Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent bijstandverlening zelfstandigen

Geldend van 14-05-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent bijstandverlening zelfstandigen

1 inleiding

Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz) is een re-integratie-instrument voor starters en een sociaal vangnet voor startende en gevestigde zelfstandigen. De kern van het Bbz is dat het bedrijf of zelfstandig beroep van de startende of gevestigde zelfstandige (potentieel) levensvatbaar is, zodat na enige tijd bijstandverlening niet meer nodig is.

Aanleiding

Met ingang van 1 januari 2020 vindt er een wijziging plaats op een aantal punten in het Bbz. Met deze wijziging wordt voornamelijk vereenvoudiging van de financieringssystematiek beoogd door deze meer in lijn te brengen met de financieringssystematiek van de Participatiewet (hierna: Pw). Op dit moment heeft het Bbz het karakter van een declaratieregeling bij het Rijk, met de wijzigingen krijgt de gemeente zelf financiële middelen van het Rijk en zijn een aantal verplichtingen omgezet naar bevoegdheden. Het risico van de uitvoering van het Bbz komt hiermee bij de gemeente zelf te liggen. De wijziging in het Bbz geeft door deze nieuwe bevoegdheden aanleiding om beleid op te gaan stellen, zodat goed uitvoering kan worden gegeven aan het Bbz per 1 januari 2020.

Doelstelling

Het doel van deze beleidsnotitie is beleidsvoorstellen te doen voor de onderwerpen die door de wijzigingen beleidsvrijheid gecreëerd hebben of die veranderingen in de uitvoering tot gevolg hebben. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de wijzingen in de financieringssystematiek van het Bbz en de overige wijzigingen die geen beleidsvrijheid met zich mee brengen.

Relevante en nieuwe ontwikkelingen

Naast de wetswijzigingen in het Bbz willen wij als RSD onderzoeken hoe wij nog meer voor ondernemers binnen de Liemers kunnen betekenen, onze naamsbekendheid kunnen vergroten en het Bbz als re-integratiemiddel actiever kunnen gaan gebruiken. Onderzoek naar verschillende mogelijkheden zal plaatsvinden in 2020.

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt uitleg gegeven over de wijzigingen van de financieringssystematiek van het Bbz. In hoofdstuk 3 worden kort de wetswijzigingen benoemd die geen beleidsvrijheid met zich mee brengen. In de daarop volgende hoofdstukken wordt op alle onderwerpen ingegaan waarbij beleidsvrijheid is ontstaan, ieder hoofdstuk eindigt met beleidsvoorstellen.

2 Wijzigingen op het gebied van financiering van het Bbz

Bbz-uitkering voor levensonderhoud

Middelen voor de Bbz-uitkering, voor het levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen worden toegevoegd aan de gebundelde uitkering (art 69 Pw). Dit wordt hetzelfde als hoe dit al bij de IOAZ is geregeld. Tot nu toe had het Bbz het karakter van een declaratieregeling bij het Rijk.

Bbz-kapitaal

Het door de gemeente verstrekte Bbz-kapitaal, dat wordt verstrekt in de vorm van een rente dragende lening, gaat over naar een financieringssystematiek waarbij het Rijk per saldo nog 25% bekostigt, tot nu toe bekostigde het Rijk 75% van het Bbz-kapitaal. Gemeentes mogen terugontvangen aflossingen en rente uit die verstrekte leningen zelf houden. Hierdoor komt het financiële risico van het verstrekken van Bbz-leningen grotendeels bij de gemeentes te liggen in plaats van bij het Rijk. Wanneer er kapitaal verstrekt wordt aan een gevestigde of startende zelfstandige wordt in het jaar volgend op het jaar van verstrekking 100% van de kosten van de door de gemeente verstrekte Bbz-leningen gefinancierd door het Rijk. De daaropvolgende 5 jaar wordt 75% teruggevorderd van het college, in jaarlijkse stappen van achtereenvolgens 20%, 20%, 15%, 10% en 10%. Deze terugvordering is onafhankelijk van wat de gemeente daadwerkelijk weet terug te vorderen.

