Beleids- en toetsingskader voor cameratoezicht openbare plaatsen West Betuwe

Geldend van 25-06-2020 t/m heden

Intitulé

Beleids- en toetsingskader voor cameratoezicht openbare plaatsen West Betuwe

De burgemeester van de gemeente West Betuwe;

Overwegende dat:

Artikel 2:77 van de Algemene plaatselijke verordening West Betuwe de burgemeester de mogelijkheid biedt om overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

De burgemeester deze bevoegdheid eveneens heeft ten aanzien van de door de gemeenteraad aan te wijzen plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn.

Besluit:

De volgende beleidsregels vast te stellen: “Beleids- en toetsingskader voor cameratoezicht openbare plaatsen West Betuwe”.

Algemeen

Er zijn grenzen aan de mogelijke inzet van toezichthouders, buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en politiefunctionarissen bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid in het publieke domein. Omdat de gemeente de haar ter beschikking staande schaarse handhavingscapaciteit efficiënt en doelgericht wil inzetten, ligt het voor de hand om technische middelen zoals cameratoezicht in te stellen waar het noodzakelijk en effectief is.

In dit beleidskader gaat het om de zogenaamde ‘openbare orde camera’s’ die worden ingezet voor cameratoezicht. De camera’s worden zo genoemd omdat het primaire doel van het inzetten van de camera’s het ondersteunen van de handhaving van de openbare orde is, inclusief het voorkomen van strafbare feiten.

Het plaatsen van openbare orde camera’s vergt een wettelijke normering, omdat door dit cameratoezicht inbreuk kan worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van inwoners. De normering van openbare orde cameratoezicht is in artikel 151c, zie bijlage 1, van de Gemeentewet vastgelegd. Op 1 juli 2016 is dit artikel zodanig gewijzigd dat naast vaste camera’s, nu ook tot plaatsing van flexibele camera’s kan worden overgegaan.

In december 2019 is de Algemene plaatselijke verordening (Apv) aangepast. Daarmee heeft de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid gegeven om, overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet, tot plaatsing van camera’s te besluiten voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Naast de wijziging van de Gemeentewet en aanpassing van de Apv is op 25 mei 2018 de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in werking getreden. Dit betekent dat in de hele Europese Unie (EU) dezelfde privacywetgeving geldt en de Wet bescherming persoonsgegevens niet meer van toepassing is. De gevolgen die voortvloeien uit de AVG voor het inzetten van cameratoezicht zijn opgenomen in het beleidskader, zie bijlage 2.

Doel

Het primaire doel van cameratoezicht op grond van de Gemeentewet is het handhaven van de openbare orde, inclusief het voorkomen van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de samenleving. Het secundaire doel betreft de efficiëntere inzet van politie en andere diensten (boa’s, toezichthouder, brandweer etc.), preventie en het vergroten van het gevoel van veiligheid.

De Gemeentewet is niet van toepassing op situaties waarin particulieren, bedrijven, of de overheid cameratoezicht instellen met als doel beveiligen van eigendom / personeel of privédomein. Denk hierbij aan camera’s die in een winkel of in de centrale hal van bijvoorbeeld een politiebureau hangen. Voor dit type cameratoezicht dient de verantwoordelijke te voldoen aan de voorschriften van de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving van de AVG.

Invulling begrip openbare orde

Openbare orde is een breed begrip dat op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. In het algemeen duidt het begrip op een ‘ordentelijk verloop van het maatschappelijk verkeer in de openbare ruimte.’ In 2007 oordeelde de Hoge Raad dat de openbare orde is aangetast als er sprake is van ‘een verstoring van enige betekenis van de normale gang van zaken in of aan de desbetreffende openbare ruimte.’ In 2010 gaf de Nederlandse regering uitleg over het begrip verstoring van de openbare orde. Het gaat volgens de regering vaak om strafbare feiten, variërend van overtredingen van de Apv tot misdrijven zoals vernieling van auto’s of bushokjes. Daarnaast kan het gaan om gedragingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, maar onder omstandigheden wel moeten worden aangemerkt als ‘orde verstorende gedragingen.’ Het voorbeeld dat werd genoemd was ‘intimiderend groepsgedrag in de vorm van joelen, najouwen of bespugen van voorbijgangers.’

De volgende subdoelen kunnen van toepassing zijn bij de inzet van openbare orde cameratoezicht:

Subdoel

Omschrijving

Preventie

Potentiële daders zien af van het plegen van overlast of criminaliteit.

Interventie

Bij ‘live’ meekijken:

  • een (mogelijk) incident of voorbereidingen daartoe kunnen gezien worden en in de kiem gesmoord worden;

  • steun in de rug bieden aan fysiek toezicht.

