Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent hinderlijk en gevaarlijke honden (De beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort)

Geldend van 19-06-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent hinderlijk en gevaarlijke honden (De beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort)

De burgemeester van de gemeente Westervoort;

overwegende dat:

  • -

    het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omtrent de uitleg van de wettelijke voorschriften in de Algemene plaatselijke verordening, artikel 2.59 (gevaarlijke honden) en artikel 2.59a (Gevaarlijke honden op eigen terrein);

Gelet op:

  • -

    Artikelen 1:3, vierde lid, 4:81 tot en met 4:84, en titel 5.3. Herstelsancties van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    Artikelen 125 en 172 van de Gemeentewet;

  • -

    Artikelen 2:59 en 2:59a van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Westervoort 2019 (hierna: de APV)

B E S L U I T

De beleidsregel ‘hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort’ vast te stellen.

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1. Hinderlijke hond: over een hinderlijke hond wordt gesproken als:

    • a.

      een hond schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken; óf

    • b.

      een hond een persoon bijt en daarbij geen sprake is van lichamelijk letsel; óf

    • c.

      een hond een ander dier bijt zonder ernstig letsel.

  • 2. Gevaarlijke hond: van een gevaarlijke hond is sprake als:

    • a.

      een hond een persoon bijt en daarbij sprake is van lichamelijk letsel; óf

    • b.

      een hond een ander dier bijt en daarbij sprake is van ernstig letsel; óf

    • c.

      een hond meerdere keren binnen een periode van twee jaar een persoon bijt, ook als daarbij geen sprake is van enig letsel of een ander dier zonder dat daarbij sprake is van ernstig letsel.

Artikel 2 Hinderlijke hond

  • 1. Bij een eerste incident waardoor een hond als hinderlijke hond gezien wordt, legt de burgemeester een waarschuwing op aan de eigenaar of houder van de hond.

  • 2. De waarschuwing geldt voor een periode van twee jaar.

  • 3. Bij een volgend incident kan de burgemeester een aanlijngebod als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, van de APV opleggen aan de eigenaar of houder van een hinderlijke hond.

  • 4. Het aanlijngebod wordt opgelegd voor onbepaalde tijd.

  • 5. Het aanlijngebod kan worden opgeheven wanneer de eigenaar of houder aantoont dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd.

Artikel 3 Gevaarlijke hond

  • 1. Bij een eerste incident waardoor een hond als gevaarlijke hond gezien kan worden, wordt de betreffende hond niet als gevaarlijk geregistreerd maar legt de burgemeester een waarschuwing op aan de eigenaar of houder van de hond.

  • 2. Bij een volgend incident wordt de hond geregistreerd als een gevaarlijke hond en kan de burgemeester een kort aanlijn- en muilkorfgebod, zoals bedoeld in artikel 2:59, eerste lid van de APV, opleggen aan de eigenaar of houder van een gevaarlijke hond.

  • 3. De eigenaar of houder van een hond aan wie de burgemeester heeft laten weten dat hij de hond als gevaarlijk heeft geregistreerd, dient te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 2:59a, eerste lid van de APV.

  • 4. De burgemeester legt de eigenaar of houder van een gevaarlijke hond geen muilkorfgebod op indien het bijten van de hond verklaarbaar is gezien de situatie. De hond wordt in dat geval ook niet geregistreerd als gevaarlijk.

  • 5. De maatregelen voor gevaarlijke honden worden opgelegd voor onbepaalde tijd.

  • 6. Het kort aanlijn- en muilkorfgebod kan worden opgeheven indien de uitslag van een risico-assessment zoals bedoeld in artikel 4 hiertoe aanleiding geeft.

  • 7. Wanneer sprake is van bijten met ernstig letsel bij personen of zeer ernstig letsel bij dieren kan de burgemeester in afwijking van lid 1 t/m 6 besluiten om geen waarschuwing te geven maar direct een kort aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen of over te gaan tot inbeslagname van de hond.

  • 8. Inbeslagname vindt niet plaats indien de eigenaar of houder vrijwillig afstand doet van de hond.

  • 9. De kosten van vervoer, verblijf en eventueel laten euthanaseren van de hond komen voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

Artikel 4 Risicoanalyse

  • 1. Een risicoanalyse (gedragstest) dient te worden afgenomen door een professionele gedragsbeoordelaar.

  • 2. Het uitvoeren van een risicoanalyse vindt plaats voor rekening van de eigenaar of houder van de hond. Zowel de burgemeester als de eigenaar of houder van de hond kan opdracht geven voor een risicoanalyse.

Artikel 5 Niet nakoming

Aan de eigenaar of houder die zich niet houdt aan een opgelegde maatregel zoals bedoeld in artikel 2 of 3 wordt een strafrechtelijke boete door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering en/of een last onder dwangsom door de burgemeester opgelegd. Deze sanctiemogelijkheid wordt in het aanlijn- dan wel aanlijn- en muilkorfgebod vermeld.

Artikel 6 Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester op grond van artikel 4;84 van de Algemene wet bestuursrecht afwijken van hetgeen in deze beleidsregel is bepaald.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als De beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort.

  • 2. De beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort treedt in werking één dag na bekendmaking.

Ondertekening

Datum:_____________________

De burgemeester van Westervoort,

Drs. A.J. van Hout

Toelichting bij de Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Westervoort

Artikel 1

Van ernstig letsel bij andere dieren is sprake wanneer diergeneeskundige behandeling noodzakelijk is.

Artikel 2

Bij het eerste bijtincident waardoor een hond als hinderlijk wordt aangemerkt ontvangt de eigenaar of houder een waarschuwingsbrief. Deze waarschuwing geeft de eigenaar of houder de mogelijkheid om herhaling van het hinderlijke gedrag en daarmee verdere (bestuurlijke) maatregelen te voorkomen.

Bij een tweede bijtincident binnen twee jaar na het eerste bijtincident legt de burgemeester een kort aanlijngebod op. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter. Bij een tweede bijtincident na 2 jaar na het eerste bijtincident zal opnieuw een waarschuwing gegeven worden. Bij een derde bijtincident wordt de hond aangemerkt als een gevaarlijke hond.

Een eigenaar of houder kan aantonen dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd door bewijsstukken te overleggen van een gedragsbeoordeling of gerichte training welke is gevolgd nadat het hinderlijke gedrag heeft plaatsgevonden.

De gedragsbeoordeling dient plaats te vinden door een gedragsbeoordelaar die is aangesloten bij NVGH / Alpha (de vereniging van gedragstherapeuten).

De gedragsbeoordeling of training dient expliciet gericht te zijn op het door de hond vertoonde hinderlijke gedrag.

Artikel 3

Bij het eerste bijtincident waardoor een hond als gevaarlijke hond gezien kan worden, wordt de betreffende hond niet geregistreerd als gevaarlijke hond maar ontvangt de eigenaar of houder een waarschuwingsbrief. Dit voorkomt dat voor deze houder/eigenaar direct artikel 2:59a van de APV gaat gelden. De waarschuwing geeft de eigenaar of houder de mogelijkheid om herhaling van het gevaarlijke gedrag en daarmee verdere (bestuurlijke) maatregelen te voorkomen. Dit laat onverlet dat het bijtincident geregistreerd wordt als bijtincident waardoor de hond gezien kan worden als een gevaarlijke hond.

Bij een tweede bijtincident legt de burgemeester een kort aanlijngebod in combinatie met een muilkorfgebod op. Een aanlijngebod en/of muilkorfgebod geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom en dus ook op alle hondenlosloopgebieden en uitlaatstroken binnen de gemeente.

Een tweede bijtincident betekent ook dat de hond als gevaarlijke hond geregistreerd komt te staan. Dit betekent dat artikel 2:59a van de APV vanaf dat moment gaat gelden voor de eigenaar/houder van de hond. Het is de eigenaar of houder van de hond dan verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen, tenzij aan de vereisten uit artikel 2:59a, tweede lid van de APV wordt voldaan.

Er kan sprake zijn van verklaarbaar bijten van de hond op het moment dat de hond zelf door een persoon of een ander dier wordt aangevallen of wanneer de persoon zich mengt in een gevecht tussen twee honden.

Een eigenaar of houder kan aantonen dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd door bewijsstukken te overleggen van een gedragsbeoordeling of gerichte training welke is gevolgd nadat het gevaarlijke gedrag heeft plaatsgevonden.

De gedragsbeoordeling dient plaats te vinden door een gedragsbeoordelaar die is aangesloten bij NVGH / Alpha (de vereniging van gedragstherapeuten). Indien de gedragsbeoordeling op verzoek van de houder/eigenaar plaats vindt, is de burgemeester bevoegd om te bepalen of de aangedragen gedragsbeoordelaar voldoende gekwalificeerd is. Is dit naar oordeel van de burgemeester niet het geval, dan kan de burgemeester een gedragsbeoordelaar aanwijzen.

De gedragsbeoordeling of training dient expliciet gericht te zijn op het door de hond vertoonde gevaarlijke gedrag.

Van ernstig letsel bij personen is (in ieder geval) sprake als directe geneeskundige behandeling noodzakelijk is.

Van zeer ernstig letsel bij andere dieren is (in ieder geval) sprake als het bijten levensbedreigend is of leidt tot de dood van het dier.

Inbeslagname zoals bedoeld in artikel 3 kan plaatsvinden op grond van artikel 5:31 lid 2 Awb juncto 172 lid 3 Gemeentewet. Inbeslagname op grond van de Awb betreft bestuursdwang, alle regels die daarvoor gelden, gelden uiteraard ook bij het in beslag nemen van een hond. Kosten die gemaakt worden kunnen verhaald worden op de eigenaar of de houder van de hond.

Gebruikmaking van de lichte bevelsbevoegdheid van de burgemeester (inbeslagname op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet) kan alleen als er geen sprake is van een overtreding, dus als er nog geen aanlijn- of kort aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd. Deze kosten kunnen niet verhaald worden.

Artikel 4

Een risico-assessment zoals bedoeld in artikel 4 is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid).

Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring. Dit is in lijn met de manier waarop de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland een gedragskeurmeester omschrijft.

Artikel 5

De strafrechtelijke boete en de last onder dwangsom kunnen naast elkaar worden opgelegd, omdat de boete gericht is op het verleden (wordt opgelegd vanwege de overtreding die is begaan) en de last onder dwangsom gericht is op de toekomst (voorkomen dat de overtreding nogmaals wordt begaan of blijft voortduren). De strafrechtelijke boete wordt door een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141 of 142 van het Wetboek van Strafvordering opgelegd. De burgemeester kan op grond van artikel 125 van de Gemeentewet jo. artikel 5: 32 van de Algemene wet bestuursrecht een last onder dwangsom opleggen.