Regeling vervallen per 01-01-2023

Financiële verordening Werkorganisatie BUCH 2017

Geldend van 15-02-2017 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Financiële verordening Werkorganisatie BUCH 2017

Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling werkorganisatie BUCH;

gelezen het voorstel van de directieraad i.o. en bestuur i.o. van de werkorganisatie BUCH d.d. 23 november 2016;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening werkorganisatie BUCH 2017:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Werkorganisatie BUCH:

    de Werkorganisatie BUCH, zoals bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie BUCH.

  • b. afdeling (domein):

    iedere organisatorische eenheid binnen de Werkorganisatie BUCH met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directie.

  • c. administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de Werkorganisatie BUCH en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • d. Het bestuur:

    het bestuur als bedoeld in artikel 6 van de Gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie BUCH.

  • e. De directieraad:

    de directieraad als bedoeld in artikel 10 van de Gemeenschappelijke regeling Werkorganisatie BUCH.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Het bestuur stelt de begroting vast in het begrotingsjaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient.

  • 2. Het bestuur stelt per bestuursperiode de indeling van de begroting vast conform het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. De directieraad stuurt jaarlijks voor 15 april van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient de ontwerpbegroting en de ontwerpjaarrekening toe aan de gemeenteraden en provinciale staten. De gemeenteraden kunnen voor 1 juli bij de directieraad hun zienswijze op de ontwerpbegroting en ontwerpjaarrekening naar voren brengen.

  • 4. Het bestuur stelt de begroting voor 15 juli voorafgaande aan het jaar waar deze voor dient vast. De directieraad zendt de begroting voor 15 juli naar Gedeputeerde Staten als financieel toezichthouder.

  • 5. Bij de begroting wordt een overzicht gegeven van de raming van de producten. Bij de jaarverslaggeving wordt een overzicht gegeven van de realisatie van de producten. Meer specifiek wordt inzicht geboden in: bijdrage per deelnemer, lasten en tarieven.

  • 6. Gelijktijdig met de begroting voor het komende dienstjaar wordt door het bestuur een meerjarenbegroting over een periode van drie jaar vastgesteld om de in de begroting opgenomen ramingen te kunnen plaatsen in een meerjarenperspectief.

  • 7. In de begroting wordt van nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven met de afschrijvingstermijnen en de uit de investeringen voortvloeiende kapitaallasten (meerjarig).

  • 8. De directieraad biedt de jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar ter vaststelling aan het bestuur aan. Het bestuur stelt haar vast voor 15 juli volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 9. Het bestuur zendt de jaarrekening voor 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan Gedeputeerde Staten als financieel toezichthouder.

Artikel 3. Uitvoering begroting

  • 1. De directieraad waarborgt dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. De directieraad draagt er zorg voor dat de begrote lasten en baten door middel van kostentoerekening eenduidig zijn toegewezen aan de producten die met de gemeenten zijn overeengekomen. Hierop vindt geen nacalculatie plaats.

  • 3. De overhead wordt als volgt toegerekend aan de verschillende taakvelden.

    (Totale kosten overhead / toegestane formatie taakvelden exclusief taakveld overhead) * toegewezen formatie aan betreffend taakveld

Artikel 4: Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. Het bestuur geeft met het vaststellen van de begroting opdracht aan de directieraad om de doelstellingen te realiseren en diensten te verlenen.

  • 2. Het bestuur autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten.

  • 3. Bij de behandeling van de begroting en/of de kadernota geeft het bestuur aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de behandeling van de begroting en/of de kadernota met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. De investeringskredieten worden hierbij geclusterd opgenomen en vastgesteld in de begroting en/of kadernota.

  • 4. De directieraad draagt er zorg voor dat de lasten, zoals is geautoriseerd in de begroting, niet worden overschreden.

  • 5. Het bestuur stelt het beleid met betrekking tot de paragrafen vast.

  • 6. Bij de begrotingsbehandeling geeft het bestuur aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 7. Indien de directieraad voorziet dat een product of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door de directieraad aan het bestuur gemeld. Dit kan middels de tussentijdse rapportages (zie artikel 5) of middels een voorstel voor wijziging van het budget van het betreffende product of investeringskrediet of een voorstel tot bijstelling van het beleid en legt dit aan het bestuur ter autorisatie voor.

  • 8. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar, die niet in de begroting zijn opgenomen, legt de directieraad voor het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van het investeringskrediet aan het bestuur voor.

  • 9. Het bestuur kan begrotingswijzigingen vaststellen gedurende het begrotingsjaar.

Artikel 5. Tussentijdse rapportages

  • 1. De directieraad informeert het bestuur twee keer per jaar (april en september/oktober) door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten:

    • a.

      Een analyse van de uitkomsten ten opzichte van de begroting;

    • b.

      Een vooruitblik op het verwachte jaarresultaat;

    • c.

      Een overzicht van de bestede investeringskredieten;

  • 3. In de tussentijdse rapportages worden minstens afwijkingen boven de € 25.000,– toegelicht.

Artikel 6. De Jaarrekening

  • 1. De directieraad maakt elk jaar de rekening van het voorafgaande jaar op. De jaarrekening bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de baten en lasten, inclusief de balans van het voorafgaande jaar;

    • b.

      een verslag van de bedrijfsvoering, waarin speciale aandacht voor de doelmatigheid en de doeltreffendheid, de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven en de bedrijfsvoering.;

    • c.

      een vermelding van de geleverde diensten.

  • 2. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7: Waardering en afschrijving vaste activa

De waardering, activering en afschrijving van vaste activa wordt geregeld in de Nota activabeleid, die periodiek aan het bestuur wordt aangeboden ter vaststelling.

Artikel 8: Reserves en voorzieningen

De vorming en besteding van reserves en voorzieningen wordt geregeld in de Nota reserves en voorzieningen, die periodiek aan het bestuur wordt aangeboden ter vaststelling.

Artikel 9. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie wordt geregeld in het Treasurystatuut, dat periodiek aan het bestuur wordt aangeboden ter vaststelling.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 10. Paragrafen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt de directieraad conform het Besluit begroting en verantwoording minimaal de verplichte onderdelen van de paragrafen bedrijfsvoering, financiering en weerstandsvermogen en risicobeheersing op.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 11. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de organisatie;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de productie en dienstverlening;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde doelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 12 Financiële organisatie

De directieraad zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de organisatie en een eenduidig toewijzing van taken aan afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

Artikel 13 Inkoop

De directieraad zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van leveringen en diensten met inachtneming van geldende regels vanuit de Europese Unie.

Artikel 14 Misbruik en oneigenlijk gebruik

De directieraad zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen.

Artikel 15 Interne controle

De directieraad zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt de directieraad maatregelen tot herstel.

De afdelingen zijn verplicht om per afdeling een intern controleplan op te stellen en uit te voeren.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking volgend op de dag van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Werkorganisatie BUCH 2017.

Ondertekening

Aldus besloten door het bestuur van de Werkorganisatie BUCH op 2 januari 2017

de secretaris

de heer M.J. Pothast

de voorzitter

mevrouw W.J.A. Verkleij