Tactisch Beveiligingsbeleid WerkSaam Westfriesland

Geldend van 01-12-2016 t/m heden

Intitulé

Tactisch Beveiligingsbeleid WerkSaam Westfriesland

Leeswijzer

De indeling van dit document is als volgt:

Hoofdstuk 1 tot en met 4

Het algemene deel over dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid, uitleg, hoe met onderhavig Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid kan worden omgegaan etc.

Hoofdstuk 5 tot en met 15

De basisset aan maatregelen die gelden.

Doelgroepen

Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid bevat aandachtsgebieden voor verschillende functionarissen binnen WerkSaam. Hieronder worden per doelgroep de hoofdstukken genoemd die relevant zijn.

 

Informatiebeveiligingsfunctionarissen van alle niveaus

Alle hoofdstukken

 

Informatiebeveiligingsadviseurs en ICT-auditors

Alle hoofdstukken

Bij het bepalen welke maatregelen relevant zijn en het controleren of de maatregelen daadwerkelijk genomen zijn, is het doornemen van het hele document relevant.

 

Beleidsadviseurs

Hoofdstukken 4, 5, 6, 10 en 12

De beleidsadviseur is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een werkbaar beleid. Het beleid moet goed uitvoerbaar en controleerbaar zijn.

 

Managers in hun personeelsverantwoordelijkheid

Hoofdstukken 6 en 8

De manager is verantwoordelijk voor het handhaven van de personele beveiliging met eventuele ondersteuning door HR.

 

Managers in hun verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de processen

Hoofdstukken 6, 10, 12, 13 en 14

De manager is verantwoordelijk voor het uitvoeren van activiteiten in processen (algemene procesverantwoordelijkheid) op basis van de beschreven inrichting ervan. De verantwoordelijkheid voor de naleving van specifieke beveiligingsaspecten hangt af van het soort proces.

 

HR

Hoofdstuk 8

HR is verantwoordelijk voor werving, selectie en algemene zaken rond het functioneren van medewerkers, inclusief bewustwording en gedrag.

 

Fysieke beveiliging

Hoofdstuk 9

Fysieke beveiliging is vaak beleid bij Facilitaire zaken of bewakingsdiensten. Zij zijn verantwoordelijk voor de beveiliging van percelen, panden en ruimtes.

 

ICT-diensten en ICT-infrastructuur

Hoofdstukken 6, 7, 9, 10, 11 en 12

De ICT-diensten en ICT-infrastructuren zijn ondersteunend aan bijna alle processen. De eisen die vanuit de business aan ICT-voorzieningen gesteld worden, zijn hierdoor zeer ingrijpend en bepalen voor een significant deel de inrichting van het ICT-landschap.

 

Applicatie-eigenaren en systeemeigenaren

Hoofdstukken 7, 10, 11 en 12

Applicatie-eigenaren en systeemeigenaren zijn verantwoordelijk voor de veilige en correcte verwerking van de relevante data binnen de applicatie.

 

Een belangrijk onderdeel van informatiebeveiliging vormen de eindgebruikers. Zij dienen kennis te hebben van de gevolgen van hun gedrag op beveiliging.

 

Externe leveranciers

Alle hoofdstukken

De externe leveranciers zijn een bijzondere doelgroep. De opdrachtgever/proceseigenaar is altijd verantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van de uitbestede diensten. De opdrachtgever eist van de externe leveranciers dat zij voldoen aan alle aspecten van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid die voor de dienst of het betreffende systeem van belang zijn en betrekking hebben op de geleverde dienst. Denk hier zeker ook aan de Wbp (Wet bescherming persoonsgegevens) en het afsluiten van een bewerkersovereenkomst en de jaarlijkse audit hierop.

1. Waarom dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid

1.1 Inleiding

Door de toenemende digitalisering is het zorgvuldig omgaan met de informatie en gegevens van burgers, bedrijven, ketenpartners en medewerkers van groot belang voor de (decentrale) overheid.

Uitval van computers of telecommunicatiesystemen, het in ongerede raken van gegevensbestanden of het door onbevoegden kennisnemen dan wel manipuleren van bepaalde gegevens kan ernstige gevolgen hebben voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en het primaire proces. Een betrouwbare, beschikbare en correcte informatiehuishouding is essentieel voor de dienstverlening. Het is niet ondenkbaar dat hieraan ook politieke consequenties verbonden zijn of dat het imago van WerkSaam en daarmee van de overheid in het algemeen wordt geschaad.

Maar het is niet alleen de automatisering. De samenwerking met andere overheden (in ketens) en de contacten met burgers en bedrijven wordt steeds vaker digitaal van aard. Dit legt (deels nieuwe) eisen op aan de kwaliteit van de informatievoorziening van de gemeenten en ook van WerkSaam. Al was het maar dat van digitale dienstverlening vaak verwacht wordt dat deze 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar is, en dat bij een calamiteit de dienstverlening weer snel op gang komt.

Daarnaast spelen wet- en regelgeving een belangrijke rol. De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Archiefwet zijn voorbeelden van wetten die eisen stellen aan de verwerking en opslag van informatie.

Tot slot is er de maatschappelijke verantwoordelijkheid die een overheidsinstantie zoals WerkSaam tegenover de burgers en bedrijven heeft. Van WerkSaam mag verwacht worden dat zij zorgvuldig omgaat met de gegevens die zij beheren, en dat de gegevens die zij levert juist, accuraat en tijdig zijn.

Kortom, de structurele aandacht voor de betrouwbaarheid van de informatievoorziening, het domein van informatiebeveiliging, helpt WerkSaam bij een goede invulling van haar maatschappelijke taken. Een goede borging van informatiebeveiliging zorgt voor een betere betrouwbaarheid van de informatievoorziening en een grotere continuïteit van de bedrijfsvoering.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft opdracht voor dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid. De totale Baseline Informatiebeveiliging Nederlandse

Gemeenten (BIG) is bedoeld om alle gemeenten en ook WerkSaam op een vergelijkbare manier te laten werken met informatiebeveiliging.

Het Informatiebeveiligingsbeleid moet naast eenduidigheid ook bewerkstelligen dat de audit- en verantwoordingslast op gemeenten en ook op WerkSaam afneemt, dat ligt in lijn met de SiSa systematiek van BZK. Deze systematiek zorgt ervoor dat de auditlast afneemt omdat er nog maar één keer per jaar verantwoording hoeft te worden afgelegd over het gevolgde financiële beleid.

Hiervoor loopt het project ENSIA bij BZK. ENSIA moet ervoor gaan zorgen dat nog maar eenmalig verantwoording afgelegd gaat worden over de BIG, doormiddel van een in control statement, en dat er over de overeenkomstige maatregelen die vanuit (basisregistratie) wetgeving is opgelegd niets meer gerapporteerd hoeft te worden.

Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid kan niet gedeeltelijk worden geïmplementeerd, er bestaat geen stukje informatiebeveiliging. Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid is het afgewogen minimale beveiligingsniveau waaraan WerkSaam moet willen voldoen. De maatregelen hebben een samenhang.

1.2 Reikwijdte

De reikwijdte van dit Tactische Informatiebeveiligingsbeleid omvat de bedrijfsvoeringprocessen,onderliggende informatiesystemen en informatie van WerkSaam in de meest brede zin van het woord. Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid is van toepassing op alle ruimten van WerkSaam en aanverwante gebouwen, alsmede op apparaten die door de medewerkers gebruikt worden bij de uitoefening van hun taak op diverse locaties. Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid heeft betrekking op de informatie die daarbinnen verwerkt wordt. Ook als systemen niet binnen WerkSaam draaien is dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid van toepassing.

Binnen de reikwijdte van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid vallen alle op dit moment geldendenormen en regels op het gebied van informatiebeveiliging die door derden aan WerkSaam zijn opgelegd. Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid bevat minimaal al deze maatregelen en brengt ze met elkaar in verband.

Binnen de reikwijdte is ook rekening gehouden met de verregaande digitalisering van de overheid en met de in de toekomst nog volgende basisregistraties of aanvullingen op bestaande basisregistraties.

1.3 Randvoorwaarden

De randvoorwaarden voor dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid zijn:

  • 1.

    Informatiebeveiliging is en blijft een verantwoordelijkheid van het management.

  • 2.

    Het primaire uitgangspunt voor informatiebeveiliging is en blijft risicomanagement. Hiermee wordt niet bedoeld dat dit Tactische Informatiebeveiligingsbeleid niet van toepassing is; het Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid bevat het basisbeveiligingsniveau. Er dient voor informatiesystemen te worden vastgesteld of dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid wel voldoende afdekt.

  • 3.

    De klassieke informatiebeveiligingsaanpak waarbij inperking van mogelijkheden de boventoon voert maakt plaats voor veilig faciliteren.

  • 4.

    Methoden voor rubricering en continue evaluatie ervan zijn hanteerbaar om onderen over-rubricering te voorkomen (dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid geeft geen aanpak voor rubriceren van informatie).

  • 5.

    De focus van informatiebeveiliging verschuift van netwerkbeveiliging naar gegevensbeveiliging.

  • 6.

    Bewust en verantwoord gedrag van medewerkers is essentieel voor een goede informatiebeveiliging.

  • 7.

    Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid wordt organisatiebreed afgesproken en overheidsbrede kaders en maatregelen worden overheidsbreed afgesproken, waarbij de organisatiebrede kaders en maatregelen geënt worden op de overheidsbrede kaders. In uitzonderingsgevallen wordt – in overleg – afgeweken.

  • 8.

    Kennis en expertise zijn essentieel voor een toekomst vaste informatiebeveiliging en moeten geborgd worden.

  • 9.

    Informatiebeveiliging vereist een integrale aanpak, zowel binnen de gemeenten en WerkSaam als voor (overheidsbrede) gemeenschappelijke voorzieningen.

  • 10.

    Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid is gebaseerd op de ISO 27001:200

1.4 Normenkaders en aansluitvoorwaarden

Gemeenten en ookWerkSaam hebben in toenemende mate te maken met normenkaders zoals aansluitvoorwaarden op basisregistraties. Deze normenkaders verschillen in opbouw, overlappen elkaar deels en zijn daardoor moeilijk te beheren en te implementeren. Het bestaan van zoveel verschillende normenkaders is verwarrend en belemmert een beheerste beveiliging en het implementeren en het beheren van de normenkaders.

In dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid zijn de laatste uitgangspunten van de gemeenten, voor zover dat mogelijk is gegeven de huidige stand van de techniek, verwerkt.

1.5 Open standaarden

Er is gekozen voor een optimale aansluiting bij de wereld van geaccepteerde standaarden, ISO 27001:2005 en ISO 27002:2007 en de daarvan afgeleide overheidsstandaarden zoals de VIR12/BIR. Indien een organisatieonderdeel of een toeleverancier haar zaken op orde heeft volgens ISO 27001:2005, rekening houdend met de implementatiemaatregelen uit ISO 27002:2007, dan hoeft WerkSaam slechts te controleren op de aanvullende bepalingen voor bijvoorbeeld aansluitvoorwaarden voor een specifiek register.

1.6 Wetten en regels

De juridische grondslag voor informatiebeveiliging is terug te vinden in wet- en regelgeving, zoals de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp). Informatiebeveiliging en bescherming van persoonsgegevens zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De Wbp regelt in artikel 13 dat er maatregelen getroffen moeten worden in het kader van informatiebeveiliging om persoonsgegevens te beschermen. Voor wat betreft de gemeenten en ook WerkSaam is daarnaast uitgegaan van de verwerking van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 16 van de Wbp. Deze maatregelen maken deel uit van dit informatiebeveiligingsbeleid.

Er zijn veel wetten en regelgeving van toepassing op het gebied van informatiebeveiliging. WerkSaam moet zich aan deze wetten en regelgeving te houden door maatregelen te treffen. Deze maatregelen maken deel uit van dit informatiebeveiligingsbeleid. De belangrijkste wetten zijn (niet limitatief):

• Wet Bescherming Persoonsregistratie en Vrijstellingsbesluit Wet Bescherming Persoonsregistratie (Wbp)

• Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)

• Wet Computercriminaliteit II

• Comptabiliteitswet

• Archiefwet

• Ambtenarenwet

• CAR-UWO

• PUN

• Code voor Informatiebeveiliging (ISO 27001:2005 en ISO 27002:2007)

• Wet SUWI

• Wet op de identificatieplicht

• Wet Elektronisch Bestuurlijk Verkeer (WEBV)

• Wet GBA en wet BRP

• Participatiewet

• Registratiewet

• Wet Openbaar Bestuur

• Algemene wet bestuursrecht

De CAR-UWO bepaalt de rechten en plichten van veel medewerkers bij WerkSaam. Aan de plichtenkant bevinden zich enkele bepalingen waarin de rol van de medewerker in de beveiliging wordt toegelicht. Het gaat daarbij onder andere om de geheimhoudingsplicht.

1.7 Basis beveiligingsniveau

Binnen het vakgebied informatiebeveiliging wordt onderscheid gemaakt tussen beschikbaarheid, integriteit, vertrouwelijkheid en controleerbaarheid. Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid sluit aan bij dit onderscheid.

Beschikbaarheid

Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid definieert een basisset aan eisen voor beschikbaarheid voor de informatie-infrastructuur van de organisatie. Deze dient als basis voor het maken van afspraken over de beschikbaarheid tussen de eigenaar van het informatiesysteem en de (SaaS) leverancier. Dit houdt in dat voor de beschikbaarheid van de informatievoorziening een minimale set van normen wordt opgesteld waarbij per dienst en/of applicatie nadere afspraken gemaakt kunnen worden.

Integriteit

Het onderwerp integriteit op Uitvlak valt normaliter in twee delen uiteen: de integriteit van datacommunicatie en opslag enerzijds (d.w.z. niet gerelateerd aan het proces zelf), en de integriteit van de informatie in de applicaties of fysiek (d.w.z. gerelateerd aan het proces zelf). Integriteit gekoppeld aan de applicatie is altijd situatieafhankelijk en afhankelijk van de eisen van een specifiek proces. Voor de functionele integriteit van de informatievoorziening wordt een minimale set van normen opgesteld waarbij er per dienst en/of applicatie nadere afspraken gemaakt kunnen worden.

Vertrouwelijkheid

Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid beschrijft de maatregelen die nodig zijn voor het basis vertrouwelijkheidsniveau (gemeentelijk) Vertrouwelijk en persoonsvertrouwelijke informatie zoals bedoeld in artikel 16 van de Wbp.

Het algemene dreigingsprofiel voor (gemeentelijk) Vertrouwelijk is voor dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid vastgesteld op de volgende bedreigende factoren:

• de onbetrouwbare medewerker

• de wraakzuchtige medewerker

• de wraakzuchtige burger

• de verontruste burger

• de actiegroep

• de crimineel opportunist

• de ingehuurde medewerker

• de vreemde overheden

Hierbij zijn de volgende bedreigingen specifiek gedefinieerd voor (gemeentelijk) Vertrouwelijk:

• infiltratie light

• social engineering

• publiek benaderbare sociale netwerken

• verhoor (fysiek geweld tegen personen)

• hacking op afstand

• malware (met en zonder remote control)

• crypto kraken

• (draadloze)netwerken interceptie

• (draadloze)netwerken actief benaderen

• inpluggen op fysiek netwerk

• verlies/diefstal van media

• publieke balies

• achterblijven van patches

• beproeving van fysieke, technische en elektronische weerstand

Naast de bovenstaande specifieke bedreigingen gaat dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid ook uit van een set algemene dreigingen waarvan de hoofdgroepen zijn:

• onopzettelijk menselijk handelen

• opzettelijk menselijk handelen

• onbeïnvloedbare externe factoren

• technisch falen

Uitgesloten zijn de volgende bedreigers, aangezien daarmee het Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid te zwaar wordt. Het is dus niet zo dat deze niet kunnen optreden. De bedreigers kunnen middelen inzetten die sterker zijn dan het Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid en uitgaan boven het niveau van het Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid:

• terreurgroep

• inlichtingendienst

• georganiseerde criminaliteit

Specifieke bedreigingen komende van deze laatst genoemde bedreigers worden niet meegenomen in het definiëren van de normen in dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid.

Opzettelijke menselijke bedreigingen

Er kunnen diverse redenen zijn waarom mensen opzettelijk schade toebrengen aan informatiesystemen. Dat kunnen oorzaken van buitenaf zijn, zoals een hacker of hackergroep die iets heeft tegen WerkSaam en daarom binnendringt of door een denial of service aanval de toegang voor burgers tot onze systemen ontzegt.

Het kan ook een medewerker zijn die ontevreden is over de gang van zaken binnen de organisatie en die uit boosheid data vernietigt. Het kan ook een frauderende medewerker zijn die uit persoonlijk gewin gegevens manipuleert in systemen of gegevens verkoopt.

Social engineering

Bij social engineering wordt gebruik gemaakt van kwaadwillende personen om van medewerkers informatie te ontfutselen. Dit kan gaan om bedrijfsgeheimen of informatie die niet voor iedereen bestemd is uit onze systemen. Denk hier aan bijvoorbeeld wachtwoorden, ontwikkelingsplannen, verblijfplaatsen van mensen. De social engineer maakt gebruik van zwakheden in de mens om zijn doel te bereiken.

