Regeling vervallen per 02-12-2021

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente West-Betuwe houdende regels omtrent toepassing van de Wet bibob (Beleidsregel toepassing Wet bibob gemeente West Betuwe)

Geldend van 19-09-2019 t/m 01-12-2021

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente West-Betuwe houdende regels omtrent toepassing van de Wet bibob (Beleidsregel toepassing Wet bibob gemeente West Betuwe)

Het college van burgemeester en wethouders van West Betuwe en de burgemeester van West Betuwe ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun, uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in de Wet bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluiten vast te stellen:

De Beleidsregel toepassing Wet bibob gemeente West Betuwe.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe.

    • b.

      APV: de Algemene Plaatselijke Verordening West Betuwe.

    • c.

      Wabo: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

    • d.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

    • e.

      LBB: het Landelijk Bureau Bibob.

    • f.

      Bibob-onderzoek: het onderzoek en de beoordeling door het bestuursorgaan/ de gemeente en/ of het LBB of, en zo ja in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet bibob.

    • g.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 30, vijfde lid van de Wet bibob.

    • h.

      OM: het Openbaar Ministerie.

    • i.

      College: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet bibob door de rechtspersoon de gemeente West Betuwe en het bestuursorgaan. De beleidsregel laat dus onverlet, dat binnen de grenzen van de Wet bibob, op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een Bibob-onderzoek kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 2.1 Drank- en horecavergunning en exploitatievergunning

De toepassing van de Wet bibob zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen

op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1. Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij:

    • a.

      elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning), met uitzondering van een aanvraag voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:28 van de APV (exploitatievergunning openbare inrichting);

    • c.

      elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 3:4 van de APV (seksinrichting).

  • 2. Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij de in het derde lid genoemde aanvragen voor een beschikking plaats op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of;

    • b.

      informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

    • c.

      informatie verkregen van het LBB en/ of;

    • d.

      andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

    • e.

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob,

      er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob

  • 3. Bij de in het tweede lid genoemde aanvragen gaat het om de aanvraag als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (drank- en horecavergunning para commerciële rechtspersoon);

    • b.

      artikel 30a van de Drank- en Horecawet (melding wijziging leidinggevende op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de APV (evenementenvergunning);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:39 (exploitatievergunning speelgelegenheid) van de APV.

Artikel 2.2 Omgevingsvergunning bouw

  • 1. In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo start het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek mits sprake is van bouwactiviteiten welke betrekking hebben op de risicocategorieën, zoals benoemd in bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 2. Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij de in het eerste lid bedoelde aanvragen voor een beschikking plaats op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of;

    • b.

      informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

    • c.

      informatie verkregen van het LBB en/ of;

    • d.

      andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

    • e.

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob,

      er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.

  • 3. De Bibob-toets wordt niet toegepast, in geval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semioverheidsinstanties 1 .

    • c.

      woning(bouw)corporaties

Artikel 2.3 Omgevingsvergunning milieu

  • 1. In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo, start het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek voor zover het gaat om inrichtingen, die betrekking hebben op de risicocategorieën, zoals benoemd in bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 2. Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij de in het eerste lid bedoelde aanvragen voor een beschikking plaats wanneer op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of;

    • b.

      informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

    • c.

      andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

    • d.

      informatie verkregen van het LBB en/ of;

    • e.

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.

  • 3. De Bibob-toets wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semioverheidsinstanties.

  • 4. In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) wordt een Bibob-onderzoek gestart wanneer op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of;

    • b.

      informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

    • c.

      informatie verkregen van het LBB en/ of;

    • d.

      andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

    • e.

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.

  • 5. De Bibob-toets wordt niet toegepast, in geval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semioverheidsinstanties;

    • c.

      woning(bouw)corporaties.

Artikel 2.4 Subsidies

In geval van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de Algemene Subsidieverordening West Betuwe, start het college een Bibob-onderzoek, indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie en/ of;

  • b.

    informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

  • c.

    informatie verkregen van het LBB en/ of;

  • d.

    andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

  • e.

    het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob, vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/ of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of over de wijze van financiering.

