Regeling vervallen per 31-07-2020

Bibob beleidsregel Horeca- en exploitatievergunningen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-07-2020

Intitulé

Bibob beleidsregel Horeca- en exploitatievergunningen 2015

 

BIBOB BELEID VOOR DRANK- EN HORECAVERGUNNINGEN EN EXPLOITATIEVERGUNNINGEN

 

 

1 ALGEMEEN

 

Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Per 1 juli 2013 is een wijziging van deze wet van kracht die voor zowel gemeente als ondernemers zorgt voor een effectievere toepassing. Met de Wet Bibob wordt de gemeente in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd middels het verlenen van vergunningen, subsidies en het gunnen van opdrachten bij aanbestedingen. De Wet Bibob is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning, subsidie of opdracht te weigeren of in te trekken. Bij de toepassing van de Wet Bibob worden naast de integriteit van de exploitant en leidinggevenden ook de bij de aanvraag betrokken zakelijke partners beoordeeld.

  Waarom een beleidsregel?

Het is de beslissing en verantwoordelijkheid van het bestuur om Bibob in te zetten. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob heeft het gebruik van een beleidsregel de voorkeur. Hierin geeft het bestuur aan op welke wijze de Wet Bibob zal worden ingezet. Dit schept duidelijkheid voor ondernemers die met een Bibobonderzoek kunnen worden geconfronteerd. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van een door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing door de democratische controleorganen. Met name de afweging om tot een Bibobonderzoek over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

 

Wet Bibob

In hoofdzaak regelt de wet twee zaken. Ten eerste kunnen bepaalde beschikkingen en subsidies worden geweigerd, bestaande beschikkingen ingetrokken of gunning van een opdracht uitgesloten wegens – globaal gezegd –misbruik ervan. Ten tweede voorziet de wet in een instantie die bestuursorganen desgevraagd kan adviseren over de mate van gevaar bij het toekennen van een beschikking of subsidie (Bureau Bibob, Dienst Justis, Ministerie van Veiligheid en Justitie). Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

 

1. sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

2. sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld drugshandel of als dekmantel);

3. feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

 

  2 TOEPASSING WET BIBOB

 

Wanneer kan de Wet Bibob toegepast worden?

Artikel 7, eerste lid van de Wet Bibob bepaalt dat een gemeentelijke beschikking die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting, voor zover het een krachtens het tweede lid aangewezen inrichting betreft, kan worden geweigerd dan wel ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob.

 

De Drank- en Horecawet (Artikel 27, derde lid ) bepaalt dat een vergunning kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden van artikel 3, Wet Bibob. Artikel 31, tweede lid Drank- en Horecawet bepaalt dat een vergunning op grond van deze wet kan worden ingetrokken in het geval en onder voorwaarden van artikel 3 Wet Bibob.

 

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob kan de gemeente de aanvrager van een beschikking (of de houder van een reeds verleende vergunning) vragen stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen etc. Daartoe is een vragenformulier ontwikkeld dat door de aanvrager (of de houder van een vergunning) dient te worden ingevuld.

 

  3 ALGEMENE BELEIDSUITGANGSPUNTEN

 

Toepassing van de Wet Bibob heeft een belangrijk doel: te voorkomen dat het bestuur criminelen faciliteert door het verlenen van vergunningen, subsidies of opdrachten. De daaruit volgende vermenging van onder- en bovenwereld heeft een ontwrichtende werking en kan leiden tot oneerlijke concurrentie. De gemeente Werkendam streeft naar een effectieve en uniforme toepassing van de Wet Bibob waarbij de integriteit wordt beschermd en de administratieve lasten en de duur van de procedures voor de aanvragers én voor de gemeente worden beperkt.

 

Gezien het voorgaande, gezien de resultaten van Bibobonderzoek in de afgelopen jaren en ter behartiging van eerdergenoemde belangen is gekozen voor de volgende uitgangspunten.

 

Een gemeentelijk Bibobonderzoek vindt altijd plaats bij

  • 1.

