Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang

Geldend van 10-08-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • b.

    Tegemoetkoming: een tegemoetkoming in aanvulling op kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.13 van de wet;

  • c.

    Kinderopvangkosten: de kosten van kinderopvang per kind als bedoeld in artikel 1.7 van de wet;

  • d.

    Eigen bijdrage: eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang conform de geldende kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst;

  • e.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet

  • f.

    Tegemoetkomingsjaar: een kalenderjaar.

Artikel 2. Doelstelling

Deze beleidsregels hebben als doel te voorzien in een aanvullende tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Tevens wordt beoogd inhoud te geven aan de beleidsvrijheid die er bestaat aangaande de tegemoetkoming van kosten van kinderopvang in het geval van een sociaal medische indicatie, waarbij rekening wordt gehouden met de financiële toegankelijkheid van deze vorm van kinderopvang en de bekendheid hiervan binnen het gemeentelijk domein.

Artikel 3. Noodzaak

Artikel 3.1 Noodzaak aanvullende tegemoetkoming kosten kinderopvang

Een tegemoetkoming wordt slechts verleend voor de kinderopvang die naar het oordeel van het college als noodzakelijk kan worden aangemerkt in verband met de combinatie van de zorg voor het kind en:

  • a.

    deelname aan een voorziening zoals genoemd in artikel 7 lid 1 PW gericht op arbeidsinschakeling;

  • b.

    deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000;

  • c.

    het verrichten van betaalde werkzaamheden en het daarnaast ontvangen van een aanvullende uitkering op grond van de PW, IOAW of IOAZ.

Voor het bepalen van het noodzakelijke aantal uren kinderopvang zijn de regels die op grond van artikel 1.7 van de wet gelden met betrekking tot het maximale uren voor de bepaling van de hoogte van de kinderopvangtoeslag, van overeenkomstige toepassing voor de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming op basis van deze beleidsregel.

Artikel 3.2 Noodzaak kosten kinderopvang in geval van een Sociaal Medische Indicatie

  • a. voor bekostiging van kinderopvang op grond van de regeling SMI moet een indicatie ten grondslag liggen

  • b. deze indicatie wordt afgegeven door het sociaal wijkteam, dan wel een andere behandelaar

  • c. de indicatie wordt afgegeven wanneer geen aanspraak op voorliggende voorzieningen gedaan kan worden

  • d. indien cliënt niet bekend is bij het sociaal wijkteam zal uitvoerder contact leggen met het sociaal wijkteam

Artikel 4. Aanvraag

  • 4.1 De aanvraag om een aanvullende tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang of om een tegemoetkoming op grond van een smi wordt ingediend bij de RSD de Liemers.

  • 4.2 Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      Naam, adres, BSN en geboortedatum van de ouder/verzorger;

    • b.

      Indien van toepassing: naam, adres, BSN en geboortedatum van de partner;

    • c.

      Naam, geboortedatum en BSN van het kind of kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      Betalings- en/of machtigingsgegevens voor de tegemoetkoming kosten kinderopvang;

    • e.

      Ingeval van SMI, een onderbouwing van noodzakelijkheid SMI

    • f.

      Overige gegevens die noodzakelijk worden geacht om te kunnen besluiten.

  • 4.3 De aanvraag geschiedt met behulp van een door de RSD vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 5. Besluit tot verlening

  • 5.1 Het College neemt binnen 8 weken na ontvangst van alle benodigde gegevens een voorlopig besluit over de aanvraag als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregel.

  • 5.2 De tegemoetkoming wordt verleend voor de duur waarop recht bestaat op kinderopvangtoeslag, maar niet langer dan een tegemoetkomingsjaar.

  • 5.3 Na afloop van het kalenderjaar wordt een definitief besluit over de aanvraag genomen.

Artikel 6. Voorliggende voorziening

  • 6.1 Het college weigert een tegemoetkoming als er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

    • a.

      De Wet Awir, kinderopvangtoeslag

    • b.

      Opvang via gesubsidieerde peuteropvang of VVE

  • 6.2 Na aanvraag volgt een onderzoek waarbij ook wordt bekeken of opvang binnen het eigen netwerk mogelijk is, daarbij rekening houdend met het ontwikkelingsrecht van het kind. Tevens op welke wijze de medische of sociale noodzaak kan worden opgeheven.

