STANDPLAATSENBELEIDGEMEENTE WESTERVELD 2018

Geldend van 01-11-2018 t/m heden

Intitulé

STANDPLAATSENBELEIDGEMEENTE WESTERVELD 2018

Inleiding

Op grond van artikel 5.18 van de Algemene Plaatselijke Verordening Westerveld is het verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. Het bestaande standplaatsenbeleid dient te worden geactualiseerd en ook inhoudelijke te worden aangepast onder meer omdat deze niet langer in overeenstemming is met recente jurisprudentie omtrent schaarse vergunningen.

Begripsbepalingen

  • a.

    Onder Algemene Plaatselijke Verordening wordt verstaan de meest recente versie van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Westerveld.

  • b.

    Onder college wordt verstaan het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Onder standplaats wordt verstaan een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 Algemene Plaatselijke Verordening

  • d.

    Onder vaste standplaats wordt verstaan een standplaats op een vaste locatie die gedurende een periode van minimaal twee maanden minimaal één dag(deel) per week wordt gebruikt.

  • e.

    Onder incidentele standplaats wordt verstaan een standplaats die gedurende een periode van maximaal 12 dagen wordt ingenomen, een seizoenstandplaats of een standplaats die van kennelijk tijdelijke aard is.

  • f.

    Onder een standplaats van kennelijk tijdelijke aard wordt verstaan een standplaats welke aanwezigheid uitsluitend verband houdt met een bijzondere, kortdurende activiteit of gebeurtenis met een vooraf bepaalde duur van niet langer dan 6 maanden.

  • g.

    Onder een seizoenstandplaats wordt verstaan een standplaats van waaruit producten worden aangeboden met een seizoensgebonden karakter.

  • h.

    Onder kraam wordt verstaan een mobiele roerende zaak die geschikt en bestemd is om daarmee goederen of diensten aan te bieden op een standplaats, niet zijnde een gebouw, bouwwerk of stacaravan.

Juridisch kader en grondslag

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Op grond van artikel 5.18 van de APV van de gemeente Westerveld is het verboden om zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben. Weigeringsgronden zijn het niet voldoen aan redelijke eisen van welstand, strijdigheid met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit of nadere regels op grond van artikel 2.10, lid 3 (voorwerpen op of aan de weg). In artikel 2.10, lid 3 staat dat het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels kan stellen ten aanzien van standplaatsen. Tevens wordt in artikel 5.18 verwezen naar de algemeen geldende weigeringsgronden van artikel 1.8 te weten het belang van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu, alsmede dat de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand of indien, als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente, redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van een vergunning voor het hebben van een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Deze beleidsregels gegeven een concrete invulling van een aantal aspecten van deze in de APV gegeven weigeringsgronden. Deze beleidsregels behelzen geen nadere invulling of afweging ten aanzien van enige andere bevoegdheid van het college op het gebied van enige andere regelstelsel, waaronder die welke hieronder worden genoemd. Evenmin behelst dit beleid enige afweging of invulling van enige ruimtelijke bevoegdheid van het college.

Winkeltijdenwet

De Winkeltijdenwet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats.

Warenwet

Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet (eetwaren, waaronder tevens worden begrepen kauwpreparaten, andere dan van tabak, en drinkwaren, alsmede andere roerende zaken) zijn de bepalingen uit de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de Warenwet regels met betrekking tot de hygiëne en degelijkheid van producten. Met betrekking tot het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Warenwet is een afzonderlijk regime van toepassing. De voorschriften die uit de Warenwet voortvloeien gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaatsvergunning. Controle van de Warenwet vindt plaats door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA).

Wet milieubeheer en Afvalstoffenverordening

In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor een standplaatshouder, voor zover zijn verkoopplek als 'inrichting' kan worden aangemerkt. Van belang is bijvoorbeeld de regelgeving die geldt voor patatverkopers, die voor wat betreft de frituurinrichting aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Ook de Afvalstoffenverordening speelt wat betreft hinder en overlast een rol voor standplaatshouders en hun bezoekers. Zo is het verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten.

Beleidskader en vergunningvoorschriften

Algemeen

Het beleid van standplaatsvergunningen is in hoofdzaak gericht op een rechtvaardige en evenwichtige verdeling van de standplaatsen, met inachtneming van de weigeringsgronden die geformuleerd zijn in de artikelen 1.8 en 5.18, leden 2 en 3 van de APV, namelijk het belang van de openbare orde, het belang van openbare veiligheid, het belang van de volksgezondheid, het belang van milieu, de eisen van redelijke welstand, strijdigheid met een geldend bestemmingsplan en het in gevaar komen van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse. In paragraaf 6 worden de eigenlijke beleidsregels opgenomen. Deze nota strekt voor het overige tot nadere toelichting op en motivering van die regels en de daaraan ten grondslag liggende belangenafweging.

Dienstenrichtlijn

Ingevolge artikel 9 van de Europese Dienstenrichtlijn is een vergunningstelsel geoorloofd indien het noodzakelijk, evenredig en niet discriminatoir is. Voor het noodzaakvereiste moet bezien worden of er een 'rule of reason' ofwel een dwingende reden van algemeen belang is. Een dwingende reden van algemeen belang is onder meer handhaving van de maatschappelijke orde en bescherming van het milieu en stedelijk milieu, daaronder begrepen de stedelijke en rurale ruimtelijke ordening. Als het innemen van standplaatsen op openbaar gebied niet zou worden beteugeld, dan is evident dat dat leidt tot een situatie die uit een oogpunt van al die belangen onaanvaardbaar zou zijn. Ruimte die wordt ingenomen door standplaatsen, wordt voorts aan andere functies onttrokken (parkeren, openbare weg, trottoir, etc.). Aangezien het niet wenselijk is om op grote schaal ruimte te onttrekken aan deze openbare functies, dienen de mogelijkheden voor standplaatsen ook daarom te worden beperkt. Betere of meer proportionele manieren om de nadelige gevolgen van een ongebreideld aantal standplaatsen te voorkomen zijn er niet. Om die reden is een vergunningstelsel, waarin het maximum aantal standplaatsen wordt beperkt en waarbij de locaties worden aangewezen waarop het innemen van een standplaats niet strijdig is met de zojuist bedoelde belangen, verenigbaar met de Dienstenrichtlijn.