Middelen voor levensvatbaarheidsonderzoeken

De middelen voor de levensvatbaarheidsonderzoeken worden toegevoegd aan het gemeentefonds, zoals ook gebruikelijk is bij andere uitvoeringskosten. Tot nu toe werd 90% van deze onderzoeken vergoed door het Rijk. De inhoud en de kosten van het levensvatbaarheidsonderzoek kunnen door gemeenten zelf ingevuld worden. Beleidsvoorstellen hiervoor worden uitgewerkt in hoofdstuk 5.

3 Wijzigingen in het Bbz zonder beleidsvrijheid

Apart verstrekken bedrijfskapitaal en algemene bijstand

Voor de specifieke groep van gevestigde zelfstandigen aan wie zowel algemene bijstand voor levensonderhoud als bedrijfskapitaal wordt verleend, wordt de algemene bijstand voor levensonderhoud apart verstrekt als voorlopig renteloze leenbijstand. Wanneer blijkt dat de verdiensten onder het sociaal minimum blijven en vermogen van de zelfstandige onder de wettelijk vastgestelde vermogensgrens zit, wordt deze leenbijstand omgezet in bijstand om niet.

Vervallen keuzejaar

De bijzondere mogelijkheid om ook bijstand aan te kunnen vragen over het jaar vóór de bijstandsaanvraag (het “keuzejaar”) komt te vervallen, aangezien binnen de Participatiewet ook niet met terugwerkende kracht bijstand wordt verleend.

Overige wijzigingen

  • Uitstel van betaling of tijdelijke verlaging kan samen maximaal 36 maanden duren.

  • Rentereductie voor het eerste en het tweede jaar na het boekjaar van de aanvraag is alleen mogelijk als er geen algemene bijstand voor levensonderhoud is verleend in die jaren (art 21 lid 1 Bbz nieuw).

4 Onderzoek juistheid gegevens

De verplichting voor het college om een onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens (art. 35 lid 4 Bbz) is komen te vervallen en omgezet naar een bevoegdheid. Deze bevoegdheid blijkt nu uit de onderzoeksbevoegdheid op grond van artikel 53a lid 6 van de Pw. De wetgever beoogt hierbij, nu het risico voor de uitvoering van het Bbz grotendeels bij de gemeente komt te liggen, dat gemeenten zelf kunnen beoordelen of en hoe zij onderzoek instellen naar de juistheid en volledigheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens.

Bij een aanvraag zullen wij het onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens handhaven om de risico’s te minimaliseren. Alle gegevens die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of een bedrijf levensvatbaar is, moeten worden verstrekt. Indien deze niet worden verstrekt kan het recht op een Bbz-uitkering of bedrijfskrediet niet worden vastgesteld.

Beleidsvoorstel

Voorstel 1

Handhaven van onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens vanaf 1 januari 2020 op grond van artikel 53a lid 6 van de Participatiewet.

5 Levensvatbaarheidsonderzoek

In artikel 1 onderdeel c Bbz 2004 is bepaald wat onder levensvatbaarheid wordt verstaan: "het bedrijf of zelfstandig beroep waaruit de zelfstandige naar verwachting na bijstandsverlening een inkomen zal verwerven dat, samen met het overige inkomen, toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf of zelfstandig beroep en voor de voorziening in het bestaan”. De levensvatbaarheid van een zelfstandige wordt onderzocht door middel van een levensvatbaarheidsonderzoek.

Voor de wetswijziging per 1 januari 2020 werd op grond van artikel 5 lid 2 van de regeling financiering en verantwoording IOAW, IOAZ en Bbz 2004 alleen de kosten voor een onderzoek naar de levensvatbaarheid vergoed door het Rijk als dit door een deskundige was gedaan die niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het college. Dit komt te vervallen, de kosten voor levensvatbaarheidsonderzoeken worden toegevoegd aan het gemeentefonds. Dit betekent dat de gemeente zelf kan invullen hoe en of ze levensvatbaarheidsonderzoeken inkopen.