Artikel 7. Doelgroepen

Artikel 7.1 Doelgroep extra tegemoetkoming kosten kinderopvang

Deze regeling is van toepassing op ouder(s)/verzorger(s) die woonachtig zijn in de gemeenten Duiven, Westervoort of Zevenaar die:

  • a.

    behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1.6 lid 1 onder a, c, e of j van de wet;

Artikel 7.2 Doelgroep tegemoetkoming op grond van een SMI

Deze regeling is van toepassing op ouder(s)/verzorger(s) die woonachtig zijn in de gemeenten Duiven, Westervoort of Zevenaar met:

  • a.

    een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking van wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen opvang van hun kind of kinderen noodzakelijk maken;

  • b.

    een kind ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling noodzakelijk is;

  • c.

    die aantoonbaar niet zelf in de kinderopvang kunnen voorzien en geen beroep kunnen doen op een andere passende voorziening.

  • d.

    Een toeslagpartner die niet aanwezig is.

Artikel 8. Omvang en hoogte van de kinderopvang

Artikel 8.1 Omvang en hoogte tegemoetkoming kosten kinderopvang

De ouder ontvangt een gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang tot 100% van de daadwerkelijke kosten. De berekening vindt plaats conform de geldende kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst.

Artikel 8.2 Omvang en hoogte tegemoetkoming op grond van een SMI

  • a.

    Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is als gevolg van sociaal en/of medische indicatie met een maximum van 6 dagdelen per week, zijnde 33 uren per week

  • b.

    De tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van een jaar en kan daarna, na een herindicatie, worden verlengd.

  • c.

    Ouder(s)/verzorger(s) met een inkomen dat meer bedraagt dan 120% WML betalen in beginsel een eigen bijdrage conform de tabel van artikel 6 van het Besluit Kinderopvangtoeslag.

Artikel 9. Draagkracht

  • 9.1 Ouders die behoren tot de doelgroep zoals genoemd in artikel 7.1 van deze beleidsnotitie en voldoen aan het genoemde in artikel 3.1 van deze notitie krijgen de kosten tot 100% vergoed. Zij hoeven geen eigen bijdrage te voldoen.

  • 9.2 Om de financiële toegankelijkheid van de SMI te vergroten kunnen ouder(s)/verzorger(s) die behoren tot de doelgroep zoals bepaald in artikel 7.2, in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang SMI. Richtlijn hierbij is de tabel van de Belastingdienst. Ouders/verzorgers met een inkomen tot 120% van het WML ontvangen een vergoeding van 100% van de daadwerkelijke kosten. Ouders met een inkomen hoger dan 120% WML ontvangen een vergoeding conform de tabel van de belastingdienst.

Artikel 10. Weigeringsgronden

Het College wijst de aanvraag af indien:

  • a.

    De ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregel

  • b.

    De ouder meer uren opvang vraagt dan genoemd in artikel 8.2 van deze beleidsregel

  • c.

    Niet wordt voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 12 van deze beleidsregel

  • d.

    Niet wordt voldaan aan de regelgeving volgens de WKKP of de basisregels van de Wet Awir.

Artikel 11. Terugvordering

Wanneer de tegemoetkoming lager wordt vastgesteld dan het voorschot wordt het meerdere teruggevorderd.

Artikel 12. Verplichtingen ouder

  • a. De ouder verstrekt aan het college alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn;

  • b. De inlichtingen en gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden vertrekt binnen een door het college te stellen redelijke termijn;

  • c. Indien bij de ouder bekende gegevens aanleiding geven tot een wijziging dient de ouder deze gegevens onmiddellijk na het bekend worden daarvan te melden;

  • d. De ouder verstrekt aan het college alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op de tegemoetkoming van belang zijn;

  • e. De ouder verstrekt elke maand aan de RSD een kopie van de factuur van het kindercentrum of gastouderbureau;

  • f. De ouder werkt mee aan een onderzoek naar de persoonlijke situatie zoals genoemd in artikel 6 van deze Beleidsregels.