Meestal is men zich hier niet goed van bewust. Het is heel normaal om een onbekende op de gang aan te spreken en te vragen of ze hulp nodig hebben. Toch hebben veel mensen hier moeite mee en gebeurt het niet. Het is ook goed om je af te vragen met wie je spreekt aan de telefoon en jezelf de vraag te stellen ’waarom wordt me deze vraag gesteld’.

Social engineering kan van buiten en van binnen de organisatie komen.

Onopzettelijke menselijke bedreigingen

Mensen kunnen onopzettelijk schade toebrengen. Iemand drukt op de delete-toets en let niet goed op de vraag of hij het wel zeker weet. Iemand steekt een USB-stick besmet met een virus in de pc en brengt op die manier het virus over op een heel netwerk. Iemand gebruikt in paniek een poederblusser om een beginnend brandje te blussen en vernietigt daarmee een server.

Niet menselijke bedreiginge n

Invloeden van buitenaf zoals blikseminslag, brand, overstroming en stormschade zijn voorbeelden van niet-menselijke dreigingen. Deze bedreigingen zijn mede afhankelijk van de locatie van WerkSaam, maar ook van de locatie van de belangrijkste informatiesystemen en apparatuur van WerkSaam.

1.7 De Tactische Baseline onder architectuur

Informatiebeveiliging wordt bereikt door een geschikte verzameling beheersmaatregelen in te zetten, waaronder beleid, werkwijzen, procedures, organisatiestructuren en programmatuur- en apparatuurfuncties.

Deze beheersmaatregelen moeten worden vastgesteld, gecontroleerd, beoordeeld en waar nodig verbeterd om te waarborgen dat de specifieke beveiligings- en bedrijfsdoelstellingen van de organisatie worden bereikt. Dit behoort te worden gedaan in samenhang met andere bedrijfsbeheerprocessen.

Informatiebeveiligingsbeleid

Het treffen en onderhouden van een samenhangend pakket van maatregelen ter waarborging van de betrouwbaarheid van het informatievoorzieningsproces.

Risicomanagement

Risicomanagement is het systematisch opzetten, uitvoeren en bewaken van acties om risico’s te identificeren, te prioriteren, te analyseren en voor deze risico’s oplossingen te bepalen, te selecteren en uit te voeren.

Incidentmanagement

Een incident, in het kader van incidentmanagement, is een gebeurtenis die de bedrijfsvoering negatief kan beïnvloeden. Incidentmanagement is het geheel van organisatorische en procedurele maatregelen dat ervoor moet zorgen dat een incident adequaat gedetecteerd, gemeld en behandeld wordt om daarmee de kans op uitval van bedrijfsvoeringsprocessen of schade ontstaan als gevolg van het incident te minimaliseren, dan wel te voorkomen.

Bedrijfscontinuïteitsmanagement

Bedrijfscontinuïteitsmanagement is een proces waarbij de organisatie de nodige maatregelen treft om ongeacht de omstandigheden de continuïteit van de meest kritische processen te garanderen. In geval van een onderbreking van een of meerdere van deze processen moet de organisatie in staat zijn snel en kordaat op te treden, zodat deze activiteiten binnen de kortst mogelijke termijn kunnen worden hersteld.

Een product van bedrijfscontinuïteitsmanagement is een BCP – Bedrijfscontinuïteitsplan. Dit is het product van bedrijfscontinuïteitsmanagement, waarin de maatregelen en belangrijke gegevens van de bedrijfsprocessen van de organisatie worden beschreven, die tot doel hebben de onderbrekingstijd tot een minimum te beperken.

2. De structuur van de norm

Hoofdstuk 3 gaat over de implementatie van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid en geeft aan welke stappen gezet dienen te worden.

Hoofdstuk 4 laat zien hoe bepaald kan worden welke ICT-voorzieningen binnen dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid vallen en voor welke ICT-voorzieningen er aanvullende maatregelen genomen dienen te worden.

Hoofdstukken 5 t/m 15 bevatten hoofdbeveiligingscategorieën en subcategorieën.

Bij elke subcategorie is de doelstelling (uit ISO 27002:2007) vermeld. Elke subcategorie kent een aantal beheersmaatregelen, waarvan de nummering exact overeenkomt met ISO 27002:2007. De tekst van de beheersmaatregelen uit de ISO 27002:2007 is cursief weergegeven.

Bijlage A bevat een woordenlijst.

Hoofdstuk 3. Implementatie Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid

De volgende logische stappen zijn belangrijk bij de implementatie van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid:

  • benoem verantwoordelijken

  • voer een GAP-analyse uit

  • benoem quick wins en voer deze uit, bijvoorbeeld het beschrijven en implementeren van procedures

  • maak een integraal implementatieplan (Information Security Management System - ISMS) en begin met periodiek rapporteren over de voortgang.

3.1 Benoem verantwoordelijken

Vastgestelde maatregelen dienen te worden geïmplementeerd. Vaak vallen deze binnen een verantwoordelijkheidsgebied van een specifieke manager.

Bijvoorbeeld:

• toegangsbeveiligingsmaatregelen behoren door de facilitair manager te worden ingevoerd en gewaarborgd

• personele maatregelen behoren meestal bij de afdeling HR. Denk hierbij aan aannamebeleid, ontslagbeleid, benoemen vertrouwensfuncties.

In de onderstaande tabel is dit verder uitgewerkt.

 

Omschrijving

Communicatie

Communicatiefunctie, heeft raakvlakken met vrijgave informatie (publiek)

Organisatie

Maatregelen die samenhangen met de organisatie zoals functies, functiescheiding en competenties.

Personeel

Beveiligingsmaatregelen betreffende arbeidsvoorwaarden, aanname procedures, ontslagprocedures, functiewisseling procedures etc.

Administratieve organisatie

Maatregelen die samenhangen met administratieve

systemen, ‘harde’ procedures, randvoorwaarden/

beperkingen en controle.

Financiën

Maatregelen die samenhangen met de financiële functie, verantwoording.

Informatievoorziening

Maatregelen betreffende systeemeisen t.a.v. ontwikkeling, beheer en informatiehuishouding binnen de gemeente over relevante systemen & documentenstromen en website.

Juridische zaken

Maatregelen die samenhangen met inkoopvoorwaarden en beveiligingseisen, (raam-) contracten, rechtspositie en bewerkersovereenkomsten

Technologie

Maatregelen t.a.v. automatisering, internet(web), systemen en contractpartijen

Huisvesting

Maatregelen betreffende fysieke beveiliging,

brandbeveiliging, infrastructuur, werkplekken en faciliteiten.

Aangeraden wordt een informatiebeveiligingsfunctionaris zoals een CISO (Chief Information Security Officer) te benoemen of iemand de CISO rol toe te wijzen. De CISO is de rol die uitgevoerd wordt om beveiliging te coördineren binnen een organisatie, waarbij de CISO bij voorkeur niet binnen de ICT-organisatie gepositioneerd wordt. Afhankelijk van de grootte van de

organisatie kunnen er meer informatiebeveiligingsfunctionarissen zijn.

3.2 Voer een GAP-analyse uit

De GAP-analyse geeft als instrument antwoord op vragen als: ‘Waar zijn we nu’ en ‘Waar willen we heen’. Met het gebruiken van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid weet de organisatie nog niet wat er gedaan moet worden om dit Tactische Informatiebeveiligingsbeleid ingevoerd te krijgen. Door middel van de GAP-analyse kan WerkSaam met het stellen van vragen vaststellen welke maatregelen al ingevoerd zijn, en belangrijker, welke maatregelen uit dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid nog niet ingevoerd zijn.

Met het gevonden resultaat kan vervolgens planmatig worden omgegaan en kunnen de actiehouders beginnen met het invoeren van maatregelen en hierover ook periodiek in de managementrapportages over rapporteren.

Onderzocht moet worden welke maatregelen al genomen zijn en per maatregel moet worden aangegeven:

  • of er iets over beschreven is, en zo ja, waar dat opgelegd is (opzet)

  • of de verantwoordelijken bekend zijn met de maatregel (bestaan).

3.3 Benoem quick wins

Na het uitvoeren van de GAP-analyse kan het beste worden begonnen met quick wins de maatregelen die over het algemeen ook het minste geld kosten. Relatief gezien wordt hier vaak ook het meeste resultaat behaald tegen de laagste kosten. Voorbeelden van procedures zijn:

  • Wachtwoordprocedures over wachtwoordlengte, de termijn dat wachtwoorden moeten worden veranderd, de soort tekens die gebruikt moeten worden en hoe lang wordt bijgehouden welke wachtwoorden reeds gebruikt zijn.

  • Procedures betreffende toegang tot het pand of de locatie.

3.4 Maak een integraal implementatieplan en rapporteer

Het is noodzakelijk dat ontbrekende beveiligingsmaatregelen die veel tijd kosten of kostbaar zijn planmatig worden ingevoerd. Geadviseerd wordt door middel van een project (met opdracht en plan) te komen tot implementatie van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid en te sturen op de voortgang. Daarbij horen goede rapportages van de verantwoordelijken die benoemd zijn om specifieke maatregelen in te voeren. Dit proces kan ondersteund worden door een Information Security Management System (ISMS) dat onder andere als doel heeft het continue beoordelen welke beveiligingsmaatregelen passend zijn en indien nodig bij te stellen.

Door de beheersing van deze planning op te nemen in de planning- en controlcyclus en hierover door de organisatieonderdelen verantwoording af te laten leggen door reguliere voortgangsrapportages, wordt beveiliging zowel bestuurlijk als ambtelijk in de organisatie te geborgd. WerkSaam dient hierin transparant te zijn. Dit kan WerkSaam verwezenlijken door hierover zowel horizontaal als verticaal verantwoording af te leggen. Aansluiting bij een dergelijke cyclus hierbij voorkomt dat informatiebeveiliging als een eigenstandig onderwerp wordt behandeld en daardoor laag geprioriteerd wordt. Over het functioneren van de informatiebeveiliging, de kwaliteitscirkel, wordt conform de planning- en controlcyclus binnen WerkSaam en richting het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd door het management.

4. Risicobeoordeling en risicoafweging

Volgens het Strategisch Informatiebeveiligingsbeleid moet er een risicoafweging plaatsvinden. De mogelijke methodes hiervoor zijn het uitvoeren van een baselinetoets BIG gevolgd door een diepgaande risicoanalyse of certificering of Privacy Impact Assessment (PIA).

Het beveiligingsniveau van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid is zo gekozen dat dit voor de meeste processen en ondersteunende ICT-voorzieningen bij WerkSaam voldoende is. Hiermee wordt voorkomen dat er voor ieder systeem een diepgaande risicoanalyse uitgevoerd moet worden. Om vast te stellen dat het niveau van dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid voldoende is, moet een baselinetoets BIG uitgevoerd worden.

In de baselinetoets BIG wordt onder meer bekeken of er geheime of bijzondere persoonsgegevens of geclassificeerde informatie verwerkt wordt, er sprake is van persoonsvertrouwelijke informatie zoals bedoeld in artikel 16 van de Wbp, er hogere beschikbaarheidseisen vereist zijn of er dreigingen relevant zijn die niet in het dreigingsprofiel van deze Tactische Baseline meegenomen zijn.

Voor wat betreft integriteit en vertrouwelijkheid is er sprake van hogere betrouwbaarheidseisen als het om geheimen gaat (rubricering hoger dan ‘Vertrouwelijk’). Of als bij de verwerking van persoonsgegevens zowel de kans op ongewenste gevolgen groter is alsook de schade die dit kan veroorzaken voor de betrokkene groter is. Hogere betrouwbaarheidseisen kunnen ook voorkomen als er een dreiging relevant is die niet in het dreigingsprofiel van dit Tactische Informatiebeveiligingsbeleid ismeegenomen.

Tot slot kan het mogelijk zijn dat een hogere beschikbaarheid noodzakelijk is. In deze gevallen zal een volledige risicoanalyse uitgevoerd moeten worden die kan leiden tot extra maatregelen. Bij het verwerken van (nieuwe) persoonsgegevens wordt door de uitslag van de Baselinetoets BIG ook aangeraden een Privacy Impact Assessment (PIA) uit te voeren.

Acceptatie door de manager:

Er kan op verschillende manieren met (rest) risico’s worden omgegaan. De meest gebruikelijke strategieën zijn:

  • 1.

    risicodragend

  • 2.

    risiconeutraal

  • 3.

    risicomijdend

Risicodragend wil zeggen dat risico’s geaccepteerd worden. Dat kan zijn omdat de kosten van de beveiligingsmaatregelen de mogelijke schade overstijgen. Maar het management kan ook besluiten om niets te doen, ondanks dat de kosten niet hoger zijn dan de schade die kan optreden. De maatregelen die een risicodragende organisatie neemt op het gebied van informatiebeveiliging zijn veelal van repressieve aard.

Onder risiconeutraal wordt verstaan dat er dusdanige beveiligingsmaatregelen worden genomen dat dreigingen óf niet meer manifest worden óf, wanneer de dreiging wel manifest wordt, de schade als gevolg hiervan geminimaliseerd is. De meeste maatregelen die een risiconeutrale organisatie neemt op het gebied van informatiebeveiliging zijn een combinatie van preventieve, detectieve en repressieve maatregelen.

Onder risicomijdend wordt verstaan dat er zodanige maatregelen worden genomen dat de dreigingen zo veel mogelijk worden geneutraliseerd, zodat de dreiging niet meer tot een incident leidt.

Denk hierbij aan het invoeren van nieuwe software waardoor de fouten in de oude software geen dreiging meer vormen. In simpele bewoordingen: een ijzeren emmer kan roesten. Neem een kunststof emmer en de dreiging, roest, valt weg. Veel van de maatregelen binnen deze strategie hebben een preventief karakter.

Welke strategie de organisatie ook kiest, de keuze dient bewust door het management te worden gemaakt en de gevolgen ervan dienen te worden gedragen.

5. Beveiligingsbeleid

5.1 Informatiebeveiligingsbeleid

Doelstelling

Borgen van betrouwbare dienstverlening en een aantoonbaar niveau van informatiebeveiliging dat voldoet aan de relevante wetgeving, algemeen wordt geaccepteerd door haar (keten-) partners en er mede voor zorgt dat kritische bedrijfsprocessen bij een calamiteit en incident voortgezet kunnen worden.

5.1.1 Beleidsdocumenten voor informatiebeveiliging

Informatiebeveiligingsbeleid behoort door het dagelijks bestuur te worden vastgesteld en bekendgemaakt. Het moet tevens kenbaar te worden gemaakt aan alle medewerkers en relevante externe partijen.

  • 1.

    Er is een beleid voor informatiebeveiliging door het dagelijks bestuur vastgesteld, gepubliceerd en beoordeeld op basis van inzicht in risico’s, kritische bedrijfsprocessen en toewijzing van verantwoordelijkheden en prioriteiten.

5.1.2 Beoordeling van het informatiebeveiligingsbeleid

Het informatiebeveiligingsbeleid behoort met geplande tussenpozen, of zodra zich belangrijke wijzigingen voordoen, te worden beoordeeld om te bewerkstelligen dat het geschikt, toereikend en doeltreffend blijft.

  • 1.

    Het informatiebeveiligingsbeleid wordt minimaal één keer per drie jaar, of zodra zich belangrijke wijzigingen voordoen, beoordeeld en zo nodig bijgesteld. Organisatie van de informatiebeveiliging.

6. Organisatie van de informatiebeveiliging

6.1 Interne organisatie

Doelstelling

Beheren van de informatiebeveiliging binnen de organisatie.

6.1.1 Betrokkenheid van het dagelijks bestuur bij beveiliging

Het management behoort actief informatiebeveiliging binnen de organisatie te

ondersteunen door duidelijk richting te geven, betrokkenheid te tonen en expliciet verantwoordelijkheden voor informatiebeveiliging toe te kennen en te erkennen.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur waarborgt dat de informatiebeveiligingsdoelstellingen worden vastgesteld, voldoen aan de kaders zoals gesteld in dit document en zijn geïntegreerd in de relevante processen. Dit gebeurt door één keer per jaar de opzet, het bestaan en de werking van de informatiebeveiligingsmaatregelen te bespreken in de vergaderingen van het dagelijks bestuur en hiervan verslag te doen.

6.1.2 Coördineren van beveiliging

Activiteiten voor informatiebeveiliging behoren te worden gecoördineerd door vertegenwoordigers uit de verschillende delen van de organisatie met relevante rollen en functies.

  • 1.

    De rollen van de CISO en het management zijn beschreven:

    a. de CISO rapporteert rechtstreeks aan de directeur.

    b. de CISO bevordert en adviseert gevraagd en ongevraagd over de beveiliging van WerkSaam, verzorgt rapportages over de status, controleert de naleving van beleidsmaatregelen, evalueert de uitkomsten, doet voorstellen tot inplementatie c.q. aanpassing van plannen op het gebied van de informatiebeveiliging.

6.1.3 Verantwoordelijkheden

Alle verantwoordelijkheden voor informatiebeveiliging behoren duidelijk te zijn gedefinieerd.

  • 1.

    Elke manager is verantwoordelijk voor de integrale informatiebeveilgiing van zijn of haar organisatieonderdeel.

6.1.4 Goedkeuringsproces voor ICT-voorzieningen

Er behoort een goedkeuringsproces voor nieuwe ICT-voorzieningen te worden vastgesteld en geïmplementeerd.

  • 1.

    Er is een goedkeuringsproces voor nieuwe ICT-voorzieningen en wijzigingen in ICT-voorzieningen (in ITIL termen: wijzigingsbeheer).

6.1.5 Geheimhoudingsovereenkomst

Eisen voor vertrouwelijkheid of voor een geheimhoudingsovereenkomst die een weerslag vormen van de behoefte van de organisatie aan bescherming van informatie behoren te worden vastgesteld en regelmatig te worden beoordeeld.

  • 1.

    De algemene geheimhoudingsplicht ambtenaren is geregeld in de Ambtenarenwet (artikel 125a, lid 3) en geldt voor alle stafmedewerkers. Daarnaast ondertekenen personen die te maken hebben met Bijzondere Informatie een geheimhoudingsverklaring. Daaronder valt ook vertrouwelijke informatie. Hierbij wordt tevens vastgelegd dat na beëindiging van de functie, de betreffende persoon gehouden blijft aan die geheimhouding.

6.1.6 Contact met overheidsinstanties

Er behoren geschikte contacten met relevante overheidsinstanties te worden onderhouden.

  • 1.

    Het management stelt vast in welke gevallen en wie er contacten met autoriteiten (brandweer, toezichthouders, enz.) onderhoudt.

6.1.7 Contact met speciale belangengroepen

Er behoren geschikte contacten met speciale belangengroepen of andere specialistische platforms voor beveiliging en professionele organisaties te worden onderhouden.

  • 1.

    Specifieke informatiebeveiligingsinformatie van expertisegroepen, leveranciers van hardware, software en diensten wordt gebruikt om de informatiebeveiliging te verbeteren.

  • 2.

    De CISO onderhoudt contact met de Informatiebeveiligingsdienst voor gemeenten (IBD).

6.1.8 Beoordeling van informatiebeveiligingsbeleid

De benadering van de organisatie voor het beheer van informatiebeveiliging en de implementatie daarvan |(d.w.z. beheerdoelstellingen, beheersmaatregelen, beleid, processen en procedures voor informatiebeveiliging) behoren onafhankelijk en met geplande tussenpozen te worden beoordeeld, of zodra zich wijzigingen voordoen in de implementatie van de beveiliging.

  • 1.

    Het informatiebeveiligingsbeleid wordt minimaal één keer in de drie jaar geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

  • 2.

    Periodieke beveiligingsaudits kunnen worden uitgevoerd in opdracht van het management.

  • 3.

    Over het functioneren van de informatiebeveiliging wordt, conform de P&C-cyclus, jaarlijks gerapporteerd aan het management.

6.2 Externe partijen

Doelstelling

Het beveiligen van de informatie en ICT-voorzieningen van de organisatie handhaven waartoep externe partijen toegang hebben of die door externe partijen worden verwerkt of beheerd, of die naar externbe partijen worden gecommuniceerd.

6.2.1 Identificatie van risico's die betrekking hebben op externe partijen

De risico’s voor de informatie en ICT-voorzieningen van de organisatie vanuit bedrijfsprocessen waarbij externe partijen betrokken zijn, behoren te worden geïdentificeerd en er behoren geschikte beheersmaatregelen te worden geïmplementeerd voordat toegang wordt verleend.

  • 1.

    Informatiebeveiliging is aantoonbaar (op basis van een risicoafweging) meegewogen bij het besluit een externe partij wel of niet in te schakelen.

  • 2.

    Voor het afsluiten van een contract voor uitbesteding of externe inhuur is bepaald welke toegang (fysiek, netwerk of tot gegevens) nodig is om het contract/de opdracht uit te voeren en welke beveiligingsmaatregelen nodig zijn.

  • 3.

    Voorafgaand aan het afsluiten van een contract voor uitbesteding of externe inhuur is bepaald welke waarde en gevoeligheid de informatie heeft waarmee de derde partij in aanraking kan komen en welke beveiligingsmaatregelen nodig zijn.

  • 4.

    Voorafgaand aan het afsluiten van een contract voor uitbesteding en externe inhuur is bepaald hoe geauthentiseerde en geautoriseerde toegang vastgesteld wordt.

  • 5.

    Indien externe partijen systemen beheren waarin persoonsgegevens verwerkt worden, wordt een bewerkersovereenkomst (conform Wbp artikel 14) afgesloten.

  • 6.

    In contracten met externe partijen is vastgelegd:

    • -

      welke beveiligingsmaatregelen getroffen en nageleefd moeten worden;

    • -

      dat beveiligingsincidenten onmiddellijk worden gerapporteerd;

    • -

      hoe die beveiligingsmaatregelen door de uitbestedende partij te controleren zijn (bijv. audits en penetratietests) en het toezicht is geregeld.

6.2.2 Beveiliging beoordelen in de omgang met klanten

Alle geïdentificeerde beveiligingseisen behoren te worden beoordeeld voordat klanten toegang wordt verleend tot de informatie of bedrijfsmiddelen van de organisatie.

  • 1.

    Alle noodzakelijke beveiligingseisen zijn op basis van een risicoafweging vastgesteld en geïmplementeerd, voordat gebruikers toegang tot informatie op bedrijfsmiddelen krijgen.

6.2.3 Beveiliging handelen in overeenkomsten met een derde partij

In overeenkomsten met derden waarbij toegang tot, het verwerken van, communicatie van of beheer van informatie of ICT-voorzieningen van de organisatie, of toevoeging van producten of diensten aan ICT-voorzieningen, behoren alle relevante beveiligingseisen te zijn opgenomen.

  • 1.

    De maatregelen behorend bij 6.2.1 zijn voor het afsluiten van het contract gedefinieerd en geïmplementeerd.

  • 2.

    In contracten met externe partijen is vastgelegd hoe men om dient te gasan met wijzigingen en hoe ervoor gezorgd wordt dan de beveiliging niet wordt aangetast door de wijzigingen.

  • 3.

    In contracten met externe partijen is vastgelegd hoe wordt omgegaan met geheimhouding en de geheimhoudingsverklaring.

  • 4.

    Er is een plan voor beëindiging van de ingehuurde diensten waarin aandacht wordt besteed aan beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit.

  • 5.

    In contracten met externe partijen is vastgelegd hoe escalaties en aansprakelijkheid geregeld zijn.

  • 6.

    Als er gebruik wordt gemaakt van onderaannemers dan gelden daar dezelfde beveiligingseisen voor als voor de contractant. De hoofdaannemer is verantwoordelijk voor de borging bij de onderaannemer van de gemaakte afspraken.

  • 7.

    De producten, diensten en daarbij geldende randvoorweaarden, rapporten en registraties die door een derde partij worden geleverd, worden beoordeeld op het nakomen van de afspraken in de overeenkomst. Verbeteracties worden geinitieerd wanneer onder het afgesproken niveau wordt gepresteerd.

7. Beheer van bedrijfsmiddelen

7.1 Verantwoordelijkheid voor bedrijfsmiddelen

Doelstelling

Bereiken en handhaven van een adequate bescherming van bedrijfsmiddelen van de organisatie.

7.1.1 Inventarisatie van bedrijfsmiddelen

Alle bedrijfsmiddelen behoren duidelijk te zijn geïdentificeerd en er behoort een inventaris van alle belangrijke bedrijfsmiddelen te worden opgesteld en bijgehouden.

  • 1.

    Er is een actuele registratie van bedrijfsmiddelen die voor de organisatie van belang zijn. Voorbeelden zijn informatie(verzamelingen), software, hardware, diensten, mensen en hun kennis/vaardigheden. Van elk middel is de waarde voor de organisatie, het vereiste beschermingsniveau en de verantwoordelijke manager bekend.

7.1.2 Eigendom van bedrijfsmiddelen

Alle informatie en bedrijfsmiddelen die verband houden met ICT-voorzieningen behoren een eigenaar te hebben in de vorm van een aangewezen deel van de organisatie.

  • 1.

    Voor elk bedrijfsproces, applicatie, gegevensverzameling en ICT-faciliteit is een verantwoordelijke benoemd.

7.1.3 Aanvaardbaar gebruik van bedrijfsmiddelen

Er behoren regels te worden vastgesteld, gedocumenteerd en geïmplementeerd voor aanvaardbaar gebruik van informatie en bedrijfsmiddelen die verband houden met ICT-voorzieningen.

  • 1.

    Er zijn regels voor acceptabel gebruik van bedrijfsmiddelen (met name internet, e-mail en mobiele apparatuur). De CAR-UWO verplicht ambtenaren zich hieraan te houden. Voor extern personeel is dit in het contract vastgelegd.

  • 2.

    Gebruikers hebben kennis van de regels.

  • 3.

    Apparatuur, informatie en programmatuur van de organisatie mogen niet, zonder toestemming, vooraf van de locatie worden meegenomen. De toestemming kan generiek geregeld worden in het kader van de functieafspraken tussen manager en medewerker.

  • 4.

    Informatiedragers worden dusdanig gebruikt dat vertrouwelijke informatie niet beschikbaar kan komen voor onbevoegde personen.

7.2 Classificatie van informatie

Doelstelling

Bewerkstelligen dat informatie een geschikt niveau van bescherming krijgt.

Informatie heeft een geschikt niveau van bescherming dat in overeenstemming is met het belang dat de informatie heeft voor de organisatie. Informatie is geclassificeerd om bij het verwerken van de informatie de noodzaak, prioriteiten en verwachte graad van bescherming te kunnen aangeven.

7.2.1 Richtlijnen voor classificatie van informatie

Informatie behoort te worden geclassificeerd met betrekking tot de waarde, wettelijke eisen, gevoeligheid en onmisbaarheid in de organisatie.

  • 1.

    De organisatie heeft rubriceringrichtlijnen opgesteld.

  • 2.

    In overeenstemming met de Wbp is er onderscheid in de herleidbare (artikel 16 Wbp, klasse II/III) en de niet herleidbare (klasse 0 en I) persoonsgegevens.

7.2.2 Labeling en verwerking van informatie

Er behoren geschikte, samenhangende procedures te worden ontwikkeld en geïmplementeerd voor de labeling en de verwerking van informatie overeenkomstig het classificatiesysteem dat de organisatie heeft geïmplementeerd.

  • 1.

    De manager heeft maatregelen getroffen om te voorkomen dat niet-geautoriseerden kennis kunnen nemen van gerubriceerde informatie.

  • 2.

    De opsteller van de informatie doet een voorstel tot rubricering en brengt deze aan op de informatie. De vaststeller van de inhoud van de informatie stelt de rubricering vast.

8. Personele beveiliging

8.1 Voorafgaand aan het dienstverband

Doelstelling

Zorgen dat medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers hun verantwoordelijkheden begrijpen, geschikt zijn voor de rollen waarvoor zij worden overwogen en het risico van diefstal, fraude of misbruik van faciliteiten verminderen.

8.1.1 Rollen en verantwoordelijkheden

De rollen en verantwoordelijkheden van medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers ten aanzien van beveiliging behoren te worden vastgesteld en gedocumenteerd overeenkomstig het beleid voor informatiebeveiliging van de organisatie.

  • 1.

    De taken en verantwoordelijkheden van een medewerker zijn opgenomen in de functiebeschrijving en worden onderhouden. In de functiebeschrijving wordt minimaal aandacht besteed aan:

    • uitvoering van het informatiebeveiligingsbeleid;

    • bescherming van bedrijfsmiddelen;

    • rapportage van beveiligingsincidenten;

    • expliciete vermelding van de verantwoordelijkheden voor het beveiligen van persoonsgegevens.

  • 2.

    Alle vastgestelde regelingen en instructies op het gebied van informatiebeveiliging zijn op een gemakkelijk toegankelijke plaats inzichtelijk.

  • 3.

    Alle medewerkers krijgen bij hun aanstelling/indiensttreding hun verantwoordelijkheden op het gebied van informatiebeveiliging ter inzage. De schriftelijk vastgestelde en voor heb geldende regelingen en instructies ten aanzien van informatiebeveiliging, welke zij bij de vervulling van hun functie hebben na te leven, worden op een gemakkelijk toegangelijke plaats ter inzage gelegd. Externe medewerkers ontvangen vastgestelde en voor hen geldende regelingen en instructies ten aanzien van informatiebeveiliging.

  • 4.

    Vastgestelde regelingen en instructies op het gebied van informatiebeveiliging maken deel uit van de contracten met externe partijen.

  • 5.

    Speciale verantwoordelijkheden op het gebied van informatiebeveiliging zijn voor indiensttreding (of bij functiewijziging), aantoonbaar aan de medewerker duidelijk gemaakt.

  • 6.

    Het is aantoonbaar dat medewerkers bekend zijn met hun verantwoordelijkheden op het gebied van informatiebeveiliging.

8.1.2 Screening

Verificatie van de achtergrond van alle kandidaten voor een dienstverband, ingehuurd personeel en externe gebruikers behoort te worden uitgevoerd overeenkomstig relevante wetten, voorschriften en ethische overwegingen, en behoren evenredig te zijn aan de bedrijfseisen, de classificatie van de informatie waartoe toegang wordt verleend, en de waargenomen risico’s.

  • 1.

    Voor alle medewerkers is minimaal een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) vereist.

  • 2.

    Bij de aanstelling heeft de medewerker gegevens verstrekt over zijn arbeidsverleden. Deze gegevens worden opgenomen in het personeelsdossier.

  • 3.

    In bepaalde situaties kan de VOG of screening incidenteel of periodiek worden herhaald.

8.1.3 Arbeidsvoorwaarden

Als onderdeel van hun contractuele verplichting behoren medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers de algemene voorwaarden te aanvaarden en te ondertekenen van hun arbeidscontract, waarin hun verantwoordelijkheden en die van de organisatie ten aanzien van informatiebeveiliging zijn vastgelegd.

8.2 Tijdens het dienstverband

Doelstelling

Zorgen dat alle medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers:

  • bewust zijn van bedreigingen en gevaren voor informatiebeveiliging;

  • bewust zijn van hun verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid;

  • het beveiligingsbeleid van de organisatie in hun dagelijkse werk kunnen ondersteunen en hiermee het risico van een menselijke fout verminderen.

8.2.1 Verantwoordelijkheid bevorderen verantwoordelijkheid

De organisatie behoort van medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers te eisen dat ze beveiliging toepassen overeenkomstig vastgesteld beleid en vastgestelde procedures van de organisatie.

  • 1.

    De organisatie heeft een strategie geïmplementeerd om blijvend over specialistische kennis en vaardigheden van de medewerkers en ingehuurd personeel (onder andere op het gebied van informatiebeveiliging) te kunnen beschikken.

  • 2.

    Het management bevordert dat medewerkers, ingehuurd personeel en (waar van toepassing) externe gebruikers van interne systemen algemene beveiligingsaspecten toepassen in hun gedrag en handelingen, overeenkomstig vastgesteld beleid.

8.2.2 Bewustwording, opleiding en training ten aanzien van informatiebeveiliging

Alle medewerkers en, voor zover van toepassing, ingehuurd personeel en externe gebruikers, behoren geschikte training en regelmatige bijscholing te krijgen met betrekking tot beleid en procedures van de organisatie, voor zover relevant voor hun functie.

  • 1.

    Alle medewerkers van de organisatie worden regelmatig attent gemaakt op het beveiligingsbeleid en de beveiligingsprocedures van de organisatie, voor zover relevant voor hun functie.

  • 2.

    Het management bespreekt het onderwerp informatiebeveiliging in functionerings- en beoordelingsgesprekken van medewerkers die risicovolle functies bekleden.

8.2.3 Disciplinaire maatregelen

Er behoort een formeel disciplinair proces te zijn vastgesteld voor medewerkers die inbreuk op de informatiebeveiliging hebben gepleegd.

  • 1.

    Er is een disciplinair proces vastgelegd voor medewerkers die inbreuk maken op het informatiebeveiligingsbeleid (zie ook: CAR/UWO art 16, disciplinaire straffen).

8.3 Beëindiging of wijziging van het dienstverband

Doelstelling

Zorgen dat medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers ordelijk de organisatie verlaten of hun dienstverband wijzigen, waarbij risico’s voor de informatieveiligheid zoveel mogelijk worden voorkomen.

8.3.1 Beëindiging van verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden voor beëindiging of wijziging van het dienstverband behoren duidelijk te zijn vastgesteld en toegewezen.

  • 1.

    Voor ambtenaren of daarmee gelijkgestelden  is in de ambtseed of belofte vastgelegd welke verplichtingen, ook na beëindiging van het dienstverband of bij functiewijziging, van kracht blijven en voor hoe lang. Voor ingehuurd personeel (zowel in dienst van een derde bedrijf als individueel) is dit contractueel vastgelegd. Indien nodig wordt een geheimhoudingsverklaring ondertekend.

  • 2.

    Er is een procedure vastgesteld voor beëindiging van dienstverband, contract of overeenkomst waarin minimaal aandacht besteed wordt aan het intrekken van toegangsrechten, innemen van bedrijfsmiddelen en welke verplichtingen ook na beëindiging van het dienstverband blijven gelden.

  • 3.

    Er is een procedure vastgesteld voor verandering van functie binnen de organisatie, waarin minimaal aandacht besteed wordt aan het intrekken van toegangsrechten en innemen van bedrijfsmiddelen die niet meer nodig zijn.

8.2.3 Retournering van bedrijfsmiddelen

Alle medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers behoren alle bedrijfsmiddelen van de organisatie die ze in hun bezit hebben te retourneren bij beëindiging van hun dienstverband, contract of overeenkomst, of behoort na wijziging te worden aangepast.

  • 1.

    Zie 8.3.1.

8.3.3 Blokkering van toegangsrechten

De toegangsrechten van alle medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers tot informatie en ICT-voorzieningen behoren te worden geblokkeerd bij beëindiging van het dienstverband, het contract of de overeenkomst, of behoort na wijziging te worden aangepast.

  • 1.

    Zie 8.3.1.

9. Fysieke beveiliging en beveiliging van de omgeving

9.1 Beveiligde ruimten

Doelstelling

Het voorkomen van onbevoegde fysieke toegang tot, schade aan of verstoring van het terrein en de informatie van de organisatie.

9.1.1 Fysieke beveiliging van de omgeving

Er behoren toegangsbeveiligingen (barrières zoals muren, toegangspoorten met kaartsloten of een bemande receptie) te worden aangebracht om ruimten te beschermen waar zich informatie en ICT-voorzieningen bevinden.

  • 1.

    De organisatie en haar omgeving worden ingedeeld in verschillende zones.

  • 2.

    Voor voorzieningen (binnen of buiten het gebouw) zijn duidelijke beveiligingsgrenzen bepaald.

  • 3.

    Gebouwen bieden voldoende weerstand (bepaald op basis van een risicoafweging) bij gewelddadige aanvallen zoals inbraak en ICT gericht vandalisme.

  • 4.

    Er zijn op verschillende plekken overval alarmknoppen geplaatst. Dit is met name van belang voor de wachtruimten, spreekkamers en ruimtes waar bezoekers in contact komen met medewerkers.

  • 5.

    Tijdens openingstijden voor het publiek is er een HAL-team aanwezig.

  • 6.

    Er is minimaal een inbraakalarm gekoppeld aan de alarmcentrale.

  • 7.

    Van ingehuurde bewakingsdiensten is vooraf geverifieerd dat zij voldoen aan de wettelijke eisen gesteld in de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus.

  • 8.

    Er wordt een registratie bijgehouden wie toegang heeft tot de serverruimtes. Daarnaast wordt gemonitord wie de serverruimtes heeft betreden.

  • 9.

    Voor toegang tot speciale ruimten is een doelbinding vereist, dat wil zeggen dat personen op grond van hun werkzaamheden toegang kan worden verleend.

9.1.2 Fysieke toegangsbeveiliging

Beveiligde zones behoren te worden beschermd door geschikte toegangsbeveiliging, om te bewerkstelligen dat alleen bevoegde medewerkers worden toegelaten.

  • 1.

    Toegang tot gebouwen of beveiligingszones is alleen mogelijk na autorisatie daartoe.

  • 2.

    De beveiligingszones en toegangsbeveiliging daarvan, zijn ingericht conform het toegangsbeleid van WerkSaam.

  • 3.

    In gebouwen met beveiligde zones wordt een registratie bijgehouden.

  • 4.

    De kwaliteit van toegangsmiddelen (deuren, sleutels, sloten, toegangspassen) is afgestemd op de zonering.

  • 5.

    De uitgifte van toegangsmiddelen wordt geregistreerd.

  • 6.

    Niet uitgegeven toegangsmiddelen worden opgeborgen in een beveiligd opbergmiddel.

  • 7.

    Apparatuur en bekabeling in kabelverdeelruimtes en patchruimtes voldoen aan dezelfde eisen voor toegangsbeveiliging als computerruimtes.

  • 8.

    Er vindt minimaal één keer per half jaar een controle/evaluatie plaats op de autorisaties voor fysieke toegang.

9.1.3 Beveiliging van kantoren, ruimten en faciliteiten

Er behoort fysieke beveiliging van kantoren, ruimten en faciliteiten te worden ontworpen en toegepast.

  • 1.

    Documenten en mobiele gegevensdragers die vertrouwelijke informatie bevatten, worden beveiligd opgeslagen, tenzij de vertrouwelijke informatie op de mobiele gegevensdrager voldoende versleuteld is.

  • 2.

    Er is actief beheer van sloten en kluizen. Er zijn procedures voor wijziging van combinaties door middel van een sleutelplan, voor de opslag van gerubriceerde informatie.

  • 3.

    Serverruimtes, datacenters en daar aan gekoppelde bekabelingsystemen zijn ingericht in lijn met geldende best practices.

9.1.4 Bescherming tegen bedreigingen van buitenaf

Er behoort fysieke bescherming tegen schade door brand, overstroming, aardschokken, explosies, oproer en andere vormen van natuurlijke of menselijke calamiteiten te worden ontworpen en toegepast.

  • 1.

    Bij maatregelen is rekening gehouden met specifieke bedreigingen van aangrenzende panden of terreinen.

  • 2.

    Reserve apparatuur en back-ups zijn op een zodanige afstand ondergebracht, dat één en dezelfde calamiteit er niet voor kan zorgen dat zowel de hoofdlocatie als de back-up/reserve locatie, niet meer toegankelijk zijn.

  • 3.

    Beveiligde ruimten waarin zich bedrijfskritische apparatuur bevindt, zijn voldoende beveiligd tegen wateroverlast.

  • 4.

    Bij het betrekken van nieuwe gebouwen wordt een locatie gekozen waarbij rekening wordt gehouden met de kans op en de gevolgen van natuurrampen en door mensen veroorzaakte rampen.

  • 5.

    Gevaarlijke of brandbare materialen zijn op een zodanige afstand van een beveiligde ruimte opgeslagen, dat een calamiteit met deze materialen geen invloed heeft op de beveiligde ruimte.

  • 6.

    Er is, door de brandweer goedgekeurde en voor de situatie geschikte, brandblusapparatuur geplaatst en aangesloten. Dit wordt jaarlijks gecontroleerd.

9.1.5 Werken in beveiligde ruimten

Er behoren een fysieke bescherming en richtlijnen voor werken in beveiligde ruimten te worden ontworpen en toegepast.

  • 1.

    Medewerkers die zelf niet geautoriseerd zijn, mogen alleen toegang krijgen tot fysiek beveiligde ruimten waarin ICT-voorzieningen zijn geplaatst of waarin met vertrouwelijke informatie wordt gewerkt:

    • onder begeleiding van bevoegd personeel;

    • als er een duidelijke noodzaak voor is.

  • 2.

    Beveiligde ruimten (zoals een serverruimte of kluis) waarin zich geen personen bevinden zijn afgesloten en worden regelmatig gecontroleerd.

  • 3.

    Zonder expliciete toestemming mogen binnen beveiligde ruimten geen opnames (foto, video of geluid) worden gemaakt.

9.1.6 Openbare toegang en gebieden voor laden en lossen

Toegangspunten zoals gebieden voor laden en lossen en andere punten waar onbevoegden het terrein kunnen betreden, behoren te worden beheerst en indien mogelijk worden afgeschermd van ICT-voorzieningen, om onbevoegde toegang te voorkomen.

  • 1.

    Er is een procedure vastgesteld voor het omgaan met verdachte pakketten en brieven in postkamers en laad- en losruimten.

9.2 Beveiliging van apparatuur

Doelstelling

Het voorkomen van verlies, schade, diefstal of compromitteren van bedrijfsmiddelen en onderbreking van de bedrijfsactiviteiten.

9.2.1 Plaatsing en bescherming van apparatuur

Apparatuur behoort zo te worden geplaatst en beschermd, dat risico’s van schade en storing van buitenaf en de gelegenheid voor onbevoegde toegang wordt verminderd.

  • 1.

    Apparatuur wordt opgesteld en aangesloten volgens de voorschriften van de leverancier. Dit geldt minimaal voor temperatuur en luchtvochtigheid, aarding, spanningsstabiliteit en overspanningsbeveiliging.

  • 2.

    Standaard accounts in apparatuur worden gewijzigd. De bijbehorende standaard leverancierswachtwoorden, worden gewijzigd bij ingebruikname van apparatuur.

  • 3.

    Gebouwen zijn beveiligd tegen blikseminslag.

  • 4.

    Een informatiesysteem voldoet aan benodigde beveiligingseisen die voor kunnen komen bij het verwerken van informatie. Als dit niet mogelijk is wordt een gescheiden systeem gebruikt voor de informatieverwerking waaraan hogere eisen zijn gesteld.

9.2.2 Nutsvoorzieningen

Apparatuur behoort te worden beschermd tegen stroomuitval en andere storingen door onderbreking van nutsvoorzieningen.

  • 1.

    Er zijn maatregelen getroffen om de continuïteit van de processen voldoende te waarborgen in geval van stroomuitval en andere storingen door onderbreking van nutsvoorzieningen.

  • 2.

    Op basis van een risico-afweging is bepaald welke maatregelen noodzakelijk zijn.

9.2.3 Beveiliging van kabels

Voedings- en telecommunicatiekabels die voor dataverkeer of ondersteunende informatiediensten worden gebruikt, behoren tegen interceptie of beschadiging te worden beschermd.

  • 1.

    Er zijn maatregelen getroffen om voedings- en telecommunicatiekabels, die voor dataverkeer of ondersteunende informatiediensten worden gebruik, te beschermen tegen interceptie of beschadiging.

9.2.4 Onderhoud van apparatuur

Apparatuur behoort op correcte wijze te worden onderhouden, om te waarborgen dat deze voortdurend beschikbaar is en in goede staat verkeert.

  • 1.

    Reparatie en onderhoud van apparatuur (hardware) vindt op locatie plaats door bevoegd personeel, tenzij er geen data op het apparaat aanwezig of toegankelijk is.

9.2.5 Beveiliging van apparatuur buiten het terrein

Apparatuur buiten de terreinen behoort te worden beveiligd waarbij rekening wordt gehouden met de diverse risico’s van werken buiten het terrein van de organisatie.

  • 1.

    Alle apparatuur buiten de terreinen wordt beveiligd met fysieke beveiligingsmaatregelen, zoals sloten en camera toezicht, die zijn vastgesteld op basis van een risicoafweging.

9.2.6 Veilig verwijderen of hergebruiken van apparatuur

Alle apparatuur die opslagmedia bevat, behoort te worden gecontroleerd om te bewerkstelligen dat alle gevoelige gegevens en in licentie gebruikte programmatuur zijn verwijderd of veilig zijn overschreven voordat de apparatuur wordt verwijderd.

  • 1.

    Bij beëindiging van het gebruik of bij een defect worden apparaten en informatiedragers bij de beheersorganisatie ingeleverd. De beheerorganisatie zorgt voor een verantwoorde afvoer, zodat er geen data op het apparaat aanwezig of toegankelijk is. Als dit niet kan wordt het apparaat of de informatiedrager fysiek vernietigd. Het afvoeren of vernietigen wordt per bedrijfseenheid geregistreerd.

  • 2.

    Hergebruik van apparatuur buiten de organisatie is slechts toegestaan indien de informatie is verwijderd met een voldoende veilige methode.

9.2.7 Verwijdering van bedrijfseigendommen

Apparatuur, informatie en programmatuur van de organisatie mogen niet zonder toestemming vooraf van de locatie worden meegenomen.

10. Beheer van Communicatie- en Bedieningsprocessen

10.1 Bedieningsprocedures en -verantwoordelijkheden

Doelstelling

Waarborgen van een correcte en veilige bediening van ICT-voorzieningen.

10.1.1 Gedocumenteerde bedieningsprocedures

Bedieningsprocedures behoren te worden gedocumenteerd, te worden bijgehouden en beschikbaar te worden gesteld aan alle gebruikers die deze nodig hebben.

  • 1.

    Bedieningsprocedures bevatten informatie over opstarten, afsluiten, back-up- en herstelacties, afhandelen van fouten, beheer van logs, contactpersonen, noodprocedures en speciale maatregelen voor beveiliging.

  • 2.

    Er zijn procedures voor de behandeling van digitale media. Deze procedures gaan in op ontvangst, opslag, rubricering, toegangsbeperkingen, verzending, hergebruik en vernietiging.

10.1.2 Wijzigingsbeheer

Wijzigingen in ICT-voorzieningen en informatiesystemen behoren te worden beheerst.

  • 1.

    In de procedure voor wijzigingenbeheer is minimaal aandacht besteed aan:

    • het administreren van significante wijzigingen;

    • impactanalyse van mogelijke gevolgen van de wijzigingen;

    • goedkeuringsprocedure voor wijzigingen.

  • 2.

    Instellingen van informatiebeveiligingsfuncties (bijvoorbeeld security software) op het koppelvlak tussen vertrouwde en onvertrouwde netwerken, worden automatisch op wijzigingen gecontroleerd.

10.1.3 Functiescheiding

Taken en verantwoordelijkheidsgebieden behoren te worden gescheiden om gelegenheid voor onbevoegde of onbedoelde wijziging of misbruik van de bedrijfsmiddelen van de organisatie te verminderen.

  • 1.

    Niemand in een organisatie of proces heeft op uitvoerend niveau rechten hebben om een gehele cyclus van handelingen in een kritisch informatiesysteem te beheersen. Dit in verband met het risico dat hij of zij zichzelf of anderen onrechtmatig bevoordeelt of de organisatie schade toe brengt. Dit geldt voor zowel informatieverwerking als beheeracties.

  • 2.

    Er is een scheiding tussen beheertaken en overige gebruikstaken. Beheerwerkzaamheden worden alleen uitgevoerd wanneer ingelogd als beheerder. Normale gebruikstaken worden alleen uitgevoerd wanneer ingelogd als gebruiker.

  • 3.

    Vóór de verwerking van gegevens, die de integriteit van kritieke informatie of kritieke informatie systemen kunnen aantasten, worden deze gegevens door een tweede persoon geïnspecteerd en geaccepteerd. Van de acceptatie wordt een log bijgehouden.

  • 4.

    Verantwoordelijkheden voor beheer, wijziging van gegevens en bijbehorende informatiesysteemfuncties moeten eenduidig toegewezen zijn aan één specifieke (beheerders)rol.

10.1.4 Scheiding van faciliteiten voor ontwikkeling, testen en productie

Faciliteiten voor ontwikkeling, testen en productie behoren te zijn gescheiden om het risico van onbevoegde toegang tot of wijzigingen in het productiesysteem te verminderen.

  • 1.

    Er zijn minimaal logisch gescheiden systemen voor Ontwikkeling, Test en/of Acceptatie en Productie (OTAP). De systemen en applicaties in deze zones beïnvloeden systemen en applicaties in andere zones niet.

  • 2.

    Gebruikers hebben gescheiden gebruiksprofielen voor Ontwikkeling, Test en/of Acceptatie en Productiesystemen om het risico van fouten te verminderen. Het moet duidelijk zichtbaar zijn in welk systeem gewerkt wordt.

  • 3.

    Indien er een testomgeving is, is deze fysiek gescheiden van de productieomgeving.

10.2 Exploitatie door een derde partij

Doelstelling

Een geschikt niveau van informatiebeveiliging en dienstverlening implementeren en bijhouden in overeenstemming met de overeenkomsten voor dienstverlening door een derde partij.

Artikel 10.2.1 Dienstverlening

Er behoort te worden bewerkstelligd dat de beveiligingsmaatregelen, definities van de dienstverlening en niveaus van dienstverlening zoals vastgelegd in de overeenkomst voor dienstverlening door een derde partij worden geïmplementeerd en uitgevoerd en worden bijgehouden door die derde partij.

  • 1.

    WerkSaam blijft verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid van uitbestede diensten.

  • 2.

    Uitbesteding is goedgekeurd door de voor het informatiesysteem verantwoordelijke manager.

10.2.2 Controle en beoordeling van dienstverlening door een derde partij

De diensten, rapporten en registraties die door de derde partij worden geleverd, behoren regelmatig te worden gecontroleerd en beoordeeld en er behoren regelmatig audits te worden uitgevoerd.

  • 1.

    Er worden afspraken gemaakt over de inhoud van rapportages, zoals over het melden van incidenten en autorisatiebeheer.

  • 2.

    De in dienstverleningscontracten vastgelegde betrouwbaarheidseisen worden gemonitord.

  • 3.

    Er zijn voor beide partijen eenduidige aanspreekpunten.

10.2.3 Beheer van wijzigingen in dienstverlening door een derde partij

Wijzigingen in de dienstverlening door derden, waaronder het bijhouden en verbeteren van bestaande beleidslijnen, procedures en maatregelen voor informatiebeveiliging, behoren te worden beheerd, waarbij rekening wordt gehouden met de onmisbaarheid van de betrokken bedrijfssystemen en –processen en met heroverweging van risico’s.

  • 1.

    Zie 10.1.2.

10.3 Systeemplanning en –acceptatie

Doelstelling

Systeemstoringen tot een minimum beperken.

10.3.1 Capaciteitsbeheer

Het gebruik van middelen behoort te worden gecontroleerd en afgestemd en er behoren verwachtingen te worden opgesteld voor toekomstige capaciteitseisen, om de vereiste systeemprestaties te bewerkstelligen.

  • 1.

    De ICT-voorzieningen voldoen aan het voor de diensten overeengekomen niveau van beschikbaarheid. Er worden voorzieningen geïmplementeerd om de beschikbaarheid van componenten te bewaken.

    Op basis van voorspellingen van het gebruik wordt actie genomen om tijdig de benodigde uitbreiding van capaciteit te bewerkstelligen. Op basis van een risicoanalyse wordt bepaald wat de beschikbaarheidseis van een ICT-voorziening is en wat de impact bij uitval is. Afhankelijk daarvan worden maatregelen bepaald.

  • 2.

    Er worden waar nodig en mogelijk beperkingen opgelegd aan gebruikers en systemen ten aanzien van het gebruik van gemeenschappelijke middelen. Hierdoor kan een onbevoegde (of systeem) de beschikbaarheid van systemen niet in gevaar brengen.

  • 3.

    In koppelpunten met externe of onvertrouwde zones worden maatregelen getroffen om DDOS (Denial of Service attacks) aanvallen te signaleren en hierop te reageren. Het gaat hier om aanvallen die erop gericht zijn de verwerkingscapaciteit zodanig te laten vollopen, dat onbereikbaarheid of uitval van computers het gevolg is.

10.3.2 Systeem acceptatie

Er behoren aanvaardingscriteria te worden vastgesteld voor nieuwe informatiesystemen, upgrades en nieuwe versies en er behoort een geschikte test van het systeem of de systemen te worden uitgevoerd tijdens ontwikkeling en voorafgaand aan de acceptatie.

  • 1.

    Van acceptatietesten wordt een log bijgehouden.

  • 2.

    Er zijn acceptatiecriteria vastgesteld voor het testen van de beveiliging. Dit betreft minimaal OWASP[1]of gelijkwaardig.

10.4 Bescherming tegen virussen en ‘mobile code’

Doelstelling

Beschermen van de integriteit van programmatuur en informatie.

10.4.1 Maatregelen tegen virussen

Er behoren maatregelen te worden getroffen voor detectie, preventie en herstellen om te beschermen tegen virussen en er behoren geschikte procedures te worden ingevoerd om het bewustzijn van de gebruikers te vergroten.

  • 1.

    Bij het openen van bestanden worden deze geautomatiseerd gecontroleerd op virussen, trojans en andere malware. De update voor de detectiedefinities vindt frequent, minimaal één keer per dag, automatisch plaats.

  • 2.

    Inkomende en uitgaande e-mails worden gecontroleerd op virussen, trojans en andere malware. De update voor de detectiedefinities vindt frequent, minimaal één keer per dag, (automatisch) plaats.

  • 3.

    In verschillende schakels van een keten binnen de infrastructuur van een organisatie wordt bij voorkeur antivirusprogrammatuur van verschillende leveranciers toegepast.

  • 4.

    Er zijn maatregelen om verspreiding van virussen tegen te gaan en daarmee schade te beperken (bijv. quarantaine en compartimentering).

  • 5.

    Er zijn continuïteitsplannen voor herstel na aanvallen met virussen. Er zijn minimaal maatregelen voor back-ups en herstel van gegevens en programmatuur beschreven.

  • 6.

    Op mobile devices wordt antivirus software toegepast. Bij BYOD (Bring Youre Own Devices) is de eindgebruiker verplicht deze zelf toe te passen.

10.4.2 Maatregelen tegen ‘mobile code’

Als gebruik van ‘mobile code’ is toegelaten, behoort de configuratie te bewerkstelligen dat de geautoriseerde ‘mobile code’ functioneert volgens een duidelijk vastgesteld beveiligingsbeleid, en behoort te worden voorkomen dat onbevoegde ‘mobile code’ wordt uitgevoerd.

  • 1.

    ‘Mobile code’ wordt uitgevoerd in een logisch geïsoleerde omgeving (sandbox). Hiermee is de kans op aantasting van de integriteit van het systeem kleiner. De ‘mobile code’ wordt altijd uitgevoerd met minimale rechten, zodat de integriteit van het host systeem niet wordt aangetast.

  • 2.

    Een gebruiker is niet bevoegd om extra rechten toe te kennen aan programma’s (bijv. internet browsers) die mobile code uitvoeren.

10.5 Back-up

Doelstelling

Handhaven van de integriteit en beschikbaarheid van informatie en ICT-voorzieningen.

10.5.1 Reservekopieën maken (back-ups)

Er behoren back-upkopieën van informatie en programmatuur te worden gemaakt en regelmatig te worden getest overeenkomstig het vastgestelde back-upbeleid.

  • 1.

    Er zijn (geteste) procedures voor back-up en recovery van informatie voor herinrichting en foutherstel van verwerkingen.

  • 2.

    Back-upstrategieën zijn vastgesteld op basis van:

    • het soort gegevens (bestanden, databases, enz.);

    • de maximaal toegestane periode waarover gegevens verloren mogen raken;

    • de maximaal toelaatbare back-up- en hersteltijd.

  • 3.

    Van back-upactiviteiten en de verblijfplaats van de media wordt een registratie bijgehouden, met een kopie op een andere locatie. Een incident/calamiteit op de oorspronkelijke locatie kan niet leiden tot schade aan of toegang tot de kopie van die registratie op de andere locatie.

  • 4.

    Back-ups worden bewaard op een locatie waar een incident op de oorspronkelijke locatie niet leidt tot schade aan de back-up.

  • 5.

    Alleen geautoriseerde personen hebben fysieke en logische toegang tot de back-ups, zowel van systeemschijven als van data.

10.6 Beheer van netwerkbeveiliging

Doelstelling

Bescherming van informatie in netwerken en de ondersteunende infrastructuur.

10.6.1 Maatregelen voor netwerken

Netwerken behoren adequaat te worden beheerd om ze te beschermen tegen bedreigingen en om beveiliging te handhaven voor de systemen en toepassingen die gebruikmaken van het netwerk, waaronder informatie die wordt getransporteerd.

  • 1.

    Het netwerk wordt gemonitord en beheerd zodat aanvallen, storingen of fouten ontdekt en hersteld worden. De betrouwbaarheid van het netwerk komt niet onder het afgesproken minimum niveau.

  • 2.

    Gegevensuitwisseling tussen vertrouwde en onvertrouwde zones wordt inhoudelijk geautomatiseerd gecontroleerd op aanwezigheid van malware.

  • 3.

    Bij transport van vertrouwelijke informatie over onvertrouwde netwerken, zoals het internet, wordt een geschikte encryptie toegepast.

  • 4.

    Er zijn procedures voor beheer van apparatuur op afstand.

10.6.2 Beveiliging van netwerkdiensten

  • 1.

    Beveiligingskenmerken, niveaus van dienstverlening en beheereisen voor alle netwerkdiensten zijn geïdentificeerd en opgenomen in elke overeenkomst voor netwerkdiensten. Dit geldt voor diensten die intern worden geleverd als voor uitbestede diensten.

10.7 Behandeling van media

Doelstelling

Voorkomen van onbevoegde openbaarmaking, modificatie, verwijdering of vernietiging van bedrijfsmiddelen en onderbreking van bedrijfsactiviteiten.

10.7.1 Beheer van verwijderbare media

Er behoren procedures te zijn vastgesteld voor het beheer van verwijderbare media.

  • 1.

    Er zijn procedures opgesteld en geïmplementeerd voor opslag van vertrouwelijke informatie voor verwijderbare media.

  • 2.

    Verwijderbare media met vertrouwelijke informatie mogen niet onbeheerd worden achtergelaten op plaatsen die toegankelijk zijn zonder toegangscontrole.

  • 3.

    Media kunnen een kortere verwachte levensduur hebben dan de gegevens die ze bevatten. In dat geval worden de gegevens gekopieerd wanneer 75% van de levensduur van het medium is verstreken.

  • 4.

    Gegevensdragers worden behandeld volgens de voorschriften van de fabrikant.

10.7.2 Verwijdering van media

Media behoren op een veilige en beveiligde manier te worden verwijderd als ze niet langer nodig zijn, overeenkomstig formele procedures.

  • 1.

    Er zijn procedures vastgesteld voor het verwijderen van vertrouwelijke data en de vernietiging van verwijderbare media.

10.7.3 Procedures voor de behandeling van informatie

Er behoren procedures te worden vastgesteld voor de behandeling en opslag van informatie om deze te beschermen tegen onbevoegde openbaarmaking of misbruik.

  • 1.

    Informatie met het classificatielabel ‘vertrouwelijk’ en ‘zeer geheim’ op verwijderbare media is versleuteld, zodat deze informatie niet in onbevoegde handen kan vallen bij onjuist gebruik, verlies of diefstal.

10.7.4 Beveiliging van systeemdocumentatie

Systeemdocumentatie behoort te worden beschermd tegen onbevoegde toegang.

  • 1.

    Systeemdocumentatie die vertrouwelijke informatie bevat is niet vrij toegankelijk.

  • 2.

    Wanneer de eigenaar gerubriceerde systeemdocumentatie buiten de gemeente wil brengen, doet hij dat op basis van een risicoafweging.

10.8 Uitwisseling van informatie

Doelstelling

Handhaven van beveiliging van informatie en programmatuur die wordt uitgewisseld binnen een organisatie en met enige externe entiteit.

10.8.1 Beleid en procedures voor informatie-uitwisseling

Er behoren formeel beleid, formele procedures en formele beheersmaatregelen te zijn vastgesteld om de uitwisseling van informatie via het gebruik van alle typen communicatiefaciliteiten te beschermen.

  • 1.

    Het meenemen van vertrouwelijke of vergelijkbaar geclassificeerde informatie, buiten de organisatie vindt uitsluitend plaats als dit voor de uitoefening van de functie noodzakelijk is.

  • 2.

    Om de kans op uitlekken van vertrouwelijke informatie te verkleinen zijn medewerkers geïnstrueerd hoe om te gaan met:

    • (telefoon)gesprekken, e-mail, faxen, ingesproken berichten op antwoordapparaten en het gebruik van de diverse digitale berichtendiensten;

    • mobiele apparatuur en verwijderbare media. Hierbij wordt ten minste aandacht besteed aan het risico van adreslijsten en opgeslagen boodschappen in mobiele telefoons;

    • vertrouwelijke documenten bij de printer.

  • 3.

    Er zijn maatregelen getroffen om het automatisch doorsturen van interne e-mail berichten naar externe e-mail adressen te voorkomen.

10.8.2 Uitwisselingsovereenkomsten

Er behoren overeenkomsten te worden vastgesteld voor de uitwisseling van informatie en programmatuur tussen de organisatie en externe partijen.

  • 1.

    Er zijn afspraken gemaakt over de beveiliging van de uitwisseling van gegevens en software tussen organisaties. Er zijn maatregelen beschreven om betrouwbaarheid, waaronder traceerbaarheid en onweerlegbaarheid, van gegevens te waarborgen. Deze maatregelen zijn getoetst.

  • 2.

    Procedures voor het melden van beveiligingsincidenten, verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij informatiebeveiligingsincidenten zijn beschreven..

  • 3.

    Het eigenaarschap van gegevens, programmatuur en de verantwoordelijkheid voor de gegevensbescherming, auteursrechten, licenties van programmatuur zijn vastgelegd.

  • 4.

    Indien mogelijk wordt binnenkomende programmatuur (zowel op fysieke media als gedownload) gecontroleerd op ongeautoriseerde wijzigingen. Dit wordt gedaan aan de hand van een door de leverancier, via een gescheiden kanaal, geleverde checksum of certificaat.

10.8.3 Fysieke media die worden getransporteerd

Media die informatie bevatten behoren te worden beschermd tegen onbevoegde toegang, misbruik of corrumperen tijdens transport buiten de fysieke begrenzing van de organisatie.

  • 1.

    Om vertrouwelijke informatie te beschermen worden maatregelen genomen, zoals:

    • versleuteling;

    • bescherming door fysieke maatregelen, zoals afgesloten containers;

    • gebruik van verpakkingsmateriaal waaraan te zien is of geprobeerd is het te openen;

    • persoonlijke aflevering;

    • opsplitsing van zendingen in meerdere delen en eventueel verzending via verschillende routes.

  • 2.

    Fysieke verzending van bijzondere informatie gebeurt met goedgekeurde middelen, waardoor de inhoud niet zichtbaar, niet kenbaar en inbreuk detecteerbaar is.

10.8.4 Elektronisch berichtenuitwisseling

Informatie die een rol speelt bij elektronische berichtenuitwisseling behoort op geschikte wijze te worden beschermd.

  • 1.

    Digitale documenten binnen de organisatie, waar eindgebruikers rechten aan kunnen ontlenen, maken gebruik van PKI Overheid certificaten voor tekenen en/of encryptie.

  • 2.

    Er is een (spam) filter geactiveerd voor e-mail berichten.

10.8.5 Systemen voor bedrijfsinformatie

Beleid en procedures behoren te worden ontwikkeld en geïmplementeerd om informatie te beschermen die een rol speelt bij de onderlinge koppeling van systemen voor bedrijfsinformatie.

  • 1.

    Er zijn richtlijnen voor het bepalen van de risico's die het gebruik van informatie van de organisatie in kantoorapplicaties met zich meebrengen. Ook zijn er richtlijnen voor het bepalen van de beveiliging van deze informatie, binnen deze kantoorapplicaties. Hierin is minimaal aandacht besteed aan de toegang tot de interne informatievoorziening, toegankelijkheid van agenda's, afscherming van documenten, privacy, beschikbaarheid, back-up en indien van toepassing cloud diensten.

10.9 Diensten voor e-commerce

Doelstelling

Beveiliging van diensten voor e-commerce en veilig gebruik ervan.

10.9.1 E-commerce

Informatie die een rol speelt bij e-commerce en die via openbare netwerken wordt uitgewisseld, behoort te worden beschermd tegen frauduleuze activiteiten, geschillen over contracten en onbevoegde openbaarmaking en modificatie.

  • 1.

    Er worden authentieke basisregistraties van de overheid gebruikt (eenmalige vastlegging, meervoudig gebruik).

10.9.2 Online-transacties

Informatie die een rol speelt bij online-transacties behoort te worden beschermd om onvolledige overdracht, onjuiste routing, onbevoegde wijziging van berichten, onbevoegde openbaarmaking, onbevoegde duplicatie of weergave van berichten te voorkomen.

  • 1.

    Een transactie wordt bevestigd (geautoriseerd) door een (gekwalificeerde) elektronische handtekening of een andere wilsuiting (bijv. een TAN code) van de gebruiker.

  • 2.

    Een transactie is versleuteld, de partijen zijn geauthentiseerd en de privacy van betrokken partijen is gewaarborgd.

10.9.3 Openbaar beschikbare informatie

De betrouwbaarheid van de informatie die beschikbaar wordt gesteld op een openbaar toegankelijk systeem behoort te worden beschermd om onbevoegde modificatie te voorkomen.

  • 1.

    Er zijn procedures over de aanlevering van gepubliceerde informatie door daartoe geautoriseerde medewerkers.

10.10 Controle

Doelstelling

Ontdekken van onbevoegde informatieverwerkingsactiviteiten.

10.10.1 Aanmaken audit-logbestanden

Activiteiten van gebruikers, uitzonderingen in informatiebeveiligingsgebeurtenissen behoren te worden vastgelegd in audit-logbestanden. Deze logbestanden behoren gedurende een overeengekomen periode te worden bewaard, ten behoeve van toekomstig onderzoek en toegangscontrole.

  • 1.

    Van logbestanden worden rapportages gemaakt die periodiek worden beoordeeld. Deze periode wordt gerelateerd aan de mogelijkheid van misbruik en de schade die kan optreden.

  • 2.

    Een log-regel bevat minimaal:

    • een tot een natuurlijk persoon herleidbare gebruikersnaam of ID;

    • de gebeurtenis;

    • waar mogelijk de identiteit van het werkstation of de locatie;

    • het object waarop de handeling werd uitgevoerd;

    • het resultaat van de handeling;

    • hetde datum en het tijdstip van de gebeurtenis.

  • 3.

    In een log-regel worden in geen geval gevoelige gegevens opgenomen. Dit betreft onder meer gegevens waarmee de beveiliging doorbroken kan worden (zoals wachtwoorden, inbelnummers, enz.).

  • 4.

    Logberichten worden overzichtelijk samengevat. Daartoe zijn systemen die logberichten genereren bij voorkeur aangesloten op een Security Information and Event Management systeem (SIEM). Hiermee worden meldingen en alarmoproepen aan de beheerorganisatie gegeven. Er is vastgelegd bij welke drempelwaarden meldingen en alarmoproepen gegenereerd worden.

  • 5.

    Controle op opslag van logging: het vol lopen van het opslagmedium voor de logbestanden boven een bepaalde grens wordt gelogd. Er vindt een automatische alarmering plaats aan de beheerorganisatie. Dit geldt ook als het bewaren van loggegevens niet (meer) mogelijk is (bijv. een logserver die niet bereikbaar is).

10.10.2 Controle van systeemgebruik

Er behoren procedures te worden vastgesteld om het gebruik van ICT-voorzieningen te controleren. Het resultaat van de controleactiviteiten behoort regelmatig te worden beoordeeld.

  • 1.

    De volgende gebeurtenissen worden in ieder geval opgenomen in de logging:

    • gebruik van technische beheerfuncties, zoals het wijzigingen van configuratie of instelling, uitvoeren van een systeemcommando, starten en stoppen, uitvoering van een back-up of restore.

    • gebruik van functioneel beheerfuncties, zoals het wijzigingen van configuratie en instellingen, release van nieuwe functionaliteit, ingrepen in gegevenssets (waaronder databases).

    • handelingen van beveiligingsbeheer, zoals het opvoeren en afvoeren gebruikers, toekennen en intrekken van rechten, wachtwoord reset, uitgifte en intrekken van cryptosleutels.

    • Beveiligingsincidenten, zoals de aanwezigheid van malware, testen op vulnerabilities, foutieve inlogpogingen, overschrijding van autorisatiebevoegdheden, geweigerde pogingen om toegang te krijgen, het gebruik van niet operationele systeemservices, het starten en stoppen van security services.

    • verstoringen in het productieproces, zoals het vollopen van queues, systeemfouten, afbreken tijdens executie van programmatuur, het niet beschikbaar zijn van aangeroepen programmaonderdelen of systemen.

    • handelingen van gebruikers, zoals goede en foute inlogpogingen, systeemtoegang, gebruik van online transacties en toegang tot bestanden door systeembeheerders.

10.10.3 Bescherming van informatie in logbestanden

Logfaciliteiten en informatie in logbestanden behoren te worden beschermd tegen inbreuk en onbevoegde toegang.

  • 1.

    Het (automatisch) overschrijven of verwijderen van logbestanden wordt gelogd in de nieuw aangelegde log.

  • 2.

    Alleen geautoriseerde gebruikers mogen logbestanden raadplegen. Hierbij is de toegang beperkt tot leesrechten.

  • 3.

    Logbestanden worden zodanig beschermd dat deze niet aangepast of gemanipuleerd kunnen worden.

  • 4.

    De instellingen van logmechanismen worden zodanig beschermd dat deze niet aangepast of gemanipuleerd kunnen worden. Indien de instellingen aangepast moeten worden, wordt het vier ogen principe toegepast.

  • 5.

    De beschikbaarheid van loginformatie is gewaarborgd binnen de termijn waarin loganalyse noodzakelijk wordt geacht. Hierbij geldt een minimum van drie maanden, conform de wensen van de systeemeigenaar. Bij een (vermoed) informatiebeveiligingsincident is de bewaartermijn minimaal drie jaar.

10.10.4 Logbestanden van administrators en operators

Activiteiten van systeemadministrators en systeemoperators behoren in logbestanden te worden vastgelegd.

  • 1.

    Zie 10.10.1

10.10.5 Registratie van storingen

Storingen behoren in logbestanden te worden vastgelegd en te worden geanalyseerd en er behoren geschikte maatregelen te worden genomen.

  • 1.

    Zie 10.10.1

10.10.6 Synchronisatie van systeemklokken

De klokken van alle relevante informatiesystemen binnen een organisatie of beveiligingsdomein behoren te worden gesynchroniseerd met een overeengekomen nauwkeurige tijdsbron.

  • 1.

    Systeemklokken worden gesynchroniseerd zodat een betrouwbare analyse van logbestanden mogelijk is.

11. Toegangsbeveiliging

11.1 Toegangsbeleid

Doelstelling

Beheersen van de toegang tot informatie.

11.1.1 Toegangsbeleid

  • 1.

    Er is toegangsbeleid vastgesteld, gedocumenteerd en beoordeeld op basis van organisatie- en beveiligingseisen voor toegang.

11.2 Beheer van toegangsrechten van gebruikers

Doelstelling

Zorgen voor toegang voor bevoegde gebruikers en onbevoegde toegang tot informatiesystemen voorkomen.

11.2.1 Registratie van gebruikers

Er behoren formele procedures voor het registreren en afmelden van gebruikers te zijn vastgesteld, voor het verlenen en intrekken van toegangsrechten tot alle informatiesystemen en –diensten.

  • 1.

    Gebruikers worden vooraf geïdentificeerd en geautoriseerd. Van de registratie wordt een administratie bijgehouden.

  • 2.

    Authenticatiegegevens worden bijgehouden in één bronbestand zodat consistentie is gegarandeerd.

  • 3.

    Op basis van een risicoafweging wordt bepaald waar en op welke wijze functiescheiding wordt toegepast en welke toegangsrechten worden gegeven.

11.2.2 Beheer van (speciale) bevoegdheden

De toewijzing en het gebruik van speciale bevoegdheden behoren te worden beperkt en beheerst.

  • 1.

    Gebruikers hebben toegang tot speciale bevoegdheden als dat voor de uitoefening van hun taak noodzakelijk is (need-to-know, need-to-use).

  • 2.

    Systeemprocessen draaien onder een eigen gebruikersnaam (een functioneel account), als deze processen handelingen verrichten voor andere systemen of gebruikers.

  • 3.

    Gebruikers krijgen alleen toegang tot applicaties en commando’s die nodig zijn voor de uitvoering van de taak.

  • 4.

    Indien nodig wordt toegang tot applicaties en commando’s en bevoegdheden in systemen bij verandering van functie/ afdeling aangepast.

10.2.3 Beheer van gebruikerswachtwoorden

De toewijzing van wachtwoorden behoort met een formeel beheerproces te worden beheerst.

  • 1.

    Wachtwoorden worden nooit in originele vorm (platte tekst) opgeslagen of verstuurd. In plaats daarvan wordt bijvoorbeeld de hashwaarde van het wachtwoord gecombineerd met een salt opgeslagen.

  • 2.

    Voor wachtwoorden geldt:

    • wachtwoorden worden op een veilige manier uitgegeven (controle identiteit van de gebruiker).

    • tijdelijke wachtwoorden of wachtwoorden, die standaard in software of hardware worden meegegeven, worden bij eerste gebruik vervangen door een persoonlijk wachtwoord.

    • gebruikers bevestigen de ontvangst van een wachtwoord.

    • wachtwoorden zijn alleen bij de gebruiker bekend.

    • wachtwoorden bestaan uit minimaal 8 karakters, waarvan tenminste 1 hoofdletter, 1 cijfer en 1 vreemd teken.

    • wachtwoorden zijn maximaal 60 dagen geldig en mogen niet binnen 6 keer herhaald worden.

       

11.2.4 Beoordeling van toegangsrechten van gebruikers

Het management behoort de toegangsrechten van gebruikers regelmatig te beoordelen in een formeel proces.

  • 1.

    Toegangsrechten van gebruikers worden periodiek, minimaal jaarlijks, geëvalueerd. Het interval is beschreven in het toegangsbeleid en is bepaald op basis van het risiconiveau.

11.3 Verantwoordelijkheden van gebruikers

Doelstelling

Voorkomen van onbevoegde toegang door gebruikers, beschadiging of diefstal van informatie en ICT-voorzieningen.

11.3.1 Gebruik van wachtwoorden

Gebruikers behoren goede beveiligingsgewoontes in acht te nemen bij het kiezen en gebruiken van wachtwoorden.

  • 1.

    Er zijn gedragsregels voor gebruikers vastgesteld. Hierin zijn de volgende afspraken gemaakt:

    • wachtwoorden worden niet opgeschreven.

    • gebruikers delen hun wachtwoord nooit met anderen.

    • wachtwoorden mogen niet opeenvolgend zijn.

    • een wachtwoord wordt onmiddellijk gewijzigd, als het vermoeden bestaat dat het bekend is geworden bij een derde.

    • wachtwoorden worden niet gebruikt in automatische inlogprocedures (bijv. opgeslagen onder een functietoets of in een macro).

11.3.2 Onbeheerde gebruikersapparatuur

Gebruikers behoren te bewerkstelligen dat onbeheerde apparatuur passend is beschermd.

  • 1.

    De gebruiker vergrendelt de werkplek tijdens afwezigheid. Zie ook 11.5.5.

11.3.3 Clear desk en clear screen

Er behoort een clear desk-beleid voor papier en verwijderbare opslagmedia en een clear screen-beleid voor ICT-voorzieningen te worden ingesteld.

  • 1.

    In het clear desk-beleid staat minimaal dat de gebruiker geen vertrouwelijke informatie op het bureau mag laten liggen. Deze informatie wordt opgeborgen in een afsluitbare opbergmogelijkheid (kast, locker, bureau of kamer).

  • 2.

    Bij afdrukken van gevoelige informatie wordt, wanneer mogelijk, gebruik gemaakt van de functie ‘beveiligd afdrukken’ (pincode verificatie).

  • 3.

    Schermbeveiligingsprogrammatuur (een screensaver) maakt, na een periode van inactiviteit van maximaal 15 minuten, alle informatie op het beeldscherm onleesbaar en ontoegankelijk.

  • 4.

    Toegangsbeveiliging lock wordt automatisch geactiveerd bij het verwijderen van een token (indien aanwezig).

11.4 Toegangsbeheersing voor netwerken

Doelstelling

Het voorkomen van onbevoegde toegang tot netwerkdiensten.

11.4.1 Beleid ten aanzien van het gebruik van netwerkdiensten

Gebruikers behoort alleen toegang te worden verleend tot diensten waarvoor ze specifiek bevoegd zijn.

  • 1.

    Er is beleid met betrekking tot het gebruik van netwerken en netwerkdiensten. Gebruikers krijgen toegang tot de netwerkdiensten die voor het werk noodzakelijk zijn.

11.4.2 Authenticatie van gebruikers bij externe verbindingen

Er behoren geschikte authenticatiemethoden te worden gebruikt om toegang van gebruikers op afstand te beheersen.

  • 1.

    Zie ook 11.6.1.

11.4.3 Identificatie van (netwerk)apparatuur

Automatische identificatie van apparatuur behoort te worden overwogen als methode om verbindingen vanaf specifieke locaties en apparatuur te authenticeren.

  • 1.

    Alleen geïdentificeerde en geauthentiseerde apparatuur kan worden aangesloten op een vertrouwde zone. Eigen, geauthentiseerde, apparatuur (BringYourOwn Device) wordt alleen aangesloten op een onvertrouwde zone.

11.4.4 Bescherming op afstand van poorten voor diagnose en configuraties

De fysieke en logische toegang tot poorten voor diagnose en configuratie behoort te worden beheerst.

  • 1.

    Poorten, diensten en soortgelijke voorzieningen op een netwerk of computer, die niet vereist zijn voor de dienst, worden afgesloten.

11.4.5 Scheiding van netwerken

Groepen informatiediensten, gebruikers en informatiesystemen behoren op netwerken te worden gescheiden.

  • 1.

    Werkstations worden zo ingericht dat routeren van verkeer tussen verschillende zones of netwerken niet mogelijk is.

  • 2.

    De indeling van zones binnen de technische infrastructuur vindt plaats volgens een operationeel beleidsdocument. De uitgangspunten voor zonering zijn hierin vastgelegd. Van systemen wordt bijgehouden in welke zone ze staan. Er wordt minimaal één keer per jaar geëvalueerd of het systeem in de optimale zone zit of verplaatst moet worden.

  • 3.

    Elke zone heeft een gedefinieerd beveiligingsniveau. De filtering tussen zones is afgestemd op de doelstelling van de zones en het te overbruggen verschil in het beveiligingsniveau. Hierbij vindt controle plaats op protocol, inhoud en richting van de communicatie.

  • 4.

    Beheer en audit van zones vindt plaats vanuit een minimaal logisch gescheiden, separate zone.

  • 5.

    Zonering wordt ingericht met voorzieningen waarvan de functionaliteit is beperkt tot het strikt noodzakelijke (hardening van voorzieningen).

11.4.6 Beheersmaatregelen voor netwerkverbindingen

  • 1.

    Voor gemeenschappelijke netwerken, vooral waar deze de grenzen van de organisatie overschrijden, zijn de toegangsmogelijkheden voor gebruikers beperkt. Het toegangsbeleid en de eisen van bedrijfstoepassingen wordt hierbij gevolgd.

11.4.7 Beheersmaatregelen voor netwerkroutering

Netwerken behoren te zijn voorzien van beheersmaatregelen voor netwerkroutering, om te bewerkstelligen dat computerverbindingen en informatiestromen niet in strijd zijn met het toegangsbeleid voor de bedrijfstoepassingen.

  • 1.

    Netwerken zijn voorzien van beheersmaatregelen voor routering. Deze beheersmaatregelen zijn gebaseerd op mechanismen ter verificatie van bron en bestemmingsadressen.

11.5 Toegangsbeveiliging voor besturingssystemen

Doelstelling

Voorkomen van onbevoegde toegang tot besturingssystemen.

11.5.1 Beveiligde inlogprocedures

Toegang tot besturingssystemen behoort te worden beheerst met een beveiligde inlogprocedure.

  • 1.

    Toegang tot kritische toepassingen of toepassingen met een hoog belang wordt verleend op basis van twee-factor authenticatie.

  • 2.

    Het wachtwoord wordt niet getoond op het scherm tijdens het ingeven. Er wordt geen informatie getoond die herleidbaar is tot de authenticatiegegevens.

  • 3.

    Voor het aanmelden wordt aan de gebruiker een melding getoond dat alleen geautoriseerd gebruik is toegestaan voor expliciet door de organisatie vastgestelde doeleinden.

  • 4.

    Bij een succesvol loginproces wordt de datum en tijd van de voorgaande login of loginpoging getoond. Deze informatie kan de gebruiker enige informatie verschaffen over de authenticiteit en/of misbruik van het systeem.

  • 5.

    Nadat voor een gebruikersnaam 3 keer een foutief wachtwoord gegeven is, wordt het account minimaal 10 minuten geblokkeerd. Indien er geen lockout periode ingesteld kan worden, dan wordt het account geblokkeerd totdat de gebruiker verzoekt deze lockout op te heffen of het wachtwoord te resetten.

11.5.2 Gebruikersidentificatie en –authenticatie

Elke gebruiker behoort over een unieke identificatiecode te beschikken (gebruikers-ID) voor uitsluitend persoonlijk gebruik, en er behoort een geschikte authenticatietechniek te worden gekozen om de geclaimde identiteit van de gebruiker te bewijzen.

  • 1.

    Bij uitgifte van authenticatiemiddelen wordt minimaal de identiteit vastgesteld. Daarnaast wordt vastgesteld dat de gebruiker recht heeft op het authenticatiemiddel.

  • 2.

    Bij het intern gebruik van ICT-voorzieningen worden gebruikers minimaal geauthentiseerd op basis van wachtwoorden.

  • 3.

    Applicaties mogen niet onnodig en niet langer dan noodzakelijk onder een systeemaccount (een privileged user zoals administrator of root) draaien. Direct na het uitvoeren van handelingen waar hogere rechten voor nodig zijn, wordt teruggeschakeld naar het niveau van een gewone gebruiker (een unprivileged user).

11.5.3 Systemen voor wachtwoordenbeheer

Systemen voor wachtwoordbeheer behoren interactief te zijn en moeten bewerkstelligen dat wachtwoorden van geschikte kwaliteit worden gekozen.

  • 1.

    Er wordt automatisch gecontroleerd op goed gebruik van wachtwoorden (o.a. voldoende sterke wachtwoorden, regelmatige wijziging, directe wijziging van initieel wachtwoord).

  • 2.

    Wachtwoorden hebben een geldigheidsduur zoals beschreven bij 11.2.3. Daarbinnen dient het wachtwoord te worden gewijzigd. Wanneer het wachtwoord verlopen is, wordt het account geblokkeerd.

  • 3.

    Wachtwoorden die gereset zijn en initiële wachtwoorden hebben een zeer beperkte geldigheidsduur en moeten bij het eerste gebruik worden gewijzigd.

  • 4.

    De gebruikers hebben de mogelijkheid hun eigen wachtwoord te kiezen en te wijzigen. Hierbij geldt:

    • voordat een gebruiker zijn wachtwoord kan wijzigen, wordt de gebruiker opnieuw geauthentiseerd.

    • ter voorkoming van typefouten in het nieuw gekozen wachtwoord, is er een bevestigingsprocedure.

11.5.4 Gebruik van systeemhulpmiddelen

  • 1.

    Het gebruik van hulpprogrammatuur, waarmee systeem- en toepassingsbeheersmaatregelen kunnen worden gepasseerd, wordt beperkt en beheerst.

11.5.5 Time-out van sessies

Inactieve sessies behoren na een vastgestelde periode van inactiviteit te worden uitgeschakeld.

  • 1.

    De periode van inactiviteit van een werkstation is vastgesteld op maximaal 15 minuten. Daarna wordt de computer vergrendeld. Bij remote desktop sessies geldt dat na maximaal 15 minuten inactiviteit de sessie verbroken wordt.

11.5.6 Beperking van verbindingstijd

De verbindingstijd behoort te worden beperkt als aanvullende beveiliging voor toepassingen met een verhoogd risico.

  • 1.

    De toegang voor onderhoud op afstand door een leverancier wordt alleen opengesteld op basis een wijzigingsverzoek of storingsmelding. Met 2-factor authenticatie en tunneling.

11.6 Toegangsbeheersing voor toepassingen en informatie

Doelstelling

Voorkomen van onbevoegde toegang tot informatie in toepassingssystemen.

11.6.1 Beperken van toegang tot informatie

Toegang tot informatie en functies van toepassingssystemen door gebruikers en ondersteunend personeel behoort te worden beperkt overeenkomstig het vastgestelde toegangsbeleid.

  • 1.

    In de soort toegangsregels wordt minimaal onderscheid gemaakt tussen lees- en schrijfbevoegdheden.

  • 2.

    Managementsoftware heeft de mogelijkheid gebruikerssessies af te sluiten.

  • 3.

    Bij extern gebruik vanuit een onvertrouwde omgeving vindt sterke authenticatie (two-factor) van gebruikers plaats.

  • 4.

    Een beheerder gebruikt two-factor authenticatie voor het beheer van kritische apparaten, bijvoorbeeld een sleutel tot beveiligde ruimte en een password of een token en een password.

11.6.2 Isoleren van gevoelige systemen

Gevoelige systemen behoren een eigen, vast toegewezen (geïsoleerde) computeromgeving te hebben.

  • 1.

    Gevoelige systemen (met hoge beschikbaarheid of grote vertrouwelijkheid) hebben een eigen vast toegewezen (geïsoleerde) computeromgeving. Isoleren kan worden bereikt door fysieke of logische methoden.

11.7 Draagbare computers en telewerken

Doelstelling

Waarborgen van informatiebeveiliging bij het gebruik van draagbare computers en faciliteiten voor telewerken.

11.7.1 Draagbare computers en communicatievoorzieningen

Er behoort formeel beleid te zijn vastgesteld en er behoren geschikte beveiligingsmaatregelen te zijn getroffen ter bescherming tegen risico’s van het gebruik van draagbare computers en communicatiefaciliteiten.

  • 1.

    Het mobiele apparaat is waar mogelijk zo ingericht dat geen bedrijfsinformatie wordt opgeslagen (‘zero footprint’). Als zero footprint (nog) niet realiseerbaar is, of functioneel onwenselijk is, geldt dat:

    • een mobiel apparaat (zoals een handheld computer, tablet, smartphone, PDA) biedt de mogelijkheid om de toegang te beschermen met een wachtwoord en versleuteling van die gegevens.

    • voor printen in onvertrouwde omgevingen een risicoafweging plaats vindt.

  • 2.

    Waar mogelijk, zijn voorzieningen op mobiele apparaten getroffen, om de actualiteit van anti-malware programmatuur te garanderen.

  • 3.

    Bij melding van verlies of diefstal wordt de communicatiemogelijkheid met de centrale applicaties afgesloten.

11.7.2 Telewerken

Er behoort beleid, operationele plannen en procedures voor telewerken te worden ontwikkeld en geïmplementeerd.

  • 1.

    Er wordt beleid met gedragsregels en een geschikte implementatie van de techniek opgesteld over telewerken.

  • 2.

    Er wordt beleid vastgesteld met daarin de uitwerking welke systemen wel en niet vanuit de thuiswerkplek of andere telewerkvoorzieningen mogen worden geraadpleegd. Dit beleid wordt bij voorkeur ondersteund door een MDM-oplossing (Mobile Device Management).

  • 3.

    De telewerkvoorzieningen zijn waar mogelijk zo ingericht dat geen bedrijfsinformatie wordt opgeslagen (‘zero footprint’) en mogelijke malware vanaf de werkplek niet in het vertrouwde deel kan komen. Voor printen in onvertrouwde omgevingen vindt een risicoafweging plaats.

12. Verwerving, ontwikkeling en onderhoud van informatiesystemen

12.1 Beveiligingseisen voor informatiesystemen

Doelstelling

Bewerkstelligen dat beveiliging integraal deel uitmaakt van informatiesystemen.

12.1.1 Analyse en specificatie van beveiligingseisen

In bedrijfseisen voor nieuwe informatiesystemen of uitbreidingen van bestaande informatiesystemen behoren ook eisen voor beveiligingsmaatregelen te worden opgenomen.

  • 1.

    In projecten worden een beveiligingsrisicoanalyse en maatregelbepaling opgenomen als onderdeel van het ontwerp. Ook bij wijzigingen worden de veiligheidsconsequenties meegenomen.

  • 2.

    In standaarden voor analyse, ontwikkeling en testen van informatiesystemen wordt structureel aandacht besteed aan beveiligingsaspecten. Waar mogelijk wordt gebruikt gemaakt van bestaande richtlijnen.

  • 3.

    Bij aanschaf van producten wordt een proces gevolgd waarbij beveiliging een onderdeel is van de specificatie.

  • 4.

    Waar het gaat om beveiligingsrelevante producten wordt de keuze voor een bepaald product verantwoord onderbouwd.

  • 5.

    Voor beveiliging worden componenten gebruikt, die aantoonbaar voldoen aan geaccepteerde beveiligingscriteria.

  • 6.

    Er is aandacht voor leveranciers, accounts, hardcoded wachtwoorden en mogelijke ‘achterdeurtjes’.

12.2 Correcte verwerking in toepassingen

Doelstelling

Voorkomen van fouten, verlies, onbevoegde modificatie of misbruik van informatie in toepassingen.

12.2.1 Validatie van invoergegevens

Gegevens die worden ingevoerd in toepassingen behoren te worden gevalideerd om te bewerkstelligen dat deze gegevens juist en geschikt zijn.

  • 1.

    Er worden controles uitgevoerd op de invoer van gegevens. Daarbij wordt minimaal gecontroleerd op grenswaarden, ongeldige tekens, onvolledige gegevens, gegevens die niet aan het juiste format voldoen, toevoegen van parameters (SQL-injection) en inconsistentie van gegevens.

12.2.2 Beheersing van interne gegevensverwerking

Er behoren validatiecontroles te worden opgenomen in toepassingen om eventueel corrumperen van informatie door verwerkingsfouten of opzettelijke handelingen te ontdekken.

  • 1.

    Er zijn mogelijkheden om reeds ingevoerde gegevens te kunnen corrigeren, door gegevens toe te voegen.

  • 2.

    Het informatiesysteem bevat functies waarmee vastgesteld kan worden of gegevens correct verwerkt zijn. Hiermee wordt een geautomatiseerde controle bedoeld, waarmee (duidelijke) transactie- en verwerkingsfouten kunnen worden gedetecteerd.

  • 3.

    Stapelen van fouten wordt voorkomen door toepassing van ‘noodstop’ mechanismen.

  • 4.

    Verwerkingen zijn bij voorkeur herstelbaar. Het optreden van fouten en/of wegraken van informatie kan hiermee hersteld worden door het opnieuw verwerken van de informatie.

12.2.3 Integriteit van berichten

  • 1.

    Er zijn eisen en beheersmaatregelen vastgesteld en geïmplementeerd, zodat authenticiteit en het beschermen van integriteit van berichten in toepassingen is geborgd.

12.2.4 Validatie van uitvoergegevens

Gegevensuitvoer uit een toepassing behoort te worden gevalideerd, om te bewerkstelligen dat de verwerking van opgeslagen gegevens op de juiste manier plaatsvindt en geschikt is gezien de omstandigheden.

  • 1.

    Door de uitvoerfuncties van programma's is het mogelijk om de volledigheid en juistheid van de gegevens vast te stellen (bijv. door checksums).

  • 2.

    Bij uitvoer van gegevens wordt gegarandeerd dat deze met het juiste niveau van vertrouwelijkheid beschikbaar gesteld worden (bijv. beveiligd printen).

  • 3.

    Alleen gegevens die noodzakelijk zijn voor de doeleinden van de gebruiker worden uitgevoerd (need-to-know).

12.3 Cryptografische beheersmaatregelen

Doelstelling

Beschermen van de vertrouwelijkheid, authenticiteit of integriteit van informatie met behulp van cryptografische middelen.

12.3.1 Beleid voor het gebruik van cryptografische beheersmaatregelen

Er behoort beleid te worden ontwikkeld en geïmplementeerd voor het gebruik van cryptografische beheersmaatregelen voor de bescherming van informatie.

  • 1.

    De gebruikte cryptografische algoritmen voor versleuteling zijn als open standaard gedocumenteerd en door onafhankelijke betrouwbare deskundigen getoetst.

  • 2.

    Bij de inzet van cryptografische producten volgt een afweging van de risico’s aangaande locaties, processen en behandelende partijen.

  • 3.

    De cryptografische beveiligingsvoorzieningen en componenten voldoen aan algemeen gangbare beveiligingscriteria.

12.3.2 Sleutelbeheer

Er behoort sleutelbeheer te zijn vastgesteld ter ondersteuning van het gebruik van cryptografische technieken binnen de organisatie.

  • 1.

    In het sleutelbeheer is aandacht besteed aan het proces, de actoren en hun verantwoordelijkheden.

  • 2.

    De geldigheidsduur van cryptografische sleutels wordt bepaald aan de hand van de beoogde toepassing en is vastgelegd in het cryptografisch beleid.

  • 3.

    De vertrouwelijkheid van cryptografische sleutels is gewaarborgd tijdens generatie, gebruik, transport en opslag van de sleutels.

  • 4.

    Er is een procedure vastgesteld waarin is bepaald hoe wordt omgegaan met gecompromitteerde sleutels.

  • 5.

    Bij voorkeur is sleutelmanagement ingericht volgens PKI Overheid.

12.4 Beveiliging van systeembestanden

Doelstelling

Beveiliging van systeembestanden bewerkstelligen.

12.4.1 Beheersing van operationele programmatuur

Er behoren procedures te zijn vastgesteld om de installatie van programmatuur op productiesystemen te beheersen.

  • 1.

    Alleen geautoriseerd personeel kan functies en software installeren of activeren.

  • 2.

    Programmatuur wordt geïnstalleerd op een productieomgeving na een succesvolle test en acceptatie.

  • 3.

    Geïnstalleerde programmatuur, configuraties en documentatie worden bijgehouden in een configuratiedatabase.

  • 4.

    Er worden alleen door de leverancier onderhouden (versies van) software gebruikt.

  • 5.

    Van updates wordt een log bijgehouden.

  • 6.

    Er is een rollbackstrategie.

12.4.2 Bescherming van testdata

Testgegevens behoren zorgvuldig te worden gekozen, beschermd en beheerst.

  • 1.

    Het gebruik van kopieën van operationele databases voor testgegevens wordt vermeden. Indien toch noodzakelijk, worden de gegevens zoveel mogelijk geanonimiseerd en na de test zorgvuldig verwijderd.

12.4.3 Toegangsbeheersing voor broncode van programmatuur

De toegang tot broncode van programmatuur behoort te worden beperkt.

  • 1.

    De toegang tot broncode wordt zoveel mogelijk beperkt, om de code tegen onbedoelde wijzigingen te beschermen. Alleen geautoriseerde personen hebben toegang.

  • 2.

    Broncode staat op aparte (logische) systemen.

12.5 Beveiliging bij ontwikkelings- en ondersteuningsprocessen

Doelstelling

Beveiliging van toepassingsprogrammatuur en -informatie handhaven.

12.5.1 Procedures voor wijzigingsbeheer

De implementatie van wijzigingen behoort te worden beheerst door middel van formele procedures voor wijzigingsbeheer.

  • 1.

    Er is aantoonbaar wijzigingsmanagement ingericht volgens gangbare best practices zoals ITIL en ASL voor applicaties.

12.5.2 Technische beoordeling van toepassingen na wijzigingen in het besturingssysteem

Bij wijzigingen in besturingssystemen behoren bedrijfskritische toepassingen te worden beoordeeld en getest om te bewerkstelligen dat er geen nadelige gevolgen zijn voor de activiteiten of beveiliging van de organisatie.

  • 1.

    Van aanpassingen (zoals updates) aan softwarematige componenten van de technische infrastructuur wordt vastgesteld dat deze de juiste werking van de technische componenten niet in gevaar brengen.

12.5.3 Restricties op wijzigingen in programmatuurpakketten

Wijzigingen in programmatuurpakketten behoren te worden ontmoedigd, te worden beperkt tot noodzakelijke wijzigingen en alle wijzigingen behoren strikt te worden beheerst.

  • 1.

    Bij het instellen van besturingsprogrammatuur en programmapakketten wordt uitgegaan van de aanwijzingen van de leverancier.

12.5.4 Uitlekken van informatie

Er behoort te worden voorkomen dat zich gelegenheden voordoen om informatie te laten uitlekken.

  • 1.

    Op het grensvlak van een vertrouwde en onvertrouwde omgeving vindt content-scanning plaats.

  • 2.

    Er is een proces om te melden dat (persoons) informatie is uitgelekt.

12.5.5 Uitbestede ontwikkeling van programmatuur

Uitbestede ontwikkeling van programmatuur behoort onder supervisie te staan van en te worden gecontroleerd door de organisatie.

  • 1.

    Uitbestede ontwikkeling van programmatuur komt tot stand onder supervisie en verantwoordelijkheid van WerkSaam. Er worden maatregelen getroffen om de kwaliteit en vertrouwelijkheid te borgen (bijvoorbeeld door het stellen van veiligheidseisen, regelen van beschikbaarheid en eigendomsrecht van de code, certificatie, kwaliteitsaudits, testen en aansprakelijkheidsregelingen).

12.6 Beheer van technische kwetsbaarheden

Doelstelling

Risico's verminderen als gevolg van benutting van gepubliceerde technische kwetsbaarheden.

12.6.1 Beheersing van technische kwetsbaarheden

Er behoort tijdig informatie te worden verkregen over technische kwetsbaarheden van de gebruikte informatiesystemen. De mate waarin de organisatie bloot staat aan dergelijke kwetsbaarheden behoort te worden geëvalueerd en er behoren geschikte maatregelen te worden genomen voor behandeling van daarmee samenhangende risico’s.

  • 1.

    Er is een proces ingericht voor het beheer van technische kwetsbaarheden. Dit proces omvat minimaal het melden van incidenten aan de Informatiebeveiligingsdienst, periodieke penetratietests, risicoanalyses van kwetsbaarheden en patching.

  • 2.

    Van softwarematige voorzieningen van de technische infrastructuur kan (bij voorkeur geautomatiseerd) gecontroleerd worden of de laatste updates (patches) zijn doorgevoerd. Het doorvoeren van een update vindt niet geautomatiseerd plaats, tenzij hier speciale afspraken over zijn met de leverancier.

  • 3.

    Als een patch beschikbaar is dan zijn de risico's verbonden met de installatie van de patch geëvalueerd. De risico's verbonden met de kwetsbaarheid zijn vergeleken met de risico's van het installeren van de patch.

  • 4.

    Updates/patches voor kwetsbaarheden, waarvan de kans op misbruik en schade hoog is, worden minimaal binnen één week doorgevoerd. Minder kritische beveiligings-updates/patches worden ingepland bij de volgende onderhoudsronde.

  • 5.

    Indien nog geen patch beschikbaar is wordt gehandeld volgens het advies van de Informatiebeveiligingsdienst of een andere CERT.

13. Beheer van Informatiebeveiligingsincidenten

13.1 Rapportage van informatiebeveiligingsgebeurtenissen en zwakke plekken

Doelstelling

Informatiebeveiligingsgebeurtenissen en zwakheden die verband houden met informatiesystemen worden kenbaar gemaakt, zodat tijdig corrigerende maatregelen kunnen worden genomen.

13.1.1 Rapportage van informatiebeveiligingsgebeurtenissen

Informatiebeveiligingsgebeurtenissen behoren zo snel mogelijk via de juiste leidinggevende niveaus te worden gerapporteerd.

  • 1.

    Er is een procedure voor het rapporteren van beveiligingsgebeurtenissen vastgesteld. Ook is er een reactie- en escalatieprocedure voor incidenten. De handelingen die moeten worden genomen, na het ontvangen van een rapport van een beveiligingsincident, zijn hierin vastgelegd.

  • 2.

    Er is een procedure voor communicatie met de Informatiebeveiligingsdienst.

  • 3.

    Er is een contactpersoon aangewezen voor het rapporteren van beveiligingsincidenten. Voor integriteitsschendingen is een vertrouwenspersoon aangewezen die meldingen in ontvangst neemt.

  • 4.

    Alle beveiligingsincidenten worden vastgelegd in een systeem en geëscaleerd aan de Informatiebeveiligingsdienst.

  • 5.

    Vermissing of diefstal van apparatuur of media die gegevens van de organisatie kunnen bevatten, wordt aangemerkt als informatiebeveiligingsincident.

  • 6.

