Regeling vervallen per 01-01-2021

Regeling ambtshalve vermindering Wet WOZ 2005

Geldend van 24-06-2005 t/m 31-12-2020

Intitulé

Regeling ambtshalve vermindering Wet WOZ 2005

Regeling ambtshalve vermindering Wet WOZ 2005

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1, tweede lid, en 29a, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken en het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken;

 

gezien het advies van 3 juni 2005

 

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

Regeling ambtshalve vermindering Wet WOZ 2005

 

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze beleidsregels gelden in aanvulling op artikel 29a, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken en het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet WOZ: Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet WOZ;

    • d.

      beschikking: de voor bezwaar vatbare beschikking bedoeld in artikel 22, eerste lid, 25, eerste lid, 26, eerste lid, 27, eerste lid, 28, eerste lid, en 29a, eerste lid, van de Wet WOZ, tenzij in deze beleidsregels anders wordt aangegeven;

    • e.

      belanghebbende: degene op wiens naam een beschikking is gesteld;

    • f.

      vermindering: verlaging van de eerder bij beschikking vastgestelde waarde.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1, eerste lid, verleent de heffingsambtenaar uitsluitend ambtshalve vermindering in de in dit artikel bedoelde gevallen, alsmede ingeval de in artikel 3, eerste lid, bedoelde afwijkende regeling daartoe aanleiding geeft.

  • 2.

    Ingeval de waarde van een onroerende zaak had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste 20% met een minimum van € 4.538,-- lager is dan de te hoog vastgestelde waarde van die onroerende zaak, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve vermindering voor het verschil tussen beide waarden, indien:

    • a.

      een bezwaarschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

    • b.

      hem dat ambtshalve uit enig feit blijkt.

  • 3.

    Ingeval de waarde van de onroerende zaak in 2005 had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste de voor die onroerende zaak in artikel 26a van de Wet WOZ van toepassing zijnde marge, maar niet de in artikel 29a, tweede lid, van de Wet WOZ genoemde drempel overschrijdt, verleent de heffingsambtenaar slechts ambtshalve vermindering voor de in 2006 voor die onroerende zaak bij beschikking vast te stellen waarde voorzover artikel 29a, eerste lid, van de Wet WOZ toepassing vindt. De ambtshalve vermindering vindt plaats door vaststelling van een nieuwe waarde voor de onroerende zaak bij beschikking bedoeld in artikel 29a, eerste lid, van de Wet WOZ.

  • 4.

    Ingeval de heffingsambtenaar toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in het derde lid, verleent de heffingsambtenaar, naast de gevallen bedoeld in het tweede lid, ook ambtshalve vermindering van de bij de in het derde lid bedoelde beschikking vastgestelde waarde en van de bij de oorspronkelijke, in 2005 bij beschikking vastgestelde waarde indien hem blijkt dat de waarde van de onroerende zaak bij de in het derde lid bedoelde beschikking had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste 20% met een minimum van € 4.538,--, lager is dan de oorspronkelijke, in 2005 bij beschikking vastgestelde waarde van die onroerende zaak. Het bedrag van de vermindering is voor de onderscheiden beschikkingen het verschil tussen de ambtshalve opnieuw vast te stellen waarde en de eerder bij deze beschikkingen vastgestelde waarde.

Artikel 3 Jurisprudentie

  • 1.

    Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, waarin een toepassing van de Wet WOZ besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de vaststelling van de beschikking gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van de waarde indien de beschikking onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad of het hof is gewezen, tenzij het college op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 4 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a.

Artikel 5 Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2005.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Regeling ambtshalve vermindering Wet WOZ 2005.

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam,

13 juni 2005

 

De secretaris,                          De burgemeester,

 

 

 

mr P.C. van der Jagt                drs. H.A.G. Hellegers

Toelichting op de regeling ambtshalve vermindering Wet WOZ 2005

Aanhef

Ingevolge artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende bevoegdheid. Artikel 1, tweede lid, Wet WOZ bepaald dat het college belast is met de uitvoering van die wet, tenzij de heffingsambtenaar daarmee belast is. Wij hebben er daarom voor gekozen het college de beleidsregels te laten vaststellen.

Artikel 1 Reikwijdte en definities

Met ingang van 1 januari 2005 is artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ aangepast. In dit uitvoeringsbesluit is landelijk uniform beleid over ambtshalve vermindering vastgelegd. De ambtshalve vermindering ingeval de waarde 20% met een minimum van € 4.538 te hoog is vastgesteld, geldt alleen nog voor de vastgestelde waarden met een peildatum 1 januari 1995 of 1999. Voor waarden vastgesteld naar waardepeildatum 1 januari 2003 geeft artikel 29a, tweede lid, Wet WOZ een regeling.

