Regeling vervallen per 18-10-2017

Algemeen mandaatbesluit Werkorganisatie Duivenvoorde

Geldend van 18-01-2013 t/m 17-10-2017

Intitulé

Algemeen mandaatbesluit Werkorganisatie Duivenvoorde

Algemeen mandaatbesluit Werkorganisatie Duivenvoorde

Het Algemeen Bestuur van de werkorganisatie Duivenvoorde,

Het Dagelijks Bestuur van de Werkorganisatie Duivenvoorde,

De voorzitter van de Werkorganisatie Duivenvoorde,

De heffingsambtenaar van de werkorganisatie duivenvoorde en

De invorderingsambtenaar van de werkorganisatie Duivenvoorde

een ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

Gelet op het bepaalde in Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht,

Gelet op de artikelen 3:60 tot en met 3:67 van het Burgerlijk Wetboek;

Gelet op de Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Duivenvoorde

overwegende, dat het om redenen van doelmatigheid wenselijk is hun daarvoor in aanmerking komende bevoegdheden op te dragen aan anderen,

Besluiten:

vast te stellen het navolgende Algemeen mandaatbesluit Werkorganisatie Duivenvoorde:

Artikel 1 Reikwijdte

  • 1. Dit besluit is van toepassing op alle mandaat- en ondermandaatbesluiten binnen de werkorganisatie.

  • 2. Het geldt niet voor mandaat, machtiging en volmacht van het college aan individuele collegeleden.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuursorgaan: het dagelijks bestuur, de voorzitter, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar;

  • b.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het bestuursorgaan besluiten te nemen;

  • c.

    volmacht: de bevoegdheid om in naam van het bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • d.

    machtiging: de bevoegdheid om in naam van het bestuursorgaan handelingen te verrichten die noch een publiekrechtelijke noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • e.

    mandaatgever: het bestuursorgaan dat mandaat verleent;

  • f.

    mandaatnemer: degene die het mandaat ontvangt;

  • g.

    ondermandaat: het door de mandaatgever verder mandateren van de verkregen bevoegdheden;

  • h.

    volmachtgever: het bestuursorgaan dat volmacht verleent;

  • i.

    gevolmachtigde: degene die de volmacht ontvangt;

  • j.

    substitutie: het door de gevolmachtigde verlenen van een volmacht aan een ander;

  • k.

    gemachtigde: degene die een machtiging ontvangt.

  • l.

    werkorganisatie: de werkorqanisatie, genoemd in artikel 2 van de Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Duivenvoorde.

Artikel 3 Mandaat, machtiging of volmacht

  • 1. Mandaat, machtiging of volmacht aan het dagelijks bestuur, de voorzitter, de concerndirectie en de hoofden van en binnen de afdelingen van de werkorganisatie wordt schriftelijk verleend.

  • 2. Het mandaat, de machtiging of volmacht bedoeld in het eerste lid wordt uitgeoefend met inachtneming van de begroting en verder met inachtneming van nadere bepalingen, zoals die in de lijst behorend bij het specifieke besluit zijn opgenomen.

  • 3. Het mandaat, de machtiging of de volmacht houdt zowel het nemen van de beslissing als het ondertekenen daarvan in.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan het mandaat, de machtiging of de volmacht alleen ondertekenen inhouden, indien dit uitdrukkelijk wordt vermeld.

Artikel 4 Beperkingen

Het mandaat, de volmacht en de machtiging gelden niet:

  • a.

    indien de (onder)mandaatnemer, gevolmachtigde (gesubstitueerde) of (door)gemachtigde enig persoonlijk belang heeft bij het besluit en

  • b.

    voor besluiten die zijn aangevraagd door en ten gunste van een afdeling.

Artikel 5 Ondermandaat, verdere machtiging en substitutie

  • 1. Het is het in artikel 3, eerste lid, genoemde bestuursorgaan en functionarissen toegestaan schriftelijk het mandaat, de machtiging of de volmacht door te mandateren, door te machtigen of substitutie te verlenen, tenzij dit uitdrukkelijk is uitgesloten.

  • 2. Artikel 3, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Vermelding bevoegdheid

  • 1. In alle gevallen wordt tot uitdrukking gebracht dat besloten en ondertekend wordt namens het bestuursorgaan of de rechtspersoon.

