Regeling vervallen per 09-01-2019

Beleidsregel giften Participatiewet Werkendam 2017

Geldend van 06-10-2017 t/m 08-01-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2017

Intitulé

Beleidsregel giften Participatiewet Werkendam 2017

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van 22 augustus 2017,

Gelet op het feit dat in 2015 de Participatiewet van kracht werd en daarmee een aantal begrippen zijn aangepast; Gelet op de Gemeentewet en artikel 1:3 van de Algemene wet Bestuursrecht en artikel 31,

lid 2 M van de Participatiewet;

Gehoord het advies van de cliëntenraad sociale zekerheid van 28 november 2012;

BESLUIT:

Vast te stellen, de volgende beleidsregel:

BELEIDSREGEL GIFTEN PARTICIPATIEWET WERKENDAM 2017

Artikel 31, lid 2 onderdeel M van de Participatiewet

Niet tot middelen van de belanghebbende worden gerekend: giften voor zover deze naar het oordeel van het college uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn.

Het college heeft dus een bepaalde mate van beleidsvrijheid.

In dit kader heeft het college de volgende beleidsregels vastgesteld:

Artikel 1

Giften met een periodiek karakter worden beschouwd als inkomen. Met deze giften wordt geen rekening gehouden als het totaal van de giften niet meer dan 5% van de bijstandsnorm op jaarbasis is.

Artikel 2

Giften met een eenmalig karakter worden per jaar vrijgelaten, voor zover de giften niet meer bedragen dan de vrijstellingen op grond van artikel 33, eerste lid, onder 7 van de Successiewet 1956 (Staatsblad 2012, nr. 544, bedrag € 2.012). Het in de Successiewet genoemde bedrag geldt voor de uitvoering van deze beleidsregels ook voor gehuwden c.q. samenwoners.

Artikel 3

Het totaalbedrag aan giften dat een alleenstaande, alleenstaande ouder dan wel gehuwden c.q. samenwoners op jaarbasis ontvangt op basis van de artikelen 1 en 2 van deze beleidsregels, mag niet meer bedragen dan een bedrag van € 2.012.

Artikel 4

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 september 2017. De per 1 januari 2013 van kracht geworden beleidsregel ‘Beleidsregel giften Wet werk en bijstand Werkendam 2013’, vervalt met ingang van 1 september 2017.

Werkendam, 22 augustus 2017.

Het college van burgemeester en wethouders,

De secretaris De burgemeester

A.J.L.G. van Oudheusden Y.C.M.G. de Boer

TOELICHTING

Deze beleidsregel geeft aan hoe de waarde van giften moet worden vastgesteld. Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen.

Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Wat betreft de bestemming is met name van belang of de gift betrekking heeft op kosten die in de algemene bijstand zijn begrepen. Als dit het geval is, of als de gift ter vrije besteding is, kan dit aanleiding zijn om de gift volledig in aanmerking te nemen (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 56-58 en CRvB 30-12-2003, nr. 00/123 NABW).

Het college beoordeelt per individuele situatie in hoeverre er aanleiding is de gift volledig in mindering te brengen op de bijstandsuitkering.

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is het niet van belang of deze eenmalig is, dan wel een zekere periodiciteit kent. Evenmin is het van belang of de betaling door een natuurlijk persoon, door een particuliere instelling, of door een gemeentelijk fonds plaatsvindt.

Doorslaggevend is of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. Zie CRvB 20-02-2001, nr. 99/462 NABW. Verstrekkingen uit steunfondsen voor de minima, al dan niet onder beheer van de lagere overheden of door hen opgerichte stichtingen, kunnen dus alleen als gift worden aangemerkt als hieraan geen betalingsverplichting ten grondslag ligt.

In de Successiewet worden de vrijlatingen per persoon genoemd. Voor de uitvoering van de ze beleidsregels gelden de vrijlatingen niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden / samenwoners dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.