Veiligheidsgevoel

Aanwezigheid van camera’s geeft publiek een veiliger gevoel.

Opsporing

Beelden worden achteraf gebruikt voor opsporing.

Het bevorderen van het veiligheidsgevoel en/of opsporing vormen op zichzelf nooit een zelfstandig doel voor gemeentelijk cameratoezicht. Het enkel inzetten van camera’s voor het veiligheidsgevoel zonder dat daar ook een integrale aanpak aan ten grondslag ligt, leidt tot schijnveiligheid.

De plaatsing van cameratoezicht door de gemeente is niet bedoeld voor de opsporing van strafbare feiten. De opsporing van strafbare feiten betreft het domein van het Openbaar Ministerie (OM), waarbij andere wet- en regelgeving geldt. Dat neemt niet weg dat (gemeentelijke) camerabeelden in sommige gevallen bruikbare informatie bevatten voor een opsporingsonderzoek en daarvoor onder voorwaarden mogen worden gebruikt.

De inzet van cameratoezicht in West Betuwe heeft voornamelijk als doel het voorkomen van verstoring van de openbare orde (preventie). Mogelijk dat daar op termijn – indien nodig – interventie als doel aan wordt toegevoegd.

Cameratoezicht in West Betuwe

Cameratoezicht wordt over het algemeen neutraal tot positief wordt beoordeeld. Cameratoezicht wordt in Nederland vooral ingezet in de openbare ruimte op plekken met een verhoogde kans op verstoringen van de openbare orde; de accentlocaties. Denk hierbij aan:

  • Uitgaans- of winkelcentra;

  • Sportcomplexen (bijvoorbeeld stadions);

  • Gebieden met drugs-gerelateerde criminaliteit;

  • Stations / haltes openbaar vervoer;

  • Parkeerterreinen waar veel auto-inbraken / diefstallen plaatsvinden;

  • Plekken waar overlast wordt veroorzaakt en/of vernielingen plaatsvinden.

Accentlocaties in West Betuwe

Op dit moment zijn er in West Betuwe twee locaties waar gemeentelijk cameratoezicht plaatsvindt. Namelijk op de stations Geldermalsen en Beesd (sinds 2010). Op deze locaties is vast cameratoezicht ingesteld met als doel preventie, interventie, veiligheidsgevoel en opsporing. In het verleden werden op deze locaties met enige regelmaat openbare orde verstoringen en vernielingen en/of diefstal gepleegd. Na de invoering van het cameratoezicht zijn deze zaken, in positieve zin, bijna tot een minimum teruggebracht. Gedurende de jaarwisseling is ook sprake geweest van cameratoezicht.

Vast of flexibel?

De criteria voor flexibel cameratoezicht zijn gelijk aan die voor vast cameratoezicht, maar in de situatieanalyse verschilt bij de ‘analyse van problemen’ de duur van de verstoring. Voor vast toezicht moet er sprake zijn van ‘langdurige verstoring van de openbare orde.’ Bij flexibel toezicht kan het gaan om onder andere, evenementen, tijdelijke problematiek, maar ook als aanvulling op vaste camerasystemen.

Voordelen van flexibel cameratoezicht zijn tijdwinst, maatwerk en het snel kunnen inspelen op verplaatsing van overlast. Flexibele camera’s werken sterk preventief en de kortere duur van inzet schendt de privacy minder dan vaste camera’s. Vast cameratoezicht betreft de inzet van statische camera’s die (langdurig) toezicht houden. Flexibel cameratoezicht kan worden uitgevoerd met vaste camera’s gedurende een korte – vooraf vastgestelde - periode of met mobiele camera’s. Voor het gebruik van mobiel cameratoezicht wordt door de burgemeester bepaald welke vorm passend is. Mobiel cameratoezicht betreft momenteel voornamelijk: zelfstandige mobiele units, drones en bodycams.

Vast cameratoezicht wordt ingesteld voor een vaste periode, waarna verlenging kan plaatsvinden. Gezien de situatie op de stations is de verwachting dat het karakter van deze locaties in de komende periode niet wezenlijk wijzigt en dat cameratoezicht de komende jaren aanwezig blijft. Vooralsnog zijn er geen andere locaties waar vast cameratoezicht aan de orde is.

