Regeling vervallen per 30-09-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2020)

Geldend van 30-12-2021 t/m 29-09-2023

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2020)

Het college van de gemeente Westervoort,

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2019

besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2020.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Dit besluit verstaat onder:

    • a.

      het Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2020;

    • b.

      de Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2019;

    • c.

      de wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader omschreven worden, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Verordening en het (landelijke) Uitvoeringsbesluit Wmo 2018.

Waardering mantelzorgers

Artikel 2. Waardering mantelzorgers

  • 1. De blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bedraagt € 100,00 per jaar en wordt jaarlijks door het college uitgekeerd aan de mantelzorger.

  • 2. Tot de doelgroep behoren de cliënten van de gemeente die minimaal één jaar een Wmo-maatwerkvoorziening ontvangen, alsmede de personen die geen maatwerkvoorziening ontvangen, omdat er in hun situatie reeds mantelzorg wordt verleend. Deze doelgroep ontvangt automatisch bericht voor het mantelzorgcompliment.

  • 3. De cliënt wijst één mantelzorger aan, die de waardering ontvangt.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor het geldbedrag moet de cliënt het aanvraagformulier inleveren bij de gemeente. Jaarlijks wordt bekend gemaakt hoe dit moet.

  • 5. Per cliënt wordt maximaal één blijk van waardering per kalenderjaar toegekend en uitbetaald.

Maatwerkvoorzieningen

Artikel 3. Gebruikelijke hulp

Het college bepaalt of er sprake is van gebruikelijke hulp aan de hand van het Protocol gebruikelijke hulp 2005 (van het CIZ).

Artikel 4. Huishoudelijke ondersteuning

Voor alle varianten huishoudelijke ondersteuning geldt dat deze pas kunnen worden ingezet daar waar eigen kracht van client, gebruikelijke hulp, mantelzorg en inzet van hun sociale netwerken niet afdoende zijn. Daarbij is sprake van langdurige fysieke beperkingen (> 6 weken) waardoor de inwoner niet zelf of met hierboven genoemde hulp in staat is een schoon en leefbaar huis te realiseren.

De huishoudelijke ondersteuning bestaat uit drie varianten;

  • 1.

    algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning ; deze is gericht op

    • a.

      ondersteuning in de huishouding voor het geheel of gedeeltelijk overnemen van bepaalde huishoudelijke taken, waaronder het schoonhouden van de woonruimte, het verzorgen van de was en het bereiden van maaltijden.

    • b.

      bedoeld voor zelfstandig wonende inwoners vanaf 18 jaar met een beperking die in staat zijn om de medewerker huishoudelijke ondersteuning zelf aan te sturen en regie te voeren, waarbij uitgegaan wordt van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner en

    • c.

      voor wie niet meer dan 2,5 uur (150 minuten) per week ondersteuning noodzakelijk is.

      De zorgaanbieder bepaalt met de inwoner hoeveel uur met een maximum van 2,5 uur nodig is.

  • De algemene voorziening is voorliggend aan de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning; deze is gericht op

    • a.

      ondersteuning in de huishouding voor het geheel of gedeeltelijk overnemen van bepaalde huishoudelijke taken, waaronder het schoonhouden van de woonruimte, het verzorgen van de was en het bereiden van maaltijden en/of meer dan 150 minuten per week ondersteuning nodig.

      Daarnaast gericht op het activeren van de inwoner zodat hij/zij een eigen huishouden kan voeren, het aanleren van huishoudelijke taken, stimuleren van de zelfredzaamheid van de inwoner in de huishouding via instructie en advies, organiseren en structureren van de dagelijkse huishoudelijke taken en bieden van ondersteuning bij regie.

    • b.

      bedoeld voor zelfstandig wonende inwoners/ clienten vanaf 18 jaar met een beperking die zelf niet de (volledige) regie kunnen voeren en ondersteuning/sturing nodig hebben bij de uitvoering van het huishouden.

    • c.

      Om vast te stellen of een inwoner aan lid 2 a en/of b voldoet, voert het college een onderzoek uit.

    • d.

      Het college bepaalt het aantal in te zetten uren hulp bij het huishouden op basis van de richtlijnindicatie-advisering MO-zaak 2011.

  • 3.