Visie op levensvatbaarheidsonderzoeken

Als RSD de Liemers willen wij een netwerkorganisatie zijn en de regisseur van de (door)ontwikkeling van de inclusieve Liemerse arbeidsmarkt. Als netwerkorganisatie willen wij zoveel mogelijk integraal samenwerken met onze partners binnen het sociaal domein. Daarom is ons voorstel om gebruik te maken van de door de RSD geschikt bevonden partijen voor het inkopen van levensvatbaarheidsonderzoeken. Goed onderzoek naar levensvatbaarheid met gedegen adviezen vergroot de overlevingskansen voor de ondernemer en geeft een goede onderbouwing van besluiten. Het levensvatbaarheidsonderzoek moet duidelijk antwoord geven op de vraag of de onderneming van de aanvrager levensvatbaar is, of een uitkering en/of een krediet nodig is en wat de hoogte van dit krediet zou moeten zijn. Ook moet de ondernemer goede tips en aanbevelingen krijgen voor zijn vervolgstappen. Daarbij vinden we het belangrijk dat de ondernemer goed wordt meegenomen in het proces en zichzelf kan herkennen in het rapport. Dit verhoogt de kans dat de ondernemer een negatief advies accepteert en maakt het advies bezwaarbestendig.

Bij een positief advies willen we in het rapport van het levensvatbaarheidsonderzoek altijd een advies over de noodzaak, vorm, inhoud en omvang van de begeleiding die de ondernemer nodig zou hebben om de kans op succes te vergroten en daarmee het risico van de gemeente te verlagen.

Ook bij een negatief advies is het belangrijk dat de ondernemer advies en concrete stappen toegereikt krijgt hoe hij zijn persoonlijke situatie kan verbeteren.

Inkoop levensvatbaarheidsonderzoeken

Er hebben gesprekken plaats gevonden met meerdere partijen die deze onderzoeken uitvoeren, op basis hiervan is een goed vergelijk gemaakt op onder meer bovengenoemde punten. Er is gekozen voor twee partijen die het beste passen binnen het DNA van de RSD. Met deze partijen zijn prijsafspraken gemaakt.

Op het moment dat er een aanvraag voor voorziening uit het Bbz wordt ingediend door een (startende) ondernemer waarbij ook sprake is van een krediet, wordt er altijd een levensvatbaarheidsonderzoek ingekocht, tenzij het bedrag dat aan bedrijfskrediet nodig is niet meer bedraagt dan de kosten van een levensvatbaarheidsonderzoek (ongeveer € 2.500,00). Op deze manier heeft er altijd een goede risico analyse plaatsgevonden en ligt er altijd een goede onderbouwing aan het besluit ten grondslag. Op het moment dat er bij de aanvraag alleen sprake is van een eventuele uitkering voor levensonderhoud en/of het benodigde bedrijfskrediet maximaal € 2.500,00 bedraagt, ligt het risico van de gemeente veel lager en kan de klantmanager Bbz besluiten zelf het levensvatbaarheidsonderzoek uit te voeren of bij twijfel eventueel een verkort onderzoek in te kopen.

Beleidsvoorstellen

Voorstel 2

Op het moment dat er een aanvraag voor voorziening uit het Bbz wordt ingediend door een (startende) ondernemer waarbij ook sprake is van een krediet dat meer bedraagt dan € 2.500, wordt er altijd een levensvatbaarheidsonderzoek ingekocht. Deze onderzoeken kopen wij in bij externe partijen die hierin gespecialiseerd zijn.

Wanneer er alleen een aanvraag is voor levensonderhoud en/of een bedrijfskrediet van maximaal € 2.500, kan de klantmanager Bbz besluiten zelf het levensvatbaarheidsonderzoek uit te voeren.

Voorstel 3

Bij een positief advies op het levensvatbaarheidsonderzoek willen we in het rapport altijd een advies over de noodzaak, vorm, inhoud en omvang van de begeleiding die de ondernemer nodig zou hebben om de kans op succes te vergroten. Bij een negatief advies wordt er aan de ondernemer advies gegeven over hoe de persoonlijke situatie verbeterd kan worden.

6 Begeleiding

Begeleiding is een goede manier om ondernemerskwaliteiten te versterken en daarmee de kans op succes te maximaliseren. De meest voorkomende reden van het mislukken van een onderneming is het gebrek aan financieel, markt en organisatie inzicht. Door middel van begeleiding kan dit inzicht vergroot worden en daarmee de kans op succes vergroot worden. Hierdoor wordt de kans dat het verstrekte krediet volledig wordt terugbetaald vergroot.

