Regeling vervallen per 17-02-2022

Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2019

Geldend van 08-01-2019 t/m 16-02-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2019

De raad van de gemeente Westerkwartier;

gelezen het voorstel van de Raadsgroep Herindeling van 18 juli 2018;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1 vierde lid en 12.4 van de Jeugdwet;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen van individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget als mede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2019.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

  • b.

    Gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • c.

    Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, lid 1 van de wet.

  • d.

    Individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2 lid 2 van deze verordening.

  • e.

    Jeugdige: een persoon die:

    de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

    de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77 g tot en met 77 gg van het Wetboek van Strafrecht, of

    de leeftijd van 18 jaar doch niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp, die was aangevangen, of voor wie het college vóór het bereiken van de leeftijd van 18 jaar heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.

  • f.

    Melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4 lid 1 van deze verordening.

  • g.

    Ouder: ouder, stiefouder of een ander die de jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

  • h.

    Overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze verordening.

  • i.

    Persoonsgebonden budget (PGB): PGB als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan de jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

  • j.

    Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouders een sociale relatie onderhouden.

  • k.

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale omgeving:

      • 1)

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders.

      • 2)

        Activiteiten ter versterking van de sociale omgeving, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten.

      • 3)

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten.

      • 4)

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden.

      • 5)

        Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

    • b.

      Basisondersteuning:

      • 1)

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen.

      • 2)

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie.

      • 3)

        Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg.

      • 4)

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

      • 1)

        Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem.

      • 2)

        Langdurige ‘leun en steun’ contacten.

      • 3)

        Dag- of weekendopvang, respijtzorg.

      • 4)

        Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

    • b.

      Intensieve ondersteuning:

      • 1)

        Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie.

      • 2)

        Intensieve dagbehandeling op maat.

      • 3)

        Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van cliënten buiten de gewone leef/gezinssituatie.

      • 4)

        Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties.

      • 5)

        Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten.

      • 6)

        Specialistische diagnostiek.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van gecontracteerde jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en/of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugd-hulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, via het CJG, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10 van deze verordening.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via gemeente, melding

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een melding doen bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk dan wel mondeling.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij biedt het college de jeugdige en zijn ouders de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familie-groepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in de leden 1 en 2.

Artikel 6. Clientondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat de jeugdige en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op kosteloze (onafhankelijke) cliëntondersteuning, waarbij het belang van de jeugdige en/of zijn ouders het uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouders voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van de gratis (onafhankelijke) cliëntondersteuning.

Artikel 7. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 8 Verslag

  • 1. Het college zorgt indien nodig voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 2. Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders en professionals werkzaam binnen gecontracteerde instellingen kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier of op een andere door het college vastgestelde werkwijze.

  • 3. Het college kan het ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als een aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 10. Toekenning individuele voorzieningen

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag of uit het gesprek zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8 van deze verordening wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2. Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van deze verordening, is afgegeven.

Artikel 11. Toekenning individuele voorzieningen (PGB)

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget (PGB) in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet alleen:

    • a.

      als de jeugdige of zijn ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      als de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening in natura niet passend achten;

    • c.

      als naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouders willen betrekken van een aanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk, van goede kwaliteit is;

    • d.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die door de jeugdige of zijn ouders zijn aangegeven, waarvan na te gaan is of de voorziening noodzakelijk is en is aan te merken als goedkoopst adequaat;

    • e.

      als de jeugdige of zijn ouders de kosten die uitstijgen boven de kostprijs van de naar het oordeel van het college adequate individuele voorziening in natura, zelf willen bekostigen.

    • f.

      het PGB niet zal gebruiken voor de betaling van tussenpersonen of belangbehartigers, en

    • g.

      op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het PGB heeft uitgeoefend bij diens besluitvorming.

  • 2.

    De hoogte van een PGB wordt bepaald aan de hand van en tot een maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een PGB wordt vastgesteld.

  • 4.

    Degene aan wie een PGB wordt verstrekt kan de individuele voorziening uitsluitend betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk indien deze persoon:

    • a.

      voor zijn diensten niet meer betaald krijgt dan door het college vastgestelde tarief voor informele zorg;

    • b.

      niet heeft aangegeven dat de zorg aan de ontvanger van het PGB hem te zwaar valt.

Artikel 12. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorziening relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke resultaat het PGB kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteden van het PGB;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur, de omvang (lees: uren) en de periode is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid:

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het PGB zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van een individuele voorziening of het PGB, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het PGB niet of voor een ander doel gebruiken dan wel hebben gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van lid 2 sub a heeft ingetrokken, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 3 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van de PGB’s.

Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1. Het college kan in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen jeugdreclassering rekening houden met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

    • f.

      deskundigheidsbevordering voor werkers in de basisondersteuning en medewerkers in voorzieningen als onderwijs, kinderdagcentra, peuterspeelzalen; en

    • g.

      het gemeentelijk kwaliteitsbeleid.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de geboden jeugdhulp en/of degenen die deze ondersteuning verleent.

Artikel 15. Tarieven zorg in natura (ZIN)

De tarieven voor goedkoopst adequate zorg in natura worden vastgesteld aan de hand van de door de RIGG vastgestelde kostprijs producten jeugdhulp.

Artikel 16. Tarieven persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1. Het tarief van een PGB voor formele zorg bedraagt in beginsel maximaal de door de RIGG vastgestelde kostprijs producten jeugdhulp in natura.

  • 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel bedraagt het tarief voor begeleiding individueel basis en intensief, begeleiding groep basis en intensief, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf, zowel voor formele als informele zorg, maximaal het tarief zoals neergelegd in de bijgevoegde tabellen 1, 2, 3, 4 en 6 die deel uitmaken van de bijlage behorende bij deze verordening.

  • 3. Het tarief voor informele hulp voor alle producten jeugdhulp waarin niet wordt voorzien in lid 2 van dit artikel bedraagt in beginsel € 15,40 per uur.

Artikel 17. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 18. Klachtregeling

  • 1. De gemeentelijke klachtregeling is ook van toepassing op de afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van cliënten ten aanzien van alle door hen verstrekte of te verstrekken voorzieningen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en indien nodig een periodiek cliënttevredenheidsonderzoek.

Artikel 19. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 20. Controle

  • 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding.

Artikel 21. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe telkens tweejaarlijks na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 22. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening jeugdhulp gemeente Westerkwartier 2019.

Artikel 24. Inwerkingtreding, overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan.

  • 2. Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 3. Gelijktijdig met het in werking treden van deze verordening worden de volgende verordeningen vervallen verklaard:

    • a.

      Verordening Jeugdhulp gemeente Grootegast 2017.

    • b.

      Verordening Jeugdhulp gemeente Leek 2017.

    • c.

      Verordening Jeugdhulp gemeente Marum 2017.

    • d.

      Verordening Jeugdhulp gemeente Zuidhorn 2017.

    • e.

      Verordening Jeugdhulp BMWE gemeenten 2017.

  • 4. Aanvragen die zijn ingediend onder één van de in lid 3 genoemde verordeningen en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 5. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van één van de in lid 3 genoemde verordeningen wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Westerkwartier,

d.d. 2 januari 2019.

F.H. Wiersma, voorzitter, J.L. de Jong, griffier