Deze beleidsregels gelden in aanvulling op bovengenoemde wettelijke regels. Zij geven daaraan uitleg, maar in sommige gevallen ook uitbreiding. De beleidsregels zijn in overeenstemming met de eerder door ons opgestelde standaardteksblokken bezwaarafhandeling Wet WOZ/OZB 2005.

De opgenomen definities spreken voor zich.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

In het eerste lid wordt nog eens uitdrukkelijk aangegeven dat artikel 29a, tweede lid, Wet WOZ en het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ onverkort toepassing vinden. Verder wordt aangegeven dat alleen ambtshalve vermindering wordt verleend in de gevallen genoemd in dit artikel en ingeval er door het college een afwijkende regeling wordt getroffen in verband met verschenen jurisprudentie.

Wij hebben geen termijn gesteld waarbinnen aanspraak bestaat op ambtshalve vermindering,  zoals wel gebeurd is in onze modelbeleidsregels ambtshalve vermindering van belastingaanslagen (vijfjaarstermijn). Voor de vermindering van belastingaanslagen op grond van een (ambtshalve) verlaging van de WOZ-waarde geeft artikel 18a, eerste lid, onder b, AWR een regeling. Ingevolge artikel 18a, tweede lid, AWR moet de vermindering van de belastingaanslag worden vastgesteld binnen acht weken na het tijdstip dat de herziene vaststelling van de waarde onherroepelijk is geworden. Aangezien tegen een ambtshalve vermindering geen bezwaarmogelijkheid openstaat, moet de ambtshalve vermindering van de belastingaanslag dus binnen acht weken na de ambtshalve verlaging van de WOZ-waarde plaatsvinden.

In het tweede lid wordt de beleidslijn van voor 1 januari 2005 voortgezet. Voor 2005 hebben wij daarvoor gekozen uit doelmatigheidsoverwegingen. Artikel 29a, tweede lid, bepaald dat als in 2006 na bezwaar, beroep enzovoort blijkt dat de waarde met de genoemde marge te hoog is vastgesteld, de vermindering terugwerkt tot 1 januari 2005. Indien het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de beschikking 2005 niet-ontvankelijk wordt verklaard, terwijl vast komt te staan dat de waarde de genoemde marge overschrijdt, ligt het voor de hand dat belanghebbende in 2006 wel tijdig bezwaar zal maken. Aangezien die vermindering dan zou terugwerken naar 2005, kan net zo goed in 2005 al ambtshalve worden verminderd als het bezwaarschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het tweede lid voorziet er echter ook in dat de heffingsambtenaar ambtshalve vermindering verleent, indien hij langs andere weg dan via een bezwaarschrift op de hoogte komt van de te hoog vastgestelde waarde.

Voor 2006 voorziet artikel 29a, tweede lid, Wet WOZ alleen in vermindering als na bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatieberoep onherroepelijk komt vast te staan dat de waarde te hoog is vastgesteld. Deze bepaling gaat ervan uit dat er kennelijk vanuit dat er tijdig een bezwaarschrift wordt ingediend. Als er geen bezwaarschrift of te laat een bezwaarschrift wordt ingediend, staat de waarde immers al vóór het bezwaarschrift onherroepelijk vast. Uit de toelichting op de wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ valt af te leiden dat de wetgever geen inhoudelijke wijziging in het tot 2005 gehanteerde beleid heeft beoogd. Daarom voorziet het tweede lid ook in ambtshalve vermindering in 2006 indien de heffingsambtenaar het bezwaarschrift tegen de ‘2006-beschikking’ niet-ontvankelijk verklaart of hem anderszins blijkt dat de waarde bij die beschikking te hoog is vastgesteld. Een en ander indien de genoemde marge is overschreden.

Het derde lid geeft uitleg aan de wettelijke regeling van artikel 29a, tweede lid, Wet WOZ en het Uitvoeringsbesluit Wet WOZ. De wetgever heeft niet bedoeld om in 2005 ambtshalve vermindering te verlenen ingeval wel de bezwaarmarge (‘Fierensdrempel’, hierna: 26a-drempel), maar niet de drempel van artikel 29a, tweede lid, Wet WOZ (hierna: 29a-drempel) wordt overschreden. Als in 2005, bijvoorbeeld in verband met een niet-ontvankelijk bezwaarschrift, blijkt dat de waarde te hoog is vastgesteld met een marge die ligt tussen de ‘26a-drempel’ en ‘29a-drempel’, dan is te verwachten dat belanghebbende in 2006 tijdig bezwaar zal maken tegen de dan op grond van artikel 29a, eerste lid, Wet WOZ vastgestelde waarde. Het is dan doelmatig om de bij die beschikking in 2006 vast te stellen waarde al ambtshalve op het juiste, lagere bedrag te stellen. De verlaging geldt echter niet voor 2005.

Het vierde lid ziet op het volgende geval:

  • -

    in 2005 is de ‘26a-drempel’ overschreden maar niet de ‘29a-drempel’;

  • -

    dat leidt niet tot ambtshalve wijziging in 2005, maar wel tot lagere waarde in 2006 (derde lid);

  • -

    na te laat ingediend bezwaar tegen de beschikking 2006 of anderszins

blijkt dat de waarde nog lager moet, maar dat de ‘29a-drempel’ niet, maar de ‘26a-drempel’ wel wordt overschreden. Ten opzichte van de oorspronkelijke, in 2005 bij beschikking op grond van artikel 22 Wet WOZ vastgestelde waarde is echter wel sprake van een te hoge vaststelling, die de ‘29a-drempel’ overschrijdt. Het toepaste ambtshalve beleid zou zonder het vierde lid tot een verslechtering voor belanghebbende leiden. Immers, had de heffingsambtenaar de waarde bij de ‘29a-beschikking’ in 2006 niet (ambtshalve) lager vastgesteld bij toepassing van het derde lid, dan had de ambtshalve verlaging na bezwaar tegen de ‘29a-beschikking’ teruggewerkt tot begin 2005.

Artikel 3 Jurisprudentie

Bij de beoordeling van rechtspraak die wordt gewezen na de heffing van belasting, geldt als regel dat deze jurisprudentie geen invloed meer kan hebben op de vastgestelde belasting. Dit heeft ons inziens ook te gelden met betrekking tot WOZ-beschikkingen. Uitzondering op deze regel bestaat als het college (dan wel de heffingsambtenaar, indien deze bevoegd is de beleidsregels vast te stellen) besluit een afwijkende regeling te treffen.

Overigens is het ook mogelijk dat met belanghebbende is afgesproken zijn bezwaar ambtshalve nog te herzien na afloop van een gerechtelijke procedure in een vergelijkbaar geval (proefprocedure).

Naar onze mening valt het echter aan te bevelen dergelijke afspraken niet onder de werking van deze modelbeleidsregels te plaatsen, omdat de ambtenaar dan eventueel gebonden is aan de drempel van 20%. Het vertrouwensbeginsel vereist in dergelijke gevallen dat de zaak in alle gevallen volledig in overeenstemming met de proefprocedure wordt gebracht, tenzij anders is afgesproken, bijvoorbeeld dat tevens aan de drempels van ambtshalve vermindering dient te zijn voldaan. Het valt echter niet te verwachten dat de bereidheid aan te sluiten bij proefprocedures hierdoor gestimuleerd wordt.

 

Artikel 4 Mededeling van afwijzing

Indien uit onderzoek blijkt dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een ambtshalve vermindering, wordt hem dat schriftelijk medegedeeld: in de uitspraak op het bezwaarschrift.

Indien 'enig feit' (anders dan een ingekomen bezwaarschrift) aanleiding gaf tot het ambtshalve onderzoeken van de hoogte van de vastgestelde waarde en dergelijk onderzoek leidt uiteindelijk niet tot het verlenen van ambtshalve vermindering, bestaat er naar onze mening geen noodzaak belanghebbende mededeling te doen van het onderzoek of de uitkomst daarvan.

Artikel 5 Slotbepaling

Met betrekking tot de inwerkingtreding merken wij op dat wij hebben gekozen voor terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2005, omdat dit de aanvang van het derde WOZ-tijdvak is. De beleidsregels moeten worden bekendgemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht. Derhalve zal in een van overheidswege uitgegeven blad, een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad of op andere geschikte wijze melding gemaakt moeten worden van het vaststellen van de beleidsregels en van de mogelijkheid deze kosteloos in te zien.

Tenslotte

In beginsel is de heffingsambtenaar gebonden aan de vastgestelde beleidsregels (artikel 4:84 Awb). Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de heffingsambtenaar moet afwijken van de in deze beleidsregels neergelegde regeling. Daarbij kan men denken aan de situatie dat één of meer algemene beginsel(en) van behoorlijk bestuur de heffingsambtenaar nopen in een concreet geval een vermindering ambtshalve te verlenen, hoewel deze beleidsregels daarin voor dat geval niet voorziet. Zie bij wijze van voorbeeld het slot van de toelichting op artikel 3.