Artikel 2.5 Verleende beschikking

In geval van een reeds verleende beschikking start het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek, indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie en/ of;

  • b.

    informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

  • c.

    informatie verkregen van het LBB en/ of;

  • d.

    het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob,

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/ of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of over de wijze van financiering.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf

  • 1.

    De gemeente start een Bibob-onderzoek alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of;

    • b.

      informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

    • c.

      informatie verkregen van het LBB en/ of;

    • d.

      andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

    • e.

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob,

      vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/ of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of over de wijze van financiering.

  • 2.

    De gemeente kan een Bibob-onderzoek instellen met betrekking tot vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, stelt de gemeente de wederpartij ervan in kennis dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 3.

    In de overeenkomst kan een integriteitsclausule worden opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 4.

    De Bibob-toets wordt in principe beperkt tot:

    • a.

      de verkoop, huur of erfpacht van gemeentelijke gebouwen die betrekking hebben op de risicocategorieën, zoals benoemd in bijlage 1 bij deze beleidsregel;

    • b.

      de verkoop van gemeentelijke gronden, voor zover deze gronden naar het oordeel van het college van strategisch gemeentelijk belang zijn.

  • 5.

    De Bibob-toets wordt in principe niet toegepast bij vastgoedtransacties met overheidsinstanties, semioverheidsinstanties of woning(bouw)corporaties.

  • 6.

    De Bibob-toets wordt verder beperkt tot de transacties die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

    • a.

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • b.

      behorend tot een als zodanig door het college benoemde risicobranche of benoemd risicogebied; 

    • c.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • d.

      exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

  • 4.

    Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf

  • 1. De gemeente start, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, een Bibob-onderzoek, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet bibob is opgenomen én indien op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/ of;

    • b.

      informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

    • c.

      informatie verkregen van het LBB en/ of;

    • d.

      andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

    • e.

      het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob,

      er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob, vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/ of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of wijze van financiering.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

Artikel 3.3 Overheidsopdrachten

In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet bibob valt, start de gemeente een Bibob-onderzoek, indien op grond van:

  • a.

    eigen ambtelijke informatie en/ of;

  • b.

    informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

  • c.

    informatie verkregen van het LBB en/ of;

  • d.

    andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft en/ of;

  • e.

    het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet bibob,

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/ of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob en/ of over de organisatiestructuur en/ of wijze van financiering.

Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen

Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene

  • 1. Het bestuursorgaan is bevoegd een aanvraag voor een beschikking buiten behandeling te laten, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit verzuim binnen een redelijke termijn.

  • 2. Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit verzuim.

  • 3. Het bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag buiten behandeling te laten, dan wel kan een verleende beschikking intrekken, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB op grond van artikel 12 Wet bibob gestelde vragen, dan wel in geval van het niet of niet volledig verstrekken van door de het LBB op basis van datzelfde artikel verzochte gegevens.

Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot een weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet bibob.

  • 2. Het bestuursorgaan verbindt bij een mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet bibob voorschriften aan een beschikking. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.

  • 2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het

  • 3. handelsregister en/ of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties

Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/ of een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • a.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • d.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 30 Wet bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/ of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • f.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/ of heeft nagelaten de vragen die hem door het LBB zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het LBB gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 2. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst door de gemeente (medewerkers van vastgoed) voorzien door middel van een ontbindende of opschortende voorwaarde.

Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.

  • 2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister en/ of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen

  • 1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel in geval van het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit verzuim.

  • 3. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB gestelde vragen, dan wel in geval van het niet of niet volledig verstrekken van door het LBB verzochte gegevens.

Hoofdstuk 6. Uitvoering

De Bibob-toets

Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking of besluit, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdrachten en vastgoedtransacties worden aan de reguliere vereisten getoetst. Indien aan deze vereisten is voldaan en op grond van deze beleidslijn de aanvraag, dan wel de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie valt onder de reikwijdte van het lokale toepassingsbereik, zoals in deze beleidsregels beschreven, wordt overgegaan tot een Bibob-toets. De Bibob-toets kan ook van toepassing zijn op reeds verleende beschikkingen indien hiertoe aanleiding bestaat op grond van:

  • eigen ambtelijke informatie en/ of;

  • informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC en/ of;

  • informatie verkregen van het LBB en/ of;

  • het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet;

  • andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft.