  • 2. Mandaat en volmacht worden bij privaatrechtelijke rechtshandelingen als volgt tot uitdrukking gebracht:

    • a.

      in de aanhef van de privaatrechtelijke rechtshandeling:

      de publiekrechtelijke rechtspersoon Werkorganisatie Duivenvoorde, gevestigd te Wassenaar, te dezen krachtens artikel 29 van de Gemeenschappelijke Regeling werkorganisatie Duivenvoorde rechtsgeldig vertegenwoordigd door <naam gevolmachtigde>, die daarbij handelt als gevolmachtigde van de Voorzitter <naam volmachtgever> ter uitvoering van het besluit van <dagelijks bestuur of naam mandaatgever> d.d. <datum> <besluitnummer> , genomen op basis van <het mandaatbesluit> ,

      hierna te noemen: de werkorganisatie Duivenvoorde

    • b.

      in de ondertekening van de privaatrechtelijke rechtshandeling: namens de Werkorganisatie Duivenvoorde

      <naam gevolmachtigde>

  • 3. In mandaat genomen besluiten wordt geschreven in de "ik-vorm".

  • 4. Ingeval van uitoefening van (onder)mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:

    Namens <naam bestuursorgaan>,

    gevolgd door de handtekening

    naam van degene die beslist en ondertekent

    de functieaanduiding.

  • 5. Ingeval van ondertekeningsmandaat als bedoeld in artikel 3, vierde lid, wordt als volgt ondertekend:

    overeenkomstig het besluit van het <naam bestuursorgaan> van (datum)

    gevolgd door de handtekening

    naam van degene die ondertekent

    de functieaanduiding.

Artikel 7 Citeertitel, inwerkingtreding

Dit besluit kan worden aangehaald als "Algemeen mandaatbesluit Werkorganisatie Duivenvoorde" en treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Wassenaar, 8 januari 2013
Het Algemeen bestuur en het Dagelijks Bestuur, voornoemd,
concerndirectie, Voorzitter,
Voorzitter
De heffingsambtenaar,
De invorderingsambtenaar,

Toelichting op het Algemeen mandaatbesluit Werkorganisatie Duivenvoorde

Algemeen

Dit besluit ziet alleen op bevoegdheden in hiërarchische verhoudingen.

De mogelijkheid van mandaat is neergelegd in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat bestuursorganen ook kunnen optreden als vertegenwoordiger van de gemeente in privaatrechtelijke verhoudingen en de eisen die het bestuursrecht stelt aan de wijze van werken binnen een overheidsorganisatie ook daarop van toepassing zijn, zijn machtiging en volmacht van overeenkomstige toepassing verklaard in artikel 10:12 van de Awb. Zodoende wordt de afwijkende regeling in het BW aangevuld met en aangepast aan de wijze van werken in overheidsorganisaties. Formeel gezegd: deze Awb-afdeling derogeert aan het BW, overigens alleen voor wat betreft bevoegdheidsverdeling aan ondergeschikten. Waar in het vervolg gesproken wordt over mandaat, wordt daarmee tevens volmacht en machtiging bedoeld, tenzij anders aangegeven.

In artikel 10:3 van de Awb staat dat mandaat mogelijk is, tenzij de wet of de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Te denken valt aan het voorbeeld dat in mandaat een besluit wordt genomen; op het bezwaarschrift gericht tegen dat besluit mag dan niet door de gemandateerde besloten worden. Een door de gemeenteraad aan het college gedelegeerde bevoegdheid kan evenmin gemandateerd worden. In artikel 177 Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester zijn daarin genoemde openbare orde-bevoegdheden niet aan een ambtenaar van politie mag mandateren.

Dit besluit houdt algemene regels in voor mandaatverlening voor het qebruik van die mandaten. De mandaatverlening zelf zal steeds plaatsvinden bij een specifiek besluit, waarin ook naar deze algemene regels zal worden verwezen.

Artikel 10.7 Awb zegt wel dat een mandans te allen tijde bevoegd blijft zijn bevoegdheid uit te oefenen. Dat kan aan de orde zijn in specifieke gevallen, bijvoorbeeld uit politiek of communicatief oogpunt. Daar is dus geen intrekking van het mandaat voor nodig. Het algemene mandaat dient wel schriftelijk te worden ingetrokken, als de mandans zijn bevoegdheid weer zelf wil gaan uitoefenen.