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Ondertekening

Westervoort, 19 juni 2018

Burgemeester en wethouders van Westervoort,

de secretaris,

P. Breukers

de burgemeester,

drs. A.J. van Hout

Toelichting Beleidsnotitie

Inleiding

Per 1 januari 2013 is de toeslag kinderopvang volledig inkomensafhankelijk geworden en is de uitvoering van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang overgegaan naar de Belastingdienst. Voor de laagste inkomensgroepen is een eigen bijdrage van tenminste 9,3% van de kosten van toepassing. De Liemerse gemeenten hebben in 2013 gekozen voor bepaalde doelgroepen een aanvulling tot 100% van de kosten kinderopvang te verstrekken. Het gaat hierbij om de doelgroep van inwoners met een Participatiewet uitkering die werken, een traject naar werk volgen of een inburgeringscursus volgen, tienermoeders en studenten.

Ook heeft de gemeente er voor gekozen om voor burgers de volledige kosten van kinderopvang te vergoeden wanneer sprake is van een sociaal medische noodzaak. Kinderopvang kan in die situatie een tijdelijke oplossing bieden om de ouders te ontlasten en/of de ontwikkeling van het kind niet te schaden/ te stimuleren.

In 2015 en 2016 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoek gehouden naar de bekendheid en toegankelijkheid van de regeling Sociaal medische indicatie. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn een aantal knelpunten vastgesteld. De belangrijkste is de financiële toegankelijkheid van kinderopvang op SMI te vergroten. Een ander aandachtspunt is het vergroten van de bekendheid van SMI binnen het gemeentelijk domein.

Sinds 1 januari 2015 heeft de gemeente meer verantwoordelijkheden in het sociaal domein. Als gevolg hiervan, is de doelgroep van de gemeente toegenomen. De bedoeling is dat de gemeente wetgeving integraal en in samenhang uitvoert. Ook de uitvoering kinderopvang hoort hierbij.

Met de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden de kwaliteitseisen aan kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gelijk getrokken. In de wet worden concretere pedagogische doelen gesteld, en de kwaliteitseisen aan voorschoolse educatie vastgelegd in lagere wetgeving. Hierdoor is het mogelijk om verschillende categorieën beroepskracht voorschoolse educatie te benoemen met de bijbehorende opleidingseisen.

De beleidsdocumenten sociaal medische kinderopvang en aanvullende bijdrage wet kinderopvang zijn sinds 2013 niet gewijzigd. Gezien de veranderingen in het sociale domein en de kinderopvang is het noodzakelijk om het daarvoor geldende beleid bij te stellen.

Artikel 2 Doelstelling

Met deze beleidsregels willen we helderheid scheppen over de verschillende regelingen kinderopvang die RSD uitvoert en invulling geven aan de beleidsvrijheid die er bestaat aangaande de tegemoetkoming van de kosten van kinderopvang in het geval van een sociaal medische indicatie.

Tevens willen we duidelijkheid verschaffen over de rol van de verschillende betrokken partijen hierin.

Artikel 3 Noodzaak

3.1 Noodzaak aanvullende tegemoetkoming kosten kinderopvang

De ouder vraagt de kinderopvangtoeslag bij de belastingdienst aan. Ouders ontvangen van de belastingdienst Toeslag maandelijks een bedrag. Dit bedrag is niet toereikend om de volledige kosten van kinderopvang te voldoen. De eigen bijdrage vanuit de belastingdienst bedraagt voor de laagste inkomensgroep 6% van de kosten voor het eerste kind en 5% voor elk volgend kind. Inwoners die een bijstandsuitkering ontvangen hebben vrijwel geen financiële ruimte om de kosten van eigen bijdrage kinderopvang te betalen. De eigen bijdrage voor een ouder die 2 dagen in de week kinderopvang nodig heeft kan oplopen tot ruim € 900,- per jaar.

RSD hanteert een eigen bijdrage voor de reiskosten. Naast deze eigen bijdrage is het voor hen onmogelijk om nog een eigen bijdrage kosten kinderopvang te voldoen.

Wanneer een cliënt een Participatiewet-uitkering ontvangt en een traject naar werk volgt, dan wel inkomsten uit part time werk en aanvullende bijstand ontvangt kan cliënt een aanvullende vergoeding ontvangen om de kosten van eigen bijdrage kinderopvang te kunnen voldoen. Hierdoor heeft de ouder geen kosten voor kinderopvang.