Beoordeling begeleidingsbehoefte bij aanvraag Bbz zonder kredietverstrekking

Bij de aanvraag van een Bbz-uitkering zonder kredietverstrekking beoordeelt de klantmanager Bbz of en in welke vorm begeleiding ingezet gaat worden. Wanneer de klantmanager Bbz begeleiding door een gespecialiseerd bedrijf in ondernemers noodzakelijk acht worden twee offertes opgevraagd en wordt gekozen voor het best passende bedrijf voor de ondernemer. In beginsel worden de offertes opgevraagd bij de partijen die ook de levensvatbaarheidsonderzoeken voor ons uitvoeren, tenzij de aard van de onderneming begeleiding vraagt van een andere partij.

Wanneer een minder intensieve vorm van begeleiding nodig is kan de klantmanager Bbz als voorwaarde stellen dat de ondernemer zich meldt bij het ondernemersklankbord voor een begeleidingstraject voor 6 maanden. Het ondernemersklankbord bestaat uit oud-ondernemers, managers of specialisten op hun vakgebied. Zij delen vrijwillig hun expertise en geven onpartijdig advies. Dit kan zowel voor starters als voor ondernemers in zwaar weer.

De kosten van de begeleiding bij een Bbz aanvraag zonder kredietverstrekking worden gefinancierd uit het P-budget.

Beoordeling begeleidingsbehoefte bij aanvraag Bbz met kredietverstrekking

Op het moment dat er sprake is van kredietverstrekking die hoger is dan € 2.500,00 loopt de gemeente een groter risico en is er in het levensvatbaarheidsonderzoek altijd een advies afgegeven over de noodzaak, inhoud, vorm en omvang van de begeleiding. In beginsel volgt de klantmanager Bbz dit advies. De begeleiding wordt in beginsel ingekocht bij één van de partijen die ook de levensvatbaarheidsonderzoeken voor ons verrichten, tenzij de aard van de onderneming begeleiding vraagt van een andere partij. De klantmanager Bbz beslist in afstemming met de ondernemer welke partij het beste bij de ondernemer past.

Omdat de gemeente bij kredietverstrekking meer risico loopt en om commitment van de ondernemer te stimuleren betaalt de ondernemer de begeleiding zelf. De begeleiding dient bekostigd te worden door deze mee te financieren bij het ondernemers krediet of mee te nemen in de toekomstige exploitatie van het bedrijf.

Tussentijdse beoordeling begeleidingsbehoefte.

Het monitoren van de gang van zaken van de onderneming door middel van heronderzoeken is een goed moment om te beoordelen of begeleiding ingezet of geïntensiveerd moet worden. Op het moment dat resultaten achterlopen op de verwachtingen dient begeleiding overwogen te worden door de klantmanager Bbz. Daarnaast is goede samenwerking met de afdeling debiteurenbeheer essentieel. Op het moment dat er betalingsachterstanden ontstaan is dit een reden om te onderzoeken of begeleiding ingezet of geïntensiveerd dient te worden.

Beleidsvoorstellen

Voorstel 4

Als bij de aanvraag van een Bbz voorziening zonder kredietverstrekking of een kredietverstrekking tot maximaal € 2.500,00 of bij lopende voorzieningen tussentijds wordt beoordeeld dat begeleiding van de ondernemer noodzakelijk wordt geacht, worden twee offertes opgevraagd en wordt gekozen voor het bedrijf met de meest passende offerte. In beginsel worden de offertes opgevraagd bij de partijen die ook de levensvatbaarheidsonderzoeken verrichten, tenzij de aard van de onderneming begeleiding vraagt van een andere partij. De kosten van de begeleiding worden gefinancierd uit het P-budget.

Voorstel 5

Als bij een aanvraag van een Bbz voorziening met kredietverstrekking begeleiding noodzakelijk wordt geacht (dit moet blijken uit het levensvatbaarheidsonderzoek van een externe organisatie) dan koopt de klantmanager Bbz dit in beginsel in bij één van de partijen die ook de levensvatbaarheidsonderzoeken voor ons verrichten. De klantmanager Bbz kan hiervan afwijken als de aard van de onderneming begeleiding vraagt van een andere partij. Er dienen dan twee offertes opgevraagd te worden en gekozen te worden voor het bedrijf met de beste offerte. De klantmanager Bbz beslist welke partij het beste bij de ondernemer past. De begeleiding dient bekostigd te worden door deze mee te financieren bij het ondernemers krediet of mee temen in de toekomstige exploitatie van het bedrijf.

Voorstel 6

Als een minder intensieve vorm van begeleiding volstaat, kan de klantmanager Bbz de voorwaarde stellen dat de ondernemer zich meldt bij het ondernemersklankbord voor een begeleidingstraject voor 6 maanden. De kosten van de begeleiding worden gefinancierd uit het P-budget.

7 Heronderzoeken

Met de wetswijzigingen zijn de verplichte heronderzoeken bij startende zelfstandigen een bevoegdheid geworden (artikel 23 lid 3 Bbz). Met deze bevoegdheid blijven wij de heronderzoeken zoals deze tot 1 januari 2020 vastgesteld waren voor wat betreft de startende zelfstandigen handhaven. Dit betekent dat bij een startende zelfstandige ondernemer de klantmanager Bbz 6 maanden na aanvang van de bijstandsverlening en daarna na een periode van respectievelijk 6 en 12 maanden de levensvatbaarheid van de startende zelfstandige ondernemer beoordeelt.

Daarnaast wordt de regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Bbz 2004 ingetrokken. Hierin stonden onderzoeksverplichtingen en de frequenties daarvan vastgelegd. De huidige gang van zaken willen wij handhaven. Jaarlijks vinden er door de klantmanager Bbz onderzoeken plaats ter vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand voor levensonderhoud na afloop van een boekjaar door de klantmanager Bbz. Tijdens dit onderzoek heeft de klantmanager Bbz contact met de ondernemer en beoordeelt of de dienstverlening mogelijk aangepast dient te worden. Daarnaast voert de afdeling debiteuren jaarlijks onderzoek uit naar de stand van zaken van het innen en zo nodig vorderen van rente- en aflossingsbetalingen. Voorgesteld wordt om naast de hierboven genoemde onderzoeken alleen een heronderzoek in te stellen wanneer daar aanleiding voor bestaat. Bijvoorbeeld wanneer een zelfstandige zijn/haar aflossings- en/of renteverplichtingen niet nakomt.

Beleidsvoorstellen

Voorstel 7

Handhaven van het beoordelen van de levensvatbaarheid van de startende zelfstandig ondernemer door de klantmanager Bbz, 6 maanden na aanvang van de bijstandsverlening en daarna na een periode van respectievelijk 6 en 12 maanden.

Voorstel 8

Naast de jaarlijkse onderzoeken van de afdeling debiteuren dan wel de klantmanager Bbz voeren wij heronderzoeken uit wanneer daarvoor aanleiding bestaat. Bijvoorbeeld wanneer een zelfstandige zijn/haar aflossings- en/of renteverplichtingen niet nakomt.

8 Terugvorderingen

Per 1 januari 2020 zijn gemeenten financieel volledig verantwoordelijk voor de terugvordering van de verstrekte Bbz-leningen, daarom is de terugvorderingsverplichting voor het college omgezet in een terugvorderingsbevoegdheid (m.u.v. de verplichting tot het terugvorderen van fraudevorderingen).

Zodoende is artikel 44 Bbz (verplichte terugvordering) vervallen. De terugvorderingsplicht wordt een bevoegdheid op grond van paragraaf 6.4 van de Participatiewet. Voor het terugvorderen van de Bbz zullen wij vanaf 1-1-2020 overeenkomstig het debiteurenbeleidsplan werken. Dit betekent dat er een actief terugvorderingsbeleid wordt gevolgd en dat waar mogelijk de te veel verstrekte leenbijstand voor levensonderhoud en de verstrekte bedrijfskrediet altijd worden teruggevorderd, tenzij er gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken.

Wel blijft het mogelijk voor de zelfstandige om een verzoek tot uitstel van betaling in te dienen wanneer de zelfstandige geheel of gedeeltelijk niet in staat is de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen. En kan worden besloten om uitstel te verlenen van de aflossing en renteverplichtingen voor een periode van maximaal 3 jaar (artikel 41 Bbz). Pas nadat er een gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij onderzocht wordt of er eventueel begeleiding nodig is om het bedrijfsresultaat te verhogen, zodat wel kan worden voldaan aan de rente- en aflossingsverplichtingen, wordt er besloten op het verzoek om uitstel.

Daarnaast blijft in artikel 43 Bbz geregeld dat een resterend deel van de lening na beëindiging van het bedrijf, gedurende een periode van 5 jaar wordt terugbetaald. 50% van het netto inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm dient ter aflossing van deze lening te worden besteed.

Beleidsvoorstellen

Voorstel 9

RSD de Liemers voert een actief terugvorderingsbeleid.

Voorstel 10

Voor zover het Bbz daarin niet voorziet, wordt overeenkomstig het bepaalde in het “debiteurenbeleidsplan terugvorderen” gewerkt.

9 Ondernemers in de binnenvaart

De bijstandsverlening in het kader van het Bbz aan ondernemers in de binnenvaart wordt op het ogenblik uitgevoerd door negen daartoe aangewezen centrumgemeenten, die daarvoor ook volledig worden vergoed. Voor de RSD de Liemers is dit de gemeente Nijmegen, de afgelopen 5 jaar is er geen nieuwe instroom geweest van schippers in het Bbz binnen de Liemerse gemeenten. Vanwege het zeer geringe gebruik van deze aparte voorziening is, om reden van efficiency, met deze wetswijziging de instroom van ondernemers in de binnenvaart bij deze centrumgemeenten afgesloten. Met ingang van 1 januari 2020 kunnen ondernemers in de binnenvaart - net als ieder ander – zich overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Participatiewet voor een bijstandsaanvraag, zich melden bij hun woongemeente. Voor de ondernemers in de binnenvaart die geen woonplaats hebben, geldt dat zij recht hebben op bijstand jegens het college van de gemeente waar de ondernemer in de binnenvaart op het moment van zijn aanvraag zijn feitelijke ligplaats heeft (artikel 36 Bbz nieuw). Het afsluiten van de instroom bij de negen centrumgemeenten heeft geen gevolgen voor bestaande Bbz-gerechtigde ondernemers in de binnenvaart. Op korte termijn, op basis van de instroom van afgelopen jaren, verwachten wij geen schippers. Echter, de RSD de Liemers zit in een gebied met rivieren en havens. Er kunnen zich dus wel degelijk schippers in nood gaan melden in te toekomst, bijvoorbeeld bij verslechterende economische omstandigheden.

Levensvatbaarheidsonderzoek

Met ingang van 1 januari 2020 kunnen zich schippers melden bij de RSD en moeten wij dienstverlening kunnen bieden aan deze doelgroep. Omdat aanvragen van ondernemers in de binnenvaart specialistische kennis vereist, willen we bij een aanvraag altijd een levensvatbaarheidonderzoek inkopen op het moment dat er sprake is van een krediet. Hierbij is het belangrijk een partij te kiezen die kennis heeft van deze markt en snelle doorlooptijden heeft. Het risico is dat een schipper zich pas meldt als de boot al op de scheepswerf ligt waar kosten aan zijn verboden. Als er dan niet snel duidelijkheid komt voor de schipper, kan binnen afzienbare tijd de financiële situatie van de schipper enorm verslechteren.

Omdat de gemeente Nijmegen altijd de dienstverlening aan ondernemers in de binnenvaart uitvoerde waaronder het zelf uitvoeren van de levensvatbaarheidsonderzoek hebben zij veel kennis op dit gebied. We willen daarom bij het ondernemerspunt van Nijmegen de levensvatbaarheidsonderzoeken afnemen en hebben hierover werkafspraken gemaakt. Daarnaast hebben we met andere partijen gesproken, die ook de levensvatbaarheidsonderzoek kunnen uitvoeren, zodat we altijd een partij achter de hand hebben en continuïteit kunnen waarborgen.

Dienstverlening aan schippers

Naast dat er voor ondernemers in de binnenvaart altijd een levensvatbaarheidsonderzoek wordt ingekocht is de overige dienstverlening voor deze groep hetzelfde als voor alle overige ondernemers.

Beleidsvoorstellen

Voorstel 11

Bij een aanvraag voor bijstandsverlening in het kader van het Bbz door ondernemers in de binnen- vaart waarbij sprake is van een krediet wordt altijd een levensvatbaarheidsonderzoek ingekocht.

Voorstel 12

Het levensvatbaarheidsonderzoek wordt ingekocht bij het ondernemerspunt van de gemeente Nijmegen.

10 Oudere zelfstandigen met een niet levensvatbaar bedrijf

De Bbz-ouderenregeling biedt zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf vanaf 55 jaar een duurzame inkomensaanvulling tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Met ingang van 1 januari 2020 wordt de toegang tot de Bbz-ouderenregeling beperkt tot personen die zijn geboren vóór 1 januari 1960, dus tot personen die op 31 december 2019 60 jaar of ouder zijn. Zelfstandigen die jonger zijn, kunnen, als zij voldoen aan de voorwaarden, ongewijzigd een beroep doen op het reguliere Bbz dan wel op de IOAZ of eventueel de Participatiewet. De beperking van de toegang tot de Bbz-ouderenregeling tot personen die zijn geboren vóór 1 januari 1960, betekent dat de regeling op termijn eindigt. Het beperken van de toegang heeft geen invloed op de al ingestroomde oudere zelfstandige.

Aan oudere zelfstandigen met een niet-levensvatbaar bedrijf die zich melden vanaf 1 januari 2020 en door de wetswijziging geen beroep meer kunnen doen op het Bbz en het bedrijf moeten beëindigen, dient extra aandacht besteed te worden. Deze groep heeft lange tijd als zelfstandige gewerkt en kunnen moeite hebben met het “omschakelen” naar een baan in loondienst. De voormalige ondernemer moet het beëindigen van het bedrijf goed kunnen verwerken en intensief begeleiding kunnen krijgen om “werkfit” te worden voor een baan in loondienst op de reguliere arbeidsmarkt. De klantmanager ZOAB heeft hierin, in goede afstemming met de klantmanger Bbz, een belangrijke taak. Indien nodig kan specialistisch hulp worden ingekocht voor deze specifieke doelgroep.

Beleidsvoorstellen

Voorstel 13

Aan oudere zelfstandigen, die zich melden vanaf 1 januari 2020 en door de wetswijziging geen beroep meer kunnen doen op het Bbz en het bedrijf moeten beëindigen, dient extra aandacht te worden besteed met betrekking tot het begeleiden naar de reguliere arbeidsmarkt.

11 Financiële paragraaf

De wetgever beoogd met de wetswijzigingen geen bezuiniging, echter het financiële risico voor het verstrekken van Bbz-leningen komt grotendeels bij de gemeentes te liggen, in plaats van bij het Rijk. Daarnaast moet de gemeente de kredietverstrekkingen voorfinancieren, dit heeft dus invloed op de liquiditeitspositie van de gemeenten.

Kort samengevat:

  • Kosten levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen wordt toegevoegd aan de gebundelde uitkering = Buigbudget;

  • Kosten voor levensvatbaarheidsonderzoeken wordt toegevoegd aan het gemeentefonds;

  • Kredietverstrekking moet worden voorgefinancierd door de Gemeenten;

    • o

      Jaar T+1 wordt het bedrag van kredietverstrekking volledig vergoed door het Rijk;

    • o

      In Jaar T+2 tot en met T+7 wordt dit bedrag voor 75% weer teruggevorderd, ongeacht aflossing c.q. rentebetalingen (20%-20%-15%-10%-10%);

    • o

      Bij een juiste beoordeling inzake levensvatbaarheid en juiste begeleiding kan het ook een voordeel van 25% van de kredietverstrekking opleveren.

  • Kredietverstrekking aan binnenschippers wordt verlegd naar de gemeente waar de schipper woonachtig is c.q. feitelijke ligplaats is.

Gevolgen voor de gemeente

Wetswijziging geld alleen voor de gevestigde, oudere zelfstandigen en zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen. Dit is een redelijk kleine groep.

In de laatste 2 jaren (2018 en 2019) zijn er geen kapitaalverstrekkingen toegekend, de jaren ervoor ook maar beperkt.

Over de groep binnenschippers is geen inzicht, omdat de laatste 5 jaren geen aanvragen zijn gedaan bij de centrumgemeente en er is geen registratie van het aantal binnenvaartschippers binnen onze gemeente grenzen.

Hierbij een overzicht van de gemaakte kosten over 2017 tot en met 2019 en de prognose voor 2020

afbeelding binnen de regeling

12 Bronvermelding

Ondertekening