Inspraakverordening gemeente Westervoort 2005

Geldend van 17-10-2005 t/m heden

Intitulé

Inspraakverordening gemeente Westervoort 2005

De raad van de gemeente Westervoort;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 23 augustus 2005;

gelezen het advies van de raadscommissie BSF d.d. 12 september 2005;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet en op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht; 

besluit vast te stellen:

Inspraak verordening gemeente Westervoort 2005

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

  • 1.

    bestuursorgaan: de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, al naar gelang de bevoegdheid ten aanzien van inspraak en besluitvorming;

  • 2.

    belanghebbenden: natuurlijke en rechtspersonen, al dan niet in de gemeente Westervoort gevestigd, die een aantoonbaar belang hebben bij inspraak;

  • 3.

    inspraak: de interactie tussen bestuursorgaan en belanghebbenden met betrekking tot voorbereiding en/of uitvoering van gemeentelijk beleid. Het bestuursorgaan vraagt aan belanghebbenden om reacties/zienswijzen op gemeentelijke beleidsvoornemens, projecten of plannen. De gemeente hanteert verschillende modellen van inspraak;

  • 4.

    inspraakprocedure: de wijze waarop inspraak ingevolge of krachtens het in deze verordening bepaalde gestalte wordt gegeven;

  • 5.

    randvoorwaarden: aan inspraak ten grondslag liggende wettelijke bepalingen, waarop het bestuursorgaan geen invloed heeft, dan wel door het bestuursorgaan aan inspraak meegegeven kaders;

  • 6.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Paragraaf 2 Doelstelling

Artikel 2 Doel van de inspraak

Het doel is dat gemeente en belanghebbenden in gezamenlijkheid vorm en inhoudgeven aan (delen van) plannen of aan beleid. De inspraakverordening geeft hiervoor een handvat. Inspraak dient hiermee:

  • 1.

    kwaliteitsverhoging: door gezamenlijk te werken aan de vorming van plan of beleid realiseren belanghebbenden en overheid samen een hogere kwaliteit;

  • 2.

    draagvlak: als belanghebbenden betrokken worden bij de totstandkoming van een plan of beleid staan ze vaker achter het eindresultaat.

  • 3.

    deelgenootschap: door de belanghebbenden tot deelgenoot te maken zullen deze vaak constructiever zijn in de plan- of beleidsvorming. Zij worden geconfronteerd met de werking van de politiek en het ambtelijk apparaat. Zij krijgen een kijkje in de gemeentelijke keuken en realiseren zich dat de gemeente vaak in situaties verkeert waarin keuzes gemaakt moeten worden;

  • 4.

    imago: de gemeente profileert zich als partij waarmee goed valt samen te werken.

Paragraaf 3 Toepassing

Artikel 3 Toepassing van de inspraakverordening

  • 1 Inspraak is in beginsel mogelijk op alle onderwerpen van gemeentelijk beleid;

  • 2 het bestuursorgaan verleent in ieder geval inspraak wanneer dit is voorgeschreven bij wet, provinciale, regionale of gemeentelijke verordening;

  • 3 buiten de in lid 2 bedoelde onderwerpen beslist het bestuursorgaan per beleidsterrein of per onderwerp over het verlenen van inspraak;

  • 4 geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      wanneer dit bij of krachtens de wet is uitgesloten;

    • b.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van bestaand beleid, die het belang van belanghebbenden niet treffen;

    • c.

      wanneer er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is;

Artikel 4 Doelgroep(en) van de inspraakverordening

Het bestuursorgaan stelt per beleidsterrein of per onderwerp vast aan welke kring van belanghebbenden of belangenorganisaties welke vorm van inspraak wordt verleend. Hiertoe behoren in ieder geval die terreinen of onderwerpen waarvoor dit bij wet, provinciale, regionale of gemeentelijke verordening is voorgeschreven.

Paragraaf 4 Inspraak

Artikel 5 Wanneer inspraak

Belanghebbenden worden door het bestuursorgaan in de gelegenheid gesteld ten behoeve van de meningsvorming hun reactie te geven op onderwerpen die door de gemeente ter discussie worden voorgelegd. Deze reacties worden vervolgens op diverse manieren meegewogen in de besluitvorming. Bij de bepaling of een onderwerp geschikt is voor het inspraakproces wordt gebruik gemaakt van voorwaarden waaraan dat onderwerp moet voldoen. Hiervoor is een checklist opgesteld, gekoppeld aan aandachtspunten.

Artikel 6 Vormen van inspraak

De navolgende vormen van inspraak worden gehanteerd:

  • 1.

    ReactiemodelDeze vorm wordt ook aangeduid als de wettelijk geregelde inspraakHet bestuursorgaan bepaalt grotendeels zelf de inhoud van het beleid en stelt belanghebbenden hiervan op de hoogte. Deze reageren achteraf op een uitgewerkt voorstel waarin zij hun inspreekreacties kenbaar maken. De gemeente beargumenteert waarom reacties wel of niet zijn meegenomen in de uitwerking van een plan of beleidsvoornemen alvorens een definitief besluit te nemen.

  • 2.

    InventarisatiemodelDeze vorm wordt ook wel consultatie genoemd.Er is voldoende tijd en beleidsruimte om belanghebbenden te laten meedenken en meepraten. De plannen worden door de gemeente ontwikkeld in interactie met het maatschappelijk veld.

  • 3.

    CoproductiemodelDeze vorm wordt ook wel participatie genoemd.Het gaat er om belanghebbenden gedurende het hele plan- of beleidsproces te betrekken bij op hande zijnde gemeentelijke plannen of beleidsvoornemens.

  • 4.

    Burgerinitiatief en referendumOp het moment dat voorstellen voor een burgerinitiatief en een beslissend correctief referendum door de gemeenteraad zijn vastgesteld, worden beiden aan deze inspraakverordening toegevoegd.

Paragraaf 5 Procedure

Artikel 7 Procedure van de inspraak

  • 1 het bestuursorgaan stelt een inspraakprocedure vast voor elk beleidsvoornemen, project of plan waarop inspraak wordt verleend. Deze procedure omvat:

    • a.

      de wijze waarop inspraak wordt verleend;

    • b.

      een termijnstelling;

    • c.

      een omschrijving van de mate waarin en de voorwaarden waaronder belanghebbenden inspraak hebben op een beleidsvoornemen, project of plan.De omschrijving wordt vastgelegd in een B&W-advies of Startnotitie.

  • 2 het bestuursorgaan kan deze procedure wijzigen in die gevallen waarin de  vaststelling van het beleidsvoornemen, project of plan dit vereist. Het bestuursorgaan geeft hiervan kennis, zoals is verwoord in artikel 3:42 van de  Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 8 Voorbereiding van de inspraakprocedure

  • 1 het bestuursorgaan informeert voorafgaand belanghebbenden over de manier waarop inspraak voor een plan of beleidsvoornemen wordt geregeld;

  • 2 het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat belanghebbenden voldoende tijd, informatie en inzagemogelijkheden krijgen voor een goede voorbereiding. Voor inspraak geldt, tenzij anders vermeld in specifieke wet- en regelgeving, een termijn van tenminste vier weken (artikel 3:11 Awb), aansluitend op de in lid 1 bedoelde aankondiging. Het bestuursorgaan stelt de voor belanghebbenden toegankelijke stukken vast, die betrekking hebben op het voorliggende onderwerp.

Artikel 9 Terugkoppeling bij de inspraakprocedure

  • 1 het bestuursorgaan draagt zorg voor verslaglegging van bijeenkomsten waarbij een vorm van inspraak, zoals is bedoeld in artikel 6, is toegepast;

  • 2 alle aanwezigen bij de in lid 1 bedoelde bijeenkomsten krijgen deze verslagen toegezonden;

  • 3 bij elke vorm van inspraak wordt ter afronding van de inspraakprocedure, zoals is bedoeld in artikel 7, door het bestuursorgaan een einddocument opgesteld;

  • 4 in dit einddocument geeft het bestuursorgaan verantwoording over:

    • a.

      de gevolgde procedure;

    • b.

      bij het reactiemodel: een weergave van inspraakreacties die mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht. Het bestuursorgaan geeft een gemotiveerde reactie of standpunt op deze reacties. Beide onderdelen maken deel uit van het einddocument dat ter besluitvorming wordt aangeboden;

    • c.

      bij het inventarisatie- en coproductiemodel: een weergave van de opbrengst van deze inspraakvormen maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming wordt aangeboden aan het desbetreffende bestuursorgaan.

  • 5 na besluitvorming krijgen, in het reactiemodel, alle belanghebbenden het voorstel en besluit ter informatie toegezonden;

  • 6 Bij het inventarisatie- en coproductiemodel worden het voorstel en het besluit opgenomen in het verdere proces van uitvoering. Alle belanghebbenden worden hiervan op de hoogte gesteld.

Artikel 10 Beklagrecht

  • 1 ingezetenen en belanghebbenden kunnen over de wijze van uitvoering van deze inspraakverordening en de gevolgde procedures bij het bestuursorgaan een schriftelijke klacht indienen;

  • 2 een klacht, die gericht is op de uitvoering van de inspraakprocedure, dient uiterlijk binnen vier weken na het uitreiken van het einddocument te worden ingediend;

  • 3 het bestuursorgaan beslist binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift over de ingediende klacht. Het kan deze termijn eenmalig met ten hoogste vier weken verlengen;

  • 4 het bestuursorgaan brengt de beslissing over de klacht onmiddellijk ter kennis van de klager.

     

Paragraaf 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 11 Slot- en overgangsbepalingen

  • 1 deze verordening kan worden aangehaald als “Inspraakverordening gemeente Westervoort 2005”;

  • 2 de bijgevoegde toelichtingstekst, maakt deel uit van deze inspraakverordening;

  • 3 deze inspraakverordening treedt in werking op 17 oktober 2005. Voorafgaand aan deze datum wordt op de Gemeentepagina van de Westervoort Post de vaststelling van de inspraakverordening aangekondigd. De verordening is van toepassing op alle inspraakprocedures die na deze datum worden gestart;

  • 4 met ingang van de in lid 3 genoemde datum vervalt de “Algemene Inspraakverordening gemeente Westervoort 2000”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad voornoemd d.d. 26 september 2005,
de griffier,                                             de voorzitter,
J.A.M.G van Bodegom                        W.M. de Laat

Verordening behorende bij de oprichting Cliëntenraad 1

Raadsvergadering: Agendapunt: Afdeling:8 maart 1999 6 secretaris

Cliëntenparticipatie

Instellen cliëntenraad:Tijdens de discussie rondom het gemeentelijk armoedebeleid is door zowel de cliënten van de afdeling Sociale Zaken en Arbeidsvoorziening als door uw Raad voorgesteld om te onderzoeken op welke wijze cliëntenparticipatie binnen de gemeente Westervoort vormgegeven zou kunnen worden.

Naar aanleiding van een enquête, een tweetal daaropvolgende bijeenkomsten met geïnteresseerden in cliëntenparticipatie en de wettelijke verplichting om beleid te maken hoe met cliëntenparticipatie wordt omgegaan, is de intentie uitgesproken om een cliëntenraad te gaan vormen in Westervoort.

Tijdens de diverse gesprekken met de doelgroep is besloten om in eerste instantie de hoofdlijnen vast te leggen in een verordening en dan vervolgens over een jaar te kijken hoe één en ander in de praktijk functioneert. Na een jaar praktijkervaring kan worden gekeken op welke punten de gemaakte afspraken moeten worden aangepast.

Er is een verordening gemaakt. Deze verordening is in nauwe samenwerking met de doelgroep tot stand gekomen.

In het kort wordt onderstaand aangegeven met welk doel en op welke wijze cliëntenparticipatie in de gemeente Westervoort wordt vormgegeven:

  • 1.

    De doelstelling van de te vormen cliëntenraad is onder meer: het door middel van een collectieve belangenbehartiging van de doelgroep invloed uitoefenen op het gemeentelijk beleid en de uitvoering hiervan op het gebied van de sociale zekerheid.

  • 2.

    De doelgroep bestaat uit personen, die woonachtig zijn in de gemeente Westervoort en die zijn aangewezen op (zorg)voorzieningen en/of uitkeringen op het gebied van de sociale zekerheid verstrekt door de gemeente Westervoort.

  • 3.

    De te vormen cliëntenraad bestaat uit maximaal 11 personen, te weten: een onafhankelijk voorzitter, 5 cliënten van de afdeling Sociale Zaken en Arbeidsvoorziening en 5 leden van uit belangenorganisaties.

  • 4.

    Voor de cliënten worden minimaal 3 plaatsvervangende leden aangewezen.

  • 5.

    De cliëntenraad komt minimaal 4 keer per jaar bijeen.

  • 6.

    Indien het naar het oordeel van de cliëntenraad zinvol is, kan in samenwerking met de gemeente voor bepaalde onderwerpen een cliëntenpanel in het leven worden geroepen.

  • 7.

    De volgende belangenorganisaties dienen deel uit te maken van de cliëntenraad:Stichting De WerfStichting Welzijn OuderenSamen op weg gemeente Westervoort/ de gezamenlijke kerkenVluchtelingenwerkGehandicaptenraad

  • 8.

    De leden van de cliëntenraad worden voor de eerste maal benoemd door het college van burgemeester en wethouders en daarna door voornoemd college op voordracht van de cliëntenraad.

  • 9.

    Indien mogelijk wordt er - in overeenstemming met de cliëntenraad - een onafhankelijke voorzitter benoemd.

  • 10.

    De cliëntenraad draagt zelf, indien geen onafhankelijke voorzitter wordt benoemd, uit zijn midden een voorzitter voor.

  • 11.

    De cliëntenraad draagt zelf uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris voor.

  • 12.

    De cliëntenraad kan desgewenst een spreekuur of inloopmorgen in het leven roepen.

  • 13.

    Zodra de cliëntenraad formeel is benoemd zal deze als eerste taken hebben:het voordragen van een voorzitter indien geen onafhankelijke voorzitter wordt benoemd en het voordragen van een plaatsvervangend voorzitter,het voordragen van een secretaris en een plaatsvervangend secretaris,het vaststellen van een reglement, waarin onder meer de interne werkwijze van de cliëntenraad staat vermeld, wanneer, waar en hoe vaak overleg zal plaatsvinden. De bijeenkomsten zullen voor zover mogelijk plaatsvinden bij de Werf. Indien dit niet mogelijk is zal een alternatieve locatie worden gezocht die in ieder geval ook toegankelijk is voor minder validen.

  • 14.

    De gemeente zal een budget voor scholing etc. beschikbaar stellen voor de cliëntenraad.

  • 15.

    De aspirant leden gaan zo spoedig mogelijk met de gehele groep op cursus.

  • 16.

    De aspirant leden die op persoonlijke titel gaan deelnemen in de cliëntenraad zullen onderling moeten beslissen wie van hen als lid en wie als plaatsvervangend lid zal worden voorgedragen.

Overeenkomstig bovenstaande voorstellen is de Verordening “regelende de taak, samenstelling en werkwijze van de cliëntenraad van de afdeling Sociale Zaken en Arbeidsvoorziening” opgesteld. Deze verordening zal na een jaar door de cliëntenraad en de gemeente samen worden geëvalueerd.

Financiële middelen:Teneinde de cliëntenraad goed te kunnen laten functioneren is het zinvol om aan de cliëntenraad voor het jaar 1999 een budget ter beschikking te stellen onder nader te formuleren beleidsregels door ons college. Alle kosten met betrekking tot de cliëntenraad, zoals vergaderkosten, scholing, secretariaatskosten, huur vergaderruimte, koffie/thee etc. moeten wel uit dit budget voldaan worden. Gelet op informatie uit omringende gemeenten is het redelijk om voor het jaar 1999 een budget van € 3.403,35 ter beschikking te stellen. Hoewel er geen sprake is van een volledig kalenderjaar zullen juist in een eerste jaar extra kosten worden gemaakt om deskundigheid van de cliëntenraad te verhogen. Het budget komt ten laste van de beschikbaar gestelde middelen voor het Minimabeleid zoals omschreven in het Beleidsplan 1998 - 2000 en begroting 1999.

Scholing:Door Spectrum, instituut voor ondersteuning van maatschappelijke ontwikkelingen in Gelderland is offerte gedaan voor een eerste scholing/training voor de potentiële kandidaten voor de cliëntenraad. Deze training bestaat uit een viertal dagdelen waarin onder meer de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • a.

    Sociale zekerheid in Nederland

  • b.

    Op welke wijze komt gemeentelijke beleid tot stand

  • c.

    Plaats, samenstelling en opdracht van de cliëntenraad

  • d.

    De Algemene bijstandswet en de beleidsruimte van gemeenten

  • e.

    Vergroten van de communicatieve vaardigheden

  • f.

    Maatschappelijke activering van uitkeringsgerechtigden naar betaald en onbetaald werk

  • g.

    Hoe ga je als cliëntenraad om met actuele, dringende vragen om advies? Hoe kom je aan informatie?

  • h.

    De Wet Voorzieningen Gehandicapten

  • i.

    Relatie van de cliëntenraad met de achterban

Door deze scholing kunnen de kandidaatsleden beter beoordelen wat hun taak wordt en wat van hen wordt verwacht.

De kosten van deze scholing zijn € 816,80 voor vier dagdelen en kunnen worden voldaan uit de voor het Minimabeleid beschikbaar gestelde middelen. De kosten van deze scholing/training komen niet ten laste van het budget van de cliëntenraad.Overige scholingskosten dienen wel door de cliëntenraad uit het hun ter beschikking gestelde budget te worden voldaan.

Gezien het vorenstaande stellen wij het volgende voor:

  • a.

    De “Verordening regelende de taak, samenstelling en werkwijze van de cliëntenraad van de afdeling Sociale Zaken en Arbeidsvoorziening” vast te stellen.

  • b.

    Aan de cliëntenraad een budget van beschikbaar stellen van € 3.403,35 voor het jaar 1999 (onder nader te stellen beleidsregels door ons college).

  • c.

    Voor scholing van de kandidaatsleden voor de cliëntenraad een bedrag van € 816,80 beschikbaar stellen.

  • d.

    Uitgaven dekken vanuit de begrotingspost nr. 6613412442 van het Minimabeleid.

De commissie Maatschappelijke Zorg heeft op 22 februari 1999 positief geadviseerd. Wel zijn er enige tekstuele en inhoudelijke opmerkingen gemaakt over de Verordening. Deze opmerkingen zijn thans overeenkomstig het advies van de commissie in de Verordening verwerkt.

Burgemeester en wethouders van Westervoort,

de secretaris, de burgemeester,

A. Vink J.A.F. van Osch

Participatie integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid 2

Inleiding

Vanaf 1 april 2000 zijn gemeenten wettelijk verplicht cliëntenparticipatie rondom gemeentelijk gehandicaptenbeleid per verordening te regelen. Deze verplichting is gebaseerd op art. 1a Wet voorzieningen gehandicapten en luid als volgt:

  • 1.

    het gemeentebestuur stelt bij verordening regels vast, die zijn gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de wet met inachtneming van artikel 150 van de Gemeentewet.

  • 2.

    in deze verordening worden ten minste geregeld:

  • a.

    dat de reikwijdte van de cliëntenparticipatie betrekking heeft op het integrale gemeentelijke gehandicaptenbeleid;

  • b.

    dat de gemeentebesturen tijdig advies vragen aan de lokale platforms over wijziging in de verordening en uitvoeringsregelingen;

  • c.

    welke faciliteiten het gemeentebestuur beschikbaar stelt aan het lokale platform.

CliëntenparticipatieDeze regeling van cliëntenparticipatie is een erkenning dat beleid het beste tot stand kan komen in samenspraak met (organisaties van) betrokkenen.

Het begrip cliëntenparticipatie is tot nu toe meestal gebruikt in de zin van directe gebruikerstoetsing per instelling/dienst (bv. bewonersraden, Cliëntenraad). Het gaat hier namelijk om iets anders.Cliëntenparticipatie in de zin van toetsing en beïnvloeding van het integrale, interactieve (sectoroverstijgende) gemeentelijke beleid door burgers. Een belangrijk verschilpunt is dat het onderwerp verder gaat dan de toetsing van de kwaliteit van de uitvoering van het beleid. Het gaat met name ook om een betrokkenheid bij de vorming, totstandkoming van het beleid. Deze vorm van cliëntenparticipatie nodigt uit tot de vorming van interactief beleid: beleid dat voortkomt uit de samenspraak tussen gemeente en belangenorganisaties en dat uitmondt in een zekere invloed van de bevolking op de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de gemeentelijke voorzieningen (= veel meer dus dan alleen inspraak op voorgekookte voorstellen waarvan het dan ook niet meer de bedoeling is om erin te wijzigen).

Een gemeente en een lokaal platform kunnen bouwen aan een relatie van partnerschap, waarin op voet van gelijkheid met gebruikmaking van elkaars kwaliteiten samengewerkt wordt. Een goed beleid komt tot stand omdat de gemeente gebruik kan maken van de ervaringsdeskundigheid van de gebruikersorganisaties. Een ander verschilpunt is de wijze waarop de cliëntenparticipatie is georganiseerd; namelijk d.m.v. overleg met de zelforganisaties van betrokkenen, het platform. De wettekst en toelichting benadrukken de rol van het platform (gehandicapten, chronisch zieken en ouderen). In lijn met de standaardregels t.b.v. gelijke kansen voor mensen met een handicap van de Verenigde Naties houdt dat een versterking van de rol van lokale platforms in. Zo ontstaat een vorm van inspraak waarbij gebruikers onder eigen regie tot een standpunt en inbreng kunnen komen. Dat betekent dus een andere invulling dan bv. in de meeste cliëntenraden van de sociale dienst, waar gebruiker vaak op persoonlijke titel deelnemen en waarbij de regie in handen van het gemeentelijk apparaat ligt.

Integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid

  • a.

    Doelgroepomschrijving:" Mensen met beperkingen; ongeacht leeftijd, die door een functiebeperking en/of chronische aandoeningen beperkt wordt in de deelname aan het maatschappelijk leven, dan wel gedwongen is gebruik te maken van speciale (gemeentelijke) voorzieningen (denk aan Wvg / WMO-hulpmiddelen, maar ook aan zorg). Het kan hierbij ook om verstandelijke of psychische beperkingen gaan.

  • b.

    Doelstelling van het gemeentelijk beleid: “het realiseren van volwaardig burgerschap, het zoveel mogelijk opheffen van beperkingen waardoor er gelijke mogelijkheden tot maatschappelijke participatie ontstaan en een goede toegang tot voorzieningen.

  • c.

    Veel ouderen hebben ook te maken met functiebeperkingen. Zij hebben daarnaast tevens nog hun specifieke belangen en issues. Zowel de ouderenorganisaties als de bestaande zelforganisaties voor gehandicapten en chronisch zieken, zoals de Gehandicaptenraad Westervoort, moeten daarom als zelfstandige organisatie kunnen blijven bestaan en vanuit die specifieke invalshoek mee kunnen praten over het voor hen bestemde beleid.

Integraal beleidMensen met een handicap of chronische aandoening hebben op allerlei manieren met de gemeente te maken. Het bieden van gelijke kansen vraagt erom dat op alle terreinen voldoende rekening wordt gehouden met hun specifieke belangen. Dat is de kern van een integraal beleid; aandacht voor mensen met beperkingen moet op alle beleidsterreinen terugkomen. Het betekent ook dat de gemeente over de verschillende beleidsterreinen heen moet kijken. Het heeft weinig zin om de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren, als het vervoer niet goed geregeld is, zodat mensen die prachtige toegankelijke gebouwen niet kunnen bereiken. Als men daadwerkelijk wil werken aan de werkgelegenheid van mensen met een handicap of chronische aandoening, dan moet er bijvoorbeeld ook aandacht zijn voor scholing, vervoer of toegankelijkheid. Een integraal beleid t.b.v. mensen met beperkingen ontstaat niet vanzelf.

Er zijn verschillende instrumenten en voorwaarden te noemen, die ertoe bij kunnen dragen, nl.

  • a.

    Het is waarschijnlijk nodig om op ieder terrein expliciet aandacht te vragen voor de behoeften en mogelijkheden van verschillende groepen van mensen met beperkingen. Dit zou kunnen door bij iedere beleidsnotitie een paragraaf op te nemen met de vraag: "Wat zijn de effecten van bepaalde beleidsbeslissingen op mensen met een handicap of chronische aandoening?"

  • b.

    Het is goed als iemand voor de totstandkoming van een samenhangend beleid verantwoordelijk gesteld wordt. De gemeente zou hiertoe een eerst aanspreekbare wethouder en ambtenaar moeten aanstellen. Dit mag er expliciet niet toe leiden dat andere bestuurders en ambtenaren zich hier achter verschuilen. In een integraal beleid blijft ieder op zijn eigen werkterrein ook direct aanspreekbaar voor het beleid van mensen met beperkingen.

  • c.

    In een nota Integraal Gehandicapten en chronisch zieken beleid zou de gemeente haar samenhangende doelstellingen, voornemens en uitwerkingen van beleid t.b.v. mensen met beperkingen uiteen kunnen zetten. Hiervoor dient bij de gemeente voldoende kennis van zaken te zijn over wie het nou eigenlijk gaat. Een instrument daarvoor is:

  • a.

    het gezondheidsprofiel / ontwikkelingen in de demografie van de gemeente

  • b.

    vanzelfsprekend de ervaringskennis / informatie van ervaringsdeskundigen over handicap/chronische aandoeningen, de maatschappelijke gevolgen hiervan en het gebruik van voorzieningen. Om die kennis op te doen is een goede communicatie met de bevolking een noodzakelijke voorwaarde.

Begrippen

  • 1.

    Cliëntenparticipatie gehandicaptenbeleid: de gestructureerde wijze waarop de gemeente de zelforganisaties van belanghebbenden betrekt in de beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van de Wvg / WMO en het integrale gemeentelijk gehandicaptenbeleid

  • 2.

    Integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid: de samenhangende wijze waarop de gemeente in al haar beleid en verantwoordelijkheden, werkt aan de verbetering van de mogelijkheden tot gelijkwaardige maatschappelijke deelname van alle mensen met een functiebeperking of chronische aandoening.

  • 3.

    Platform: het samenwerkingsverband van de in deze gemeente actief zijnde zelforganisaties van mensen met een functiebeperking of chronische aandoening, onder andere bestaande uit Stichting Gehandicaptenraad Westervoort.

Aangezien St. Gehandicaptenraad Westervoort enkel tot doelstelling heeft de belangen te behartigen van mensen met lichamelijke beperkingen en chronische ziekten, ongeacht hun leeftijd, is aanvulling in het hier bedoelde gemeentelijk platform noodzakelijk. Het gaat hierbij met name om deskundige belangenbehartiging m.b.t. specifieke belangen van mensen met een verstandelijke handicap en mensen met een GGZ achtergrond. Te denken valt hierbij aan vertegenwoordigers uit hun eigen achterban of MEE. Eveneens kan een vertegenwoordiger vanuit de doelgroep ouderen, die affiniteit heeft met mensen met een functiebeperking, aan dit platform worden toegevoegd. De verantwoordelijkheid tot samenstelling van het platform ligt bij het gemeentebestuur.

Doelstelling

  • 1.

    De cliëntenparticipatie Wvg / WMO heeft als oogmerk te bewerkstelligen dat belanghebbenden bij de Wvg / WMO en het integrale gemeentelijk gehandicaptenbeleid door zelforganisatie vanuit onafhankelijke positie optimaal betrokken zijn bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van het (mede)voor hen gevoerde gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Op die wijze bij te dragen aan de totstandkoming of verbetering van het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid gericht op het realiseren van volwaardig burgerschap en op het bieden van gelijkwaardige mogelijkheden aan mensen met beperkingen.

BeleidsterreinenIn het kader van de cliëntenparticipatie wordt het platform betrokken bij:

  • 1.

    het gemeentelijk beleid m.b.t. de Wvg / WMO: de evaluatie, beleidsvoorbereiding, vaststelling en uitvoering. Hieronder vallen ook de uitvoeringsregels m.b.t. de verstrekking, de afspraken met leveranciers (van rolstoelen en andere Wvg / WMO-voorzieningen), uitvoerders (van Wvg / WMO vervoer en andere diensten), woningcorporaties en indicatiestellers;

  • 2.

    het integrale gemeentelijk gehandicaptenbeleid, bestaande uit:

  • a.

    voornemens, beleid of activiteiten van de gemeente gericht op het brengen van samenhang in het beleid op verschillende terreinen ten behoeve van mensen met verschillende functiebeperkingen en/of chronische aandoeningen

  • b.

    het beleid op alle terreinen (in zoverre) dat invloed heeft op de mogelijkheden voor mensen met een functiebeperking en/of chronische aandoening, waaronder:

  • a.

    algemeen bestuurlijke bevoegdheden en burgerzaken;

  • b.

    onderwijs, media, cultuur, sport, openluchtrecreatie en toerisme;

  • c.

    sociale zaken en werkgelegenheid;

  • d.

    welzijn en volksgezondheid;

  • e.

    openbare orde en veiligheid;

  • f.

    ruimtelijke ordening en groen, verkeer en vervoer;

  • g.

    volkshuisvesting en bouwzaken;

  • h.

    financiën en belastingen;

  • i.

    informatievoorziening, personeel en organisatie

  • j.

    milieu

  • k.

    regionale samenwerking

Werkwijze

  • 1.

    In het kader van cliëntenparticipatie vraagt het gemeentebestuur het platform om advies.Het platform is ook gerechtigd uit eigener beweging advies uit te brengen aan het college van Burgemeester en Wethouders.

  • 2.

    B&W vragen het platform in ieder geval om advies bij de onderwerpen beschreven onder de hierboven genoemde “beleidsterreinen"

  • 3.

    het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. Dit houdt in ieder geval in:

  • a.

    bij nieuw beleid wordt het platform in ieder geval tijdig betrokken bij vaststellen van de hoofdlijnen van het beleid;

  • b.

    bij evaluatie wordt het platform in ieder geval tijdig betrokken bij het vaststellen van vragen die ten grondslag liggen aan evaluatie.

  • c.

    B&W draagt zorg voor tijdige en volledige informatieverstrekking op grond waarvan het platform vervolgens een afgewogen oordeel kan vormen.

Bijdrage van het Ouderenplatform Westervoort aan deze inspraakverordening 3

Inleiding

Door een raadsbesluit van 2 december 1996 is het Ouderenplatform ingesteld. Doel was zowel de reguliere bonden als andere organisaties die voor de ouderen belangen behartigen, als adviesorgaan te betrekken bij de gemeentelijke organisatie. De legitimiteit ervan ligt besloten in art. 84 lid 1 Hoofdstuk V Gemeentewet, die als volgt luidt: " De raad, het college of de burgemeester kan andere commissies dan bedoeld in de artikelen 82 eerste lid, en 83 eerste lid, instellen."Art. 82 lid 1 regelt de commissies ter besluitvorming van de raad.Art. 83 lid 1 regelt de bestuurscommissies.

De gemeente Westervoort stelt in 2005 een nieuwe inspraakverordening vast die voor alle burgers en organisaties dient te gelden. Het Ouderenplatform is betrokken bij de totstandkoming van deze verordening. Het platform vertegenwoordigt als bestaand gemeentelijk adviesorgaan de belangen van een substantieel deel van de bevolking met hun eigen problematiek etc.

Doelstelling.Doelgroep zijn de ouderen met een leeftijd van 50 jaar of ouder, maar in het bijzonder de 65+ers. Doelstelling is het uitbrengen van een eigen advies aan het gemeentebestuur en/of de gemeenteraad over alle zaken die de doelgroep betreffen. Te denken valt daarbij in het bijzonder aan wonen, welzijn en zorg.Een en ander is al verwoord in de Ouderennota Westervoort “”Nieuw voor Oud”” voor de periode 2003/2004 welke nog geactualiseerd dient te worden. Ook de resultaten van het onderzoek dat thans bij 65+ers wordt uitgevoerd, en mede is geïnitieerd door het Ouderenplatform, kunnen leiden tot het bijstellen van voornoemde nota. Dit dringt temeer daar een drietal aspecten in de nabije toekomst een rol (gaan) spelen:

  • 1.

    de sterke vergrijzing van de bevolking, ook in Westervoort

  • 2.

    de extra-muralisatie in zorg voor ouderen

  • 3.

    de Wet Maatschappelijke Ondersteuning

SamenstellingOp dit moment bestaat het platform uit een aantal vertegenwoordigers van ouderenbonden zoals ANBO, KBO, PCBO, van speciale organisaties als Seso en SWO en personen op persoonlijke titel. Als (technisch) voorzitter fungeert de wethouder met sociale zaken in zijn portefeuille en als notulist een ambtenaar, die allen tezamen met voornoemde personen het ouderenbeleid gestalte geven. Al naar gelang het onderwerp zijn ook andere wethouders en/of beleidsambtenaren aanwezig.Om naar aanleiding van de informatie en de uitwisseling van meningen daarover tot een goed advies te komen zijn twee zaken van belang: allereerst de deskundigheid van de deelnemers aan het platform en vervolgens niet in het minst de juiste en volledige informatie.

WerkwijzeIn een zestal vergaderingen per jaar o.l.v. de voorzitter wordt nieuwe informatie verstrekt of worden de lopende zaken behandeld. Voorafgaand aan die vergaderingen komen een aantal deelnemers in een aparte sessie bijeen om zowel de agenda te bepalen als ook de onderwerpen te bespreken en al dan niet tot een gezamenlijk standpunt te komen. Wanneer dit leidt tot een advies van welke aard dan ook is het van belang dat dit goed beargumenteerd wordt gegeven en indien mogelijk unaniem.

LegitimiteitNiet alleen uit art. 84.1 maar ook uit een drietal andere aspecten kan de legitimiteit afgelezen worden. Allereerst uit de gelijkwaardigheid van de deelnemers, waarbij de voorzitter de ”primus inter pares” dient te zijn en sprake van gelijkwaardige deskundigheid

Vervolgens uit de kwaliteit van het advies: is het advies het gevolg van een initiatief van de deelnemers, een puur adviesrecht of een z.g. recht op basis van overeenstemming. Hoe dit recht eruit zal zien hangt af van de speelruimte die de raad en/of college het platform geeft en/of wettelijk is vastgelegd. Vast moet staan dat het advies in geen geval als vrijblijvend mag worden beschouwd of onderdeel vormt van een koepeladvies. Het instellen van een Klachtencommissie zoals vastgelegd in de nieuwe inspraakverordening is daarbij een goede zaak.

Tenslotte uit de aard van de vertegenwoordiging, of deze al dan niet zonder last of ruggespraak is, of het een keuze vanuit hun vertegenwoordiging is of op grond van een benoeming door bijv. B&W. De spreiding onder de deelnemers vanuit een diversiteit aan deskundigheid is daarbij van belang.

CHECKLIST bij bepaling al dan geen inspraak te verlenen bij een onderwerp 4

Stap 1: leent het onderwerp zich voor inspraak?

 

VRAAG

ANTWOORD

 

 

JA

NEE

1

Leeft het onderwerp voor externe deelnemers: bewoners, de buurt of voor betrokkenen?

 

 

2

Is er voldoende vrije ruimte voor externe deelnemers zodat zij invloed op de beleids- of planvorming kunnen uitoefenen?

 

 

3

Is het onderwerp gemakkelijk te begrijpen of begrijpelijk te maken voor externe deelnemers?

 

 

4

 

 

5

Moet er bij het onderwerp vooraf rekening worden gehouden met veelvuldige bezwaren en klachten van externe deelnemers? Zitten er veel haken en ogen aan het onderwerp?

 

 

6

Is de uitkomst van het inspraakproces belangrijk voor de hele gemeente, met andere woorden: zal het eindresultaat van het proces voor de betrokkenen merkbaar zijn?

 

 

7

Is het onderwerp politiek gevoelig?

 

 

8

Bestaan er sterke tegenstellingen tussen diverse groeperingen over het onderwerp?

 

 

9

Is er voldoende capaciteit en budget bij de gemeente om het inspraakproces uit te voeren?

 

 

10

Is er voldoende tijdsruimte om het inspraakproces binnen acceptabele tijd af te ronden?

 

 

11

Kan de gemeente tegemoet komen aan de wensen van de externe deelnemers?

 

 

Resultaten

Score:

Vraag 1

ja:2 punten

nee:0 punten

Vraag 2

ja:2 punten

nee:0 punten

Vraag 3

ja:1 punt

nee:0 punten

Vraag 4

ja:1 punt

nee:0 punten

Vraag 5

ja:0 punten

nee:1 punt

Vraag 6

ja:1 punt

nee:0 punten

Vraag 7

ja:0 punten

nee:1 punt

Vraag 8

ja:0 punten

nee:1 punt

Vraag 9

ja:1 punt

nee:0 punten

Vraag 10

ja:1 punt

nee:0 punten

Vraag 11

ja:1 punt

nee:0 punten

Uitslag:

0-7 punten: het onderwerp is in eerste instantie niet geschikt voor het inspraakproces

8-12 punten: het onderwerp leent zich wel voor een inspraakproces. Ga door naar stap 2 en check de lijst met aandachtpunten voor het opmaken van een Startnotitie, nog voor aanvang van het inspraakproces. College en/of raad bepalen de kaders en voorwaarden voor de inhoud van het inspraakproces

Stap 2: aandachtspunten bij het opmaken van een Startnotitie

  • 1.

    Zorg ervoor dat er intern (zowel ambtelijk als politiek) duidelijkheid is over het doel, de uitgangspunten en de randvoorwaarden om een inspraakproces te starten

  • 2.

    Denk na over welke deelnemers en op welke momenten je die deelnemers wilt betrekken bij het proces

  • 3.

    Het college en/of de raad heeft zich van tevoren uitgesproken over hoe zij met de mening van betrokkenen wil omgaan (bijvoorbeeld dat zij de uitkomsten van het inspraakproces als een zwaarwegend advies zullen accepteren)

  • 4.

    De verschillende belangen van zowel de interne als de externe betrokkenen zijn in beeld gebracht

  • 5.

    Hou er rekening mee dat er meerdere alternatieven of oplossingsrichtingen mogelijk zijn als resultaat van het inspraakproces

  • 6.

    Iedere betrokkene is (in principe) gelijkwaardig in het inspraakproces en mag dezelfde informatie ontvangen om op dezelfde wijze deel te kunnen nemen aan de beleids- of planvorming (het kan zijn dat bepaalde doelgroepen eerder of later in het proces worden betrokken)

  • 7.

    Denk er aan dat het erg belangrijk is dat er binnen een afdeling voldoende (kwantitatieve) ambtelijke capaciteit (inhoudelijk als ook administratief) is om een inspraakproces te kunnen starten

  • 8.

    Alle kaders van het onderwerp (zoals budgetten, plangebied, vaststaand beleid van rijk, provincie, regio, gemeente) zijn vooraf duidelijk voor alle betrokkenen

  • 9.

    Het communicatieplan geeft aan op welke wijze het inspraakproces wordt gecommuniceerd met alle betrokkenen bij dit proces (gebruik hiervoor het “communicatieplan in 8 stappen”)

Toelichting 1

TOELICHTING OP DE “INSPRAAKVERORDENING GEMEENTE WESTERVOORT 2005”

Algemeen

Deze inspraakverordening wordt ter besluitvorming aangeboden in een periode dat de raad en het college een weg proberen te vinden in het nieuwe duale stelsel met de daarbij behorende rolverdeling. Het duale stelsel is opgebouwd rond het thema bestuurlijke regie, waarbij telkens per onderwerp wordt bekeken welk bestuursorgaan als “bestuur” kan worden aangeduid. De verordening bouwt voort op de taakverdeling tussen raad en college, zoals die op het moment van toepassing van de verordening geldt. Een gewijzigde taakverdeling leidt niet tot aanpassing van de verordening, hooguit tot een andere toepassing. De controlerende bevoegdheid van de raad blijft daarbij ongewijzigd.Gelet op de reacties uit de Westervoortse gemeenschap in de initiatieffase van het project Burgerparticipatie, vastgelegd in verslag van de Klankbordgroepbijeenkomst op 12 mei 2004, maar ook gelet op het vastgestelde Bestuursakkoord 2002-2006, is het belangrijk een gemeentelijke verordening vast te stellen waarin de belangen en rollen van alle partijen bij de inspraak worden vastgelegd.

De Algemene Inspraakverordening, die de gemeenteraad in 2000 heeft vastgesteld, behandelt het begrippenkader en de procedure waarlangs de wettelijke (formele) inspraak in de gemeente geregeld wordt.De nieuwe inspraakverordening kent twee belangrijke pijlers: het aangepaste begrippenkader, horende bij het duale stelsel, en de voornoemde bestuurlijke regie. Met name dit laatste vraagt om actievere betrokkenheid van het bestuur bij de vormgeving van inspraak Beide pijlers worden in de verordening nader toegelicht.

De inspraakverordening staat niet op zichzelf; het maakt deel uit van een proces. Dit proces wordt onderverdeeld in verschillende fases: voorbereidende, interactieve, besluitvormende en uitvoerende fase, gevolgd door een evaluatie. In elke fase bestaat de mogelijkheid om de mate van inspraak te bepalen. Dit zal ook aan de belanghebbenden worden duidelijk gemaakt.

In deze verordening wil de gemeente Westervoort regelen hoe belanghebbenden tijdens dit beleidsproces betrokken worden bij de voorbereiding en/of uitvoering van (onderdelen van) gemeentelijke beleids- of planvorming en in welke mate waarin zij hierop invloed kunnen uitoefenen. Een goed uitgewerkt communicatieplan staat hiervoor borg.

Aan de totstandkoming van deze inspraakverordening hebben medewerkers van verschillende gemeentelijke afdelingen meegewerkt, alsmede ook vertegenwoordigers van verschillende belangengroeperingen: stichting Gehandicaptenraad Westervoort, Cliëntenraad Westervoort en het Ouderenplatform Westervoort. De Gehandicaptenraad en Ouderenplatform hebben middels een bijdrage (zie bijlage 1 en 2) gezorgd voor een onderlegger voor deze verordening. Voor de Cliëntenraad bestaat er al een gemeentelijke verordening sinds 8 maart 1999 (zie bijlage 3) waarin doel en werkwijze van de cliëntenparticipatie is geregeld. Voor deze organisaties staat centraal de wens om op een vroeg tijdstip betrokken te worden bij onderwerpen waarover zij een mening hebben of een advies willen uitbrengen.

Inspraakverordening

Een inspraakverordening is een middel om inhoud te geven aan vormen van samenwerking tussen de gemeentelijke samenleving en het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om het scheppen van mogelijkheden die belanghebbenden hebben bij het verkrijgen van invloed op de gemeentelijke plan- en beleidsvorming evenals op het besluitvormingsproces. Het is voor een goed verloop van de inspraakprocedure van belang dat de nodige randvoorwaarden worden gesteld op grond waarvan duidelijk is welk resultaat een dergelijke procedure heeft opgeleverd en wat daarmee wordt of reeds is gedaan. Uiteindelijk ligt het beslissingsrecht over een plan of beleidsvoornemen bij het bestuursorgaan, zoals deze is aangeduid in de verordening.

De geldende verordening biedt deze randvoorwaarden en voldoet daarmee aan het bepaalde in artikel 150 van de Gemeentewet, te weten:

  • a.

    openbaar kennisgeven van plan- en beleidsvoornemens waarop inspraak wordt verleend;

  • b.

    de wijze waarop voor belanghebbenden deze inspraak wordt geregeld;

  • c.

    rapportering over de inspraak en over de uitkomsten ervan;

  • d.

    de wijze waarop belanghebbenden hun beklag kunnen doen over de uitvoering van deze verordening.

Hiermee is de ondergrens aangegeven om de gemeente de vrijheid te laten om een regeling te treffen die op de lokale situatie is toegesneden. Deze inspraakverordening voldoet in principe aan de wettelijke vereisten.

Daarnaast wordt in het Bestuursakkoord 2002-2006 aangegeven dat “….juiste en tijdige communicatie met ingezetenen van Westervoort van vitaal belang is. Er wordt daartoe een communicatiebeleid ontwikkeld waarin de communicatieprocessen beschreven staan, welke de daarvoor beschikbare middelen zijn en hoe de verantwoordelijkheden zowel bestuurlijk als ambtelijk zijn neergelegd. Het communicatiebeleid en de gemeentelijke voorlichtingstaken zullen worden ondergebracht bij één portefeuillehouder. De projectgerichte communicatie wordt daarentegen ondergebracht bij de projectverantwoordelijke portefeuillehouder. Burgers zullen actiever betrokken worden bij gemeentelijke activiteiten in hun wijk. Dit zal gebeuren vanuit een vraaggerichte organisatie. Ofwel, niet de organisatie, maar de burgers geven aan waaraan behoefte is…..”

Er wordt, zoals reeds eerder is aangegeven, door de gemeente reeds gebruik gemaakt van diverse vormen van inspraak. Met een aantal groeperingen (zoals de Cliëntenraad) wordt reeds gecommuniceerd in het kader van beleids- voorbereiding. Daarnaast worden in verschillende situaties ook belangengroeperingen waaronder de stichting Gehandicaptenraad Westervoort, het Ouderenplatform en de wijkraden geconsulteerd.

Artikelsgewijze toelichting op de Inspraakverordening 2005

De nieuwe inspraakverordening is een vervolg op de verordening die op 13 maart 2000 door de raad is vastgesteld. Aan de nieuwe inspraakverordening zijn een aantal modellen van inspraak toegevoegd die belanghebbenden nog beter in staat stellen betrokken te worden bij de ontwikkeling van gemeentelijke plannen en beleid.

Artikel 1: begripsomschrijvingen

In dit artikel worden een aantal kernbegrippen omschreven die betrekking hebben op inspraak. Waar mogelijk zijn de definities overgenomen uit de Algemene wet bestuursrecht. In vergelijking met de vorige verordening is het “bestuursorgaan” nader gedefinieerd. Dit heeft te maken met de invoering van het dualisme in 2002. Uitgangspunt van het dualisme is dat een heldere scheiding is aangebracht tussen positie en bevoegdheden van college en raad waarbij duidelijk moet zijn wie waarvoor verantwoordelijk is. Het initiatief voor inspraak ligt bij zowel de burgemeester, het college als bij de raad.

Bestuursorgaan: de verantwoordelijkheid voor het houden van inspraak ligt bij het bestuursorgaan, in veel gevallen bij de raad. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering, de nadere regeling en organisatie behoort in de praktijk veelal toe aan het college. De term bestuursorgaan impliceert dat raad, college en burgemeester voor eigen beleidsvoornemens van deze verordening gebruik kunnen maken.

Belanghebbenden: gekozen is voor een omschrijving zoals is verwoord in artikel 150 van de Gemeentewet. Er is niet gekozen om bepaalde categorieën belanghebbenden afzonderlijk te benoemen vanwege het open karakter van deze verordening. Enerzijds doet dit meer recht aan het uitgangspunt van bestuurlijke regie, anderzijds biedt deze open beschrijving betere garantie voor een bewuste keuze van belanghebbenden, zonder dat deze vervalt in een automatisme. Aan de keuze van belanghebbenden gaat een zorgvuldig afwegingsproces vooraf, waarbij onder andere de aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp een rol spelen.

Inspraak: er zijn veel omschrijvingen mogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen raken bij de totstandkoming van een gemeentelijk plan of beleid. De term inspraak wordt in deze verordening gebruikt als een allesomvattend begrip voor termen die ook aan inspraak refereren, te weten: burgerparticipatie, interactieve beleids- of planvorming, samenspraak, consultatie, communicatie, referendum, burgerinitiatief. Met inspraak wordt bedoeld het brede spectrum aan inspraakvormen: van zeer beperkte tot volledige inspraak, van wettelijk geregelde inspraak (zoals is geregeld bij milieuplannen en in de Wet Ruimtelijke Ordening) tot het in samenspraak met belanghebbenden opstellen van beleidsadviezen of planvorming.

Inspraakprocedure: de wijze waarop inspraak is geregeld wordt verwoord in een B&W-advies of in een Startnotitie. Daarnaast zijn er ook wettelijk geregelde inspraakvormen, zoals hierboven is omschreven.

Randvoorwaarden: dit begrip is bedoeld om de ruimte voor inspraak af te bakenen, om bijvoorbeeld te voorkomen dat die ruimte zich richt op onderdelen waarover het bestuursorgaan geen beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuursorgaan reeds heeft besloten.

Artikel 2: doel van de inspraak

Het is essentieel om bij een inspraakproces vooraf concrete beoogde einddoelen vast te stellen in de vorm van een bepaald plan, beleid of beslissing. Daarnaast is tevens waardevol de algemeen geformuleerde doelen in artikel 2 te toetsen aan dit inspraakproces. Het doel “imago” geeft aan dat het de gemeente veel is gelegen aan verbetering van de contacten met burgers en organisaties. Inspraak is daarbij een middel om de kloof tussen gemeente en burgers te verkleinen. Om inspraak op een goede manier te organiseren en te laten verlopen is communicatie onontbeerlijk. De keuzes voor inspraakvormen en de wijze waarop dat moet gebeuren worden in een heldere communicatie- en participatieparagraaf opgenomen als onderdeel van een B&W-advies of in een Startnotitie.

Artikel 3: toepassing van de inspraakverordening

Om onduidelijkheden te voorkomen is een goede aanduiding van het onderwerp van inspraak van belang. Inspraak is in beginsel mogelijk op alle terreinen van gemeentelijk bestuur, maar dat wil niet zeggen dat alle onderwerpen zich hiervoor ook lenen of dat inspraak ten alle tijden dient te worden toegepast. Voor een aantal onderwerpen heeft de rijksoverheid inspraak wettelijk voorgeschreven. In de overige gevallen beslist het bestuursorgaan over het al dan niet toepassen van inspraak, al dan niet vooraf gegaan aan een verzoek daartoe door belanghebbenden. Tenslotte is aangeven in welke gevallen geen inspraak wordt verleend. Daarbij spreekt het voor zich dat de kwalificatie ten aanzien van “ondergeschikte herzieningen van beleid” relatief is dat, afhankelijk van de aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp, telkens opnieuw bepaald dient te worden.

Op het moment dat door de gemeente Westervoort besluiten zijn genomen ten aanzien van de inspraak in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), wordt in de inspraakverordening gerefereerd aan deze besluiten.

Artikel 4: doelgroep(en) van de inspraakverordening

Dit artikel legt, in lijn met het uitgangspunt van bestuurlijke regie, de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij inspraak te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuursorgaan: raad, college of burgemeester, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met onder meer de aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp. Per onderwerp wordt een doelgroep vastgesteld die op enigerlei wijze door het bestuursorgaan wordt betrokken bij dit onderwerp. De inspraakvorm (zie ook artikel 6) bepaalt de mate van de invloed die de doelgroep op het onderwerp heeft.

Op 8 maart 1999 heeft de gemeenteraad de “Verordening cliëntenparticipatie” vastgesteld, waarin de taak, samenstelling en werkwijze van de Cliëntenraad van de afdeling Sociale Zaken is opgenomen (zie bijlage 1). Met deze verordening krijgt de Cliëntenraad, als belangenbehartiger, invloed op het gevoerde beleid van die afdeling ten aanzien van de uitvoering van de sociale zekerheid.

Om ook andere belangenbehartigende organisaties en individuele inwoners van Westervoort de mogelijkheid te bieden invloed uit te oefenen op gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, is deze inspraakverordening tot stand gekomen. In de bijlagen 2 en 3 zijn uiteenzettingen, over de wijze waarop dat vorm zou kunnen krijgen, opgenomen van de stichting Gehandicaptenraad Westervoort en het Ouderenplatform Westervoort (de drie genoemde organisaties zijn nauw betrokken bij de totstandkoming van deze inspraakverordening doordat zij zitting hadden in de projectgroep).

In de hierna volgende artikelen wordt aangegeven wanneer dat kan gebeuren, welke inspraakvormen er zijn en wat de te volgen procedures zijn.

Artikel 5: wanneer inspraak

Inspraak is een proces dat regelmatig wordt toegepast als werkwijze van de gemeente Westervoort. Dat betekent dat belanghebbenden met zekere regelmaat met dit proces te maken hebben: hetzij dat inspraak wordt geregeld voor een klein, beperkt onderwerp hetzij voor een groots opgetuigd project.Er worden eisen gesteld aan gesteld aan het onderwerp en aan het proces aan de hand waarvan wordt bepaald of een onderwerp geschikt is voor inspraak.Om te bepalen of een onderwerp geschikt is voor inspraak, wordt gebruik gemaakt van een checklist, gekoppeld aan een aantal aandachtspunten (voor de uitgewerkte checklist en aandachtspunten zie bijlage 4).Belangrijk is dat in de voorbereidingsfase van een onderwerp bepaald wordt welke keuzevrijheid en keuzemogelijkheden de belanghebbenden hebben.

Artikel 6: vormen van inspraak

Dit artikel geeft aan wat de reikwijdte is bij inspraak. Deze kan zich beperken tot het reageren op wettelijk geregelde inspraak zoals in de Wet Ruimtelijk Ordening is vastgelegd, maar inspraak kan ook worden uitgebreid tot het inventariseren van wensen en ideeën die worden meegewogen in uiteindelijke plan- of beleidsvorming. Voorts kan belanghebbenden de mogelijkheid worden geboden mee te praten, mee te denken over plan- of beleidsvorming. De mate van betrokkenheid van belanghebbenden is afhankelijk van het onderwerp. Het is aan de gemeente om de bandbreedte van inspraak te bepalen: worden belanghebbenden slechts deels betrokken, wordt ze geheel deelgenoot gemaakt of kiest de gemeente voor een vorm er tussenin.

Vormen van inspraak:

Reactiemodel: belanghebbenden kunnen achteraf reageren op een voorlopig plan of beleidsvoornemen dat door de gemeente wordt gepresenteerd. De reactie worden meegenomen in de uiteindelijke uitwerking van het plan of voornemen. De communicatie richt zich vooraf op de onderbouwing van keuzes die ten grondslag liggen aan het voorlopig plan of voornemen. Achteraf richten de inspanningen zich op de argumentatie waarom bepaalde wensen wel of niet zijn meegenomen.

Inventarisatiemodel: er komt een voorlopig plan of beleidsvoornemen dat mede is gebaseerd op een peiling vooraf bij belanghebbenden. Meningen uit die peiling worden verwerkt. Belanghebbenden zullen in deze inspraakvorm vaker iets van hun gading terugvinden in het plan of voornemen dan bij het reactiemodel. Communicatie richt zich vooraf op de opzet van de peiling en, gedurende het proces en achteraf, op het leggen van verbanden tussen de uitkomsten van de peiling en het voorlopig plan of voornemen.

Coproductiemodel: de belanghebbenden worden geheel bij het plan- of beleidsproces betrokken. Men krijgt (al dan niet via vertegenwoordigers) de gelegenheid om in diverse fases van een project een stem te laten horen. Belanghebbenden zijn als het ware meebedenkers van een plan of beleidsvoornemen. Communicatie richt zich op veel facetten: gedurende het proces wordt op intensieve wijze gecommuniceerd met alle belanghebbenden in het proces.

Referendum en burgerinitiatief: op het moment dat voorstellen voor een burgerinitiatief of een beslissend correctief referendum door de gemeenteraad zijn vastgesteld, worden zij aan deze inspraakverordening toegevoegd.

Artikel 7: procedure van de inspraak

De door het bestuursorgaan op te stellen procedure dient enerzijds om belanghebbenden duidelijkheid te verschaffen over ondermeer het onderwerp, het doel, de beïnvloedingsruimte en beslismomenten, anderzijds dient de procedure als kompas voor het verdere proces.

Artikel 8: voorbereiding van de inspraakprocedure

Dit artikel geeft enkele zorgvuldigheidsrichtlijnen omwille van de voorbereiding, namelijk ten aanzien van de aankondiging, voorbereidingstijd en noodzakelijke informatie over het onderwerp. Van belang is dat belanghebbenden zo volledig mogelijk worden geïnformeerd over het voorliggende onderwerp. Voor het reactiemodel wordt aangesloten bij de procedure die de Algemene wet bestuursrecht voor ter inzagenlegging voorschrijft, te weten: de ter inzagenlegging wordt aangekondigd op de voor de gemeente gebruikelijke wijze; de op het onderwerp betrekking hebbende stukken liggen ter inzage in het gemeentehuis voor de periode van tenminste vier weken; belanghebbenden kunnen in deze periode hun zienswijze kenbaar maken, zowel mondeling als schriftelijk.

Voor het inventarisatie- of coproductiemodel worden belanghebbenden gevraagd te reageren op of te worden betrokken bij het inspraakproces dat voor het onderwerp is vastgesteld door het bestuursorgaan. De voorbereidingsfase van het onderwerp (een gemeentelijk plan of een beleids-voornemen) wordt gebruikt om dit proces vorm en inhoud te geven. Afhankelijk van het onderwerp zal worden gekozen voor bijvoorbeeld het instellen van een werkgroep, projectgroep, klankbordgroep of zal gebruik worden gemaakt van adviezen of bijdragen van belangengroeperingen uit de (Westervoortse) samenleving.De WRO bepaalt de inspraaktermijn op zes weken, dit in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarin de inzagetermijn op tenminste vier weken is gesteld.

Artikel 9: terugkoppeling bij de inspraakprocedure

Verslaglegging van inspraakbijeenkomsten is op grond van artikel 150 lid 2c Gemeentewet verplicht. Artikel 9 van de verordening geeft hiervoor enkele richtlijnen, gericht op het realiseren van duidelijkheid en transparantie richting de belanghebbenden van zulke bijeenkomsten. Wanneer zij hun inbreng, bij gebruikmaking van zowel het reactie- als het inventarisatie- als ook in het coproductiemodel, onjuist of onvolledig in de verslaglegging terugvinden, kunnen zij hierop mondeling of schriftelijk reageren. Deze reactie wordt bij het inspraakverslag gevoegd, dat onderdeel uitmaakt van de besluitvorming.

Artikel 10: beklagrecht

De Gemeentewet schrijft voor dat in de verordening een regeling wordt getroffen over de wijze waarop ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van deze verordening.Artikel 10 geeft hiervoor richtlijnen. In lid 2 en 3 wordt een termijn aangehouden van vier weken zodat klagers een redelijke termijn wordt geboden om het klachtrecht daadwerkelijk te kunnen benutten.

Artikel 11: slot- en overgangsbepalingen

Voor de naamgeving van deze verordening is aangesloten bij de strekking van artikel 150 van de Gemeentewet: inspraakverordening. De datum van inwerkingtreding van deze verordening gaat in op 17 oktober 2005, nadat zij openbaar is gepubliceerd in de daartoe geëigende publicatiekanalen. Met de inwerkingtreding van de “Inspraakverordening gemeente Westervoort 2005” vervalt de “Algemene inspraakverordening gemeente Westervoort 2000”.