Daarnaast kunnen studerende ouders die onderwijs volgen waarvoor aanspraak op studiefinanciering of WTOS gemaakt kan worden ook in aanmerking komen voor een vergoeding van de kosten van eigen bijdrage kinderopvang. Jonge ouders krijgen zo toch de mogelijkheid om een studie af te ronden en hebben zo een aanmerkelijk hogere kans om na de studie in eigen levensonderhoud te voorzien. De drempel om te studeren met een kind wordt op deze wijze zo laag mogelijk gehouden.

Artikel 3.2 Noodzaak kosten kinderopvang in geval van een SMI

Bij een sociaal medische indicatie gaat het veelal om mensen die in een kwetsbare situatie terecht zijn gekomen. Vaak is er sprake van problematiek op meerdere levensdomeinen. Een indicatie SMI wordt afgegeven als er bij de ouder(s) en/of verzorger(s) sprake is van een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking (overbelasting) waarbij de ontwikkeling van het kind ernstig wordt belemmerd of geschaad en er geen andere voorliggende voorzieningen of oplossingen aanwezig zijn. De noodzaak dient te blijken op grond van een advies van het sociaal wijkteam of een behandelaar.

Het sociaal wijkteam of de behandelaar geeft bij de indicatie aan voor welke periode, aantal dagdelen en uren SMI noodzakelijk is. Het sociaal wijkteam brengt de situatie van het gezin breed in beeld en beoordeelt wat nodig is. Zo wordt voorkomen dat deze voorziening los staat van andere vormen van hulpverlening en daarmee niet effectief is.

Artikel 4 Aanvraag

De aanvraag voor aanvullende kosten van kinderopvang of sociaal medische indicatie kan door middel van een aanvraagformulier bij RSD de Liemers worden ingediend.

Op dit formulier worden de benodigde gegevens ingevuld, zodat RSD een besluit op de aanvraag kan nemen.

Ingeval het gaat om een SMI kindplek moet de indicatie van het sociaal team of behandelaar worden meegezonden. Let wel, het gaat hier niet om medische gegevens, maar om een onderbouwing van de noodzaak.

Ouders moeten beiden het formulier ondertekenen. De aanvraag wordt altijd door de ouders zelf ingediend. Zij zijn dan ook altijd op de hoogte van de onderbouwing door de behandelaar, hulp- of dienstverlener.

Artikel 5 Besluit tot verlening

RSD sluit bij de uitvoering van de aanvullende kosten kinderopvang aan bij de regels van de belastingdienst. Het is belangrijk dat ouders gebruik maken van een kinderdagcentrum die ingeschreven is in het landelijk register kinderopvang. RSD kent toe per kalenderjaar.

Binnen 8 weken na aanvraag wordt een voorlopig besluit genomen. Na afloop van een kalenderjaar wordt het definitieve besluit genomen. Hiertoe dient de cliënt na afloop van het kalenderjaar de jaaropgave kinderdagverblijf te verstrekken. Ook zal om gegevens gevraagd worden die aantoont tot welke doelgroep de aanvrager behoort.

Artikel 6 Voorliggende voorziening

Ingeval een cliënt aanspraak maakt op aanvullende kosten van kinderopvang, dan is de Kinderopvangtoeslag van de belastingdienst een voorliggende voorziening. Op grond van het inkomen wordt de bijdrage van de belastingdienst berekend. Deze toeslag wordt van de werkelijke kosten kinderopvang afgetrokken.

Bij SMI aanvragen onderzoekt het sociaal team of sprake is van een voorliggende voorziening. Hierbij wordt gekeken naar andere adequate opvangmogelijkheden voor het kind, zoals opvang in eigen netwerk van aanvrager, of de regeling met betrekking tot gesubsidieerde peuteropvang in het kader van de harmonisatie kindregelingen. Ook wordt het aanbod van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) als een voorliggende voorziening gezien.

Het consultatiebureau geeft de VVE-indicatie af bij peuters met een taal/ontwikkelingsachterstand.