    Een aanvraag voor een Drank- en horecavergunning op grond van de D&H-wet;

  • 2.

    Een aanvraag voor een exploitatievergunning op grond van de APV Werkendam.

 

Wanneer een rechtspersoon meerdere aanvragen binnen twee jaar indient (bijvoorbeeld voor meerdere vestigingen) zal, bij een ongewijzigde rechtspersoon en gelijke zakelijke samenwerkingsverbanden een nieuw Bibobonderzoek in de regel achterwege blijven.

 

Daarnaast zal bij een bestaande onderneming een Bibobonderzoek worden gestart indien signalen of bevindingen daartoe aanleiding geven. Deze bevindingen kunnen bestaan uit informatie van bijvoorbeeld politie, Justitie, RIEC, Bureau Bibob, Belastingdienst, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, buitengewoon opsporingsambtenaren of toezichthouders.

 

In eerste instantie worden alleen die bescheiden gevraagd die noodzakelijk zijn voor een goede toetsing van de aanvraag. De Gemeente Werkendam maakt optimaal gebruik van de gegevens die zij reeds in bezit heeft of zelf kan raadplegen om zo onnodige administratieve lasten voor ondernemers te voorkomen.

    4 BEOORDELING VRAGENFORMULIER

 

Het Bibob-onderzoek bestaat uit twee fases; 1. het vooronderzoek en 2. het nader onderzoek. Het Bibob-onderzoek vangt aan met de ontvangst van het Bibob vragenformulier.

Het vooronderzoek

De gemeente beoordeelt het vragenformulier eerst op volledigheid. Voorzover het formulier en de bijlagen onvolledig zijn, wordt de indiener op grond van het bepaalde in artikel 4:5 Awb gedurende 14 dagen in de gelegenheid gesteld het formulier aan te vullen. Wordt het formulier niet volledig aangevuld, dan wordt de aanvraag voor de Drank- en Horecavergunning / exploitatievergunning niet in behandeling genomen.

 

Voorzover de gemeente oordeelt dat het vragenformulier met de betreffende bijlagen volledig is, uit het vooronderzoek een duidelijk beeld van de onderneming is ontstaan, en er geen vragen of twijfels overblijven die niet beantwoord kunnen worden en er geen sprake is van een vermoeden van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob wordt het onderzoek positief afgerond.

 

Nader onderzoek vindt plaats indien:

1. na het vooronderzoek geen duidelijk beeld van de onderneming is ontstaan, vragen of twijfels overblijven die niet beantwoord kunnen worden; of

2. vanuit eigen informatie en/of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

 

Het nader onderzoek

Gedurende het nader onderzoek kan gebruik gemaakt worden van de expertise van het RIEC. Het RIEC is opgericht om de samenwerking tussen strafrechtelijke en bestuurlijke partijen te versterken en te ondersteunen, ook bij de toepassing van de Wet Bibob. Het RIEC kan bij complexe onderzoeken gevraagd worden de gemeente te ondersteunen.

 

Verder kan er gebruik worden gemaakt van de expertise van het Bureau Bibob middels het aanvragen van een advies. Dit bureau heeft toegang tot gesloten bronnen, zoals politieregisters, strafregisters en  gegevens van de Belastingdienst, waardoor een brede screening van de aanvrager en overige zakelijke partners mogelijk is. Artikel 26 Wet Bibob bepaalt dat de Officier van Justitie die beschikt over gegevens die er op wijzen dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd of nog gepleegd zullen worden, het bestuursorgaan kan wijzen op de wenselijkheid het LBB een advies te vragen.

 

De gemeente zal tenminste in de volgende gevallen een advies vragen aan het Bureau Bibob:

 

1. de Officier van Justitie heeft het bestuursorgaan gewezen op de wenselijkheid het Bureau Bibob om advies te vragen. Dit geldt zowel bij een vergunningaanvraag als bij bestaande vergunningen.