    De combi-ondersteuning thuis (COT);

    Met het combineren van huishoudelijke ondersteuning en begeleiding door een zorgverlener, ontstaat het geïntegreerde aanbod van Combi-ondersteuning thuis (COT).

    Deze combi-ondersteuning is, naast de maatwerkvoorziening Huishoudelijke ondersteuning,

    gericht op

  • a.

    Activeren van de inwoner zodat hij/zij een eigen huishouden kan voeren,

    aanleren van huishoudelijke taken, stimuleren van de zelfredzaamheid via instructie, advies en voorlichting, organiseren en structureren van de dagelijkse huishoudelijke taken en dagelijks leven, regie voeren of ondersteunen bij regie voeren, overname van huishoudelijke taken wanneer activeren en aanleren niet mogelijk is. De medewerker COT heeft tevens een actieve signalerende functie t.a.v. de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de client.

  • b.

    Bedoeld voor zelfstandig wonende inwoners vanaf 18 jaar die vanwege zware en/of complexe problematiek onvoldoende of niet in staat zijn op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of inzet van hun sociale netwerk, een schoon en leefbaar huis te realiseren. Er is sprake van sterk verminderde of geen eigen regie over het huishouden als gevolg van bijvoorbeeld verminderde sociale redzaamheid, gedragsproblemen en/of psychische stoornis.

  • c.

    Om vast te stellen of een inwoner aan lid 3 a en b voldoet, voert het college een onderzoek uit.

  • d.

    Het college bepaalt het aantal in te zetten uren hulp bij het huishouden op basis van de richtlijnindicatie-advisering MO-zaak 2011, zoals omschreven in de Verordening.

Artikel 5 Begeleiding

  • a.

    De maatwerkvoorziening begeleiding basis is gericht op

  • inwoners activeren en aanbrengen dagstructuur

  • inwoners stabiel houden ; op orde brengen of handhaven van de situatie.

  • oefenen en toepassen van praktische vaardigheden samen met de inwoner om achteruitgang te voorkomen.

  • Ondersteunen bij het regelen/overnemen van dagelijkse/praktische bezigheden (financiën, dagstructuur, zelfstandig wonen, participatie, sociale contacten, gezondheid/persoonlijke verzorging etc.)

  • Ondersteuning mantelzorg

Begeleiding basis is bedoeld voor

  • inwoners met alleen een verstandelijke , lichamelijk/somatische of geriatrische beperking.

  • inwoners vanuit doelgroep GGZ en NAH, al dan niet in combinatie met een verstandelijke

    beperking , waarbij sprake is van een zelfredzaamheidsvraagstuk en een groot deel van

    onderstaande criteria van toepassing is.

  • -

    Gedrag van de inwoner is redelijk constant

  • -

    Beperkt regieverlies en/of beperkte gevolgen voor het dagelijkse leven

  • -

    Situatie is redelijk voorspelbaar

  • -

    Inwoner is nog redelijk actief

  • -

    Inwoner heeft redelijk inzicht in eigen beperking ziekte

  • -

    Er is sprake van stabiel medicatiegebruik

  • b.

    De maatwerkvoorziening begeleiding specialistisch is gericht op

  • Blijven meedoen in de maatschappij bij ernstig regieverlies

  • En/of het overbruggen tot een behandelingstraject

  • En/of het methodisch trainen van vaardigheden volgend op behandeling

  • En/of ontwikkelingsgericht trainen van vaardigheden met behulp van methodische interventies.

Begeleiding specialistisch is bedoeld voor

  • inwoners vanuit doelgroep GGZ en NAH, al dan niet in combinatie met een verstandelijke beperking , waarbij sprake is van een zelfredzaamheidsvraagstuk en een groot deel van onderstaande criteria van toepassing is

  • -

    De inwoner vertoont zeer regelmatig onvoorspelbaar gedrag

  • -

    De situatie is onvoorspelbaar; de inwoner is zeer snel (psychisch) uit balans (met bijv. psychoses tot gevolg)

  • -

    Bij ernstig regieverlies en grote gevolgen voor het dagelijks leven

  • -

    Inwoner is veelal passief/ zeer beperkt actief

  • -

    Inwoner heeft geen of beperkt ziekte-inzicht

  • -

    Inwoner moet nog leren omgaan met veranderingen in bijvoorbeeld medicatiegebruik.