Het kan voorkomen dat een kind meer gebaat is bij een voorziening in het kader van de Jeugdwet, Een kind kan een behoorlijke ontwikkelingsachterstand hebben waarbij twijfels zijn over hoe de achterstand is ontstaan. In dat geval kan gedacht worden aan een Medisch Kleuter Dagverblijf. Het sociaal team of jeugdconsulenten stellen vast welke voorziening het meest passend is in het gezin. Zij houden hierbij nadrukkelijk rekening met het ontwikkelingsrecht van het kind.

De optie van opvang in eigen netwerk wordt nadrukkelijk wel als voorliggende voorziening opgenomen omdat ook het hebben van een toeslagpartner die niet beschikbaar is een reden is om aanspraak te maken op de SMI regeling. Hierbij kunt u denken aan een partner die in detentie verblijft en de andere ouder aanspraak wil maken op kinderopvang wegens werk. In die gevallen zal bekeken worden of het netwerk van de werkende ouder wat in de opvang kan betekenen.

In alle situaties geldt dat we rekening houden met het ontwikkelingsrecht van het kind en wanneer opvang in eigen netwerk hieraan niet voldoet, zal dit niet als voorliggende voorziening worden gezien.

Artikel 7 doelgroepen

7.1 Doelgroep tegemoetkoming kosten kinderopvang

Inwoners van gemeenten Duiven, Westervoort of Zevenaar die een Participatiewet uitkering ontvangen en daarnaast part time werk hebben, een traject naar werk volgen of een inburgeringscursus volgen komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van eigen bijdrage kinderopvang.

Eveneens komen studenten/scholieren met een inkomen op sociaal minimum die een studie volgen aan een door ’s Rijks kas bekostigt onderwijs, of zij die als Niet uitkeringsgerechtigden een traject naar werk bekostigt door een van de Liemerse gemeenten volgt, in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van eigen bijdrage kinderopvang.

7.2 Doelgroep tegemoetkoming op grond van een SMI

Destijds is in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen het artikel dat sociaal medische indicaties regelt niet opgenomen in de wet.

De voorgestelde tekst luidde:

Artikel 1.6

  • 1.

    Een ouder heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een kinderopvangtoeslag, indien de ouder in dat jaar:

    • k.

      behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie personen met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en voor wie bij besluit als bedoeld in artikel 23 is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of

    • l.

      een kind heeft ten aanzien van wie, bij besluit als bedoeld in artikel 23, is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

Uiteindelijk heeft de wetgever er voor gekozen om deze tekst niet in de wet op te nemen, maar het aan gemeenten over te laten hoe hier mee om te gaan. Het doel hierbij is dat SMI als een vangnet ingezet kan worden. De Liemerse gemeenten hebben ervoor gekozen om aan te sluiten bij de voorgestelde tekst.

In de SMI-regeling worden twee doelgroepen geformuleerd die voor een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang in aanmerking komen, te weten ouders met een handicap of chronische ziekte die door middel van kinderopvang ontlast worden en kinderen die als gevolg van de thuissituatie bedreigd worden in hun ontwikkeling. De SMI-regeling sluit aan bij:

  • de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • Wet Innovatie en kwaliteit kinderopvang

  • de Wet maatschappelijke ondersteuning, en;

  • de Jeugdwet

De Wkkp regelt wie er in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van de kosten voor kinderopvang, en heeft als doel de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen te waarborgen en de arbeidsparticipatie van ouders van jonge kinderen (tot zij naar de middelbare school gaan) te bevorderen.

De SMI-regeling staat feitelijk al opgenomen in de Wkkp, maar is nooit bekrachtigd. De SMI-regeling past in de Wkkp omdat zij extra doelgroepen formuleert die een aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, al is het doel van SMI anders. Het doel van de SMI-regeling is immers niet om de arbeidsparticipatie van ouders te bevorderen, maar om ouders te ontlasten dan wel de ontwikkeling van kinderen veilig te stellen. Overigens kan daarmee op de langere termijn of indirect wel degelijk sprake zijn van bevordering van de arbeidsparticipatie.

Uitvoering:

Gemeenten hebben de uitvoering van de financiële afwikkeling aanvragen tegemoetkoming kosten kinderopvang bij RSD de Liemers belegd. De controle op kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzalen is bij de gemeente zelf belegd. Eveneens is de beleidsuitvoering van de wet innovatie en kwaliteit en wet harmonisatie kinderopvang bij gemeenten zelf belegd.