2. na de bestudering van het dossier en in overleg met het RIEC door de gemeente blijven vragen bestaan over:

a. de bedrijfsstructuur, de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

b. de financiering van de onderneming;

c. de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming;

d. omstandigheden die doen vermoeden dat sprake is van misbruik van de beschikking;

e. (andere) omstandigheden die doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd.

3. Indien de gemeente of het RIEC over informatie beschikt die bijvoorbeeld aanleiding kan vormen voor nader Bibobonderzoek of uit gelieerd onderzoek vermoedens voor misstanden bestaan.

 

De gemeente is bevoegd Bureau Bibob te verzoeken om informatie te verstrekken die zij verwerkt in verband met de controle op rechtspersonen. Het is niet zo dat de gemeente zelf inzage heeft in de systemen van de Dienst Justis. De Dienst Justis verstrekt deze informatie bijvoorbeeld in de vorm van een netwerkanalyse van een rechtspersoon. Een netwerkanalyse kan de gemeente helpen bij het in kaart brengen van risicovolle verbanden.

 

Indien de gemeente op basis van het eigen nader onderzoek voldoende grond heeft om ernstig gevaar te kunnen aantonen als bedoeld in de Wet Bibob, zal de aanvraag zelfstandig, dus zonder adviesaanvraag aan Bureau Bibob, worden geweigerd.

 

Het onderzoek door het Bureau Bibob

Bureau Bibob zal naar aanleiding van de adviesaanvraag een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Het Bureau Bibob valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld Belastingdienst, politie en justitie) en kan hierdoor diepgaand onderzoek instellen.

 

Het Bureau Bibob onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Daarnaast kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek.

 

In artikel 3 Wet Bibob is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • 1.

     direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel,

  • 2.

     zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel,

  • 3.

     vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel,

  • 4.

     in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

 

of dat deze strafbare feiten door een rechtspersoon zijn gepleegd (als bedoeld in artikel 51 Wetboek van Strafrecht) en betrokkene:

 

  • 1.

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan die rechtspersoon, dan wel

  • 2.

    zeggenschap heeft over dan wel heeft gehad over die rechtspersoon, dan wel

  • 3.

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan die rechtspersoon.

 

Het Bureau Bibob kan drie soorten adviezen afgeven:

I. Er is sprake van een ernstige mate van gevaar;

II. Er is sprake van een mindere mate van gevaar;

III. Er is sprake van geen gevaar.

 

Naar aanleiding van het advies dient de gemeente op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid Wet Bibob een afweging te maken over de gevraagde vergunning. De gemeente volgt in de regel de uitkomst van het advies tenzij de inhoud van het advies de conclusie niet kan dragen. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften of te weigeren / in te trekken. De gemeente is bevoegd dit te besluiten, al dan niet op basis van het advies van Bureau Bibob.

 

5 PROCEDURE

 

De beslistermijn met betrekking tot aanvragen voor vergunningen op grond van de APV is volgens artikel 1.2, eerste lid APV, acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met acht weken worden verlengd. De beslistermijn voor het afgeven van een Drank- en horecavergunning is 8 weken. Tot slot, bedraagt de beslistermijn voor een seksinrichting 12 weken. Deze termijn kan eenmaal met 12 weken worden verlengd. Bij het overschrijden van deze termijnen, is er sprake van een fictieve weigering van de vergunning. De aanvrager kan hiertegen bezwaar maken.

De Wet op de kansspelen geeft geen termijn waarbinnen op een aanvraag moet worden beslist. Volgens de Algemene wet Bestuursrecht moet binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag zijn besloten.

 

Op grond van de Awb dient het bestuur na ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk te beoordelen of de aanvraag compleet is. Een aanvraag is pas compleet wanneer de aanvrager, in de gevallen genoemd in deze beleidsregel, tevens het Bibob vragenformulier en aanvullende bescheiden heeft ingediend. Is de aanvraag onvolledig, dan laat het bestuursorgaan de aanvrager zo spoedig mogelijk weten welke bescheiden nog ontbreken. De aanvrager dient vervolgens binnen een gestelde termijn de aanvraag met de gevraagde gegevens te completeren. Doet hij dat in het geheel niet, ofwel onvolledig, dan kan de aanvraag geweigerd worden. De weigering openheid van zaken te geven wordt aangemerkt als ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking voor criminogene doeleinden zal worden gebruikt. Gedurende de periode dat de aanvrager zijn aanvraag volledig maakt, wordt de beslistermijn opgeschort.