Eigen onderzoek

De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan met het uitreiken van het Bibob-vragenformulier (zie bijlage 2). Betrokkene dient dit Bibob-vragenformulier ingevuld en ondertekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het Bibob-vragenformulier worden gevraagd. De aangeleverde stukken kunnen aanleiding geven tot het opvragen van aanvullende gegevens. Het eigen onderzoek bestaat verder uit controle en analyse van:

• het door betrokkene aangeleverde Bibob-vragenformulier alsmede de gevraagde bewijstukken, documenten en aanvullende gegevens;

• de opgevraagde justitiële documentatie en politiegegevens;

• de geraadpleegde open en gesloten bronnen;

• de beschikbare informatie binnen de gemeentelijke organisatie.

Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, dan kan advies worden aangevraagd bij het Bureau.

Adviesaanvraag LBB

Dit advies wordt aangevraagd wanneer:

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan omtrent de betrokkene of aan betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet;

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur en/ of zeggenschap;

  • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering en/ of financiers;

  • de officier van justitie gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 26 van de wet;

  • informatie is verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft.

Informatieplicht bestuursorgaan

De betrokkene wordt schriftelijk geïnformeerd over een adviesaanvraag bij het Bureau. In geval dat een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden dan wel niet mee te werken aan een transactie of geen overheidsopdracht te verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan/ gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Gegevensverstrekking

In het geval van een Bibob-toets van een aanvraag om een beschikking zal deze aanvraag buiten behandeling worden gesteld, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de betrokkene. Het buiten behandeling stellen is mogelijk op grond van artikel 4:5 Awb.

In het geval van een Bibob-toets van een reeds verstrekte beschikking zal bij het niet, niet tijdig of onvolledig ontbrekende dan wel aanvullende gegevens, de beschikking worden ingetrokken omdat dit in de wet wordt aangemerkt als een ernstig gevaar.

In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de wederpartij.

Adviestermijn

Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling is genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan acht weken met een eenmalige verlenging van vier weken. Het bestuursorgaan informeert de betrokkene onverwijld over deze opschorting.

De verlenging van de adviestermijn van het Bureau met vier weken en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet kan leiden tot verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Mogelijk conclusies advies Bureau en vergewisplicht

De conclusie van het advies van het Bureau levert drie mogelijke uitkomsten op, te weten geen gevaar, mindere mate van gevaar of ernstig gevaar. Het bestuursorgaan mag, gelet op de deskundigheid van het Bureau in beginsel van diens advies uitgaan. Het bestuursorgaan dient zich er wel van te vergewissen dat het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen. Het bestuursorgaan dat een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies, gebruiken in relatie tot andere beslissingen gedurende de in de wet genoemde termijn.

Gevolgen Bibob-toets

De mogelijke conclusies van de Bibob-toets (geen gevaar, mindere mate van gevaar, ernstig gevaar) zijn voor zowel de publiekrechtelijke als privaatrechtelijke onderdelen hetzelfde. Dit geldt ook voor het in de gelegenheid stellen van de betrokkene tot het indienen van een zienswijze naar aanleiding van het voorgenomen besluit op grond van artikel 33 van de wet. De gevolgen van een Bibob-toets kunnen wel behoorlijk van elkaar afwijken. Hieronder wordt dit nader uitgelegd.

Gevolgen ten aanzien van publiekrechtelijke onderdelen

Indien uit het eigen onderzoek en/ of het advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet kan dit leiden tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of de intrekking van een beschikking. Naar aanleiding van het voorgenomen besluit wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Tegen een voor de betrokkene negatief besluit kan vervolgens bezwaar en beroep worden ingesteld.