Door de decentralisaties in het sociale domein is een heel andere uitvoeringssystematiek rondom zorg ontstaan. Burgers met problemen of een ondersteuningsvraag kunnen zich in de Liemerse gemeenten tot het sociaal team of het loket WWZ wenden met de vraag om hulp. De medewerkers van het sociaal team of het loket WWZ brengen de vraag in kaart en gaan samen met de inwoner zoeken naar een oplossing. Zij kunnen zo de problematiek integraal aanpakken.

Waar een cliënt voorheen bij verschillende instellingen een vraag neerlegt wordt nu vanuit 1 plan gewerkt.

In het kader van leveren van integrale zorg nemen de sociale wijkteams of de jeugdconsulenten een rol in de beoordeling of SMI noodzakelijk is en voor hoeveel dagdelen en de tijdsduur. RSD neemt de administratieve afwikkeling voor haar rekening. Door het sociaal team in te schakelen wordt de integrale uitvoering bevorderd en kan vinger aan de pols worden gehouden.

Artikel 8 Omvang en hoogte van de kinderopvang

8.1 Omvang en hoogte tegemoetkoming kosten kinderopvang

Ouders zoals genoemd in artikel 7.1 die een aanvullende bijdrage ontvangen voor de kosten van kinderopvang ontvangen een bijdrage tot 100% van de daadwerkelijke kosten.

Het aantal uren is afhankelijk van de omvang van het dienstverband of het aantal uren scholing/ re-integratietraject wat een cliënt volgt. De regels van de belastingdienst zijn leidend hierin.

8.2 Omvang en hoogte tegemoetkoming op grond van een SMI

Bij plaatsing in het kader van sociaal medische indicatie wordt maximaal 6 dagdelen per week, zijnde 33 uur per week, vergoed voor de duur van een jaar. Dit kan verlengd worden op voorschrijven van sociaal team of behandelaar.

Bij sociaal medische indicatie is de hoogte van het inkomen van belang. Ouders die een inkomen ontvangen wat meer bedraagt dan 120% van het WML betalen een eigen bijdrage. Ouders met een inkomen op of lager dan 120% WML betalen geen eigen bijdrage.

Artikel 9 Draagkracht

9.1

Ouders die behoren tot de doelgroep zoals genoemd in artikel 7.1 van deze beleidsnotitie en voldoen aan het genoemde in artikel 3.1 van deze notitie krijgen de kosten tot 100% vergoed. De eigen bijdrage die overblijft na ontvangst van de Kinderopvangtoeslag wordt volledig vergoed.

De participatiewet is erop gericht om inwoners door middel van werk zo veel mogelijk te laten participeren. Het is de eigen verantwoordelijkheid van ouders om passende kinderopvang te zoeken en te regelen. Wij vinden het belangrijk dat reeds tijdens een traject kinderopvang ingezet wordt.

Zo kunnen ouders al tijdens het traject oefenen met de combinatie werk en zorg. Zodat hiermee voorkomen wordt dat een ouder bij het begin van een reguliere baan uitvalt.

Om geen extra drempel op te werpen willen we voor deze groep geen eigen bijdrage vragen. RSD vraagt voor de reiskosten een eigen bijdrage. Als een eigen bijdrage op de kinderopvang geheven wordt zou dat een stapeling van eigen bijdragen betekenen. Dit is niet wenselijk. Dit geldt eveneens voor de groep studenten.

Ook tienermoeders maken gebruik van deze regeling. Zij zijn niet in staat om naast hun full time studie en de zorgen voor het kind nog een bijbaan te nemen. Zij leven daarmee van de studiefinanciering. Hun inkomen is laag en gedeeltelijk als lening. Om hen in staat te stellen een startkwalificatie te laten halen en zo hun kansen in de toekomst te vergroten vragen we geen eigen bijdrage.

9.2

Ouders/verzorgers die gebruik maken van de SMI regeling en een inkomen boven 120% van het WML ontvangen moeten een eigen bijdrage betalen. Het ministerie vindt het belangrijk dat wanneer er een noodzaak tot SMI is vastgesteld een inwoner ook daadwerkelijk gebruik van de regeling kan maken. Inkomen heft de noodzaak niet op. Het ministerie hecht er dan ook aan dat de regeling voor grote groepen inwoners toegankelijk is.