Flexibel cameratoezicht is op dit moment niet aan de orde, echter zijn er zeker situaties waarin dit type toezicht kansen biedt. Zo worden mogelijk dit jaar nog de Buitengewoon Opsporingsambtenaren (Boa’s) van de gemeente uitgerust met bodycams. Flexibel cameratoezicht wordt ingezet per periode van maximaal drie maanden (exclusief de tijd benodigd voor op- en afbouw) in die gebieden waar problemen tijdelijk sterk toenemen. De camera’s worden ingezet om de aanpak in een gebied een stevige impuls te geven. Na afloop van de drie maanden kan er éénmalig worden verlengd met nog eens drie maanden. Voor een verlenging kan worden gekozen wanneer de openbare orde sterk onder druk heeft gestaan en sinds de inzet van cameratoezicht tot rust is gebracht. De relatieve rust kan een precair karakter hebben en om die reden kan de inzet van camera’s de integrale aanpak langer blijven ondersteunen. Het gebied wordt dan wel opnieuw aangewezen.

Afwegingscriteria

De burgemeester kan een besluit nemen tot toepassing van cameratoezicht als voldaan is aan de hiernavolgende criteria:

  • 1.

    Er worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare ruimte als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

  • 2.

    Het doel en de noodzaak van cameratoezicht moet duidelijk zijn en worden vastgelegd, zie bijlage 3. Enkel in geval van handhaving van de openbare orde is de burgemeester bevoegd om (flexibel) cameratoezicht te plaatsen. Duidelijke doelen zijn in ieder geval:

    • a.

      Vermindering van de feitelijk plaatsvindende criminaliteit en/of de onveiligheidsgevoelens door de preventieve werking van camera’s;

    • b.

      Vroegtijdig signaleren van incidenten en daarmee effectieve inzet van politie (op de goede tijd en goede plek inzet politie);

    • c.

      Herkennen van personen die betrokken zijn (geweest) bij strafbare feiten;

    • d.

      Incidentenanalyse achteraf en mogelijk gebruik van de beelden voor bewijsvoering;

    • e.

      Volgen van publiekstromen en verdeling van publiek bij evenementen (crowd control).

  • Bij de bepaling van het doel is het van belang om na te gaan of de camera’s worden ingezet om preventief of repressief 1 te kunnen optreden. Deze vraag is voornamelijk van belang bij de keuze van het type camera (zie bijlage 4), de wijze van plaatsing / gebruik en het aantal camera’s. Bij de keuze voor preventief optreden zal bovendien veelal een groter deel van de openbare ruimte betrokken zijn. De noodzaak ziet op het bestaan van een dringende maatschappelijke behoefte.

  • 3.

    Er moet een actuele analyse van de situatie zijn gemaakt. De analyse moet in ieder geval een afweging omtrent de volgende punten bevatten:

    • a.

      Proportionaliteit. Er is een evenwichtige verhouding tussen inzet van cameratoezicht in verhouding tot de geconstateerde criminaliteit en overlast.

    • b.

      Subsidiariteit. Het geformuleerde doel kan niet met alternatieve (minder ingrijpende) maatregelen worden behaald.

    • c.

      Cameratoezicht is onderdeel van een pakket aan maatregelen en is hierbij een uiterst middel. Denk aan:

      • Verhoogde inzet toezichthouders / boa’s / politie / jongerenwerk;

      • Fysieke maatregelen;

      • Groepsgerichte aanpak / persoonsgerichte aanpak.

    • d.

      Analyse van problemen, incidenten en klachten:

      • Analyse van de problemen: verstoringen van de openbare orde, problemen door evenementen, demonstraties, voorzieningen (winkels, horeca etc.), grote stromen bezoekers (crowd control);

      • Analyse van incidenten: (uitgaans)geweld, straatroof, mishandeling, bedreiging, intimidatie, autobranden, autokraken, woninginbraken, drugs- of jeugdoverlast. Het aantal geregistreerde incidenten is hoog in vergelijking tot andere gebieden en het gemiddelde;

      • Analyse van klachten: dit geldt voornamelijk in het geval van (ernstige) overlast.

  • 4.

    De aanwezigheid van de camera’s moet kenbaar zijn voor iedereen die zich binnen het bereik van de camera’s bevindt. Het kenbaarheidsvereiste houdt echter niet in dat de camera’s altijd zichtbaar moeten zijn of dat de inwoner op hoogte gesteld moet worden van de precieze opnametijden van de camera’s.

  • 5.

    Cameratoezicht is kostbaar. Het kan voorkomen dat de wens vanuit de samenleving om cameratoezicht te plaatsen er wel is, maar dat de financiële middelen aan de zijde van de gemeente hiervoor ontbreken. Ook is het mogelijk dat er voor een andere handhavingsvorm wordt gekozen of dat er om andere redenen geen prioriteit aan de wens vanuit de samenleving wordt gegeven. De handhaving van de openbare orde moet dan op een andere wijze gerealiseerd worden. Gemeentelijk cameratoezicht kan ook (al dan niet deels) particulier gefinancierd worden: hierbij geldt wél dat enkel de burgemeester bevoegd daartoe te besluiten.

