingplichtige aangewezen de eerst gerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

Artikel 3 Aanwijzing overige belastingplichtigen

Indien er verschillende gebruikers zijn met betrekking tot één onroerende zaak kan de aanslag worden opgelegd aan één van hen (Hoge Raad 3 februari 1988, nr. 25.017, BNB 1988/213; thans op grond van artikel 253, eerste lid, van de Gemeentewet).

Voorbeeld

Een gezin bestaande uit vader (50 jaar), moeder (49 jaar) en twee kinderen wonen in een huurwoning. Alle gezinsleden zijn op dezelfde datum ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het woonadres. Voor de gebruikersbelasting van de onroerendezaakbelastingen, roerende ruimtebelastingen en de rioolheffing en voor de afvalstoffenheffing dient één van de gezinsleden als belastingplichtige aangewezen te worden. De hoofdregel dat degene die het langst staat ingeschreven op het adres aangewezen wordt als belastingplichtige is niet van toepassing. Op grond van artikel 3, letter b wordt in dit geval de oudste in leeftijd als belastingplichtige aangewezen, dit is de vader.

De regels van artikel 3 blijven buiten beschouwing bij de gebruikersbelasting van de onroerendezaakbelastingen en de roerende ruimtenbelastingen, in geval van gebruikers van onzelfstandige ruimten (onder andere kamerverhuur). In geval van ingebruikgeving is de ingebruikgever belastingplichtig voor de gebruikersbelasting.

Voorbeeld

Een studentenhuis. Vier studenten wonen in een huis. Zij hebben ieder een eigen kamer, maar delen de keuken, de douche en het toilet. In een dergelijk geval (de kamers van de studenten zijn onzelfstandige eenheden) bepaalt de Gemeentewet dat niet één van de studenten de aanslag onroerendezaakbelastingen krijgt, maar de ingebruikgever. Dit is de verhuurder. Hetzelfde geldt voor de roerende ruimtenbelastingen.

Artikel 3 is ook geschreven voor de aanwijzing van een belastingplichtige inzake de afvalstoffenheffing.

Artikel 3, letter c is de restregel. Wanneer de bevolkingsadministratie niet voldoet, dan wordt de gebruiker ‘op andere wijze’ bepaald. Als bron kan daarbij fungeren een huurcontract, inschrijving bij een energiebedrijf, inschrijving bij de Kamer van Koophandel en dergelijke.

Artikel 4 Samenvoegen van aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen op één aanslagbiljet

Dit artikel regelt de aanwijzing van de belastingplichtige indien aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet.

Artikel 5 Uitzonderingen op de voorkeursvolgorde

In dit artikel is een uitzondering op de voorkeursvolgorde in de voorgaande onderdelen opgenomen. De voorkeursvolgorde geldt derhalve, tenzij artikel 5 van toepassing is. Ook in dit artikel komen de doelstellingen tot uitdrukking, te weten een doelmatige uitvoeringspraktijk en invordering. Voorts wordt op deze wijze de continuïteit van bestuurlijk handelen bevorderd, alsmede recht gedaan aan het vertrouwen dat belastingplichtigen hebben in de handelwijze van de gemeente.

Artikel 6 Aanwijzing op verzoek

Op verzoek van partijen kan een ander worden aangewezen dan degene die conform de onderhavige regels is aangewezen. Aan dit verzoek wordt alleen tegemoetgekomen als aan alle voorwaarden is voldaan. Wijzigingen kunnen pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak.

Artikel 7 Situatie bij aanvang belastingtijdvak beslissend

Voor de gemeentelijke belastingen die worden geheven naar een bepaald tijdstip is zonder meer duidelijk welk moment voor het beoordelen van de belastingplicht beslissend is. Voor de ‘tijdvakbelastingen’ is dit anders. In verband hiermee is in artikel 7 een tijdstip aangegeven.

Artikel 8 Doel van de voorkeursvolgorde rechtvaardigt afwijking daarvan

Het doel dat met de voorkeursvolgorde wordt beoogd is een eenvoudige uitvoeringspraktijk alsmede een doelmatige invordering. Deze doelstellingen kunnen ertoe nopen in voorkomende gevallen te moeten afwijken van de in de artikelen opgenomen volgorde. Het bepaalde in artikel 8 geeft daartoe de bevoegdheid. Daarmee wordt naar de belastingplichtigen en de belanghebbenden toe duidelijkheid geschapen omtrent het karakter van de voorkeursvolgorde.

Artikel 9 Wijzigingen in voorkeursvolgorde

In artikel 9 wordt tot uitdrukking gebracht dat met wijzigingen in de aanwijzing, bijvoorbeeld wanneer belastingplichtigen een andere tenaamstelling willen, eerst rekening kan worden gehouden voor een volgend belastingjaar.

Artikel 10 Heffingswijze

De onroerendezaakbelastingen, de rioolheffing, de roerende ruimtenbelastingen, en de afvalstoffenheffing zijn aanslagbelastingen. Artikel 11 is geschreven voor de situatie dat een van deze belastingen niet meer wordt geheven bij wege van aanslag, maar op een andere wijze. In dat geval is op grond van artikel 11 de voorkeursvolgorde ook van toepassing. Voor de heffingswijze bij wege van voldoening op aangifte zijn beleidsregels overbodig.

Artikel 11 Voorkeursvolgorde WOZ-belanghebbende

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een waardebeschikking inzake een onroerend zaak ingevolge de Wet waardering onroerende zaken, zijn de beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voor zover zij betrekking hebben op de onroerendezaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum bepaald in dit artikel.

Artikel 13 Citeertitel

In dit artikel staat de citeertitel van dit beleid.