Bij de conclusie 'een mindere mate van gevaar' kunnen aan een beschikking voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften dienen te zijn gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar. Bij de conclusie 'geen gevaar' kan de beschikking worden verleend. Hieronder staan de gevolgen van de conclusies van het bureau schematisch weergegeven.

Conclusie advies Bureau

Gevolg

Geen gevaar

Verlenen beschikking, dan wel handhaven beschikking

Mindere mate van gevaar

Verlenen beschikking onder voorschriften, dan wel handhaven beschikking onder voorschriften

Ernstig gevaar

Niet verlenen beschikking, dan wel intrekken beschikking

NB: de betrokkene kan op elk moment de aanvraag om een beschikking intrekken.

 

Gevolgen ten aanzien van privaatrechtelijke onderdelen

De gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties, zijn niet geregeld in de Wet bibob. Hiervoor moet worden teruggevallen op het privaatrecht. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Awb. In dit kader spreken we dan ook liever van een beslissing. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij het bestuursorgaan instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden. Het naar voren brengen van een zienswijze tegen de voorgenomen beslissing is wel mogelijk.

Het daadwerkelijke gevolg voor de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie is afhankelijk van de contractsvrijheid, gerechtvaardigd vertrouwen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals beschreven in paragraaf 2.2.1.2.. De contractsvrijheid brengt bijvoorbeeld met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico of andere omstandigheden op basis waarvan de gemeente geen overeenkomst wenst aan te gaan. Een civiele rechter moet oordelen over de gevolgen ten aanzien van de privaatrechtelijke onderdelen.

De gemeente verbindt de volgende gevolgen aan de mogelijke conclusies van het advies van het Bureau:

Conclusie advies Bureau

Gevolg

Geen gevaar

Wel of niet aangaan overheidsopdracht/ vastgoedtransactie

Mindere mate van gevaar

Niet aangaan overheidsopdracht/ vastgoedtransactie

Ernstig gevaar

Niet aangaan overheidsopdracht/ vastgoedtransactie

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Intrekking

De beleidsregels Wet bibob (vastgesteld d.d. 12 juni 2016 gemeente Lingewaal, d.d. 17 december 2013 gemeente Neerijnen en d.d. 27 november 2012 gemeente Geldermalsen) worden ingetrokken met ingang van het moment waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking hiervan in het digitale Gemeenteblad.

Artikel 7.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toepassing Wet bibob gemeente West Betuwe.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester op: 10 september 2019.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van West Betuwe, gehouden op: 10 september 2019.

Burgemeester en wethouders van West Betuwe

De secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1 Risicocategorieën

  • Hotels

  • Kamerverhuurbedrijven (alsmede omgevingsvergunningen voor kamerverhuur- en/ of logiespanden waarbij sprake is van vijf of meer kamers)

  • Pensions

  • Horecabedrijven

  • Coffeeshops

  • Shisha-lounges

  • Prostitutiebedrijven

  • Darkrooms

  • Seksbioscopen

  • Sekswinkels

  • Erotische massagesalons

  • Smartshops

  • Headshops

  • Speelautomatenhallen

  • Gamecenters

  • Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven

  • Afvalrecyclingbedrijven

  • Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers

  • Autohandel (verkoop en verhuur)

  • Sloopbedrijven

  • Autodemontagebedrijven

  • Vuurwerkbranche

  • Wellnesscentra

  • Fitnessbedrijven

  • Sporthallen/complexen

  • Religieuze instellingen

  • Scholen

  • Oud IJzerhandel(aren)

  • Energiemaatschappijen/ producenten (w.o. vergisters, windmolens etc.)

  • Zonneparken

  • Zorgbureaus

  • Kavelverkoop

  • Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

  • Transformatie kantoorpanden

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Bijlage 2 Bibob-vragenformulieren

https://www.justis.nl/producten/bibob/documenten/index.aspx


Noot
1

Semioverheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semioverheid is dat er sprake is van:

a. wettelijke taken en/ of het dienen van een uitgesproken publiek belang;

b. een (aanzienlijke) publieke financiering.