 

Indien het bestuur tot adviesaanvraag bij Bureau Bibob overgaat, wordt de termijn op grond van artikel 31 Wet Bibob opgeschort. Deze opschorting kan acht weken duren en kan met vier weken worden verlengd.

Het Bureau Bibob moet binnen acht weken adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan met maximaal vier weken worden verlengd. Het Bureau Bibob zal de gemeente informeren indien een verlenging van de termijn aan de orde is. De termijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau Bibob. De keuze het Bureau Bibob een advies te vragen betreft geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, wat wil zeggen dat tegen deze beslissing geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Wel staat het de aanvrager te allen tijde vrij de aanvraag in te trekken.

De aanvrager of houder van de in deze beleidsregel genoemde vergunningen wordt door de gemeente geïnformeerd over het instellen van Bibobonderzoek door het Bureau Bibob.

 

Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob advies zal de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen krijgt de betrokkene een afschrift van het Bibob advies. Indien de beschikking ook ziet op derden worden zij aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en ook in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken. Tegen het besluit van de gemeente waarin een Bibob advies is verwerkt kan bezwaar en beroep ingesteld worden. In artikel 29 Wet Bibob is geregeld dat het bestuursorgaan dat advies gedurende twee jaren kan gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

In de praktijk kan het voorkomen dat een beschikking is c.q. wordt ingetrokken op grond van de Wet Bibob, terwijl de aanvrager c.q. houder of zijn zakelijke relaties ook betrokken is (dan wel zijn) bij bijvoorbeeld een andere vergunningsaanvraag of lopende vergunning. Indien er een advies van het Bureau Bibob voorhanden is met betrekking tot deze persoon hoeft niet opnieuw een advies te worden gevraagd.

 

  6 ALGEMENE AFSLUITING

 

In het geval voor een bepaalde activiteit meerdere vergunningen nodig zijn (bijvoorbeeld een horeca aanvraag en een aanvraag Omgevingsvergunning) en/of er een aanbestedingsprocedure loopt, zal (ook voor Bibobonderzoek op de verschillende aanvragen) door de gemeente voor een adequate afstemming en regie worden gezorgd.

 

Geheimhouding

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde, verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel

Volgens de Memorie van Toelichting op de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. De gemeente onderzoekt eerst of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om een beschikking al dan niet te weigeren of in te trekken. In dit kader wordt opgemerkt dat de beoordeling van de vergunningaanvraag op grond van de Wet Bibob slechts een aanvullende is op de primaire beoordeling op grond van de APV, Drank- en Horecawet en Wet op de kansspelen.

 

Evaluatie

De inzet van deze beleidsregel zal periodiek worden geëvalueerd. Aandachtspunten daarbij zijn knelpunten bij de uitvoering van de wet, effecten in Werkendam, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners en samenwerking met het Bureau Bibob.

Vervallen eerdere beleidsregels

De “Bibob- beleidslijn gemeente Werkendam betreffende vergunningen voor horeca-inrichtingen, seksinrichtingen, coffeeshops en speelautomatenhallen” van 27 september 2004 en de aanvullingen daarop van 15 november 2011 en 16 juni 2014 komen met de vaststelling van deze beleidsregel te vervallen.

Inwerkingtreding

Dit beleid treedt in werking op 1 januari 2015 en kan worden aangehaald als ‘Bibob beleidsregel Horeca- en exploitatievergunningen 2015’.

 

 

 

Werkendam, 7 oktober 2014

 

de burgemeester

 

 

 

mw. S. Haasjes - van den Berg

 

 

het college van burgemeester en wethouders

de loco-secretaris, de burgemeester,

 

 

 

A. Wildeboer mw. S. Haasjes – van den Berg