Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier houdende regels omtrent inkomstenvrijlating Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Westerkwartier 2019

Geldend van 07-02-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier houdende regels omtrent inkomstenvrijlating Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Westerkwartier 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

gelet op de artikelen 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet; 8, lid 2 en 5 van de IOAW en 8, lid 3 en 9 van de IOAZ;

B E S L U I T:

vast te stellen de

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Westerkwartier 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

    • b.

      uitkering: de door het college verleende algemene bijstand in het kader van de Participatiewet en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • c.

      inkomstenvrijlating: de inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder n en r van de Participatiewet; artikel 8, lid 2 en 5 lOAW en artikel 8, lid 3 en 9 lOAZ.

Artikel 2. Recht op inkomstenvrijlating

  • 1. Het college stelt het recht op een inkomstenvrijlating ambtshalve vast.

  • 2. De inkomstenvrijlating geldt voor inkomsten uit alle vormen van arbeid in deeltijd.

  • 3. De inkomstenvrijlating is alleen van toepassing voor zover de totale inkomsten beneden de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm of grondslag blijven en dit volgens het college bijdraagt aan diens arbeidsinschakeling.

  • 4. Voor belanghebbenden jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd geldt een vrijlating van maximaal zes maanden.

  • 5. Voor de periode van inkomstenvrijlating is niet vereist dat het een aaneengesloten periode betreft.

Artikel 3 Geen recht op inkomstenvrijlating

Geen recht op inkomstenvrijlating bestaat als belanghebbende:

  • a.

    Illegale inkomsten uit arbeid verworven heeft;

  • b.

    De inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet, of artikel 13 van de IOAW of IOAZ niet of niet behoorlijk is nagekomen door geen, onjuiste of onvolledige mededeling van inkomsten uit arbeid te doen

  • c.

    Jonger is dan 27 jaar.

Artikel 4 Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de beleidsregels, indien toepassing tot onbillijkheden leidt.

Artikel 5. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen aangehaald worden als Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatie-wet, IOAW en IOAZ gemeente Westerkwartier 2019.

Artikel 6. Inwerkingtreding beleidsregels/intrekking bestaande beleidsregels

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan.

  • 2. Gelijktijdig met het inwerkingtreden van deze beleidsregels worden de volgende beleidsregels vervallen verklaard:

    • -

      Beleidsregels inkomstenvrijlating 2016 ISD Noordenkwartier.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, d.d. 15 januari 2019

F.H. Wiersma, burgemeester

A. Schulting, secretaris

Toelichting op de beleidsregels Inkomstenvrijlating 2016

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.

Met uitkering wordt niet alleen bijstand bedoeld, maar ook IOAW- en IOAZ-uitkering.

Vereist is dat het totale inkomen lager is dan de toepasselijke bijstandsnorm of grondslag.

Onder deze beleidsregels vallen niet de inkomstenvrijlating voor personen met een medische uren-beperking en de inkomstenvrijlating voor alleenstaande ouders in de Participatiewet (en gelijke strekking in IOAW en IOAZ). Wel kan het in de situatie van alleenstaande ouders nog mogelijk zijn aansluitend de vrijlating voor alleenstaande ouders toe te passen.

Artikel 2. Toepassing inkomstenvrijlating

Bijstand is een vangnet. In de Participatiewet staat centraal dat de periode van bijstandsverlening zo kort mogelijk moet zijn. De beschikbare instrumenten zijn gericht op uitstroom. De gedeeltelijke in-komstenvrijlating is er daar een van. Onderzoek toont aan dat parttime werken vaker leidt tot volle-dige uitstroom. Daarom is de basiskeuze in de Participatiewet, IOAW en IOAZ dat parttime werk `naar het oordeel van het college` bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Met parttime werk wordt gelijkgesteld tijdelijk werk voorzover het totale inkomen op maandbasis blijft beneden de voor be-langhebbende geldende bijstandsnorm of grondslag. Denk bijvoorbeeld aan uitzendwerk of sei-zoensarbeid. De inkomstenvrijlating geldt ook voor de eventuele loondoorbetaling bij ziekte.

Onder deeltijdarbeid kan tevens worden verstaan tijdelijke (uitzend)overeenkomsten en oproepcon-tracten zoals nulurencontracten.

Voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd mogen de inkomsten maximaal een peri-ode van zes maanden worden vrijgelaten. De zes maanden waarbinnen de inkomsten uit arbeid kunnen worden vrijgelaten, hoeven sinds 1 april 2016 niet meer aaneengesloten te zijn. Het college kan dit voor verschillende periodes van arbeidsinkomsten inzetten. Het moment kan afhangen van allerlei factoren.

Wordt bijvoorbeeld verwacht dat belanghebbende in de eerste twee maanden relatief lage inkom-sten geniet uit het werken, maar dat die inkomsten daarna hoger zijn, dan kan het financieel voor belanghebbende voordeliger zijn dat de vrijlating pas na twee maanden ingaat.

Voor belanghebbenden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, geldt niet de voorwaar-de dat de vrijlating moet bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Inkomsten uit arbeid van een be-langhebbende die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, komen dus altijd in aanmerking voor de reguliere inkomstenvrijlating.

Artikel 3. Geen recht op inkomstenvrijlating.

De vrijlatingsfaciliteit staat open voor alle vormen van (legaal) parttime werk. De aard en de duur van het werk maken niet uit.

Geen vrijlating bij schending inlichtingenplicht

Alleen inkomsten die conform de inlichtingenverplichting van de Participatiewet gemeld zijn komen voor vrijlating in aanmerking. Blijkt achteraf dat bijvoorbeeld meer inkomsten werden genoten dan gemeld dan kan over die meerdere inkomsten niet alsnog de vrijlating worden berekend. De niet gemelde inkomsten worden volledig gekort en eventueel teruggevorderd. Verder dient het te gaan om legale inkomsten.

Personen jonger dan 27 jaar

De vrijlating is tevens niet van toepassing voor uitkeringsgerechtigden jonger dan 27 jaar.

Eenmalig gebruik tijdens bijstandsperiode

Tijdens de gehele bijstandsperiode kan maar één keer gebruik worden gemaakt van de vrijlatings-faciliteit van 6 maanden. Dat hoeft geen aaneengesloten periode te zijn. De inkomstenvrijlating geldt zolang het maximaal aantal maanden vrijlating per bijstandsperiode nog niet is gebruikt.

Alleenstaande ouders:

Wanneer het gaat om een alleenstaande ouder dan bestaat mogelijk aansluitend aan de zes maan-den inkomstenvrijlating nog recht op een vrijlating inkomsten uit arbeid alleenstaande ouder.

Ingeval er sprake is van een medische urenbeperking dan kan alleen de vrijlating inkomsten uit ar-beid medisch uren beperkten worden toegepast.

Artikel 4. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

In de slotbepalingen is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien. Dat sluit aan bij de individualiseringsgedachte van de Participatiewet. Artikel 18 van de Participatiewet bepaalt dat een nadere afstemming van de bijstand mogelijk is op basis van de per-soonlijke omstandigheden. Dat is maatwerk.

Artikel 5 en 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.