Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen

Onderwerp : Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen

De raad van de gemeente Westervoort;

gelezen het voorstel van het college van 13 december 2011;

gelet op artikel 8 lid 1 onder g WWB;

besluit vast te stellen:

Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

    • c.

      kosten in verband met maatschappelijk participatie: kosten verbonden aan het deelnemen aan educatieve en sociale activiteiten welke vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd en de ouderlijke bijdragen die daarmee samenhangen;

    • d.

      schoolgaande kinderen: ten laste komende kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die voortgezet onderwijs volgen;

    • e.

      peildatum: de datum waartegen getoetst wordt of aan de voorwaarden is voldaan;

    • f.

      schooljaar: de periode van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend.

  • 2 Begrippen die in deze regeling worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Categoriale bijstand voor schoolgaande kinderen

Onverminderd paragraaf 2.2 van de wet, komt de alleenstaande ouder of het gezin in aanmerking voor categoriale bijstand voor kosten in verband met maatschappelijke participatie van een of meer schoolgaande kinderen als bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van de wet, indien op de peildatum is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3.

Artikel 3 Voorwaarden

Onverminderd artikel 18, eerste lid, van de wet dient de alleenstaande ouder of het gezin te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het huishouden bevat één of meer schoolgaande kinderen;

  • b.

    het inkomen is niet hoger dan 110 procent van de toepasselijke norm, bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet;

  • c.

    het vermogen is niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens, genoemd in artikel 34, derde lid, van de wet;

  • d.

    In het schooljaar is voor het betreffende kind niet eerder de categoriale bijstand als bedoeld in artikel 2 toegekend.

Artikel 4 Hoogte

Het college stelt nadere regels met betrekking tot de hoogte van de categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2.

Artikel 5 Aanvraag en peildatum

  • 1 De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2 dient schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een door het college vast te stellen aanvraagformulier en onder bijvoeging van de noodzakelijk geachte bewijsstukken.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan het college categoriale bijstand toekennen zonder voorafgaande aanvraag, indien:

    • a.

      bij eerdere aanvraag is vastgesteld dat belanghebbende recht op categoriale bijstand heeft, of

    • b.

      belanghebbende niet in staat is zelf een aanvraag in te dienen.

  • 3 Als de peildatum voor beoordeling van het recht op categoriale bijstand, zoals genoemd in artikel 2, geldt de eerste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4 Bij beoordeling van het recht zonder voorafgaande aanvraag wordt afzonderlijk een peildatum vastgesteld.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op het tijdstip waarop de ‘Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ in werking treedt.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatie Schoolgaande Kinderen.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad voornoemd d.d. 27 februari 2012,
de griffier,                                                de voorzitter,
mevr. drs. D.E. van der Kamp                    mr. J.J.G.M. Geukers

Toelichting 1 Algemeen

In artikel 8 van de Wet werk en bijstand is met de inwerkingtreding van de ‘Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ de verplichting voor gemeenteraden opgenomen om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de categoriale bijzondere bijstand genoemd in het vijfde lid van artikel 35 Wwb.

Deze categoriale bijzondere bijstand kan verstrekt worden aan personen met hen ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en ziet op kosten in verband met maatschappelijke participatie van het kind. Het categoriale karakter van de bijstand betekent dat niet nagegaan hoeft te worden of ten behoeve van dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. Het behoren tot de doelgroep waarvoor de categoriale bijstand is bestemd, geeft recht op een aanspraak op de categoriale bijstand. Gelijktijdig met het instellen van de verordeningplicht in artikel 8 van de Wwb is aan artikel 35 een negende lid toegevoegd, waarin personen met een inkomen boven 110 procent van de op die persoon van toepassing zijnde bijstandnorm worden uitgesloten van het recht op de categoriale bijstand.

De enige inhoudelijke eis die in de Wwb wordt gesteld aan de verordening is dat invulling gegeven dient te worden aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’. De Gelre Pas is vanaf 1 januari 2012 het instrument om maatschappelijke participatie te bevorderen. In deze verordening wordt specifiek voor kinderen de reeds bestaande schoolkostenregeling in de verordening opgenomen. Deze schoolkostenregeling leent zich, gezien de verwantschap qua doelgroep en het categoriale karakter van de regeling, bij uitstek voor de invulling van de verordeningplicht. Aangezien de gemeenteraad de opdracht heeft gekregen om zelfstandig het begrip ‘maatschappelijke participatie’ vorm te geven, bestaat ook de vrijheid om aldus de verordening in lijn te brengen met de oude schoolkostenregeling.

Het begrip ‘maatschappelijke participatie’ wordt in deze verordening in artikel 1 onder c geduid. Daar zijn de kosten in verband met maatschappelijk participatie gedefinieerd als kosten verbonden aan het deelnemen aan educatieve en sociale activiteiten welke vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd en de ouderlijke bijdragen die daarmee samenhangen. Maatschappelijke participatie is dus binnen deze verordening vormgegeven als het deelnemen aan educatieve en sociale activiteiten die vanuit de door het kind bezochte onderwijsinstelling worden georganiseerd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Een aantal begrippen is omschreven, uit een oogpunt van helderheid en leesbaarheid van de regeling. Begrippen die niet zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de bovenliggende Wet werk en bijstand.

Artikel 2

De WWB is onverminderd van toepassing en biedt het (grotere) regeltechnische kader. Ter wille van de duidelijkheid is bepaald dat paragraaf 2.2 onverminderd van toepassing is, dwz. de voorwaarden voor bijstandverlening die in de Wwb zijn vastgelegd, gelden ook voor aanvragen categoriale bijstand.

Artikel 3

Artikel 3 definieert de voorwaarden waaraan de alleenstaande ouder of het gezin dient te voldoen en sluit aan op de inkomensgrens genoemd in het negende lid van artikel 35 Wwb en de vermogensgrens in artikel 34 Wwb. De categoriale bijstand mag in het schooljaar voor het betreffende kind niet eerder zijn toegekend, waarmee wordt verzekerd dat voor elk kind slechts eenmaal per schooljaar de categoriale bijstand wordt betaald. De voormalige schoolkostenregeling wordt met de categoriale bijstand gelijk gesteld.

Artikel 4

Bij het vaststellen van de hoogte van de categoriale bijstand dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de bijstand voor maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die het basisonderwijs bezoeken en bijstand voor maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die het voortgezet onderwijs bezoeken, waaronder eveneens beroepsopleidingen begrepen worden. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het verschil in de hoogte van de kosten van maatschappelijke participatie verbonden aan de twee soorten onderwijs.

De bijstand wordt per schooljaar toegekend. Omdat het eerstvolgende schooljaar na inwerkingtreding van deze verordening pas aanvangt op 1 augustus 2012, verdient het de voorkeur om het vaststellen van de hoogte van de categoriale bijstand uit te stellen en over te laten aan het college. Het college zal bedragen vaststellen waarmee gerechtigde ouders in het algemeen in voldoende mate tegemoet gekomen worden in de kosten die onderwijsinstellingen in rekening brengen.

Artikel 5

Hoofdregel is dat categoriale bijstand schriftelijk wordt aangevraagd d.m.v. een aanvraagformulier (eerste lid). Van een aanvraag kan worden afgezien in drie gevallen (tweede lid). Als reeds eerder categoriale bijstand is toegekend, kan dit aanleiding zijn om voor een nieuw tijdvak ‘ambtshalve’ bijstand te verlenen. Dit laat uiteraard onverlet dat steekproefsgewijs of integraal achteraf controle plaats kan vinden op de juistheid van de ‘ambtshalve’ verstrekkingen.