Een SMI plek kost een gemeente veel geld. Het is dan ook belangrijk dat de noodzaak goed onderzocht wordt en tevens onderzocht wordt of gebruik gemaakt kan worden van netwerk of voorliggende voorzieningen. Inwoners met een inkomen meer dan 120% zijn financieel in staat om een eigen bijdrage te voldoen.

We sluiten aan bij de tabel die de belastingdienst hanteert. De eigen bijdragen zijn daarmee inkomensafhankelijk. Wie meer verdient draagt ook meer bij, terwijl de toegankelijkheid van de regeling op deze manier gewaarborgd is.

Budgettaire gevolgen:

In het algemeen fonds is een bedrag opgenomen voor de bekostiging van SMI.

We verwachten dat door meer bekendheid van deze regeling en wijziging in het beleid een verdubbeling van het aantal aanvragen komt. Meer inwoners en hulpverleners weten de weg te vinden en meer inwoners komen in aanmerking voor deze regeling. Door het invoeren van een draagkrachtberekening wordt een eigen bijdrage naar draagkracht gevraagd van de ouder.

Tegelijk kan door het goed inbedden van deze regeling in het sociale domein, het wijkteam inzetten op duurzame oplossingen. Hiermee verwachten we dat uiteindelijk minder en korter van deze voorziening gebruik gemaakt gaat worden.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Als iemand niet behoort tot de doelgroep zoals die in deze beleidsregels genoemd staan dan is dat een reden om de aanvraag af te wijzen. Aanvragen tegemoetkoming voor meer uren dan in deze regels zijn vastgesteld, worden tevens afgewezen.

Eveneens moet de ouder zich aan zijn of haar verplichtingen houden, indien een ouder zich daar niet aan houdt wijzen we de aanvraag af. Daarnaast toetsen we een aanvraag of deze voldoet aan de eisen zoals deze in de wet of de Wet Awir zijn gesteld. De belastingdienst voert de Wet Awir waar de kinderopvangtoeslag onder valt uit. De regels die hiervoor gelden worden ook door ons gehanteerd:

  • Een ouder moet gebruik maken van een kinderdagcentrum wat ingeschreven is in het landelijke register kinderopvang.

  • De uren mogen niet meer bedragen dan normatief door de belastingdienst is vastgesteld.

  • De tegemoetkoming wordt per kalenderjaar toegekend.

  • De tegemoetkoming is op voorschotbasis.

Artikel 11 Terugvordering

Na afloop van een kalenderjaar wordt de bijdrage definitief vastgesteld. De definitieve vaststelling vindt plaats aan de hand van de jaaropgave kinderopvang en het jaarinkomen van de aanvrager.

Als de tegemoetkoming lager wordt vastgesteld dan het voorschot wordt het meerdere teruggevorderd. Als de tegemoetkoming hoger wordt vastgesteld dan het voorschot wordt het tekort aan betrokkene uitbetaald.

Op het terugvorderen van verstrekte voorschotten na definitieve vaststelling is het debiteurenbeleidsplan van toepassing.

Artikel 12 Verplichtingen Ouder

We verwachten van de aanvrager dat alle gegevens die van belang zijn voor het afwikkelen van een aanvraag tijdig en correct verstrekt worden. Wijzigingen moeten direct worden doorgegeven. Tevens verwachten we van de ouder dat die meewerkt aan een onderzoek naar de persoonlijke situatie zodat vastgesteld kan worden of een indicatie op sociaal medische gronden noodzakelijk is of dat andere voorzieningen toereikend zijn.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Indien er dringende redenen zijn kan van deze beleidsregels afgeweken worden.

Lijst met afkortingen

IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte werkloze werknemers

IOAZ Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

KDV Kinderdagverblijf

PW Participatiewet

SMI Sociaal Medische Indicatie

VVE Vroege en voorschoolse educatie

Wet Awir Algemene Wet inkomensafhankelijke regelingen (toeslagen van de belastingdienst)

WKKP Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

WML Wettelijk Minimum Loon

WTOS Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten