Regeling vervallen per 31-12-2010

Subsidieverordening Welzijnssubsidies Westervoort 2007

Geldend van 31-12-2010 t/m 30-12-2010

Intitulé

Subsidieverordening Welzijnssubsidies Westervoort 2007

De raad van de gemeente Westervoort;

besluit vast te stellen:

Subsidieverordening Welzijnssubsidies Westervoort 2007

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

raad: de gemeenteraad van Westervoort;

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort;

wet: de Algemene wet bestuursrecht ( Awb)

instelling: een organisatie of groepering van personen die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meer activiteiten, waarvan het gemeentebestuur de ideële en/of materiële waarde voor zijn inwoners erkent;

subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21,1e lid van de wet;

budgetsubsidie: een subsidie voor 3 kalenderjaren waarbij de hoogte van het subsidiebedrag direct gerelateerd wordt aan een vooraf overeengekomen prestatie-indicatoren.

jaarsubsidie: een subsidie die voor 1 kalenderjaar wordt versterkt;

projectsubsidie: een subsidie die naar zijn aard een tijdelijk karakter heeft;

incidentele subsidie: een subsidie niet zijnde een budget, jaar of projectsubsidie met een eenmalig karakter;

activiteitenplan: een overzicht van activiteiten, vertaald naar te verwachten resultaten, alsmede de relatie daarvan met het gemeentelijk beleid, uit te voeren binnen een aangegeven termijn;

subsidieprogramma: een jaarlijks door het college vast te stellen overzicht, dat betrekking heeft op de activiteiten op de terreinen waarop volgens deze verordening subsidies zijn verleend;

subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet;

boekjaar: een kalenderjaar, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald;

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 2. Naast de regels van deze verordening zijn de regels van de Algemene wet bestuursrecht, derde tranche, onverminderd van toepassing.

  • 3. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten binnen de beleidsterreinen:

    • -

      zorg

    • -

      onderwijs en educatie

    • -

      kunst en cultuur

    • -

      sport en recreatie

    • -

      werk en inkomen

    • -

      inwoners met een minimum inkomen

    • -

      integratie nieuwkomers en oudkomers

    • -

      ouderen en gehandicapten

    • -

      jeugd en jongeren

    • -

      vrijwilligers (werk)

    • -

      huisvesting

  • 4. Het bepaalde in deze verordening is van toepassing tenzij hiervan wordt afgeweken in een andere (bijzondere) verordening.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid van instellingen

  • 1. Subsidie ten behoeve van activiteiten kan slechts worden verstrekt aan rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen.

  • 2. Het college kan van het voorgaande lid ontheffing verlenen. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden dan voorzover mogelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Toezicht en controle

  • 1. Het college kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

  • 2. Aan door het college aangewezen ambtenaren of andere personen wordt desgevraagd door of namens de instelling inzage verleend in de boekhouding en de administratie en worden alle gevraagde inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:59 van de wet verleent de instelling onmiddellijk toegang tot de lokaliteiten of accommodaties die worden gebruikt, tenzij de aard van de bijeenkomst in die lokaliteit of accommodatie zich daartegen verzet.

Paragraaf 2: Uitvoering verordening

Artikel 5 Beleidsprimaat

Aanspraak op subsidie kan slechts ontstaan dan wel beëindigd worden indien het collegedaartoe besluit.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks bij de begrotingsraad het subsidieplafond vast voor de beleidsterreinen zoals omschreven in artikel 2 lid 2.

  • 2. Voorzover de gemeentefinanciën dit toelaten worden de budgetsubsidies jaarlijks geïndexeerd. De raad stelt jaarlijks de mate van indexering vast.

  • 3. De verdeling van de beschikbare subsidies wordt opgenomen in het door het college jaarlijks vast te stellen subsidieprogramma.

Artikel 7 Subsidieprogramma

  • 1. Jaarlijks stelt het college uiterlijk in de maand december een programma van subsidies vast, waarin de door hem verleende jaar- en budgetsubsidies voor het daarop volgende jaar zijn opgenomen.

  • 2. In het programma bedoeld in het eerste lid worden voorts de beleidsregels opgenomen die op de subsidies in het programma van toepassing zijn

  • 3. Het programma bedoeld in het eerste lid bevat tevens de subsidieplafonds.

  • 4. In het programma bedoeld in het eerste lid worden eveneens opgenomen de eventuele buitenwettelijke subsidies opgenomen zoals bedoeld in artikel 4:23 lid 3 van de wet.

Paragraaf 3: Bepalingen omtrent budgetsubsidies

Artikel 8 Meerjarige subsidieverlening.

Een budgetsubsidie wordt door het college in beginsel verstrekt voor een budgetperiode vandrie jaren. De kalenderjaren van deze termijnen worden vermeld in de beschikking totsubsidieverlening.

Artikel 9 Heroverweging.

Vóór het eerste jaar van een nieuwe budgetperiode, zoals bedoeld in artikel 8, wordt, tenbehoeve van de besluitvorming tot subsidieverlening, de budgetsubsidie beleidsmatig enfinancieel heroverwogen. Dit houdt in, dat opnieuw wordt bezien of de activiteiten, waarop desubsidie betrekking heeft, nog bijdragen aan de beleidsdoelen van de gemeente, alsmede ofde subsidie nog in redelijke verhouding staat tot de te realiseren activiteiten.

Indien dit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende het geval is, wordt artikel4:51 van de wet toegepast.

Artikel 10 Termijn voor indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag om budgetsubsidie moet vóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het subsidieprogramma start, schriftelijk bij het college zijn ingediend.

  • 2. De artikelen 4:61 tot en met 4:63 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Gegevens bij de subsidie aanvraag

  • 1. Bij de subsidieaanvraag moet worden ingeleverd:

    • a.

      een programma van activiteiten voor de drie jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, waarin in ieder geval tot uiting komen de aard, omvang en intensiteit van de geplande activiteiten, de doelgroepen waarop de activiteiten worden gericht en het verwachte aantal deelnemers;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor de boekjaren waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een toelichting op deze begroting;

    • c.

      een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen en/of van de te hanteren tarieven;

    • d.

      de jaarrekening over het laatst voorafgaande boekjaar met toelichting;

    • e.

      de balans op de laatste dag van de laatst voorafgaande 2 boekjaren;

    • f.

      een overzicht van alle privaatrechtelijke overeenkomsten die er tussen de aanvrager en de gemeente bestaan;

    • g.

      alle andere gegevens die op het aanvraagformulier voor de budgetsubsidie (indien van toepassing) worden gevraagd.

  • 2 Bij een eerste subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    • a.

      de oprichtings- of stichtingsakte;

    • b.

      een exemplaar van de statuten;

    • c.

      een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

  • 3 Het college kan modellen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in de leden 1 en 2, alsmede richtlijnen vaststellen waaraan de programma's van activiteiten en de financiële stukken dienen te voldoen.

  • 4 Het college kan ontheffing verlenen van één of meer in het eerste en tweede lid gestelde eisen indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of er geen aantoonbaar belang mee is gediend.

Paragraaf 4 Jaarsubsidies

Artikel 12 Termijn en gegevens voor indiening aanvraag jaarsubsidie

  • 1. Een aanvraag om jaarsubsidie moet vóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het subsidieprogramma start, schriftelijk bij het college zijn ingediend.

  • 2. De artikelen 4:61 tot en met 4:63 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Gegevens bij de subsidie aanvraag

  • 1. Bij de subsidieaanvraag moet worden ingeleverd:

    • a.

      een programma van activiteiten voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, waarin in ieder geval tot uiting komen de aard, omvang en intensiteit van de geplande activiteiten, de doelgroepen waarop de activiteiten worden gericht en het verwachte aantal deelnemers;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een toelichting op deze begroting;

    • c.

      een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen en/of van de te hanteren tarieven;

  • 2. Bij een eerste subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    • a.

      de oprichtings- of stichtingsakte;

    • b.

      een exemplaar van de statuten;

    • c.

      een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

  • 3. Het college kan modellen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in de leden 1 en 2, alsmede richtlijnen vaststellen waaraan de programma's van activiteiten en de financiële stukken dienen te voldoen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van één of meer in het eerste en tweede lid gestelde eisen indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of er geen aanwijsbaar belang mee is gediend.

Paragraaf 5 Projectsubsidies

Artikel 14 Termijn en gegevens voor indiening aanvraag projectsubsidie

  • 1. Indien de aanvraag een projectsubsidie betreft, dient deze tenminste 13 weken voor aanvang van het project te worden ingediend bij het college.

  • 2. De artikelen 4:61 tot en met 4:63 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de in lid 1 en 2 gestelde eisen, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Paragraaf 6 Incidentele subsidies

Artikel 15 Incidentele subsidies

  • 1. Het college kan incidentele subsidies verlenen wanneer de beleidsmatige actualiteit dan wel de politieke relevantie van de subsidieaanvraag naar het oordeel van het college noopt tot een besluit tot subsidieverlening.

  • 2. incidentele subsidies worden niet opgenomen in het subsidieprogramma

  • 3. incidentele subsidies kunnen gedurende het gehele jaar aangevraagd worden;

Paragraaf 7 Subsidieverlening

Artikel 16 Besluit tot subsidieverlening

  • 1. Het college deelt het besluit op aanvragen voor budget- en jaarsubsidie uiterlijk binnen zes weken na vaststelling van de gemeentebegroting mede aan de aanvrager;

  • 2. Het college deelt het besluit op aanvragen voor projectsubsidies en incidentele subsidies uiterlijk binnen 12 weken na binnenkomst mede aan de aanvrager;

  • 3. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

    • a.

      het bedrag van de subsidieaanvraag;

    • b.

      het bedrag van de subsidieverlening;

    • c.

      het jaar waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • d.

      een omschrijving van de te realiseren activiteiten;

      En indien van toepassing:

    • e.

      de budgetperiode als bedoeld in artikel 8, alsmede het subsidiejaar met het oog waarop de beleidsmatige heroverweging als bedoeld in artikel 9 zal plaats vinden;

    • f.

      het bedrag waarmee de subsidieverlening wordt verlaagd als gevolg van de lagere vaststelling van de subsidie uit de voorgaande subsidieperiode.