Artikel 6 groepsbegeleiding

  • 1. De maatwerkvoorziening groepsbegeleiding is begeleiding in groepsverband die overdag plaatsvindt op een locatie buiten de woonsituatie.

    Groepsbegeleiding bestaat uit activiteiten waarbij de vaardigheden van een inwoner worden getraind of onderhouden zodat de cliënt zo lang mogelijk zelfstandig thuis kan blijven wonen.

    Het gaat om vaardigheden voor het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

    De activiteiten zijn gericht op

    • Het doorbreken van het sociaal isolement

    • Activering van de inwoner

    • Ontlasting van de mantelzorger of de persoon die de gebruikelijke zorg levert

    • Behouden of bevorderen van de zelfredzaamheid

    • Het leren omgaan met fysieke cognitieve of sociale beperkingen

  • 2. Groepsbegeleiding is bedoeld voor inwoners met verstandelijke, zintuiglijke, lichamelijke, psychische en/of geriatrische (dementie) beperking waarbij sprake is van een zelfredzaamheidsvraagstuk:

    • Die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt of

    • De pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en waarvoor activerend werk niet

      passend is of

    • Waarvan de mantelzorger structureel te zwaar belast is.

  • 3. Het college bepaalt na onderzoek het aantal dagdelen groepsbegeleiding, met een maximum van 9 dagdelen per week. Een dagdeel bedraagt 3 tot 3,5 uur. Het maximum aantal dagdelen is afgeleid van het vervoer, gemiddeld aantal uren dat inwoners naar school gaan, studeren of betaalde arbeid verrichten. Voor ingezetenen boven de pensioengerechtigde leeftijd geldt een maximum van 6 dagdelen dagbesteding per week.

  • 4. Het college stelt in overleg met de inwoner vast wat de dichtstbijzijnde passende locatie voor groepsbegeleiding is.

Artikel 7 Activerend werk

De maatwerkvoorziening activerend werk bestaat uit een oriëntatiefase en meerdere ontwikkelarrangementen, afhankelijk van op welke trede van de participatieladder de cliënt zich bevindt.

  • 1.

    Activerend werk oriëntatie is gericht op inwoners die zich op trede 1 t/m 4 van de participatieladder bevinden inzicht te geven in de wensen en mogelijkheden ten aanzien van werk (oriëntatiefase).

  • 2.

    Vervolgens is het ontwikkeltraject erop gericht dat de inwoner zich ontwikkelt naar een hogere trede op de participatieladder, afhankelijk van diens mogelijkheden.

  • 3.

    Activerend werk is bedoeld voor een inwoner in de leeftijdscategorie van 16 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd die een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft en wil participeren in de samenleving en daarbij ondersteuning nodig heeft. Hij /zij kan in aanmerking komen voor activerend werk als hij/zij een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft en een arbeidstraject, regulier werk of vrijwilligerswerk niet voldoende passend is voor het bereiken van het beoogde resultaat.

  • 4.

    Activerend werk bestaat uit een aanbod van ontwikkeling arrangementen/ gestructureerde activiteiten of werkzaamheden buitenshuis die, afhankelijk van de persoonskenmerken van de inwoner, gericht zijn op

    • -

      Het opdoen van arbeidsvaardigheden en ervaring

    • -

      Maatschappelijke (her)integratie

    • -

      Het toe leiden naar betaald werk, eventueel met aanvullende uitkering of instrumenten van UWV of Werk& Inkomen of is gestart met een beroepsopleiding met studiefinanciering.

    • -

      Het stabiliseren van het dagelijkse leven

    • -

      Voorkomen van sociaal isolement

  • 5.

    Activerend werk uurtarief is inclusief een onkostenvergoeding (dus ook vervoer) voor de inwoner.

  • 6.

    Voor activerend werk wordt geen eigen bijdrage/abonnementstarief opgelegd.

Artikel 8: Vervoersvoorzieningen

  • 1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend als er sprake is van een structureel vervoersprobleem als gevolg van een beperking die de zelfredzaamheid en/of participatie van de inwoner benadeelt.

  • 2. Er is sprake is van een structureel vervoersprobleem voor zover:

    • a.

      de inwoner bepaalde reizen vanwege een beperking niet zelfstandig kan maken én

    • b.

      deze reizen niet met gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van het sociale netwerk, of voorliggende voorzieningen gemaakt kunnen worden én

    • c.

      de inwoner hierdoor tenminste eenmaal per twee maanden een vervoerprobleem heeft, waardoor de mogelijkheid tot participatie ernstig beperkt wordt.

  • 3. Alle inwoners worden geacht een niet-structureel vervoerprobleem zelf op te lossen. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten en regels:

    • a.

      Zelf oplossen omvat ook het incidenteel inzetten van een taxibedrijf, of gebruik maken van een deelauto, wanneer andere vervoerwijzen niet beschikbaar zijn.

    • b.

      Wanneer het gebruik van de voorziening afneemt tot een niveau dat niet meer voldoet aan de criteria voor een structureel vervoersprobleem, kan het college na onderzoek de voorziening beëindigen.

  • 4. Gebruikelijke hulp betekent in relatie tot vervoer dat gezinsleden elkaar brengen en halen ongeacht reisdoel, andere verplichtingen, inkomen of andere omstandigheden. Dit geldt:

    • a.

      voor ouders in relatie tot hun kinderen in alle omstandigheden en

    • b.

      voor echtgenoten voor zover deze:

      • i.

        vanwege werk of opleiding niet beschikbaar is

      • ii.

        vanwege een beperking niet kan brengen of halen

      • iii.

        niet kan brengen en halen bij gebrek aan een passende vervoerwijze of vervoermiddel

  • 5. Hulp van mantelzorgers (niet zijnde gezinsleden) of het sociale netwerk is vrijwillige hulp. Feitelijk beschikbare hulp wordt meegewogen in de vaststelling van een structureel vervoersprobleem.

  • 6. Een vervoersvoorziening is niet bedoeld voor vervoer naar werk of onderwijs. Verder zijn reizen, bestemmingen en reisdoelen uitgesloten waarbij de inwoner gebruik kan maken van eigen kracht of voorliggende voorzieningen, dit betreft in ieder geval:

    • a.

      Lopen en rollen, met gebruikelijke hulpmiddelen

    • b.

      Vervoer met eigen vervoermiddelen, waaronder fiets, auto of scootmobiel

    • c.

      Openbaar vervoer (met begeleiding)

    • d.

      Vervoer naar dagbesteding of dagbehandeling op grond van de Wlz

    • e.

      Vervoer naar jeugdhulp, of ander jeugdvervoer op grond van de Jeugdwet of de Wlz

    • f.

      Vervoer naar medische behandeling, wanneer op grond van de Zorgverzekering recht op zittend ziekenvervoer bestaat

    • g.

      Vervoer op grond van de Participatiewet, bijvoorbeeld naar sociale werkplaats of reïntegratie.

    • h.

      Vervoer op grond van een andere publieke regeling

    • i

      Vervoer dat door een vrijwilligersorganisatie kan worden geleverd

    • j.

      Vervoer dat door of vanuit de bestemming tegen een redelijk tarief kan worden geleverd

    • k.

      Vervoer naar afspraken die ook digitaal kunnen plaatsvinden, zoals bepaalde consulten met de huisarts

    • l.

      Vervoer dat kan worden vervangen door bezoek, dienstverlening of levering aan huis (bijv. boodschappen).

      NB: voor boodschappen wordt verwezen naar boodschappenservices die o.a. vanuit verschillende supermarkten worden aangeboden of (indien van toepassing) de algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning.

  • 7. De voorziening kan worden uitgebreid met specifieke vervoerindicaties als die nodig zijn om passend vervoer te leveren. Vervoerindicaties zijn nadere invullingen van de voorziening. De inwoner kan bezwaar maken tegen het wel of niet toekennen van een vervoersindicatie.

  • 8. Een vervoersindicatie ‘medische begeleider verplicht’ geeft recht op het meenemen van een tweede reiziger die de inwoner tijdens de rit begeleidt, zonder dat hiervoor extra kosten verschuldigd zijn. De tweede reiziger mag niet zelf in een rolstoel of scootmobiel reizen. De inwoner met deze indicatie mag geen ritten maken zonder een begeleider. De indicatie kan door de gemeente worden afgegeven als voorwaarde voor toegang tot het vervoer, uit overwegingen van veiligheid.

