Regeling vervallen per 31-12-2012

Beleidsregels WWB, vermogenstoename bij giften

Geldend van 01-04-2007 t/m 30-12-2012

Intitulé

Beleidsregels WWB, vermogenstoename bij giften

BELEIDSREGELS WET WERK EN BIJSTAND WERKENDAM

 

VERMOGENSTOENAME BIJ GIFTEN

 

Giften met :

  • -

    een periodiek karakter worden beschouwd als inkomen. Met deze giften wordt geen rekening gehouden als het totaal van de giften niet meer dan 5% van de bijstandsnorm op jaarbasis is.

  • -

    een eenmalig karakter worden per jaar vrijgelaten voor zover de giften niet meer bedragen dan de vrijstelling op grond van artikel 33, eerste lid, onder 7 van de Successiewet 1956

(op 1 januari 2006 € 2606,00 ).

 

Slotbepaling

Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

 

 

Deze beleidsregels treden in werking op 1 april 2007.      

 

Werkendam, 27 februari 2007.

 

Vastgesteld op 27 februari 2007.

Het college van burgemeester en wethouders

 

 

de secretaris                           de burgemeester Koenen                                    drs. H.A.G. Hellegers

Toelichting

Deze beleidsregel geeft aan hoe de waarde van giften moet worden vastgesteld. Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de WWB een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Gezien het minimumbehoeftekarakter van de bij­stand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voorzover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een beste­dings­niveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

 

Wat betreft de bestemming is met name van belang of de gift betrekking heeft op kosten die in de algemene bijstand zijn begrepen. Als dit het geval is, of als de gift ter vrije besteding is, kan dit aanleiding zijn om de gift volledig in aanmerking te nemen (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 56-58 en CRvB 30-12-2003, nr. 00/123 NABW).

 

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is het niet van belang of deze eenmalig is, dan wel een zekere periodiciteit kent. Evenmin is het van belang of de betaling door een natuurlijk persoon, door een particuliere instelling, of door een gemeentelijk fonds plaatsvindt. Door­slaggevend is of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op weder­kerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. Zie CRvB 20-02-2001, nr. 99/462 NABW. Verstrekkingen uit steunfondsen voor de minima, al dan niet onder beheer van de lagere overheden of door hen opgerichte stichtingen, kunnen dus alleen als gift worden aangemerkt als hieraan geen betalingsverplichting ten grondslag ligt.