Artikel 2

Voor de begripsbepalingen is aangesloten bij artikel 1:3 en 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht. Het begrip volmacht komt uit het Burgerlijk Wetboek. Volmacht geeft bijvoorbeeld de mogelijkheid om namens het college een overeenkomst te ondertekenen. Machtiging betreft beslissingen die geen rechtsgevolg hebben (dus geen besluit zijn in de zin van artikel 1:3 Awb), niet-schriftelijke beslissingen en feitelijke handelingen.

Artikel 3

Eerste lid

Bij de toekenning van de bevoegdheden is aangesloten bij de organisatieverordening.

Tweede lid

Op een bij een specifiek besluit behorende en gewaarmerkte lijst zal worden aangegeven wie mandaat heeft verkregen. Die bevoegdheden worden slechts Uitgeoefend binnen de aangegeven grenzen. Die grenzen liggen in ieder geval in de vastgestelde begroting. Daarnaast kan het bestuursorgaan ook nog beperkingen en nadere bepalingen omtrent de omvang van de uitoefening van de bevoegdheid geven. Die voorwaarden worden ook in de lijst genoemd. Naast voorwaarden geeft artikel 10:6 Awb ook nog de mogelijkheid dat er instructies aan de mandataris worden gegeven. Instructies hebben meer betrekking op de relatie tussen mandaatgever en mandaatnemer. Dat kan via beleidsregels (die op grond van de Awb gepubliceerd moeten worden) of algemene aanwijzingen met een meer intern karakter (die niet gepubliceerd behoeven te worden en ook geen extern karakter hebben).

Derde en vierde lid

Beslissingsmandaat betekent dat de beslissing geheel wordt overgelaten aan de mandataris, gemachtigde of gevolmachtigde. Dit zal veelal gepaard gaan met ondertekeningsmandaat, maar noodzakelijk is het niet. Ondertekeningsmandaat houdt in dat het bestuursorgaan het besluit neemt, maar dat de gemandateerde alleen ondertekent. Gelet op de grootte van de organisatie, de functie van de bevoegdheidsverdeling, de doelmatigheid en efficiency van het proces zal alleen het toekennen van dit ondertekeningsmandaat niet zoveel voorkomen. Om duidelijk aan te geven dat het nemen van een beslissing ook het ondertekenen inhoudt, zijn in het derde lid zowel het nemen van de beslissing als het ondertekenen genoemd.

Artikel 4

Uit het oogpunt van bescherming van de mandaatnemer en zijn of haar integriteit is dit artikel opgenomen. Belangenverstrengeling dan wel de schijn daarvan dient te allen tijde voorkomen te worden. Verder komt het de zuiverheid van het proces van beoordeling van een aanvraag om een besluit ten goede.

Artikel 5

Eerste lid

Dit artikel is de invulling van het organisatieprincipe dat bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd.

Artikel 10:9 juncto artikel 10:12 Awb geeft aan dat de mandaatnemer het mandaat verder kan mandateren. Vanwege de functie van mandaat (zie algemene toelichting) is als algemene regel er voor gekozen om het mandaat door te mogen mandateren. Dat mag overigens aan meerdere medewerkers. Een uitzondering op deze algemene regel dient in de lijst bij het specifieke besluit te worden vermeld, bijv. doormandatering is niet toegestaan.

Artikel 10:9 Awb schrijft voor dat het ondermandateren in het besluit vermeld dient te worden. Daarmee geeft de mandaatgever toestemming voor het doormandateren. Bij het ontbreken van deze vermelding is het door een ondergemandateerde genomen besluit voor vernietiging vatbaar.

Artikel 6

Dit artikel is een uitvloeisel van artikel 10:10 Awb. De burger moet te allen tijde kunnen nagaan of de gemandateerde wel bevoegd was het besluit te nemen.

Tweede tot en met vierde lid

De uitvoering van het eerste lid komt het duidelijkst tot uiting in de ondertekening (in plaats van elders in het besluit). Ter wille van de eenheid in de organisatie en het optreden naar buiten wordt de vorm hier dwingend voorgeschreven. Bij de ondertekening door de ondermandataris behoeft de mandataris niet genoemd te worden. Het besluit geldt immers als een besluit van de mandans. Bij ondertekening door de ondermandaat tekent de ondermandataris namens het bestuursorgaan en niet namens de mandataris.