  • 4. Het college geeft tevens aan of en op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt.

Artikel 17 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en in artikel 4:35 van de wet geregelde gevallen, worden geweigerd indien:

    • a.

      de activiteiten van de instelling niet gericht zijn op de gemeente Westervoort of niet aantoonbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Westervoort;

    • b.

      er gegronde reden is om aan te nemen dat de gelden niet of niet in voldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

    • c.

      de instelling doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de instelling ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan beschikken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • f.

      verwacht mag worden dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden niet zullen worden bereikt;

    • g.

      de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren.

    • h.

      er reeds subsidie is verleend voor dezelfde activiteit;

Artikel 18 Limitering financiële reserves

  • 1. De financiële reserves die een subsidie ontvangende instelling kan hebben zonder dat daaraan consequenties zijn verbonden voor de hoogte van de subsidie, kan niet meer bedragen dan een door het college vast te stellen maximum.

  • 2. Het college stelt beleidsregels vast voor de berekening van de maximale reserve zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien in enig jaar wordt geconstateerd dat de financiële reserves van een instelling hoger zijn dan het in het eerste lid bedoelde maximum, dan wordt het bedrag van de overschrijding verrekend met het vrije vermogen van de subsidieontvanger of in mindering gebracht op de eerstvolgende beschikking of beschikkingen tot subsidieverlening.

Artikel 19 Intrekking of wijziging

Behoudens de gevallen genoemd in artikel 4:48 van de wet, kunnen alle verleende subsidiesworden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd in het geval van eensignificante wijziging in de gemeentelijke financiële positie.

Paragraaf 8: Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 20 Doelgebonden verplichtingen

Bij de subsidieverlening kunnen aan de instelling ook andere verplichtingen opgelegd wordendan genoemd in artikel 4:37 van de wet, welke verplichtingen strekken tot verwezenlijkingvan het doel van de subsidie.

Artikel 21 Melding van ontwikkelingen

  • 1. Een instelling dient het college tijdig te berichten omtrent ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet (geheel) kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2. Een instelling brengt het geheel of gedeeltelijk beëindigen van zijn activiteiten onverwijld ter kennis van het college.

  • 3. Een instelling dient tevens het college te berichten omtrent een wijziging van het huishoudelijk reglement en van de statuten.

  • 4. Een instelling dient besluiten en/of procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon onverwijld aan het gemeentebestuur te melden.

Artikel 22 Verzekering

Bij de subsidieverlening kan de instelling verplicht worden tot:

  • a.

    het afsluiten van een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor een maximaal aan te geven som per gebeurtenis;

  • b.

    het behoorlijk verzekerd hebben en houden van zijn onroerende en roerende zaken tegen schade door brand en eventueel andere aan te geven risico’s.

  • c.

    Het college kan van het gestelde in het eerste lid ontheffing verlenen indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 23 Verplichtingen met betrekking tot het financieel beheer

  • 1. De instelling is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren. Uit de administratie dient op eenvoudige wijze een overzicht te kunnen worden verkregen van de bezittingen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten, reserveringen en voorzieningen.

  • 2. De instelling moet ontvangsten zoals erfstellingen. legaten en schenkingen aangeven in de exploitatierekening. Een nalatenschap mag slechts worden aanvaard onder het voorbehoud van boedelbeschrijving.

Artikel 24 Tussenrapportage

Bij de subsidieverlening kan de instelling de verplichting worden opgelegd om eentussenrapportage uit te brengen, waarin verslag wordt gedaan van de voortgang van deactiviteiten en waarin een financieel verslag is opgenomen, alsmede een prognose voor eennader aan te geven periode.

Artikel 25 Niet voldoen aan verplichtingen

Wanneer een subsidieontvangende instelling naar het oordeel van het college niet of inonvoldoende mate voldoet aan de verplichtingen en voorwaarden die zijn opgenomen in dezeverordening of in de beschikking tot subsidieverlening, kan het college de subsidieverleningopschorten en uitbetaalde voorschotten terugvorderen.

Artikel 26 Vermogensvoordeel

  • 1. Artikel 4:41 van de wet is van toepassing.

  • 2. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald naar evenredigheid van de mate waarin de gemeentelijke subsidie tot de vermogensvorming heeft bijgedragen.

  • 3. Het college kan in voorkomende gevallen van het bepaalde in het eerste lid afzien.

Paragraaf 9: Subsidievaststelling

Artikel 27 Subsidievaststelling

  • 1. De instelling die een jaar- of een budgetsubsidie ontvangt, dient vóór 1 april volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De instelling die een projectsubsidie ontvangt dient binnen 13 weken na afloop van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 3. Een aanvraag tot vaststelling bevat tenminste:

    • a.

      een door het bestuur van de instelling gewaarmerkt verslag van de verrichte activiteiten;

    • b.

      een door het bestuur van de instelling gewaarmerkte rekening van baten en lasten, een balans per 31 december van de voorgaande 2 boekjaren alsmede een toelichting daarop;

    • c.

      een volledig ingevuld vaststellingsformulier (indien van toepassing).

  • 4. Indien het naar het oordeel van het college nodig is, overlegt een instelling eveneens een verklaring van een registeraccountant dan wel een accountant/administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

  • 5. Na ontvangst van de in het derde, en in voorkomende gevallen het vierde lid genoemde gegevens, wordt de subsidie door het college binnen 12 maanden vastgesteld.

Paragraaf 10: Betaling en terugvordering

Artikel 28 Voorschotten

  • 1. Het college beslist of en op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt, met inachtneming van betaalde voorschotten, binnen 12 maanden na de subsidievaststelling verrekend.

Paragraaf 11: Overgangsbepalingen

Artikel 29 Aanvragen boekjaar 2007

Op subsidieaanvragen die worden ingediend voor het boekjaar 2007, is ten aanzien van desubsidieverlening en de subsidievaststelling alsmede de intrekking of wijziging daarvan, deverordening “Welzijnssubsidies Westervoort 1999 ’ van toepassing.

Artikel 30 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Subsidieverordening Welzijnssubsidies Westervoort 2007’;

  • 2. Zij treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 april 2007.

  • 3. Met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening is de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Westervoort 1999’ nog slechts van toepassing op aanvragen voor het boekjaar 2007 en op de afwikkeling van op grond van de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Westervoort 1999’ verstrekte subsidies.

  • 4. Met ingang van 1 april 2008 vervalt de ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Westervoort 1999’, vastgesteld op 12 april 1999.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Westervoort in zijn openbare vergadering van 2 april 2007
de griffier, de voorzitter,
ing. J.A.M.G. van Bodegom mr. J.J.G.M. Geukers

Toelichting subsidieverordening "Welzijnssubsidies Westervoort 2007".

Deze toelichting is onderdeel van de Subsidieverordening Welzijnssubsidies Westervoort 2007.

Ieder jaar ontvangt de gemeente tientallen subsidieaanvragen van verenigingen, goede doelen, instellingen en organisaties. Omdat het beschikbare budget beperkt is en de gemeenteraad het geld wil verdelen binnen de beleidsterreinen waar zij volgens haar de grootste maatschappelijke bijdrage kan realiseren, zijn er regels opgesteld op basis waarvan de gemeente de subsidiegelden verdeelt. Deze regels en zijn terug te vinden in een drietal documenten, te weten:

  • -

    Het Lokaal Sociaal Beleid

  • -

    De subsidiecriteria behorende bij de nota Lokaal Sociaal Beleid

  • -

    De subsidieverordening

Het Lokaal Sociaal Beleid (LSB) geeft een overzicht van de beleidsterreinen waarbinnen de gemeente subsidies beschikbaar stelt en de ambities die de gemeente op deze beleidsterreinen heeft. Wanneer uw instelling actief is op een van de beleidsterreinen van het LSB en een bijdrage levert aan het realiseren van een van de ambities van de gemeenteraad, dan kan uw instelling voor subsidie in aanmerking komen. De bedoelde beleidsterreinen zijn:

  • -

    zorg

  • -

    onderwijs en educatie

  • -

    kunst en cultuur

  • -

    sport en recreatie

  • -

    werk en inkomen

  • -

    inwoners met een minimum inkomen

  • -

    integratie nieuwkomers en oudkomers

  • -

    ouderen en gehandicapten

  • -

    jeugd en jongeren

  • -

    vrijwilligers (werk)

  • -

    huisvesting

Middels de “subsidiecriteria behorende bij het Lokaal Sociaal Beleid” zijn de ambities van de gemeenteraad (uit het LSB) nader uitgewerkt tot meetbare producten/diensten of prestaties op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders subsidie kan verlenen. Voor een groot aantal activiteiten staat aangegeven met hoeveel subsidie de gemeente deze activiteiten waardeert. Het is echter geen uitputtend overzicht van subsidiabele activiteiten. Ook activiteiten die er niet in staan genoemd kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

In de subsidieverordening “Welzijnssubsidies Westervoort 2007” staat tenslotte beschreven hoe u een subsidie aanvraagt bij de gemeente.

De verordening “Welzijnssubsidies Westervoort 2007”.

De verordening is een aanvulling op afdeling 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin het subsidieproces is geregeld. Omdat de wet op bepaalde punten ruimte biedt voor een eigen invulling, heeft de gemeenteraad de verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2007 vastgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe de gemeente met de door de wet gelaten ruimte om wil gaan.

Wat is subsidie?

Subsidie is de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Op de volgende aspecten wordt hieronder nader ingegaan:

  • a.

    aanspraak op financiële middelen.

  • b.

    door een bestuursorgaan verstrekt;

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten;

  • d.

    anders dan als betaling voor goederen en diensten.

a. Aanspraak op financiële middelen

De beslissing om subsidie te verlenen is niet vrijblijvend. Als het college besluit subsidie te verlenen, dan moet een instelling er vanuit kunnen gaan dat ze de beloofde subsidie ook krijgt. De instelling heeft een aanspraak op een bepaalde hoeveelheid geld.

Deze aanspraak is echter voorwaardelijk. De activiteiten waarvoor subsidie is verleend moeten nog wel verricht worden en de aan de subsidiëring verbonden verplichtingen moeten worden nagekomen. Als aan alle voorwaarden is voldaan, dan wordt de subsidie vastgesteld en uitgekeerd. Dit is derhalve per definitie nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd. (omdat de meeste instellingen zonder subsidie niet genoeg middelen hebben om de activiteiten waarvoor zij subsidie ontvangen uit te voeren, geeft de gemeente vaak een voorschot ter hoogte van de verleende subsidie.) Verstrekkingen in natura (bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van accommodaties, terreinen of hekken e.d.) vallen niet onder het subsidiebegrip.

b. Door een bestuursorgaan verstrekt

Alleen publiekrechtelijke organisaties zoals gemeenten, provincies en waterschappen (etc.) kunnen subsidie verlenen. Verstrekkingen van particulieren, zoals fondsen en dergelijke zijn derhalve geen subsidie.

c. Met het oog op bepaalde activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten van de subsidieontvanger. Het is derhalve geen vrijblijvende bijdrage. In het besluit tot subsidieverlening (beschikking) wordt aangegeven waarvoor de subsidie wordt verleend.

d. Anders dan als betaling voor goederen en diensten

Deze clausulering houdt commerciële transacties met de overheid buiten het subsidiebegrip.

Wanneer de gemeente bijvoorbeeld nieuwe tafels en stoelen koopt voor de raadzaal, dan is de betaling hiervan geen subsidie voor de leverancier van de tafels, maar gewoon een (privaatrechtelijke) betaling van goederen.

Belangrijke begrippen

In de subsidieverordening Welzijnssubsidies Westervoort en in de Algemene wet bestuursrecht wordt een aantal begrippen gebruikt die van belang zijn voor het begrijpen van de werking van het subsidieproces. Deze begrippen zijn:

  • a.

    subsidiebeschikking

  • b.

    subsidieverlening;

  • c.

    subsidievaststelling;

  • d.

    subsidieverstrekking;

  • e.

    betaling;

  • f.

    subsidieplafond

Een subsidiebeschikking is een besluit van het college over een subsidieverzoek. Er wordt een document gemaakt waarin staat aangegeven wat het besluit precies inhoudt, dit is de subsidiebeschikking. Zo wordt in de beschikking o.a. opgenomen of er subsidie wordt verleend of niet, waarvoor de subsidie wordt verleend, hoeveel subsidie is aangevraagd door de instelling, hoeveel subsidie wordt verleend en voor welke periode de verlening geldt. De aanvragende instelling krijgt de beschikking toegestuurd.

Wanneer de gemeente besluit een aangevraagde subsidie toe te kennen, dan wordt de subsidie “verleend”. De subsidieverlening geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen. Dit betekent dat de subsidieontvanger er op kan rekenen dat wanneer hij de afgesproken activiteiten uitvoert, de gemeente de beloofde financiële bijdrage overmaakt.

Met de term “subsidievaststelling” wordt een tweede besluit bedoeld, waarin wordt vastgesteld in hoeverre aan de voorwaarden voor subsidie is voldaan en hoeveel het exacte subsidiebedrag bedraagt. De subsidievaststelling geeft een onvoorwaardelijke en definitieve aanspraak op een bepaald bedrag. Ook dit besluit wordt in een beschikking opgeschreven en aan de betrokken instelling gestuurd.

Met de term “subsidieverstrekking” wordt bedoeld het volledige subsidieproces, vanaf de verlening tot de vaststelling.

De term “betaling” wordt gebruikt voor het aanduiden van de feitelijke handeling die bestaat uit het uitkeren van geld. Formeel vindt de betaling pas plaats nadat de subsidie is vastgesteld (dus nadat de activiteiten zijn uitgevoerd). Vaak gaat aan de betaling een bevoorschotting vooraf.

Een “subsidieplafond” is de bovengrens van een bedrag dat gedurende een bepaalde periode beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

Het systeem

In de verordening “Welzijnssubsidies Westervoort” is geregeld welke beslissingen door de gemeenteraad en welke beslissingen door het college van burgemeester en wethouders mogen worden genomen. In Westervoort beslist de gemeenteraad over (het vaststellen van) de subsidieverordening, de subsidieplafonds en hoeveel geld er in de begroting wordt vrijgemaakt voor het verlenen van subsidies. De raad geeft derhalve de kaders aan waarbinnen het college het beleid kan uitvoeren.

Het college van burgemeester en wethouders beslist over het verlenen, de bevoorschotting, het vaststellen en het uitbetalen van subsidies. Daarnaast kan het college aanvullende regels opstellen die gelden voor bepaalde subsidies, de beleidsregels.

Wanneer u subsidie wilt aanvragen voor uw instelling, moet u daartoe een verzoek indienen bij het college van burgemeester en wethouders. In de verordening staat precies aangegeven wanneer u dit subsidieverzoek moet indienen en waar een subsidieverzoek minimaal aan moet voldoen.

In Westervoort worden subsidies beschikbaar gesteld voor activiteiten die binnen het Lokaal Sociaal Beleid passen. In de verordening “Welzijnssubsidies Westervoort 2007” wordt onderscheid gemaakt tussen 4 verschillende subsidievormen, te weten:

  • -

    budgetsubsidies

  • -

    jaarsubsidies

  • -

    projectsubsidies

  • -

    incidentele subsidies

Om het u mogelijk te maken planningen voor uw instelling te maken die verder dan 1 jaar in de toekomst reiken, wordt een subsidie verleend voor 3 jaar. Dit is de budgetsubsidie. Gedurende de drie jaar is het voor de instelling duidelijk hoeveel subsidie ze zullen ontvangen wanneer de overeengekomen activiteiten worden uitgevoerd. Na 3 jaar stopt de budgetsubsidie. Aansluitend kan een nieuwe (budget)subsidie worden aangevraagd die dan opnieuw inhoudelijk beoordeeld wordt. Wanneer u een budgetsubsidie ontvangt, moet u wel jaarlijks de gevraagde gegevens bij de gemeente inleveren zodat de gemeente op de hoogte blijft van het ontwikkelingen binnen uw instelling.

Omdat de te organiseren activiteiten van een groot aantal verenigingen niet 3 jaar van te voren is te plannen, kan het college ook een jaarsubsidie verlenen. In principe werkt dit hetzelfde als een budgetsubsidie, al wordt de subsidie in dit geval voor slechts 1 jaar verleend. Aansluitend kan wederom subsidie aangevraagd worden. De subsidie wordt ieder jaar inhoudelijk aan het beleid getoetst.

Wanneer er geen sprake is van een structurele activiteit, maar er subsidie wordt aangevraagd voor een activiteit (of een aantal samenhangende activiteiten) die in een bepaalde periode worden uitgevoerd en er sprake is van een duidelijk begin en een duidelijk eind van de bedoelde periode (die niet overeen hoeft te komen met een boekjaar), dan kan het college een projectsubsidie verlenen.

Tenslotte kan het college van burgemeester en wethouders subsidie verlenen aan instellingen die zich inzetten voor zaken waarvan het college vindt dat het belangrijk is dat de gemeente Westervoort dit ondersteunt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een subsidie voor een goed doel of een incidentele activiteit van een instelling. Het gaat hierbij veelal om kleine subsidies waarmee de gemeente het belang van de te organiseren activiteit onderstreept.

De procedure

Budget- en jaarsubsidies worden verleend en vastgesteld volgens eenzelfde procedure. Wanneer u in een kalenderjaar voor een budget- of een jaarsubsidie in aanmerking wilt komen, moet u voor 1 april van het voorgaande kalenderjaar een subsidieverzoek indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Het college beoordeeld daarna alle aanvragen en maakt een overzicht van alle verleende subsidies.

Dit overzicht is het subsidieprogramma. Hierin zijn alle subsidiebeschikkingen opgenomen, de geldende beleidsregels, eventuele subsidieplafonds en alle andere belangrijke informatie die met de subsidieverstrekking te maken heeft. Wanneer het college het overzicht heeft vastgesteld krijgen de betrokken instellingen hun eigen verleningsbeschikking toegestuurd.

Ook wanneer uw subsidieverzoek niet wordt gehonoreerd ontvangt u een beschikking.

 

Gedurende de periode waarvoor de subsidieverlening geldt, voeren de instellingen de overeengekomen activiteiten uit. Na deze periode dient u voor 1 april van het opvolgende jaar een verzoek tot het vaststellen van de subsidie in bij het college van burgemeester en wethouders. In de verordening staat aangegeven aan welke eisen dit verzoek minimaal moet voldoen. Het college stelt daarna vast hoeveel subsidie u krijgt en stuurt u een vaststellingsbeschikking. De subsidie wordt verrekend met de voorschotten die reeds zijn betaald en/of met nieuwe subsidie(s) die u ontvangt en wordt vervolgens uitbetaald.

 

Voor projectsubsidies geldt dat er per subsidie afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de subsidie vastgesteld wordt. U kunt een projectsubsidie tot 13 weken voor aanvang van het project indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

 

Voor incidentele subsidies geldt dat ze het hele jaar door aangevraagd kunnen worden en dat de verlening van de subsidie eveneens de vaststelling van de subsidie is. U hoeft dus geen vaststellingsverzoek in te dienen voor een incidentele subsidie.

Een subsidie wordt nooit hoger vastgesteld dan dat hij verleend is. Het is om verschillende redenen wel mogelijk dat een subsidie lager wordt vastgesteld. De twee meest voorkomende redenen zijn het niet nakomen van de overeengekomen verplichtingen en het hebben van een te groot vrij vermogen[1]. Een andere belangrijke reden voor een lagere vaststelling van de subsidie is het begrotingsvoorbehoud.

 

Het niet nakomen van de overeengekomen verplichtingen betekent meestal dat een aantal activiteiten niet of slechts deels zijn uitgevoerd. Wanneer dit gebeurt zal in overleg tussen uw instelling en de gemeente worden bepaald wat een redelijk subsidie is voor de uitgevoerde activiteiten. Het niet indienen van een vaststellingsverzoek, of een incompleet verzoek indienen wordt ook gezien als het niet nakomen van de overeengekomen verplichtingen.

 

Het hebben van een (te) groot vrij vermogen is eveneens een reden om de subsidie lager vast te stellen. Dit omdat de gemeenteraad vindt dat subsidie bedoeld is om activiteiten mogelijk te maken tegen een redelijke eigen bijdrage. Subsidie is hierbij als aanvulling op de eigen middelen bedoeld. Wanneer er voldoende eigen middelen zijn, ziet de gemeenteraad geen noodzaak tot het verlenen van subsidie. Voordat er sprake kan zijn van een lagere vaststelling van de subsidie vanwege een te groot vrij vermogen, moet er wel sprake zijn van en opvallend hoog vrij vermogen van de instelling. Dit kan bijvoorbeeld zijn ontstaan door de ontvangst van een geldprijs, een schenking of een legaat. In de beleidsregels bij het subsidieprogramma staat aangegeven hoe het college van burgemeester en wethouders uitvoering geeft aan deze vermogensgrens.

 

Het vermogensvoorbehoud houdt in dat het college subsidie verleent, maar dat de gemeenteraad in een later stadium besluit minder geld beschikbaar te stellen voor het subsidieprogramma. In dit geval kan de hoogte van de subsidie naar beneden bijgesteld worden.

 

 

 

 

Artikelgewijze toelichting

 

 

Artikel 1

 

Geeft omschrijvingen van een aantal begrippen die in de verordening worden gebruikt.

 

 

Artikel 2

 

Geeft aan dat de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op het proces van subsidieverstrekking en dat de gemeente middels deze verordening invulling geeft aan de ruimte die de wet op bepaalde punten geeft. Daarnaast geeft het artikel aan op welke terreinen de verordening van toepassing is.

 

 

Artikel 3

 

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid subsidie te verstrekken aan natuurlijke personen.

 

 

Artikel 4

 

In artikel 4 wordt geregeld dat het college ambtenaren of andere personen kan belasten met het toezicht op de naleving van de verordening.

 

 

Artikel 5

 

In dit artikel wordt aangegeven dat het college beslist om een subsidie te verlenen of niet.

Een verzoek om subsidie moet derhalve ook bij het college worden ingediend.

 

 

Artikel 6

 

Geeft aan dat de raad aangeeft hoeveel geld er beschikbaar is om subsidies te verlenen, dat de gemeenteraad jaarlijks beslist of en met hoeveel de subsidies jaarlijks geïndexeerd worden en dat het college deze informatie opneemt in het subsidieprogramma.

 

Het instellen van een subsidieplafond is een wettelijk regeling voorzover deze in een verordening wordt opgenomen. Deze mogelijkheid is in de verordening opgenomen , omdat deze veel duidelijkheid schept en een maximering betekent voor de gemeentelijke uitgaven.

Indien het bedrag van het subsidieplafond namelijk bereikt wordt en er dus geen financiële middelen meer zijn, moet een aanvraag worden afgewezen met als motivering dat het subsidiebudget nihil is. Met andere woorden: overschrijding van het subsidieplafond is een expliciete weigeringsgrond.

Vaststelling van het subsidieplafond vindt plaats door vaststelling van de gemeentebegroting door de gemeenteraad. De verdeling van het subsidiebudget wordt opgenomen in het subsidieprogramma dat jaarlijks door het college wordt vastgesteld.

 

 

Artikel 7

 

Geeft aan op welk moment het programma voor het komende jaar wordt vastgesteld en welke subsidies in het programma moeten worden opgenomen.

 

 

Artikel 8 tot en met 11

 

Deze artikelen bevatten specifieke bepalingen voor het verlenen van budgetsubsidies.

Wat betreft de aanvraag is een groot deel van hetgeen is gesteld in hoofdstuk 4.1 Awb (de procedure van aanvraag tot en met de beslissing) van toepassing is op de aanvraagprocedure voor subsidies.

Enkel een paar facultatieve zaken is in de verordening geregeld. Het betreft het vereiste, dat de aanvraag vóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het subsidieprogramma start, moet worden ingediend. Dit vereiste is gesteld om tijdig zicht te krijgen in het totale meerjarenprogramma.

Daarnaast wordt aangegeven welke stukken bij de aanvraag dienen te worden overgelegd.

Als uitgangspunt is gekozen dat een instelling binnen een budgetperiode van 3 jaar, niet een hogere subsidie kan vragen. Hiervoor kan een projectsubsidie worden aangevraagd die vervolgens op de daarvoor geldende criteria wordt getoetst. Na afloop van de budgetperiode en bij voortzetting van de nieuwe activiteit, kan de projectsubsidie worden opgenomen in de budgetsubsidie.

 

 

Artikel 12 en 13

 

Deze artikelen bevatten specifieke bepalingen voor het verlenen en aanvragen van jaarsubsidies. Ook hier geld dat een aantal facultatieve zaken zijn geregeld zoals wederom de datum waarvoor een aanvraag moet worden ingediend.

 

 

Artikel 14

 

Regelt hoe projectsubsidies moeten worden aangevraagd.

 

 

Artikel 15

 

Regelt de verstrekking van incidentele subsidies.

 

 

Artikel 16

 

Geeft aan waar een verleningsbeschikking aan moet voldoen en wanneer het college haar besluit tot het verlenen van subsidie bekend moet maken.

 

 

Artikel 17

 

In de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb wordt een aantal weigeringsgronden genoemd. Deze genoemde gronden kunnen worden aangevuld met weigeringsgronden die gebaseerd zijn op beleidsmatige gemeentelijke overwegingen. Het gaat hierbij vooral om strijdigheid met het beleid en de doelstellingen, onvoldoende gericht op de doelgroep enz.

 

Artikel 18

Regelt dat het college kan aangeven wat het maximale vrije vermogen van een instelling mag zijn zonder dat dat consequenties heeft voor het verlenen van subsidie. Daarnaast regelt het artikel hoe er om wordt gegaan met gevallen wanneer achteraf blijkt dat het vrije vermogen van een instelling groter was dan het door het college gestelde maximum.

 

 

Artikel 18

 

Dit artikel is opgenomen als een garantieartikel voor het geval dat de gemeente te maken krijgt met ernstige financiële tekorten en een voor meerdere jaren verleende subsidie niet langer gestand kan doen.

 

 

Artikel 19

 

Regelt dat de gemeente de verleende subsidies kan verhogen, verlagen of intrekken wanneer er zich ineens een grote verandering in de financiële positie van de gemeente plaatsvindt.

 

 

Artikel 20

 

Regelt dat de subsidieontvanger aanvullende verplichtingen opgelegd kan krijgen bij de subsidieverordening. Dit is bedoeld voor specifieke gevallen waar de verordening nu niet in voorziet of kan voorzien.

 

 

Artikelen 21 tot en met 24

 

Deze artikelen zien met name op de eigen verantwoordelijkheid die een instelling heeft ten aanzien van het uitvoeren van de activiteiten.

 

Daartoe hoort het voeren van een juiste en overzichtelijke administratie. Verder dient een instelling, indien de activiteiten niet langer worden uitgevoerd, dit tijdig aan het college te melden. Verder kan de instelling bij de subsidieverlening worden verplicht voldoende verzekerd te zijn.

 

 

Artikel 25

 

Dit artikel regelt dat het college de verleende subsidie kan opschorten en betaalde voorschotten kan terugvorderen wanneer een instelling haar verplichtingen niet of in de ogen van het college niet voldoende nakomt.

 

 

Artikel 26

 

Ingeval van bijvoorbeeld ontbinding van de instelling of beëindiging van de activiteiten door de instelling kan een vergoeding van de vermogenswaarden worden geëist. De achterliggende gedachte is, dat een instelling een vermogen heeft kunnen opbouwen door het verstrekken van subsidie. In de in artikel 4:41 Awb genoemde gevallen wordt het redelijke geacht, dat de gemeente (een gedeelte van) de subsidie terug moet kunnen vorderen.

 

 

Artikel 27

 

Door de instelling moet verantwoording worden afgelegd ten aanzien van het uitvoeren van de activiteiten. Door het toezenden van het activiteitenverslag kan gemakkelijk gecontroleerd worden of de activiteiten ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De toezending van de rekening van baten en lasten en de balans wordt nodig geacht om zicht te hebben op het financieel beleid van een stelling . Ambtshalve wordt niet op de stoel van de penningmeester plaatsgenomen, maar dit inzicht is vooral nodig in relatie tot enerzijds de (gedeeltelijke) terugvordering van vermogen en anderzijds om samen met een instelling problemen tijdig te kunnen signaleren en hierop in te springen.

In bepaalde gevallen moet het mogelijk zijn om een verklaring van een registeraccountant te vragen ten aanzien van de rekening van baten en lasten en de balans. Dit dient echter beperkt te blijven tot die gevallen dat subsidie aan professionele instellingen, of indien verwacht mag of kan worden, dat het financieel beleid van een instelling niet geheel correct in de financiële stukken zal worden opgenomen.

 

 

Artikel 28

 

Veel instellingen kunnen de gesubsidieerde activiteiten niet uitvoeren zonder dat zij de subsidie op voorhand krijgen uitgekeerd. Omdat de subsidie pas kan worden vastgesteld (en uitbetaald) nadat de activiteit waarvoor subsidie is verleend is uitgevoerd, kan het college beslissen of en op welke wijze zij voorschotten uitkeren. Om het betalen van voorschotten mogelijk te maken, dient dit Awb conform in de verordening geregeld te zijn.

Het tweede lid geeft aan, dat het verschil tussen de hoogte van de vastgestelde subsidie en de betaalde voorschotten met de subsidieontvanger wordt verrekend.

 

 

Artikel 29

 

Dit artikel licht toe hoe de gemeente omgaat met subsidies die op basis van de voorgaande subsidieverordening zijn verleend.

 

 

Artikel 30

 

In dit artikel is de citeertitel, inwerkingtreding en het vervallen van de bestaande verordening geregeld.

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Westervoort in zijn openbare vergadering van 2 april 2007

de griffier, de voorzitter,

 

 

ing. J.A.M.G. van Bodegom mr. J.J.G.M. Geukers

[1] Vrij vermogen = het uit de balans op te maken deel van het vermogen waar geen verplichtingen tegenover staan