  • 9. Een vervoersindicatie ‘sociaal begeleider’ geeft (alleen voor CVV) recht op het meenemen van een tweede reiziger tegen de helft van het tarief “OV-vervoer zonder ov-alternatief” van Avan. Deze indicatie is bedoeld voor inwoners die als gevolg van hun beperking soms wel en soms niet een begeleider nodig hebben. De gemeente volgt hierin de tarieven en voorwaarden die de BVO DRAN vaststelt voor de indicatie ‘sociaal begeleider’ van Avan.

  • 10. Een vervoersindicatie ‘individueel’ of ‘voorin zitten’ of ‘alleen personenauto’ wordt niet toegekend zonder een voorafgaande onafhankelijke medische verklaring.

  • 11. Het college controleert periodiek het gebruik van de voorziening op rechtmatigheid. Hierbij wordt ook gelet op de hoeveelheid gebruik (structureel vervoersprobleem) en op het bezoek van bestemmingen die een aanwijzing kunnen geven dat voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn.

  • 12. Als een inwoner gebruik maakt van een een scootmobiel of vergelijkbaar vervoermiddel, gelden de volgende regels:

    • a.

      De inwoner mag de scootmobiel niet meenemen in het CVV, tenzij hiervoor een specifieke vervoersindicatie is afgegeven.

    • b.

      De inwoner wordt geacht hiermee in de helft van het structurele vervoersprobleem te kunnen voorzien en hierdoor wordt het kilometerbudget gehalveerd.

  • 13. Het enkele feit dat een inwoner door zijn beperking bij een bepaalde vervoerwijze (zoals lopen, fietsen, rijden op een scootmobiel of per openbaar vervoer) meer dan in een taxivoertuig last heeft van wind, regen, kou, zonlicht, allergenen, geluiden, drukte, of andere omstandigheden is geen grond om CVV toe te kennen.Een aantoonbare relatie met de beperking is vereist om op deze gronden voor CVV in aanmerking te komen. De inwoner wordt geacht :

    • a.

      zich te kleden en anderszins voor te bereiden op voorzienbare omstandigheden en

    • b.

      om weersvoorspellingen te volgen en de planning hierop aan te passen en

    • c.

      om incidenteel een afspraak af te zeggen wanneer de omstandigheden geen andere mogelijkheid overlaten.

  • 14. Bij de uitvoering van het vervoer worden door de vervoerder in één voertuig de ritten van verschillende inwoners gebundeld. Inwoners kunnen in het voertuig andere inwoners tegenkomen die reizen op grond van andere regelingen, of vanuit andere gemeenten.

  • 15. Dit artikel is van toepassing op de voorzieningen zoals genoemd in artikel 8a en 9.

Artikel 8a. Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV)

  • 1. De voorziening is beperkt tot het vervoersprobleem op lokaal en regionaal niveau (tot 25 kilometer van de woning), met een maximum van 1500 kilometer per jaar (kilometerbudget). Voor een vervoersprobleem op grotere afstand van de woning kan de gemeente een verklaring afgeven waarmee de inwoner toegang krijgt tot bovenregionaal gehandicaptenvervoer (Valys).

  • 2. Bij een aanvraag voor CVV gaat het college na of een deel van het structurele vervoerprobleem deels wordt opgelost door vervoersvoorzieningen die reeds door de gemeente zijn toegekend, zoals een scootmobiel, elektrische rolstoel, driewieler of ander aangepast vervoermiddel.

  • 3. Degene die in aanmerking komt voor CVV uitgevoerd door Avan, ontvangt voor het gebruik daarvan een vervoerspas voor Avan. Deze:

    • a.

      geeft recht op reizen met Avan en

    • b.

      kent een verlaagd reizigerstarief dat vergelijkbaar is met de kosten van openbaar vervoer en

    • c.

      kent een jaarlijks kilometerbudget en

    • d.

      is verbonden aan het vervoerreglement van Avan

  • 4. Het jaarlijks kilometerbudget wordt vastgesteld door het college op basis van het structurele vervoerprobleem van de inwoner. De hoogte van dit km-budget wordt vastgesteld op maat van het structurele vervoerprobleem van de inwoner op basis van de volgende berekening:

    • a.

      het vervoersprobleem met behulp van reisafstanden en reisfrequenties te vertalen in een totaal aantal kilometers per jaar

    • b.

      te bepalen in welk deel van het vervoerprobleem kan worden voorzien met eigen kracht, voorliggende voorzieningen, gebruikelijke hulp, beschikbare mantelzorg, hulp van het sociale netwerk en andere verstrekte vervoersvoorzieningen

    • c.

      voor het resterende deel kilometers toe te kennen, met een maximum van 1500 kilometer per jaar.

    • d.

      Voor periodes korter dan 12 maanden wordt het km-budget op maandbasis gecorrigeerd.

  • 5. De eigen bijdrage voor een voorziening voor CVV als bedoeld in artikel 12 van de verordening bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a.

      Een bedrag per instap en en een bedrag per kilometer, waarvan de hoogte wordt vastgesteld door de BVO DRAN op basis van de regionale tarieven voor openbaar vervoer per bus.

    • b.

      Een vast bedrag van 5 euro per maand.

  • 6. De tarieven bedoeld in lid 5, onderdeel a,

    • a.

      worden per rit geïnd door de BVO DRAN na de rit middels een automatische incasso of op rekening rijden.

    • b.

      worden jaarlijks vastgesteld door de BVO DRAN in navolging van de vaststelling van de tarieven voor openbaar vervoer door de provincie.

  • 7. Het vaste bedrag bedoeld in lid 5 onderdeel b,

    • a.

      wordt geïnd door de gemeente

    • b.

      wordt geheven ongeacht het aantal ritten of kilometers dat de inwoner verbruikt

  • 8. In afwijking van artikel 8, lid 6 van dit besluit kan CVV niet gebruikt worden voor vervoer naar begeleiding groep op grond van de Wmo. Hiervoor kan het college op basis van artikel 9 van dit besluit vervoer naar begeleiding groep toewijzen.

Artikel 9. Vervoer naar begeleiding groep

  • 1. Vervoer naar begeleiding groep is een maatwerkvoorziening voor routegebonden deeltaxivervoer, bedoeld voor een structureel vervoerprobleem van een inwoner als gevolg van een beperking die een vorm van taxivervoer noodzakelijk maakt.

  • 2. Vervoer naar groep is een aparte maatwerkvoorziening die als aanvullende bouwsteen op de maatwerkvoorziening groepsbegeleiding wordt verstrekt. Indien de inwoner kiest voor een locatie op een grotere afstand dan de dichtstbijzijnde passende locatie (zie artikel 6 lid 4 van dit besluit), dan regelt de inwoner het vervoer zelf en op eigen kosten.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan het college deze voorziening ook toekennen voor regelmatig vervoer naar een sociale werkplaats, activerend werk of vergelijkbaar, wanneer de inwoner daaraan deelneemt onder een voorziening op grond van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning, onder voorwaarde dat die voorziening is toegekend met het oog op doorstroom naar een voorziening op grond van de Verordening Participatie

  • 4. De eigen bijdrage voor deze voorziening, zoals bedoeld in artikel 12, lid 8 van de verordening, wordt berekend op basis van een bedrag per instap en een bedrag per kilometer, waarvan de hoogte wordt vastgesteld door de BVO DRAN op basis van de regionale tarieven voor openbaar vervoer per bus. De eigen bijdrage:

    • a.

      wordt per kwartaal vastgesteld op basis van het feitelijk gebruik van de voorziening en

    • b.

      wordt vertaald in een kwartaal bijdrage en

    • c.

      wordt door de gemeente geïnd

    • d.

      is gemaximeerd tot een bedrag ter hoogte van 3 dagen (6 ritten) per week met een maximale afstand van 12 kilometer per rit.

  • 5. Voor deze voorziening wordt bij voorkeur de Plusbus ingezet. De inzet van de Plusbus is afhankelijk van de beschikbaarheid van voertuigen en chauffeurs en van de logistieke inpassing van de rit van de inwoner in bestaande routes.

  • 6. De Plusbus mag in redelijkheid met de inwoner en de zorgaanbieder overleggen over het aanpassen van de bezoekdagen en bezoektijden van de inwoner, ten bate van efficiënte inzet van voertuigen en vrijwilligers. Dit mag niet ten koste gaan van de te leveren zorg.

  • 7. De voorziening wordt alleen ingezet naar groepsactiviteiten met een starttijd van 10:00 of 13:00 en met een eindtijd van 13:00 of 16:00. In afwijking hiervan kan de Plusbus afspraken maken met de zorgaanbieder over afwijkende start- en eindtijden per deelnemer ten bate van efficiënte inzet van voertuigen en vrijwilligers.

  • 8. Voor zover de Plusbus niet kan worden ingezet, wordt het vervoer geleverd door Avan.

  • 9. Vervoer op afwijkende tijden van of naar de begeleiding groep, door ziekte of andere omstandigheden, is voor eigen rekening en valt niet onder een voorziening.

Artikel 10. Woonvoorziening

De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning als gevolg van de aangebrachte woonvoorziening dient volgens een door het college vastgesteld afschrijvingsschema te worden terugbetaald, uitgaande van een jaarlijkse waardedaling van 10% gerekend vanaf het eerste jaar van de realisering van de woonvoorziening.

Artikel 11. Respijtzorg

Een mantelzorger die vanwege dreigende overbelasting de ondersteuning (tijdelijk of op termijn) niet kan voortzetten of waarvan aannemelijk is dit op korte termijn niet meer te kunnen, kan aanspraak maken op respijtzorg.

Slotbepalingen

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan een of meerdere artikelen van dit Besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien dit lijdt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Intrekking oude regeling

Bij inwerkingtreding van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2020 wordt het op 12 maart 2018 vastgestelde Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2018 ingetrokken.

Artikel 14. Overgangsrecht

  • 1. Op beschikkingen die zijn genomen voor de inwerkingtreding van dit besluit blijft het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2018 die in werking is getreden op 12 maart 2018 van toepassing tot een beschikking op basis van dit besluit ervoor in de plaats treedt.

  • 2. In het geval van een herzien besluit wordt de beschikking genomen op grond van dit besluit.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2020 en na bekendmaking.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op ……… te Westervoort.

Burgemeester en wethouders van Westervoort,

P. Breukers

secretaris

A.J. van Hout

burgemeester

Toelichting Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Westervoort 2020

Artikel 1. Begripsbepalingen

Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2018

Stelt regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015.

Artikel 2. Waardering mantelzorgers

NB. Invulling en besluitvorming artikel 2 waardering mantelzorgers vindt plaats na raadsbesluit 6 juli 2020.

Mantelzorg wordt in de wet als volgt gedefinieerd: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie beschermd wonen of opvang, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Mantelzorg overstijgt in tijd en/of intensiteit, wanneer het door inwonende partners, kinderen of andere huisgenoten wordt geleverd, het niveau van gebruikelijke hulp. Waar gebruikelijke hulp in de wet als volgt wordt gedefinieerd: “hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.” Anderzijds kan mantelzorg ook door niet inwonende familieleden of personen uit het netwerk van de persoon worden geleverd. Bijvoorbeeld door uitwonende kinderen, vrienden of andere personen uit het sociaal netwerk van de persoon.

Voor mantelzorg kan, in tegenstelling tot gebruikelijke zorg, in principe wel ondersteuning of zorg worden geïndiceerd. Dit impliceert dat als de mantelzorg zou wegvallen er wel ondersteuning en/of zorg wordt verstrekt. Het college bepaalt voor hoeveel professionele zorg en ondersteuning, vallend onder de wet, iemand in aanmerking komt.

Artikel 5. Dagbesteding

In de Geactualiseerde ledenbrief Wmo 2015, Modelverordening en Modelbesluit (16 september 2014) van de VNG is over de grenzen aan de omvang van ondersteuning, voor dagbesteding het volgende opgenomen: “Voor dagbesteding geldt in de AWBZ het maximum van 9 dagdelen per week voor personen tot de pensioengerechtigde leeftijd. Een dagdeel bedraagt 3 tot 3,5 uur. Het maximum aantal dagdelen is afgeleid van het vervoer, het gemiddeld aantal uren dat een gezond persoon naar school gaat, studeert of betaalde arbeid verricht. Voor ouderen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is het maximum voor dagopvang 6 dagdelen per week. Voor individuele begeleiding bedraagt het aantal uren maximaal 24,9 uur per week.”