  • 6.

    Opvolging: er worden afspraken gemaakt over het uitkijken van de beelden en de opvolging met politie en Openbaar Ministerie.

    Evaluatie: er worden afspraken gemaakt over evaluatie:

    • Flexibel cameratoezicht wordt direct na de inzet geëvalueerd;

    • Voor vast cameratoezicht geldt dat dit tweejaarlijks wordt geëvalueerd.

Schematisch overzicht taak- en rolverdeling voor de overheid

De burgemeester

  • Is verantwoordelijk voor het gemeentelijk cameratoezicht;

  • Besluit op grond van de Apv op welke openbare plaatsen en voor welke duur cameratoezicht plaatsvindt;

  • Brengt de privacy risico’s bij cameratoezicht in kaart en beoordeelt en beperkt deze door middel van het uitvoeren van een Gegevensbeschermingseffectbeoordeling;

  • Bepaalt in overleg met het OM, de periode waarin de camera’s daadwerkelijk worden gebruikt en de beelden (direct) bekeken gaan worden.

Politie

  • Adviseert de burgemeester over locaties waar cameratoezicht gewenst is (zowel bij het schetsen van de problematiek als bij het bepalen van de locaties van de camera);

  • Heeft de operationele regie;

  • Stelt in opdracht van het OM de beelden veilig en verstrekt deze aan het OM en andere opsporingsdiensten.

OM

  • Voert overleg met de burgemeester over de periode waarin de camera’s daadwerkelijk worden gebruikt;

  • Beslist of de opgenomen beelden worden gebruikt ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

Functionaris voor de gegevensbescherming

  • Houdt toezicht op de naleving van de Algemene Verordening Gegevensbescherming bij het gebruik van camera’s.

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking hiervan in het elektronisch Gemeenteblad.

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleids- en toetsingskader voor cameratoezicht openbare plaatsen West Betuwe”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester van West Betuwe, op 16 juni 2020.

De burgemeester van West Betuwe,

Bijlage 1 Artikel 151c Gemeentewet

  • 1.

    De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 2.

    De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:

    • a.

      binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor een ieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;

    • b.

      voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.

  • 3.

    De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.

  • 4.

    De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit van de onder zijn gezag staande politie.

  • 5.

    De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde.

  • 6.

    De aanwezigheid van camera’s als bedoeld in het eerste lid is op duidelijke wijze kenbaar voor een ieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.

  • 7.

    Met de camera’s worden uitsluitend beelden gemaakt van een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.

  • 8.

    Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.

  • 9.

    De verwerking van de gegevens, bedoeld in het achtste lid, is een verwerking als bedoeld in de Wet politiegegevens, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 8 van die wet, de vastgelegde beelden na ten hoogste vier weken worden vernietigd en de gegevens, bedoeld in het achtste lid, indien er concrete aanleiding bestaat te vermoeden dat die gegevens noodzakelijk zijn voor de opsporing van een strafbaar feit, ten behoeve van de opsporing van dat strafbare feit kunnen worden verwerkt.

  • 10.

    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de goede uitvoering van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, regels worden gesteld omtrent:

    • a.

      de camera’s en andere technische hulpmiddelen benodigd voor het toezicht, bedoeld in het eerste lid, en de wijze waarop deze hulpmiddelen worden aangebracht;

    • b.

      de personen belast met of anderszins direct betrokken bij de uitvoering van het toezicht; en

    • c.

      de ruimten waarin de waarneming of verwerking van door het toezicht vastgelegde beelden plaatsvindt.

Bijlage 2 Gegevensbeschermingseffectbeoordeling

In de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is vastgelegd dat bij een hoog privacy risico, organisaties verplicht zijn een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uit te werken. Een DPIA is een instrument om de privacy risico’s van tevoren in kaart te brengen om deze vervolgens te beoordelen en te kunnen beperken. De Nederlandse term voor een DPIA is: ‘Gegevensbeschermingseffectbeoordeling.’

