Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2021

Geldend van 23-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2021

De raad van de gemeente Weesp,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2020;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting 2021

Artikel 1 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: elke tot het publiek gerichte mededeling, waaronder mede moeten worden begrepen reclamevoorwerpen, van commerciële dan wel ideële aard waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken voor een product, een dienst een bedrijf of een boodschap, onder meer doch niet uitsluitend vervat in letters, symbolen, logo, kleuren, of een combinatie daarvan;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • c.

    vestiging: een gebouw, of deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

  • d.

    tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;

  • e.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • f.

    jaar of maand: een kalenderjaar of –maand of een gedeelte van een van die kalenderperioden;

  • g.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;

  • h.

    WOZ-waarde: de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde WOZ-waarde voor het kalenderjaar;

  • i.

    onroerende zaak: een onroerende zaak als bedoeld onder hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet tot woning dient, dan wel het niet-woning-gedeelte van een onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

De Verordening reclamebelasting 2021 is van toepassing op het als volgt begrensde kernwinkelgebied met aanloopstraten van de binnenstad van Weesp: Achtergracht 1-77; Achtergracht 2-82; Achterom (helemaal); Achteromdwarsstraat (helemaal); Achteromstraat (helemaal); Binnenveer (helemaal); Breedstraat (helemaal); Buitenveer 1-19; Groeneweg (helemaal); Grote Plein (helemaal); Herengracht (helemaal); Hoogstraat 1-25; Nieuwstad 1-84; Nieuwstraat 1-70A; Slijkstraat (helemaal);

Stationsweg 1-13.

In de bijlage is een bij deze verordening behorende kaart opgenomen waarop de hierboven genoemde straten zijn aangeduid voor zover deze Verordening op de genoemde straten van toepassing is.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen, ofwel degene die bij de aankondiging rechtstreeks belang heeft.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon is gedaan in verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven, van die tussenpersoon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging die door tussenkomst van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die zijn beroep of bedrijf maakt van ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten, geheven van die natuurlijk persoon of rechtspersoon.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven per onroerende zaak.

  • 2. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per onroerende zaak, vermeerderd met een variabel bedrag dat afhankelijk is van de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde WOZ-waarde voor het kalenderjaar waarvoor de reclamebelasting wordt geheven.

  • 3. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4. Indien de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende jaar naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere WOZ-waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 6 Tarief

  • 1. Het vaste bedrag per onroerende zaak is € 419,-.

  • 2. Voor zover de WOZ-waarde van de onroerende zaak waaraan het reclameobject wordt aangetroffen meer bedraagt dan € 80.000,- wordt het in lid 1 genoemde bedrag vermeerderd met € 1,67 per € 1.000,- WOZ-waarde boven de € 80.000,-.

  • 3. De heffing bedraagt maximaal € 1.000,- per onroerende zaak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het kalenderjaar of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het kalenderjaar eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclameheffing als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    Die korter dan 10 weken aanwezig zijn tenzij deze openbare aankondigingen zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 10 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 10 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee uitsluitend een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen of verenigingen zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    gedaan door politieke partijen voor zover gedaan in het kader van de campagne voor de verkiezingen als bedoeld in Afdeling II van de Kieswet;

  • h.

    die deel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • i.

    die bestemd zijn voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of verhuren onroerende zaak;

  • j.

    die zijn aangebracht op schoolgebouwen, zorginstellingen, ziekenhuizen, en onroerende zaken als bedoeld in artikel 220d, eerste lid, onderdeel c van de Gemeentewet in gebruik bij organisaties met niet-commerciële doelstellingen, welke gebouwen als zodanig in gebruik zijn en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • k.

    die kunnen worden aangemerkt als:

    • -

      nostalgische uiting aan de gevel en

    • -

      die geen relatie hebben met de uitoefening van het bedrijf in de onroerende zaak waaraan, waarin of waarop zij zijn bevestigd en

    • -

      die niet de aandacht vragen voor een product of dienst van een nog actieve organisatie en

    • -

      waarvan het belastingplichtige niet vrijstaat deze te verwijderen;

  • l.

    aangebracht op parasols en terrasafscheidingen welke zijn geplaatst op een terras bij een horecaonderneming.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9 , eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later.

  • 2. Indien een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke volgende termijn één maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 11 Overgangsbepaling

De ‘Verordening reclamebelasting 2020’, vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 12 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening reclamebelasting 2021.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 16 december 2020,

de raad voornoemd,

M. van Engelshoven

griffier

B.J. van Bochove

voorzitter

Kaart behorend bij de verordening reclamebelasting 2021

afbeelding binnen de regeling