Schaarse vergunningen

In november 2016 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State een uitspraak gedaan welke van grote invloed is op “schaarse vergunningen” als de onderhavige. Er is – kort gezegd –sprake van een schaarse vergunning indien het aantal gegadigden het aantal beschikbare vergunningen overstijgt. Aangezien in Westerveld sprake is van een maximumstelsel is waarschijnlijk dat deze situatie zich zal kunnen voordoen. Om die reden nemen wij de regels in acht die uit die (lijn van) uitspraken voortvloeien. Een gemeentelijke verordening kan niet worden gebruikt om de regels zo toe te snijden op een concrete situatie dat het er feitelijk op neer komt dat er maar één van tevoren beoogde ondernemer voor vergunning in aanmerking komt. Daarvan is in casu inderdaad geen sprake. Bij een verordening kan mededingingsruimte wel worden beperkt, maar niet worden uitgesloten. Ook daaraan voldoet het gekozen stelsel. De vergunningverlener is vrij in de manier van verdeling. Indien sprake is van een beperkt aantal vergunningen waarbij het aantal gegadigden het aantal vergunningen overtreft, zijn vergunningen voor onbepaalde tijd in beginsel niet toegestaan. Op dat punt knelde het vorige beleid. De vergunningen waren wel in tijd beperkt, maar de zittende exploitant had een beslissende voorkeurspositie op eventuele nieuwkomers. Bij schaarse vergunningen is openbaarheid en transparantie verplicht, zodat alle potentiële gegadigden een eerlijke kans hebben mee te dingen naar de vergunning. Ook daarmee is rekening gehouden in de nieuwe regels.

Vaste standplaatsen

Tegen deze achtergrond achten wij de dringende redenen gegeven om het bestaande maximumstelsel te handhaven. Tevens achten wij geboden het beleid te verduidelijken en aan te scherpen om meer ruimte te maken voor doorstroom op deze markt. In dat verband willen wij een einde maken aan uitsluitend historisch nog te verklaren, maar niet meer te rechtvaardigen uitzonderingssituaties.

In dat verband zijn de bestaande locaties opnieuw bekeken en beoordeeld. Op grond van die beoordeling zijn alleen de in bijlage 1 opgenomen locaties geschikt geacht voor het innemen van (vaste) standplaatsen. Het gaat om de volgende locaties:

bij het Dingspilhuus in Diever, plaats voor maximaal 2 standplaatsen gelijktijdig en op woensdag maximaal 5 standplaatsen gelijktijdig;

op de Brink in Dwingeloo;

op het Lesturgeonplein in Vledder;

op het Piet Soerplein in Havelte;

op het parkeerterrein tegenover de school in Wapserveen;

op de hoek Eemneslaan en Linthorsthomanlaan in Wilhelminaoord;

op het parkeerterrein bij Rijksweg 41 in Uffelte.

Zie voor locatieaanduiding de plattegronden in bijlage 1.

Bij het bepalen van de vaste standplaatslocaties is bewust gekozen voor de dorpskernen, bij voorkeur in de nabijheid van winkels. Standplaatshouders zijn gebaat bij de aantrekkingskracht van winkels. Standplaatsen kunnen het voorzieningenpakket in een dorp (tijdelijk) versterken en aanvullen. Winkels zijn binnen de Gemeente Westerveld vooral te vinden in de kernen Havelte, Diever, Dwingeloo en Vledder.

Uit de beoordeling volgt echter dat één van de tot op heden bestaande locaties niet geschikt is als standplaats. Dat betreft de locatie nabij Kasteel te Diever. De achtergrond van die keuze is dat de aanwezigheid van een vast standplaats ter plaatse een sterk ontsierend element vormt. Dat is door het Drents Plateau ook al eens beoordeeld. Uit dat advies volgt dat de Marktbrink historisch belang heeft (het plein dateert van vóór 1838) en van oudsher een openbare functie voor het dorp vervult. De Marktbrink vervult ook tegenwoordig een belangrijke functie op het gebied van cultuur, toerisme en recreatie. De Marktbrink biedt plaats aan vele activiteiten en het is een trefpunt voor bezoekers van het dorp. De Marktbrink is verder voor Diever ook van grote cultuurhistorische waarde. Het gebied wordt gekenmerkt door een groot bestand aan hoog opgaande bomen dat het effect oproept van een uitgestrekt groen dak. Onder het dak bestaat een ruime mate van openheid, met zichtlijnen in alle richtingen. Op de Marktbrink is nog een oude dobbe aanwezig die echter in de loop der tijd van karakter is veranderd door het gebruik als eendenvijver en een dierenparkje.

Ten behoud en ter versteviging van het karakter van deze locatie is een kwaliteitsimpuls noodzakelijk. In het kader van het “Brinkenplan Diever op Dreef” wordt, in samenspraak met bewoners en gebruikers, gewerkt aan een kwaliteitsimpuls voor de dorpskern van Diever. Uitgangspunten hierbij zijn onder andere

herstel en beschermen van het cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed;

verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte;

stimuleren recreatie & toerisme en economie.

Basis voor deze uitgangspunten is de visie op de openbarere ruimte ‘BrinQ Westerveld’, dat samen met de inwoners en instanties uit Westerveld is opgesteld. In de visie ‘BrinQ Westerveld’ is door de inwoners per dorp aangeven wat het ambitieniveau van de authentieke waarden zijn.

In het kwaliteitsplan voor de openbare ruimte (KOR) is bepaald dat dorpscentra, verbindingszones en recreatieve routes een hoger kwaliteitsniveau mogen hebben dan andere gebieden. De locatie van de tot op heden nog bestaande standplaats, de Marktbrink, is als toegangsweg sterk beeldbepalend als men vanaf de noordzijde van Diever het dorp binnenkomt. Daarnaast is het de weg naar de begraafplaats in Diever. Wij wensen vanuit het oogpunt van welstand dat Kasteel/de Marktbrink een aantrekkelijke en mooie toegangspoort/brink is. Een vaste standplaats past daarin niet. Bovendien wensen bewoners en de gemeente op deze locatie een ontmoetings- en belevingsplaats voor bewoners en bezoekers te realiseren, waarbij wordt gedacht aan zitplekken, een speelplek en wellicht een (muziek)podium of - koepel. Ook daarmee achten wij een de combinatie met een vaste standplaats niet verenigbaar.

Om deze redenen vervalt Kasteel in Diever als aangewezen locatie.

Alle wel te handhaven locaties bevatten over het algemeen één standplaats. Bij de meeste locaties is de ruimte immers te beperkt voor meerdere standplaatsen of weegt het handhaven van de huidige functies zwaarder. Bij meerdere standplaatsen op één plek ontstaat tevens de kans van feitelijke marktvorming. Dit is onwenselijk ten opzichte van de weekmarkten. Er worden ook geen aanvragen gehonoreerd voor het innemen van een standplaats op marktdagen op de locaties Lesturgeonplein in Vledder, de Brink in Dwingeloo en het Piet Soerplein in Havelte.

Alleen op de locatie bij het Dingspilhuus in Diever zijn structureel meer vaste standplaatsen gelijktijdig mogelijk. Op woensdag kunnen maximaal 5 standplaatsen worden vergund. Die uitzondering is aanvaard omdat in de (grotere) dorpskern Diever geen weekmarkt meer is, terwijl gebleken is dat er bij de bewoners wel behoefte is aan een weekmarkt. Deze zal op termijn ook weer worden ingesteld.

Maximum aantal vaste standplaatsvergunningen

Door de mogelijkheden voor vaste standplaatsen te beperken tot de aangewezen locaties en door de hoeveelheid vergunningen per aangewezen locatie te maximeren is ook het aantal vergunningen eindig. Als in de inleiding gezegd, achten wij zo’n beperking ook geboden. Wij hebben in het verleden al eens onderzocht, en nu ook herbeoordeeld, of het aldus beschikbare maximumaantal volstaat. Wij zijn van oordeel dat dit het geval is. De gemeente Westerveld heeft ruim 19.000 inwoners verdeeld over 26 kernen. De kernen Havelte, Diever, Dwingeloo en Vledder hebben ongeveer 3.600, 2.474, 4.100 en 2.000 inwoners. De overige inwoners zijn verdeeld over de andere 22 kleine kernen waarvan Uffelte, Wapserveen en Wilhelminaoord rond de 1.000 inwoners hebben. De overige kernen variëren van ruim 700 tot 3 inwoners. Een norm van één standplaatsvergunning op 1.000 inwoners is een reële aanname, waarbij een standplaatslocatie aanwezig is in de kernen vanaf 800 inwoners.

Het beschikbare aantal blijkt ook in de praktijk tot op heden (ruim) voldoende. Tot op heden zijn de verzoeken om een vergunning voornamelijk voor de vier grotere dorpskernen. Gezien het aantal inwoners in de kernen Uffelte, Wapserveen en Wilhelminaoord zijn hier ook standplaatslocaties wenselijk. Dit betekent dat in deze zeven kernen elke dag, met uitzondering van de zondag een vaste standplaats kan worden ingenomen op de aangewezen locaties. Gelet op het gegeven dat een vergunning maximaal 2 dagen betreft zijn er per locatie tenminste 3 en maximaal 6 vergunningen uitgeefbaar. Dat betekent dat er, afgaande op de vraag naar vaste standplaatsvergunningen van de afgelopen jaren, ruim voldoende mogelijkheden zijn om een standplaatsvergunning te verwerven. Het verval van de locatie Kasteel heeft geen invloed op die conclusie. Die locatie was immers slechts beschikbaar voor één exploitant, die daarvan maar zeer ten dele (gemiddeld rond de 3 maar nooit meer dan 4 dagen per week) gebruik maakte. Er is voldoende ruimte beschikbaar op locaties elders in de gemeente om op een alternatieve locatie vergunning te verlenen voor de omvang van het gebruik dat de betrokkene van deze locatie maakte.

Incidentele/seizoensgebonden standplaatsvergunningen

De locaties voor incidentele standplaatsen zijn niet op voorhand beperkt. Wel geldt dat ook incidentele standplaatsen in eerste instantie zijn aangewezen op de aangewezen locaties. Als een aanvrager gebruik wil maken van een andere locatie dan de aangewezen vaste standplaatslocaties, dan zal deze moeten motiveren waarom de aangewezen locatie niet volstaat. De aanvaardbaarheid van een locaties voor een incidentele standplaats wordt derhalve per aanvraag beoordeeld.

Een belangrijke randvoorwaarde voor de inname van een incidentele standplaats is evenwel dat de verkeersveiligheid en de bruikbaarheid van de weg of het openbare terrein voor andere gebruikers daarvan is geborgd. In elk geval kan, uit een oogpunt van verkeersveiligheid, geen standplaats kan worden ingenomen:

langs in- en uitvalswegen;

langs wegen met vrij liggende fietspaden;

binnen een afstand van 20 meter van een kruispunt;

langs wegen die worden gebruikt door streekbussen en/of provinciale wegen;

voetgangersstromen in onevenredige mate worden gehinderd;

een onevenredige parkeer- of verkeersoverlast ontstaat;

de afstand tot de woonbebouwing niet dusdanig groot is dat daardoor in onevenredige mate geuroverlast wordt veroorzaakt;

een vaste of tijdelijke standplaats bij een monument is geprojecteerd en de standplaats afbreuk doet aan de uitstraling van het monument;

op plaatsen met een (anderszins) een hoge verkeersdruk.

De mogelijkheid om incidenteel standplaats in te nemen wordt in tijd beperkt tot een maximum van 12 dagen. Voor seizoensgebonden producten zoals standplaatsen met kerstbomen of met oliebollen geldt een maximale duur van twee maand. De maximale duur voor een ijscokar is zes maanden (april tot en met september). We gaan er hierbij vanuit dat de ijscokarren weinig ruimte innemen en alleen op dagen dat het mooi weer is standplaats zullen innemen. Voor incidentele standplaatsen wordt maximaal één standplaatsvergunning per dorpskern per dag afgegeven. Wij vinden het niet noodzakelijk om een maximum aantal seizoensgebonden standplaatsvergunningen vast te stellen, maar wel een maximum aantal van twee per dorpskern, met een maximum van één per branche. De locaties voor een incidentele- of seizoensgebonden standplaats wordt per aanvraag bekeken.

Het aantal aanvragen voor incidentele standplaatsen is in de praktijk niet groot. Wij verwachten derhalve niet dat deze vergunningen schaars zullen blijken. Mocht zich evenwel toch concurrentie voordoen voor een locatie en een tijdstip, dan gelden dezelfde verdeelregels als bij de vaste standplaatsvergunningen (loting).

Voorwaarden voor standplaatsen

De standaardvoorwaarden voor standplaatsen zijn opgenomen in de beleidsregels hieronder. Ter toelichting wordt gewezen op het volgende.

Het ruimtebeslag en de ruimtelijke uitstraling van standplaatsen dient te worden beperkt om deze verenigbaar te houden met de andere functies van het openbaar gebied. Om die reden wordt ook het ruimtebeslag van een individuele standplaats beperkt. De maximale lengte van een standplaatsunit bedraagt 8 meter met een maximale oppervlakte van 20 m². Voor de Brink in Dwingeloo, beschermd dorpsgezicht, geldt een maximale lengte van 5 meter. De motivatie hiervoor is dat het vanuit redelijke eisen van welstand niet wenselijk is grotere standplaatsen in onze agrarische, toeristische en weinig bebouwde plattelandsgemeente te hebben. Grotere standplaatsen kunnen terecht op onze weekmarkten.

Aan een standhouder wordt voor maximaal 2 dagen per week op één locatie een vergunning verleend.

Om een evenwichtige verdeling van de branches en een gevarieerd aanbod per locatie mogelijk te maken, wordt per locatie voor niet meer dan twee dagen per week vergunning verleend binnen dezelfde branche. Juridisch gezien is het als gemeente niet mogelijk om branches te weigeren. Dit betekent feitelijk dat indien voor een standplaatslocatie niet voor alle dagen een vergunning is verleend, een vergunningaanvraag voor eenzelfde branche dan waarvoor op deze locatie al een vergunning is afgegeven, niet geweigerd kan worden.

Aangezien het gaat om ambulante handel dient de standplaats ’s avonds ontruimd te worden. Voorkomen moet worden dat er (semi-)permanent een verkoopkar of andere standplaats-verkooppunt aanwezig blijft.

Door de afmeting van de oliebollenkramen is het voor de vergunninghouder onmogelijk de oliebollenkraam ’s avonds dagelijks te ontruimen. Het bezwaar dat zich semi-permanente verkooppunten komen is bij deze sterk seizoensgebonden kramen minder zwaarwegend. De ontruimingsplicht in de avond geldt dan ook niet voor oliebollenkramen en kerstboomverkoop..

Vergunninghouder met een vaste standplaatsvergunning neemt tenminste eenmaal per twee weken en tenminste tienmaal per dertien weken zijn standplaats in. Indien vergunninghouder wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden niet in staat is zijn standplaats met bovengenoemde frequentie in te nemen, deelt hij dit schriftelijk mee aan het college.

Tijdens afwezigheid van de standplaatshouder wordt de standplaats doorberekend. De plaats kan dan niet door een andere ondernemer worden ingevuld. Wanneer de afwezigheid door bijzondere omstandigheden langer dan zes weken tot maximaal drie maanden duurt, kan de vergunninghouder een plaatsvervanger voordragen aan de gemeente. Verrekening van de verschuldigde standplaatsgelden dient onderling plaats te vinden. Wanneer de vergunninghouder langer dan drie maanden geen gebruik maakt van de vergunning, zal deze worden ingetrokken.

Kasteel in Diever

Als gevolg van het onderhavige beleid wordt de locatie Kasteel in Diever opgeheven. De beweegredenen daarvoor zijn hiervoor weergegeven. Wij zijn van oordeel dat deze keuze gerechtvaardigd is en ook niet onevenredig. In dat verband wijzen wij erop dat de betrokkene sinds 2009 reeds een uitzonderingspositie bekleedt ten opzichte van andere standplaatshouders in onze gemeente. De betrokkenen mocht zijn standplaats gedurende alle dagen van de week innemen en behoefde zijn snackwagen ook niet te verwijderen. Betrokken vergunninghouder heeft deze plaats gedurende decennia buiten enige mededinging voor zichzelf in gebruik gehad. Wij achten niet langer gerechtvaardigd deze ondernemer boven anderen te blijven bevoordelen met een uitzonderingspositie, die deze bovendien ook alleen heeft te danken aan het gegeven dat hij de zittende vergunninghouder was toen het standplaatsenbeleid in 2009 werd opgesteld. Daarnaast geldt dat deze uitzonderingspositie in de praktijk ook heeft geleid tot contra-productieve gevolgen. Betrokkene heeft zijn snackwagen ter plaatse laten staan en al jarenlang geen enkele investering gedaan in onderhoud of vernieuwing van de snackwagen. Daardoor is een situatie ontstaan die extra ontsierend is voor de onmiddellijke omgeving.

Dat deze situatie voor de gemeente als ongewenst werd beschouwd is sinds 2009 in diverse gremia uiteengezet. In de context van het destijds geformuleerde beleid, in de procedures rond het bestemmingsplan voor deze locatie, in het geherformuleerde beleid uit 2013 en in de diverse bestuursrechtelijke en civiele geschillen die in de afgelopen jaren met de betrokkene zijn gevoerd. Wij wijzen verder ook op meer recente, concrete mededelingen van de gemeente dat de standplaats per 1 januari 2019 definitief zou komen te vervallen, onder meer blijkend uit een gespreksverslag van 30 november 2017, een brief van februari 2018 en het laatste vergunningverlenende besluit van 5 maart 2018. Wij concluderen dat de betrokkene sinds 2009 weet dat zijn uitzonderingssituatie eindig zou zijn en voorts ook al sinds die tijd dat ruimtelijke bezwaren bestonden tegen zijn aanwezigheid ter plaatse, zoals steeds nader zijn geconcretiseerd. Wij stellen ook vast dat in de afgelopen jaren bij verschillende gelegenheden en herhaaldelijk is gesproken over diverse (soorten) alternatieven. Die heeft betrokkene evenwel steeds van de hand gewezen. De gemeente stelt verder vast dat de betrokkene voor 2019 een vaste standplaatsvergunning kan aanvragen voor een van de beschikbare standplaatsen in Westerveld. Voor zover daarvoor al meerdere gegadigden zijn kan hij daarvoor op voet van gelijkheid meedingen met anderen, wiens eerdere voorkeurspositie immers als gevolg van deze beleidsregel wordt opgeheven. Ook in het kader van de jurisprudentie omtrent “schaarse vergunningen” is een voorkeurspositie niet langer rechtmatig en te rechtvaardigen. De gemeente acht de kans dan ook aanzienlijk dat hij in aanmerking zal komen voor enige andere standplaatsvergunning in Westerveld.

De gemeente acht al met al de van de zijde van de betrokkene betrokken belangen niet zodanig zwaarwegend dat het om die reden blijvend zou moeten dulden dat deze snackwagen zich ter plaatse ophoudt in weerwil van de belangen van de gemeente en van gebruikers en omwonenden van de Marktbrink. Mede gelet op de lange overgangsperiode ziet de gemeente ook geen reden betrokkene te compenseren voor eventueel nadelige gevolgen van deze beleidswijziging.

Vergunningverlening en kosten

Procedure van vergunningaanvraag en vergunningverlening

Looptijd

Een standplaatsvergunning zal met ingang van 2019 voor een periode van maximaal drie kalenderjaren worden verleend. Indien een vergunning in de loop van een jaar wordt verleend, zal deze worden verleend voor de periode lopende tot het einde van het kalenderjaar plus maximaal twee kalenderjaren.

Aanvraag

Een vergunning voor een vaste standplaats moet in de periode 1 oktober tot 1 november van het voorafgaande jaar schriftelijk bij het college worden aangevraagd. Uiterlijk 15 november moet de aanvraag volledig zijn. In de aanvraag dient men, naast naam- en adresgegevens, aan te geven welke producten men wil verkopen, op welke locatie en op welke dagen. Hiervoor is een aanvraagformulier op de gemeente website geplaatst. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van DigiD. Aanvragen voor een incidentele- of seizoenstandplaats dienen in principe minimaal zes weken van te voren te worden aangevraagd.

Loting

Wij streven ernaar uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaande aan het jaar van de ingangsdatum van de vergunning, de loting te hebben laten plaatsvinden. Mede gelet op het gegeven dat mogelijkerwijs moet worden geloot tussen concurrerende aanvragen betekent dit dat alle aanvraag uiterlijk vóór 15 november moeten voldoen aan alle daaraan te stellen vereisten, teneinde tijdig een keuze te kunnen maken. Indien op 16 november blijkt dat voor een bepaalde locatie en een bepaalde dag meerdere aanvragen zijn ingediend die aan de daaraan te stellen vereisten voldoen en waarop positief kan worden beslist, gelet op de APV en deze beleidsregels, zal worden geloot tussen de aanvragen die voor toewijzing in aanmerking komen. De loting zal geanonimiseerd plaatsvinden op zaaknummer van de aanvraag en plaatsvinden door twee leden van het college in bijzijn van een vergunningverlenende ambtenaar. De vergunning wordt verleend aan degene die de loting wint. Wij zullen de betrokken partijen vooraf mededeling doen indien een loting noodzakelijk is voor een bepaalde locatie en dag. Wij zullen de vergunning aanvragers op enige wijze voor 1 januari van het volgende jaar in kennis te stellen of hun de aangevraagde vergunning wordt verleend.

Indien zich concurrentie voordoet bij aanvragen voor incidentele standplaatsen wordt geloot overeenkomstig de voorafgaande alinea.

Vergunningverlening gedurende de loop van een jaar

De vergunning aanvragers die op grond van de hierboven genoemde procedure zijn uitgeloot zal een vergunning geweigerd worden. Indien een vergunning voor een vaste standplaats tijdens de looptijd wordt opgezegd, zal dit worden gepubliceerd. In deze publicatie zal een termijn worden aangegeven wanneer de aanvragen uiterlijk ingediend en compleet moeten zijn en wanneer een loting zal plaatsvinden indien meerder gegadigden een vergunningaanvraag indienen. Deze termijn zal niet korter dan 1 kalendermaand zijn. Indien er op deze vrijgekomen standplaats meerdere vergunning aanvragers zijn, wordt op dezelfde wijze geloot als hierboven beschreven.

Opzegging

Nu de standplaatsvergunning wordt afgegeven voor de periode van maximaal drie jaar, dient een vergunning door de vergunninghouder minimaal één maand van tevoren te worden opgezegd.

De kosten van een standplaats

Voor het innemen van een standplaats is een vergoeding verschuldigd. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van de tijdsduur van de vergunning en is verschuldigd per dag of dagdeel dat per week van de vergunning gebruik wordt gemaakt. Deze vergoeding is opgenomen in de “Verordening markt- en standplaatsgelden”.

Voor incidentele- en seizoensvergunningen is per dag, per week, per maand, per kwartaal en per half jaar een standplaatsvergoeding in de Verordening markt- en standplaatsgelden opgenomen.

Een apart tarief is opgenomen voor de seizoensgebonden verkoop van ijs. De seizoenstandplaatsvergunningen voor de verkoop van ijs worden in principe afgegeven voor een periode van een half jaar. De verkoop van ijs is echter sterk weersafhankelijk zodat de standplaatshouders voor de verkoop van ijs doorgaans niet alle vergunde dagen van hun vergunning gebruik zullen maken.

Ook voor standplaatsen van particulieren op eigen grond wordt een apart tarief opgenomen.

Beleidsregels

Artikel 1 Aangewezen standplaatsen

In bijlage 1 zijn locaties aangewezen ten behoeve van vaste standplaatsen.

Artikel 2 Looptijd van de vergunning

Een standplaatsvergunning zal met ingang van 2019 voor een periode van maximaal drie kalenderjaren worden verleend.

Indien een vergunning in de loop van een jaar wordt verleend, zal deze worden verleend voor de periode lopende tot het einde van het lopende kalenderjaar plus maximaal twee kalenderjaren.

Artikel 3 Indieningsvereisten

  • 1.

    Een vergunning voor een vaste standplaats dient schriftelijk bij het college te worden aangevraagd in oktober van het voorafgaande jaar en uiterlijk 15 november volledig te zijn.

  • 2.

    Aanvragen voor een incidentele dienen in principe minimaal zes weken van te voren te worden aangevraagd.

3. Een aanvraag voor een standplaatsvergunning moet worden ingediend op een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

4. Het aanvraagformulier en eventuele bijlagen bevat de volgende gegevens:

a. naam en adres van de aanvrager;

b. dagtekening van de aanvraag;

c. aanduiding van het soort standplaats dat wordt gevraagd;

d. de locatie van de standplaats die wordt gevraagd. Indien het gaat om een niet vaste standplaats voor een incidentele of seizoensgebonden standplaats de motivering betreffende gebruik van de gewenste locatie;

e. als een gemeentelijke stroomvoorziening aanwezig is, of elektra verbruikt wordt;

f. de afmetingen van de kraam.

5. Aanvragen voor een standplaatsvergunning worden in behandeling genomen als zij volledig zijn ingediend. De aanvrager krijgt eenmaal de gelegenheid om de ontbrekende gegevens aan te vullen.

6. Een aanvraag die niet met het vastgestelde aanvraagformulier is ingediend en/of niet is voorzien van de benodigde gegevens, wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 4 Weigeringsgronden

1. De in de APV opgenomen weigeringsgronden voor een vergunning en voor een standplaatsvergunning.

2. Een vaste standplaatsvergunning wordt tevens geweigerd indien en voor zover:

a. het een andere locatie betreft dan die is aangewezen op grond van artikel 1;

b. voor de aangevraagde dag al vergunning is verleend voor een andere vaste standplaats op die locatie. Dit met uitzondering van de locatie Dingspilhuus. Daar geldt een maximum van twee vergunningen voor vaste standplaatsen op alle dagen behalve woensdag. Op woensdag kunnen op die locatie maximaal vijf vergunningen worden verleend voor vaste standplaatsen;

c. de aanvraag (mede) betrekking heeft op dagen en tijdstippen waarop een weekmarkt, een kermis, circus of evenement wordt gehouden of een bibliotheekbus is vergund;

d. de aanvraag (mede) een zondag betreft met uitzonderingen van de verkoop van artikelen waarvoor ook voor de reguliere verkoop de winkelsluitingstijden niet van toepassing is;

e. de aanvraag betrekking heeft op meer dan twee dagen per week op één locatie;

f. de aanvraag betrekking heeft op een periode langer dan drie jaar;

g. de hoedanigheid of uitstraling van de kraam of het gebruik daarvan ruimtelijk en/of welstandelijk onverenigbaar is met het aanzien of het gebruik van de onmiddellijke omgeving van de locatie.

3. Een incidentele standplaatsvergunning wordt tevens geweigerd indien en voor zover:

a. het een andere locatie betreft dan die is aangewezen op grond van artikel 1 en onvoldoende is gemotiveerd en aannemelijk gemaakt dat de aangewezen locaties voor het doel van de aanvrager niet volstaat, zinloos of anderszins ongewenst of onmogelijk zijn;

b. het een locatie en een dag betreft waarvoor op de aangevraagde dag een vaste standplaatsvergunning is afgegeven;

c. de locatie is gelegen:

- langs in- en uitvalswegen;

- langs wegen met vrij liggende fietspaden;

- binnen een afstand van 20 meter van een kruispunt;

- langs wegen die worden gebruikt door streekbussen en/of provinciale wegen;

- voetgangersstromen in onevenredige mate worden gehinderd;

- een onevenredige parkeer- of verkeersoverlast ontstaat;

- de afstand tot de woonbebouwing niet dusdanig groot is dat daardoor in onevenredige mate geuroverlast wordt veroorzaakt;

- een vaste of tijdelijke standplaats bij een monument is geprojecteerd en de standplaats afbreuk doet aan de uitstraling van het monument;

- op plaatsen met een (anderszins) een hoge verkeersdruk;

d. de aanvraag een periode van langer dan 12 dagen betreft, behoudens voor zover het gaat om seizoenstandplaatsen of standplaatsen van kennelijk tijdelijke aard;

e. de aanvraag een periode van meer dan 2 maanden betreft voor een seizoenstandplaats niet zijnde de verkoop van ijs;

f. de aanvraag voor een seizoenstandplaats voor de verkoop van ijs anders dan liggende in de periode van 1 april tot 1 oktober;

g. indien er al een incidentele standplaatsvergunning, met inachtneming voor het onder h. bepaalde, voor deze dag in deze dorpskern is afgegeven;

h. er voor een seizoensgebonden standplaatsen voor deze dag en in deze dorpskern al twee seizoensgebonden vergunningen zijn afgegeven, met inachtneming voor het onder i. bepaalde;

i. indien er voor seizoensgebonden standplaatsen voor deze dag en in deze dorpskern al een seizoensgebonden vergunning is afgegeven voor deze branche;

j. de aanvraag een langere periode betreft dan verenigbaar met de aard van de voor standplaatsen van kennelijk tijdelijke aard;

k. de aanwezigheid, hoedanigheid of uitstraling van de kraam of het gebruik daarvan ruimtelijk en/of welstandelijk onverenigbaar is met het aanzien of het gebruik van de onmiddellijke omgeving van de locatie.

Artikel 5 Procedure

  • 1. Als meerdere aanvragen betrekking hebben op dezelfde standplaatslocatie en hetzelfde dag dan wordt er geloot tussen de aanvragen die voor toewijzing in aanmerking komen.

  • 2. Indien een loting noodzakelijk is zal aan de betrokken aanvragers hiervan vooraf mededeling worden gedaan.

  • 3. De loting zal geanonimiseerd plaatsvinden op zaaknummer van de aanvraag en plaatsvinden door twee leden van het college in bijzijn van een vergunningverlenende ambtenaar.

  • 4. De vergunning wordt verleend aan degene die de loting wint.

  • 5. De aanvrager(s) die niet wordt/worden geloot zal de vergunning worden geweigerd.

6. Indien een vaste standplaats tijdens de looptijd wordt opgezegd, zal het college dit publiceren met een termijn van indiening en kunnen gegadigden een vergunningaanvraag indienen. Indien er meerdere gegadigden zijn, wordt op dezelfde wijze geloot als in lid 3 beschreven.

Artikel 6 Intrekken vergunning

Onverminderd de intrekkingsgronden uit de APV bepaalde in artikel 1.6, kan een vergunning worden ingetrokken of gewijzigd als:

  • a.

    de vergunninghouder de vergunning opzegt;

  • b.

    de vergunninghouder in strijd handelt met enige aan de vergunning verbonden voorwaarde;

  • c.

    zich alsnog een weigeringsgrond voordoet wegens nieuwe feiten of gewijzigde inzichten;

  • d.

    de vergunning niet (langer) gebruikt wordt overeenkomstig de gegevens en uitgangspunten die ten grondslag lagen aan de beslissing op de aanvraag, waaronder begrepen een wezenlijke verandering van de aard van de aangeboden diensten of producten of van de kraam;

  • e.

    veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten aanleiding geven om deze beleidsregels te herzien en de vergunning niet in overeenstemming is met de herziene beleidsregel;

  • f.

    de vaste standplaats gedurende drie achtereenvolgende maanden of gedurende zes maal in een kwartaal niet wordt ingenomen, gevallen van overmacht uitgezonderd;

  • g.

    de vergunninghouder zijn bedrijf beëindigt, de vergunninghouder failleert of overlijdt.

Artikel 7 Persoonsgebonden vergunning

  • 1. Een standplaatsvergunning wordt uitsluitend verleend aan natuurlijke personen.

  • 2. Een standplaatsvergunning is niet overdraagbaar, behoudens onder bijzondere omstandigheden en niet dan met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 3. Aan iedere natuurlijk persoon wordt per dag niet meer dan één standplaatsvergunning verleend.

  • 4. De standplaats moet worden gebruikt door de houder van de standplaatsvergunning. Een standplaats mag niet worden (onder-)verhuurd of op andere wijze aan een derde in gebruik gegeven. In geval van ziekte of vakantie mag een vervanger de standplaats gebruiken, mits hij voldoende gekwalificeerd is en niet dan met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 5. Een standplaatsvergunning kan, in geval van overlijden van de vergunninghouder, worden overgeschreven op de overblijvende echtgenoot of geregistreerd partner, of één van de meewerkende kinderen, als een daartoe strekkend verzoek binnen twaalf weken na het overlijden wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders en er verder geen redenen zijn om de overschrijving te weigeren.

Artikel 8 Gebruik vergunning tijdens weekmarkten en evenementen en werkzaamheden

  • 1. De standplaats mag niet worden ingenomen als op die dag met instemming van het college een weekmarkt of een evenement op of direct nabij de locatie van de standplaats plaatsvindt.

  • 2. Een standplaats mag niet worden ingenomen als dat vanwege onderhoudswerkzaamheden aan de openbare weg of infrastructuur niet mogelijk is. De standplaatshouder wordt uiterlijk drie weken van tevoren over dergelijke situaties geïnformeerd. De standplaatshouder heeft in geen van deze situatie geen aanspraak op compensatie of vergoeding van enig daarvan ondervonden nadeel.

Artikel 9 Voorwaarden

  • 1.

    Aan de vergunning worden in elk geval de volgende voorschriften verbonden:

    • Een standplaats kan alleen worden ingenomen met een kraam.

    • Een kraam is maximaal 8 meter lang en heeft een maximale oppervlakte van 20 m2. Voor de Brink in Dwingeloo geldt, in afwijking of aanvulling van het voorgaande, dat de kraam niet langer is dan 5 meter, zich daaromheen geen uitstallingen bevinden en dat deze zodanig “transparant” dat deze het zicht op het beschermd dorpsgezicht niet ontneemt of ontsiert.

    • De vergunninghouder dient de standplaats aan het eind van de dag te ontruimen door de kraam te verwijderen. Dit behoudens oliebollenkramen in het seizoen.

    • Het verkopen vanaf een standplaats is gebonden aan de winkelsluitingstijden op grond van de Winkeltijdenwet. Standplaatsvergunningen worden hierop afgestemd. Uitzonderingen hierop zijn standplaatsen die artikelen verkopen waarvoor ook voor de reguliere verkoop de winkelsluitingstijden niet van toepassing zijn zoals bijvoorbeeld ijs en snacks.

    • Er mogen geen andere goederen ten verkoop worden aangeboden dan die waarvoor de vergunning geldt.

    • Afvalbakken, parasols, luifels en andere faciliteiten ten behoeve van de verkoop mogen slechts binnen een afstand van 2 meter van de standplaats worden neergezet en geen hinder opleveren.

    • Vrije doorgang van het publiek en het verkeer mag niet worden gehinderd.

    • Het gebruik van een geluidsinstallatie is niet toegestaan.

    • Gedurende de verkoopactiviteiten moet de omgeving van de standplaats een schoon en ordelijk aanzien hebben. Na afloop van de verkoopactiviteiten moet de standplaats en de directe omgeving (binnen een straal van 25 meter) schoon worden opgeleverd. Indien dit wordt nagelaten, zal dit op kosten van vergunninghouder door de gemeente gebeuren.

    • Er dient een afvalbak bij de verkoopwagen geplaatst te worden indien de koopwaar ter plekke genuttigd kan worden.

    • In de verkoopwagen waar gas, stroom of vuur wordt gebruikt, dient een deugdelijk poederbrandblusapparaat van minstens 6 kg aanwezig te zijn;

    • Aanwijzingen en/of bevelen van de politie, brandweer of daartoe aangewezen ambtenaren dienen te worden opgevolgd.

    • Vergunninghouder en eventuele tijdelijke vervangers, dienen deze vergunning op verzoek te tonen aan politie of daartoe aangewezen ambtenaren.

    • Het veroorzaken van schade, hinder of overlast is niet toegestaan.

    • De kosten van herstel van schade, welke direct voortvloeien uit het gebruikmaken van de vergunning, ontstaan aan gemeente-eigendommen, komen voor rekening van de vergunninghouder;

    • Vergunninghouder is verplicht de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen teneinde te voorkomen dat de gemeente, dan wel derden, ten gevolge van het gebruik maken van de vergunning schade zal lijden;

    • De gemeente wordt door vergunninghouder gevrijwaard van alle aanspraken van derden tot vergoeding van schade, die mocht ontstaan door of vanwege het gebruik van de vergunning.

    • Het leggen van stroomkabels over de weg is niet toegestaan.

    • Indien een standplaatslocatie zich bij een gemeentelijke stroomkast bevindt, wordt de standplaatshouder in de gelegenheid gesteld stroom af te nemen van de gemeente. Hiervoor is echter wel een vergoeding verschuldigd. Eventuele schade toegebracht aan de stroomkast veroorzaakt door standplaatshouder, zal op de standplaatshouder verhaald worden.

    • Voor het gebruik van niet-gemeentelijke terreinen dient vooraf schriftelijk toestemming gevraagd te worden aan de eigenaar c.q. beheerder.

    • Vergunninghouder is verplicht voldoende verzekerd te zijn tegen vorderingen tot schadevergoeding waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijk aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

    • Vergunninghouder is verplicht zijn standplaats vanaf zonsondergang te voorzien van een deugdelijke verlichting, waarmee de uitgestalde goederen goed verlicht zijn.

  • 2.

    Het college kan aan een standplaatsvergunning bijzondere voorwaarden verbinden als zij dit in het belang van openbare orde, openbare veiligheid, milieu, volksgezondheid of welstand nodig acht.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking na bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Standplaatsenbeleid Gemeente Westerveld 2018’

Ondertekening

Diever 23 oktober 2018

burgemeester en wethouders

N.L.J.J. Dusink H. Jager

secretaris burgemeester