Regeling vervallen per 27-05-2021

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent niet-rechthebbende partner (beleidsregels niet-rechthebbende partner Werkzaak Rivierenland)

Geldend van 10-07-2019 t/m 26-05-2021

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent niet-rechthebbende partner (beleidsregels niet-rechthebbende partner Werkzaak Rivierenland)

Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland;

Gelet op de artikelen 18, 24 van de Participatiewet,

Overwegende dat in het kader van de uitvoering van de Participatiewet het belangrijk is regels te stellen over de afstemming van de hoogte van de bijstand indien er sprake is van een niet-rechthebbende partner,

Besluit vast te stellen de beleidsregels niet-rechthebbende partner,

Artikel 1 - Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Alleenstaande ouderkop: de aanspraak op een verhoging van het kindgebonden budget als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget. Hierna te noemen ALO-kop.

Artikel 2 - Alleenstaande ouder compensatie

  • 1. Bij een lopende bijstandsuitkering kan op aanvraag aan de belanghebbende van 18 jaar of ouder bijstand verstrekt worden ter compensatie van het gemis aan de ALO-kop.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor bijstand ter compensatie van het gemis aan ALO-kop, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

    • a.

      belanghebbende is 18 jaar of ouder en is alleenstaande ouder in de zin van artikel 4, eerste lid, sub b van de Participatiewet, en;

    • b.

      belanghebbende heeft een toeslagpartner als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Awir waardoor er geen recht op de ALO-kop bestaat, en;

    • c.

      belanghebbende bewoont een zelfstandige woonruimte en kan de noodzakelijke kosten van het bestaan niet delen met een ander.

  • 3. De ALO-kop waarbij de kostendelersnorm van toepassing is, kan geen aanspraak maken op deze compensatieregeling. Een persoon op wie de kostendelersnorm van toepassing is, wordt in staat geacht de kosten van levensonderhoud met een meerderjarige op dezelfde wijze te kunnen delen als gehuwden dat doen in de zin van de Participatiewet.

  • 4. De bijstand is maximaal gelijk aan de ALO-kop die belanghebbende had kunnen ontvangen als hij geen fiscaal toeslagpartner had gehad.

  • 5. Indien de belanghebbende voor een toekomstige periode bijstand aanvraagt voor het gemis aan ALO-kop, wordt er periodieke algemene bijstand toegekend.

  • 6. Indien de belanghebbende met terugwerkende kracht bijstand aanvraagt voor het gemis aan ALO-kop én de ingangsdatum van de bijstandsperiode voor 1 januari 2016 ligt, wordt er onbelaste bijzondere bijstand toegekend tot uiterlijk 1 januari 2016.

  • 7. Indien de bijstand wordt toegekend op grond van lid 6, wordt deze verstrekt voor de duur van maximaal 6 maanden met een mogelijke eenmalige verlenging van 6 maanden.

  • 8. De bijstand wordt beëindigd zodra een beroep gedaan kan worden op de ALO-kop of zodra het inkomen meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus het maximale bedrag van de ALO-kop.

Artikel 3 - Afstemming bijstand niet-rechthebbende partner

  • 1. Indien 50% van de gehuwden norm als bedoeld in art. 24 van de Participatiewet een schrijnende situatie oplevert, vindt er afstemming plaats op grond van artikel 18 van de Participatiewet.

  • 2. Er is sprake van een schrijnende situatie indien de rechthebbende partner in de problemen dreigt te komen omdat:

    • a.

      naar verwachting de vaste lasten niet meer betaald kunnen worden;

    • b.

      schulden gemaakt worden teneinde in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten te kunnen voorzien; of

    • c.

      naar verwachting schulden gemaakt moeten worden om in de onder b genoemde kosten te voorzien.

  • 3. Indien er wordt afgestemd op grond van lid 1 wordt de bijstand toegekend ter hoogte van maximaal de norm die voor iemand van toepassing zou zijn indien hij als alleenstaande zou worden beschouwd.

Artikel 4 - Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 juli 2019.

Artikel 5 - Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels niet-rechthebbende partner Werkzaak Rivierenland.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland op 17 juni 2019.

De secretaris,

mevrouw E. Boer MBA

de voorzitter,

dhr. C. Stolwijk

Toelichting

Artikel 2

Met de invoering per 1 januari 2015 is de inkomensondersteuning voor alle alleenstaande ouders geharmoniseerd zodat alle alleenstaande ouders met een laag inkomen, ongeacht of ze werken of een uitkering ontvangen, gelijk worden behandeld. De toeslag van 20% van het minimumloon zoals destijds opgenomen in de landelijke bijstandsnorm voor alleenstaande ouders is daarom per die datum vervallen. Sindsdien is de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders gelijk aan die van een alleenstaande zonder kinderen. Ter compensatie van de 20% toeslag is de zogenoemde alleenstaande ouderkop in het kindgebonden budget geïntroduceerd. Echter, doordat het partnerbegrip voor toeslagen afwijkt van het partnerbegrip in de uitkeringsregelingen, is er een groep ouders die niet in aanmerking kan komen voor de alleenstaande ouderkop. Dit is het geval in bijzondere situaties, bijvoorbeeld waar sprake is van een partner in detentie of verblijf in het buitenland.

Indien de belanghebbende op grond van de Participatiewet wel als alleenstaande ouder wordt aangemerkt, kan het zo zijn dat er door het gemis van de ALO-kop onvoldoende middelen aanwezig zijn om in de kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Feitelijk is er geen grond voor recht op bijstand voor het gemis aan ALO-kop. De ALO-kop kan als voorliggende voorziening worden aangemerkt. Dit is anders als een belanghebbende geen ALO-kop ontvangt omdat hij samenwoont met een niet-rechtmatig verblijvende partner. In dat geval kan de ALO-kop niet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Het kan voorkomen dat belanghebbende onvoldoende bestaansmiddelen heeft door het mislopen van de ALO-kop. De ALO-kop ziet op de periodieke kosten van verzorging en opvoeding van kinderen. Deze kosten dienen als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te worden aangemerkt. Om die reden is het verlenen van bijzondere bijstand niet het geëigende instrument om aanvullende inkomensondersteuning te bieden voor deze kosten. Indien dat aan de orde is zal dat moeten gebeuren door afstemming van de bijstandsnorm met toepassing van artikel 18 lid 1 Participatiewet.

Indien de bijstand met terugwerkende kracht over een gesloten periode wordt toegekend, wordt deze als onbelaste bijzondere bijstand verstrekt. Dit om te voorkomen dat belanghebbende achteraf geconfronteerd wordt met een aanslag van de belastingdienst omdat het inkomen met terugwerkende kracht hoger is dan aanvankelijk is vastgesteld.

Indien de bijstand wordt toegekende voor een toekomstige periode, wordt deze als algemene bijstand toegekend en daarmee belast.