    Informatie over de beveiligingsrelevante handelingen, bijvoorbeeld loggegevens, foutieve inlogpogingen, van de gebruiker wordt regelmatig nagekeken. De CISO bekijkt periodiek een samenvatting van de informatie.

13.1.2 Rapportage van zwakke plekken in de beveiliging

Van alle medewerkers, ingehuurd personeel en externe gebruikers van de informatiesystemen- en diensten behoort te worden geëist dat zij alle waargenomen of verdachte zwakke plekken in systemen of diensten registreren en rapporteren.

  • 1.

    Er is een proces om beveiligingsincidenten en zwakke plekken in de beveiliging te melden.

13.2 Beheer van informatiebeveiligingsincidenten en verbeteringen

Doelstelling

Een consistente en doeltreffende benadering toepassen voor het beheer van informatiebeveiligingsincidenten.

13.2.1 Verantwoordelijkheden en procedures

Er behoren verantwoordelijkheden en procedures te worden vastgesteld om een snelle, doeltreffende en ordelijke reactie op informatiebeveiligingsincidenten te bewerkstelligen.

  • 1.

    Er zijn procedures voor rapportage van gebeurtenissen en escalatie. Alle medewerkers zijn op de hoogte van deze procedures.

13.2.2 Leren van informatiebeveiligingsincidenten

Er behoren mechanismen te zijn ingesteld waarmee de aard, omvang en kosten van informatiebeveiligingsincidenten kunnen worden gekwantificeerd en gecontroleerd.

  • 1.

    De informatie verkregen uit het beoordelen van beveiligingsmeldingen wordt geëvalueerd met als doel beheersmaatregelen te verbeteren.

13.2.3 Verzamelen van bewijsmateriaal

Waar een vervolgprocedure tegen een persoon of organisatie na een informatiebeveiligingsincident juridische maatregelen omvat (civiel of strafrechtelijk), behoort bewijsmateriaal te worden verzameld, bewaard en gepresenteerd overeenkomstig de voorschriften voor bewijs die voor het relevante rechtsgebied zijn vastgelegd.

  • 1.

    Bij de afhandeling van een beveiligingsincident is bewijsmateriaal verzameld, bewaard en gepresenteerd. De voorschriften voor bewijs, die voor het relevante rechtsgebied zijn vastgelegd, zijn gevolgd.

14. Bedrijfscontinuïteitsbeheer

14.1 Informatiebeveiligingsaspecten van bedrijfscontinuiteïtsbeheer

Doelstelling

Tegengaan van onderbreking van bedrijfsactiviteiten en bescherming van kritische bedrijfsprocessen tegen de gevolgen van omvangrijke storingen in informatiesystemen of rampen. En zorgen voor tijdig herstel.

14.1.1 Informatiebeveiliging opnemen in het proces van bedrijfscontinuïteitsbeheer

Er behoort een beheerd proces voor bedrijfscontinuïteit in de gehele organisatie te worden ontwikkeld en bijgehouden, voor de naleving van eisen voor informatiebeveiliging die nodig zijn voor de continuïteit van de bedrijfsvoering.

  • 1.

    Calamiteitenplannen worden gebruikt in de jaarlijkse bewustwording-, training- en testactiviteiten.

14.1.2 Bedrijfscontinuïteit en risicobeoordeling

Gebeurtenissen die tot onderbreking van bedrijfsprocessen kunnen leiden, behoren te worden geïdentificeerd, tezamen met de waarschijnlijkheid en de gevolgen van dergelijke onderbrekingen en hun gevolgen voor informatiebeveiliging.

  • 1.

    Er is een Business Impact Analyse (BIA) waarin de gebeurtenissen worden geïdentificeerd die kunnen leiden tot discontinuïteit in het bedrijfsproces. Aan de hand van een risicoanalyse zijn de waarschijnlijkheid en de gevolgen van de discontinuïteit in kaart gebracht in termen van tijd, schade en herstelperiode.

14.1.3 Continuïteitsplannen ontwikkelen en implementeren waaronder informatiebeveiliging

Er behoren plannen te worden ontwikkeld en geïmplementeerd om de bedrijfsactiviteiten te handhaven of te herstellen en om de beschikbaarheid van informatie op het vooraf afgesproken niveau en binnen de vereiste tijdspanne te bewerkstelligen na onderbreking of uitval van kritische bedrijfsprocessen.

  • 1.

    In de continuïteitsplannen wordt aandacht besteed aan:

    • identificatie van essentiële procedures voor bedrijfscontinuïteit

    • wie mag het continuïteitsplan wanneer activeren

    • wanneer wordt er gecontroleerd teruggaan naar de standaard situatie

    • veilig te stellen informatie (aanvaardbaarheid van verlies van informatie)

    • prioriteiten en volgorde van herstel en reconstructie

    • documentatie van systemen en processen

    • kennis en kundigheid van personeel om de processen weer op te starten

14.1.4 Kader voor de bedrijfscontinuïteitsplanning

  • 1.

    Er is een kader voor bedrijfscontinuïteitsplannen aanwezig, om er voor te zorgen dat:

    • alle plannen consistent zijn,

    • eisen voor informatiebeveiliging op consistente wijze worden behandeld,

    • prioriteiten vast worden gesteld voor testen en onderhoud.

14.1.5 Testen, onderhoud en herbeoordelen van bedrijfscontinuïteitsplannen

Bedrijfscontinuïteitsplannen behoren regelmatig te worden getest en geüpdate, om te bewerkstelligen dat ze actueel en doeltreffend blijven.

  • 1.

    Er worden minimaal jaarlijks oefeningen en/of testen gehouden om de bedrijfscontinuïteitsplannen en mate van readiness van de organisatie te toetsen (opzet, bestaan en werking). Aan de hand van de resultaten worden de plannen bijgesteld en wordt de organisatie bijgeschoold.

15. Naleving

15.1 Naleving van wettelijke voorschriften

Doelstelling

Het voorkomen van het niet naleven van wet- en regelgeving, contractuele verplichtingen en beveiligingseisen.

15.1.1 Identificatie van toepasselijke wetgeving

Alle relevante wettelijke en regelgevende eisen en contractuele verplichtingen en de benadering van de organisatie in de naleving van deze eisen, behoren expliciet te worden vastgesteld, gedocumenteerd en actueel te worden gehouden voor elk informatiesysteem en voor de organisatie.

  • 1.

    Er is vastgesteld welke wetten en wettelijke maatregelen van toepassing zijn op de organisatie of organisatieonderdelen.

15.1.2 Intellectuele eigendomsrechten (Intellectual Property Rights)

Er behoren geschikte procedures te worden geïmplementeerd om te bewerkstelligen dat wordt voldaan aan de wettelijke en regelgevende eisen en contractuele verplichtingen voor het gebruik van materiaal waarop intellectuele eigendomsrechten kunnen berusten en het gebruik van programmatuur waarop intellectuele eigendomsrechten berusten.

  • 1.

    Er is toezicht op het naleven van wettelijke verplichtingen met betrekking tot intellectueel eigendom, auteursrechten en gebruiksrechten.

15.1.3 Bescherming van bedrijfsdocumenten

  • 1.

    Belangrijke registraties worden beschermd tegen verlies, vernietiging en vervalsing, op basis van wettelijke en regelgevende eisen, contractuele verplichtingen en bedrijfsmatige eisen.

15.1.4 Bescherming van gegevens en geheimhouding van persoonsgegevens

  • 1.

    De bescherming van gegevens en privacy wordt uitgevoerd zoals staat in relevante wetgeving, voorschriften en indien van toepassing contractuele bepalingen.

15.1.5 Voorkomen van misbruik van ICT-voorzieningen

Gebruikers behoren ervan te worden weerhouden ICT-voorzieningen te gebruiken voor onbevoegde doeleinden.

  • 1.

    Er is beleid met betrekking tot het gebruik van ICT-voorzieningen door gebruikers. Dit beleid is bekendgemaakt en op de goede werking ervan wordt toegezien.

15.1.6 Voorschriften voor het gebruik van cryptografische beheersmaatregelen

Cryptografische beheersmaatregelen behoren overeenkomstig alle relevante overeenkomsten, wetten en voorschriften te worden gebruikt.

  • 1.

    Er is vastgesteld aan welke overeenkomsten, wetten en voorschriften de toepassing van cryptografische technieken moet voldoen.

15.2 Naleving van beveiligingsbeleid en -normen en technische naleving

Doelstelling

Er voor zorgen dat systemen voldoen aan het beveiligingsbeleid en de beveiligingsnormen van de organisatie.

15.2.1 Naleving van beveiligingsbeleid en -normen

Managers behoren te bewerkstelligen dat alle beveiligingsprocedures die binnen hun verantwoordelijkheid vallen correct worden uitgevoerd om naleving te bereiken van beveiligingsbeleid en –normen.

  • 1.

    Het management is verantwoordelijk voor de uitvoering, de beveiligingsprocedures en de toetsing op het informatiebeveiligingsbeleid. De CISO zorgt voor het toezicht op de uitvoering van het beveiligingsbeleid. Daarbij horen ook periodieke beveiligingsaudits. Deze kunnen worden uitgevoerd door de CISO of door interne of externe auditteams.

  • 2.

    In de P&C-cyclus wordt gerapporteerd over informatiebeveiliging.

15.2.2 Controle op technische naleving

Informatiesystemen behoren regelmatig te worden gecontroleerd op naleving van implementatie van beveiligingsnormen.

  • 1.

    Informatiesystemen worden regelmatig gecontroleerd op naleving van beveiligingsnormen.  

15.3 Overwegingen bij audits van informatiesystemen

Doelstelling

Doeltreffendheid van audits van het informatiesysteem maximaliseren en verstoring als gevolg van systeemaudits minimaliseren.

15.3.1 Beheersmaatregelen voor audits van informatiesystemen

  • 1.

    Eisen voor audits en andere activiteiten waarbij controles worden uitgevoerd op productiesystemen, worden zorgvuldig gepland en goedgekeurd. Dit om het risico van verstoring van bedrijfsprocessen tot een minimum te beperken

15.3.2 Bescherming van hulpmiddelen voor audits van informatiesystemen

  • 1.

    Toegang tot hulpmiddelen voor audits van informatiesystemen wordt beschermd om mogelijk misbruik of compromitteren te voorkomen.

17. Inwerkingtreding en citeertitel

17.1 Inwerkingtreding

Dit Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

17.2 Citeertitel

Dit beleid wordt aangehaald als: Tactisch Informatiebeveiligingsbeleid WerkSaam.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 3 november 2016.

De voorzitter, A.J. de Jong

De directeur, M.J. Dölle

Bijlage A: Begrippen

Audit trail

Vastlegging van de complete keten van opeenvolgende wijzigingen op een object in een bepaalde periode.

Bedrijfsmiddel

Elk middel waarin of waarmee bedrijfsgegevens kunnen worden opgeslagen en/of verwerkt en waarmee toegang tot gebouwen, ruimten en ICT-voorzieningen kan worden verkregen:

een bedrijfsproces, een gedefinieerde groep activiteiten, een gebouw, een apparaat, een ICT-voorziening of een gedefinieerde groep gegevens.

Beschikbaarheid

De waarborg dat vanuit hun functie geautoriseerde gebruikers op de juiste momenten tijdig toegang hebben tot informatie en aanverwante bedrijfsmiddelen (informatiesystemen).

Beveiliging

Het brede begrip van informatiebeveiliging, d.w.z. inclusief fysieke beveiliging, bedrijfscontinuïteitsbeheer, ofwel beschikbaarheid van bedrijfsprocessen en persoonlijke veiligheid en integriteit.

Beveiligingsincident

Het manifest worden van een beveiligingsrisico (dreiging, oorzaak) als gevolg van een overtreding van beveiligingsregel, bijv. onbevoegde toegang tot ICT-voorzieningen.

Beveiligingsinstellingen

In ICT-voorzieningen kunnen in veel gevallen functionaliteiten die invloed hebben op beveiliging geactiveerd, gewijzigd of uitgeschakeld worden door het opgeven van parameterwaarden.

Clear Desk

Anders dan Clean Desk, waarbij het bureau helemaal leeg is, betekent Clear Desk dat er geen vertrouwelijke informatie op het bureau ligt.

Controleerbaarheid

De mate waarin de werkelijkheid of representaties daarvan toetsbaar zijn, dat wil zeggen te vergelijken met andere ‘werkelijkheden of representaties daarvan’ zodat objectieve oordeelsvorming mogelijk wordt.

Elektronische handtekening

Een elektronische handtekening is een methode voor het bevestigen van de juistheid van digitale informatie door middel van technieken van de asymmetrische cryptografie. De elektronische handtekening bestaat uit twee algoritmen: een om te bevestigen dat de informatie niet door derden veranderd is, de ander om de identiteit te bevestigen van degene die de informatie ‘ondertekent’. De technieken worden toegepast met behulp van een PKI.

Filtering

Het gecontroleerd doorlaten van gegevens op het grensvlak tussen zones in een netwerk.

Firewall

Het geheel van software- en eventueel ook hardwarevoorzieningen dat voorkomt dat ongewenst verkeer van de ene netwerkzone terecht komt in de andere, teneinde de veiligheid in de laatstgenoemde te verhogen.

Hardening

Overbodige functies in besturingssystemen uitschakelen en/of van het systeem verwijderen en zodanige waarden toekennen aan beveiligingsinstellingen dat een maximale beveiliging ontstaat.

ICT-voorzieningen

Applicaties en technische infrastructuur, of wel het geheel van ICT-voorzieningen.

Informatie-beveiliging

Het proces van vaststellen van de vereiste betrouwbaarheid van informatieverwerking in termen van vertrouwelijkheid, beschikbaarheid en integriteit alsmede het treffen, onderhouden en controleren van een samenhangend pakket van bijbehorende maatregelen.

Informatiesysteem

Een samenhangend geheel van gegevensverzamelingen en de daarbij behorende personen, procedures, processen en programmatuur alsmede de voor het informatiesysteem getroffen voorzieningen voor opslag, verwerking en communicatie.

Integrale beveiliging

De beveiliging van vastgestelde te beschermen belangen door op basis van risicomanagement en een kosten/batenanalyse een samenhangend stelsel van beveiligingsmaatregelen te selecteren en te implementeren. Het besturingsmodel voor integrale beveiliging sluit aan bij de besturingsuitgangspunten binnen de decentrale overheid: het management is integraal verantwoordelijk en dus ook voor de beveiliging.

Integriteit

Het waarborgen van de juistheid en volledigheid en tijdigheid van informatie en de verwerking ervan. Als de tijdigheid van gegevens bepaald wordt door omstandigheden buiten het systeem, kan deze vanzelfsprekend niet als integriteitseis voor het systeem gesteld worden.

Logging

Vastlegging van systeemhandelingen.

Malware

Software met ongewenste functies, zoals virussen en trojans.

Mobile code

Code afkomstig van een ander systeem die lokaal uitgevoerd wordt, bijvoorbeeld Javascript, Flash of Silverlight.

Onvertrouwd

Geen zekerheid over het beveiligingsniveau of zekerheid over het lager dan vereiste beveiligingsniveau.

Onweerlegbaarheid

Het niet kunnen ontkennen iets te hebben gedaan (bijvoorbeeld een bericht te hebben ontvangen dan wel te hebben verstuurd).

Patch

Klein onderdeel van software dat de leverancier van software uitgeeft om fouten in door hem vervaardigde software te repareren.

Query

Bevraging in een vraagtaal, die op basis van gebruikersvriendelijke en krachtige commando’s selecties en berekeningen op bestanden kan uitvoeren, in eerste instantie alleen voor raadpleegdoeleinden.

SiSa

Single information, single audit betekent eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop medeoverheden (provincies, gemeenten en gemeenschappelijke regelingen) aan het Rijk ieder jaar verantwoorden of en hoe ze de specifieke uitkeringen hebben besteed.

Technische infrastructuur

Het geheel van ICT-voorzieningen voor generiek gebruik, zoals servers, firewalls, netwerkapparatuur, besturingssystemen voor netwerken en servers, database management systemen en beheer- en beveiligingstools, inclusief bijbehorende systeembestanden.

Two-factor authenticatie

Two-factor authenticatie vereist het gebruik van twee van de drie volgende authenticatiemethoden:

Iets dat de gebruiker weet (b.v. password, PIN); Iets dat de gebruiker heeft (b.v. toegangspas, sleutel); en Iets dat de gebruiker is (b.v. biometrische eigenschap zoals een vingerafdruk).

Vertrouwd

In overeenstemming met een door een bevoegde autoriteit vastgesteld beveiligingsniveau.

Vertrouwelijkheid

Het waarborgen dat informatie alleen toegankelijk is voor degenen die hiertoe zijn geautoriseerd.

Vertrouwelijke informatie

Informatie die niet algemeen bekend mag worden.

 

Verwijderbare media

Opslagmiddelen die los van apparatuur kunnen worden verwijderd en meegenomen. Zoals CD-ROM, USB stick, verwijderbare schijven, tapes of gedrukte media.

Zone

De logische verzameling van ICT-voorzieningen met hetzelfde beveiligingsniveau, die via beveiligde koppelvlakken gegevens kunnen uitwisselen