Regeling vervallen per 24-05-2012

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Weesp 2009, versie december 2010

Geldend van 16-12-2010 t/m 23-05-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Weesp 2009, versie december 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    wet: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    bijstandsnorm: de op de belanghebbende van toepassing zijnde norm inclusief de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 van de wet;

  • d.

    gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet;

  • e.

    laag inkomen: een inkomen niet hoger dan de bijstandsnorm;

  • f.

    referteperiode: een aaneengesloten periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • g.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • h.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

  • i.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering;

  • j.

    Bescheiden vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet.

Artikel 2 Doelgroep langdurigheidstoeslag

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 36 van de wet komt voor de langdurigheidstoeslag in aanmerking de persoon van 23 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die:

    • a.

      gedurende een referteperiode aangewezen is geweest op een laag inkomen;

    • b.

      gedurende een referteperiode niet meer dan geringe inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen;

    • c.

      op de peildatum een niet meer dan bescheiden vermogen heeft;

    • d.

      geen zicht heeft op inkomensverbetering.

  • 2 In afwijking van het eerste lid verleent het college op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 23 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die:

    • a.

      recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, en

    • b.

      voldoet aan het eerste lid, onderdelen a, b, voor zover het inkomsten uit arbeid betreft, c, en d.

  • 3 Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de persoon die:

    • a.

      op de peildatum een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000;

    • b.

      naar het oordeel van het college gedurende de referteperiode onvoldoende heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden.

Artikel 3 Doelgroep langdurigheidstoeslag

  • 1 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden : € 498,-

    • b.

      voor alleenstaande ouders : € 447,-

    • c.

      voor alleenstaanden : € 349,-

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3 Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op bijstand ingevolge artikel 11 of 13 lid 1 van de wet maar wel aan de voorwaarden voor het recht op toeslag voldoet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem of haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4 De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar.

Artikel 4 Uitvoering

Het college kan nadere beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet v.oorziet, beslist het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 16 december 2010.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als : Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Weesp 2009, versie december 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2010.
 
De voorzitter, De griffier,B. Horseling M. Walrave 

1 Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2Gezien de referteperiode van 5 jaar en de minimum leeftijd voor het recht op bijstand (18 jaar), kan niet eerder dan vanaf 23 jaar recht op een langdurigheidstoeslag bestaan.Het college stelt in beleidsregels vast wat onder geringe inkomsten moet worden verstaan. Gezien het doel van de toeslag is er voor gekozen om niet uit te gaan van datum aanvraag. Door uit te gaan van de peildatum wordt voorkomen dat een verzoek moet worden afgewezen omdat men de aanvraag te laat heeft ingediend. Aan de voorwaarde dat belanghebbende geen zicht op inkomensverbetering moet hebben, is voldaan indien men aan de referte-eis voldoet. Voor uitkeringsgerechtigden als bedoeld in art. 1 onder o van de Wet SUWI is, gelet op hun situatie op de arbeidsmarkt, een uitzondering gemaakt voor wat betreft inkomsten in verband met arbeid. Hierdoor kan deze doelgroep toch in aanmerking komen voor de toeslag.Het gaat hierbij om degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten dan wel recht heeft op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 6 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, en voldoet aan het gestelde onder lid 1 onder a.

Studenten die een WTOS of WSF 2000 opleiding volgen zijn uitgesloten omdat zij per definitie zicht hebben op inkomensverbetering (geen zicht is een voorwaarde).Het spreekt voor zich dat degene die in onvoldoende mate heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden, niet moet worden “beloond” met een ldt. Het college stelt hieromtrent nadere regels stelt.

 

Artikel 3De hoogte van de langdurigheidstoeslag is afgeleid van de (wettelijk vastgestelde) hoogte in het jaar 2008. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen voor de mogelijkheid om de langdurigheidstoeslag jaarlijks te indexeren.Voor de hoogte van de langdurigheidstoeslag moet gekeken worden naar de leefvorm op de peildatum.In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. Voor het goede begrip: dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikel 4Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om als dat nodig is binnen de kaders van deze verordening (aanvullende) beleidsregels vast te stellen. . Doel hiervan is om beleidsmatig accuraat te kunnen inspelen op gewijzigde omstandigheden.

 

Artikel 5Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om in individuele schrijnende gevallen naar redelijkheid en billijkheid te kunnen afwijken van één of meerdere bepalingen van deze verordening.

 

Artikel 6Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.