Onder gegevensverwerking met een hoog privacy risico als gevolg valt onder andere het op grote schaal en systematisch monitoren in publiek toegankelijk gebied. Cameratoezicht in de openbare ruimte zijn voorbeelden hiervan. De gemeente is dus verplicht bij het plaatsen van cameratoezicht in de publieke ruimte verplicht een DPIA op te stellen. (Afdeling 3 Artikel 35 & Artikel 36 AVG)

De DPIA wordt intern of extern uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Burgemeester. Als verantwoordelijke moet de burgemeester ervoor zorgen dat een DPIA wordt uitgevoerd gebaseerd op een advies van de Functionaris voor de Gegevensbescherming (FG) (Afdeling 3 Artikel 35 Lid 2 AVG). Een FG is een persoon die binnen de organisatie toezicht houdt op de toepassing en naleving van de AVG (Afdeling 3 Artikel 37 AVG).

Voor het uitvoeren van een Gegevensbeschermingseffectbeoordeling moet tenminste het volgende zijn opgenomen:

  • Een systematische beschrijving van de beoogde gegevensverwerking en de doeleinden van de verwerking, waaronder, in dien dit zich voordoet, de gerechtvaardigde belangen voor de verwerking.

  • Een beoordeling van de noodzaak en de verhouding van de gegevensverwerking met betrekking tot de doeleinden.

  • Een beoordeling van de privacy risico’s voor betrokkenen.

Het uitvoeren van een DPIA kan doormiddel van verschillende methodes. De methode is mag de uitvoerder zelf bepalen op de vastgestelde basisvereisten na. De DPIA moet in ieder geval het volgende bevatten:

  • Een systematische beschrijving van de beoogde gegevensverwerking en de doeleinden hiervan. Indien er een beroep wordt gedaan op een gerechtvaardigd belang als grondslag voor de verwerking dan moet dit worden opgenomen in de beschrijving.

  • Een beoordeling van de noodzaak en de proportionaliteit van de verwerking. Dat houdt in: is het verwerken van persoonsgegevens op deze manier noodzakelijk om het doel te bereiken? En is de inbreuk op de privacy van de betrokkenen (de mensen van wie de gegevens worden verwerkt niet onevenredig in verhouding tot dit doel?

  • Een beoordeling van de privacy risico’s voor de betrokkenen.

  • De beoogde maatregelen om (1) de risico’s aan te pakken (zoals waarborgen en veiligheidsmaatregelen) en (2) aan te tonen dat de uitvoerder aan de AVG voldoet.

Bijlage 3 Stroomschema toetsing cameratoezicht

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4 Vormen van mobiel cameratoezicht

De burgemeester beschikt over de bevoegdheid tot het inzetten van mobiel cameratoezicht bij het voldoen aan de, in het beleids- en toetsingskader opgenomen, criteria. In deze bijlage zijn de verschillend vormen van mobiel cameratoezicht verder uitgewerkt.

Zelfstandige mobiele units (verplaatsbare camera’s)

Zelfstandige mobiele units zijn camera’s die makkelijk geplaatst en verplaatst kunnen worden. Deze camera’s zijn vaak bevestigd aan een beweegbaar statief, maar kunnen ook aan een ander oppervlak worden gemonteerd. Deze camera’s kunnen ter handhaving van de openbare orde wettelijk worden ingezet.

Drones

Drones zijn kleine, op afstand bestuurbare, luchtvaartuigen die voorzien zijn van camera’s. Sinds de wetwijziging zijn deze drones inzetbaar als mobiel cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde. Bij het gebruik van drones moet aan de regels voor zakelijk gebruik van de drone worden voldaan. Voor het zakelijk gebruik van drones zijn verschillende documenten en/of vergunningen een vereiste. Daarnaast moet worden gehouden aan de regels opgenomen in de Regeling op afstand bestuurbare luchtvaartuigen.

Momenteel biedt de inzet van drones niet de subsidiariteit voor het verwezenlijken van de gewenste doelen en is er geen aanleiding om deze manier van cameratoezicht in te zetten bij het handhaven van de openbare orde. De mogelijkheid voor de toekomst ligt er wel.

Bodycams

Bodycams kunnen volgens artikel 151c van de Gemeentewet worden ingezet als cameratoezicht. Daarbij is van belang dat duidelijk is met welk doel ze worden gebruikt. Een bodycam betreft een kleine camera die bijvoorbeeld op de kleding kan worden aangebracht. Op deze manier kan een bodycam preventief en ter bescherming worden gebruikt bij het houden van toezicht en handhaven van de openbare orde. Deze vorm van mobiel cameratoezicht kan de-escalerend werken.


Noot
1

Repressief cameratoezicht, waarbij er achteraf beelden teruggekeken kunnen worden. Hierbij kunt u denken aan camerabeveiliging op bedrijventerreinen, in en rondom een onderneming, bij (grootschalige) evenementen of op overige locaties. Deze beelden worden gedurende enige tijd opgeslagen en kunnen vervolgens overgedragen worden aan onze opdrachtgevers, politie of Justitie.