Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent het welstandstoezicht in de gemeente Westervoort

Geldend van 04-11-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Westervoort houdende regels omtrent het welstandstoezicht in de gemeente Westervoort

1 Welstandsnota

1.1 Inleiding

Met deze nota voldoet de gemeente aan de verplichtingen die de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo, art. 2.10, lid 1d) en de Woningwet (art. 12a) stellen. In deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Westervoort is geregeld. Deze nota geeft tevens uitgangspunten en criteria voor de wel- standsbeoordeling. Het gemeentebestuur wil met deze nota een belangrijke stap zetten naar modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht.

Welstandstoezicht is niet nieuw. Het werd ooit ingesteld om te voorkomen dat bouw- werken de openbare ruimte zouden ontsieren. Op grond van de Wabo (art. 2.26, lid 3), Besluit Omgevingsrecht / Bor (art. 6.2, lid 1) en Woningwet (art. 12b), beoordeelt een onafhankelijke commissie of een bouwwerk niet in strijd is met ‘redelijke eisen van welstand’ en adviseert vervolgens het gemeentebestuur daarover. Het gemeente- bestuur neemt de beslissing of de omgevingsvergunning, onderdeel bouwen wordt verleend.

Het oordeel van de welstandscommissie is volgens de Woningwet gericht op het uiterlijk én op de plaatsing van het bouwwerk. De commissie kijkt in de eerste plaats naar de invloed van het bouwwerk op de beeldkwaliteit van de omgeving, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen. Tevens adviseert de commissie over de kwaliteit van het bouwwerk op zichzelf.

Advisering door Gelders Genootschap

De welstandsadvisering voor de gemeente Westervoort wordt georganiseerd en uitgevoerd door Gelders Genootschap. De gemeente werkt met een brede taakomschrijving van de welstandscommissie, die meer omvat dan louter het (wettelijk) welstandstoezicht. Om effectief te kunnen adviseren over welstandsaspecten, is het ook noodzakelijk om de commissie te betrekken bij beleidsvelden als monumenten- zorg, stedenbouw, openbare ruimte, cultuurhistorie en landschap. Sinds 1 oktober 2008 is daarom ook de discipline stedenbouw permanent aan de commissie toegevoegd. Er is daarmee sprake van een integrale commissie, die in een vroeg stadium van planontwikkeling wordt geraadpleegd. Het oordeel van de welstandscommissie is volgens de Woningwet gericht op het uiterlijk én op de plaatsing van het bouw- werk. De commissie kijkt in de eerste plaats naar de invloed van het bouwwerk op de beeldkwaliteit van de omgeving, rekening houdend met verwachte ontwikkelingen. Tevens adviseert de commissie over de kwaliteit van het bouwwerk op zich- zelf. Belangrijk is om de politieke en maatschappelijke haalbaarheid van een advies goed te kunnen inschatten. Een ‘redelijk’ advies moet immers in de praktijk uit te leggen en te handhaven zijn.

De wijze waarop het welstandtoezicht wordt uitgeoefend door het Gelders Genootschap is in de praktijk ontwikkeld in dialoog met de ledengemeenten. De rayonarchitect speelt daarbij als voorpost van de welstandscommissie een belangrijke rol. Minstens een keer in de twee weken bezoekt hij / zij de gemeente. Tijdens zijn / haar bezoek worden de meeste bouwplannen afgehandeld en vindt overleg plaats met planindieners, beleids- ambtenaren en het gemeentebestuur. Het vooroverleg met planindieners leidt in veel gevallen tot een goed resultaat, zowel voor het ingediende plan als voor de openbare ruimte. Alleen de meer complexe plannen – grootschalige ontwikkelingen en stedenbouwkundige plannen - gaan mee naar de commissie.

Het welstandstoezicht vindt in principe plaats in het openbaar. Dit past bij een samenleving die vraagt om zoveel mogelijk rechtszekerheid en openheid rondom het welstandstoezicht. Wanneer men in een vroeg stadium bekend is met de eisen die gesteld worden aan een bouwplan is men veelal bereid hiermee rekening te houden. Veel onduidelijkheden over welstand worden weggenomen als vooraf helder wordt gemaakt welke kaders bij het welstandsoordeel een rol spelen.

Vooroverleg met de rayonarchitect of de commissie is daarom essentieel. De kaders voor toetsing worden door het gemeentebestuur in deze welstandsnota vastgelegd.

1.2 Doel welstandsbeleid en welstandstoezicht

Het welstandsbeleid is opgesteld vanuit de overtuiging dat de gemeente het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Het aanzicht van gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte vormen de dagelijkse leefomgeving van de inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving draagt bij aan de belevingswaarde. Bovendien heeft dit een gunstige invloed op de waarde van het onroerend goed en het vestigingsklimaat.

Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

1.3 Gebruik van de welstandsnota en hardheidsclausule

naslagwerk

In de praktijk zal de welstandsnota als een praktisch naslagwerk worden gebruikt. De planindiener die wil weten wat de welstandscriteria voor zijn of haar bouwplan zijn, zal eerst kijken of het bouwplan valt onder de ‘veel voorkomende kleine bouwwerken’. Voor een dakkapel bijvoorbeeld – mits deze niet omgevingsvergunningvrij is – volstaat het voor de planindiener om kennis te nemen van de betreffende welstandscriteria. Hij kan bij de afdeling bouw- en woningtoezicht navragen of er in zijn straat een ‘standaarddakkapel’ als uitgangspunt is aangewezen en nagaan of er voor het betreffende gebied nog iets bijzonders over dakkapellen wordt gezegd. Met deze informatie heeft de planindiener voldoende gegevens om een dakkapel te realiseren die voldoet aan redelijke eisen van welstand. De welstandsbeoordeling kan dan vaak al snel worden afgehandeld.

afwijkend

Wil de planindiener een andere dakkapel dan kan hij (liefst via de ontwerper) daarover in overleg treden met de afdeling bouw- en woningtoezicht. Het bouwplan wordt dan, eventueel als vooroverleg, aan de welstandscommissie voorgelegd.

criteria

Voor alle bouwplannen die niet vergunningvrij zijn en niet vallen onder de lijst van veel voorkomende kleine bouwwerken gelden de gebiedsgerichte welstandscriteria, en indien van toepassing de criteria voor specifieke bebouwingstypen. Deze welstandscriteria zijn minder ‘objectief’ en concreet dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie. Dit wordt zeker aanbevolen bij twijfel of grote afwijkingen van de criteria.

De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, uit de gemeente te weren. Dat is formeel de bedoeling van het welstandstoezicht. Maar veel liever zien we bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving.

1.4 Leeswijzer

De welstandsnota moet inhoudelijke kennis koppelen aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk zijn voor verschil- lende ‘gebruikers’. Dit programma van eisen levert een gelaagde nota op waarin wel- standscriteria in allerlei soorten en maten worden uitgewerkt. Daarbij is in ruime mate gebruik gemaakt van foto’s en voorbeelden.

beleidsregels

In hoofdstuk 2 worden beleidsregels gegeven voor de uitvoering en de organisatie van de beleidstaak welstandszorg in de betreffende gemeente. Het gaat hierbij om de af- stemming met andere beleidstaken van de gemeente, de communicatie en de procedures rond de welstandsadvisering. In paragraaf 2.2 worden de taken en verantwoorde- lijkheden van de gemeente inzake het welstandsbeleid aangegeven. Paragraaf 2.3 legt het traject van de welstandsadvisering vast.

algemene welstandscriteria

Hoofdstuk 3 geeft inzicht in de algemene welstandscriteria die bestaan uit een kwaliteitskader en een ruimtelijk kader. Het kwaliteitskader bestaat uit universele ontwerp- principes die aan alle ontwerpopgaven ten grondslag liggen, los van de plek of het soort bouwwerk. Het ruimtelijk kader bestaat uit een beschrijving van de ruimtelijke karakteristiek van de gemeente. Voor de gemeente als geheel zijn globale ruimtelijke analyses gemaakt. Hierbij wordt de relatie gelegd met het ruimtelijk beleid van de gemeente.

deelgebieden met welstandsniveaus

Naar aanleiding hiervan is de gemeente opgedeeld in verschillende gebieden.

De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van “welstandsniveaus”.

criteria per deelgebied

In hoofdstuk 4 worden de welstandscriteria uitgewerkt per deelgebied en voor veel in de gemeente voorkomende gebouwtypologieën. Voor elk deelgebied in de gemeente zijn de gebiedskenmerken weergegeven en de welstandscriteria uitgewerkt. Daarbij wordt soms verwezen naar een reeds bestaand beleid.

1.5 Totstandkoming van de welstandsnota

De eerste welstandsnota van Westervoort is in 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze nota is sindsdien jaarlijks geactualiseerd. Vervolgens is in 2011 de nota aangepast conform de regelgeving in de Wabo en het Bor. Alle aanpassingen van de nota zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de gemeente en Gelders Genootschap.

afbeelding binnen de regeling

2 Organisatie van welstand

2.1 Ruimtelijke kwaliteitszorg

Welstand, een zorg van gemeente en burgers samen

De gemeente Westervoort beschikt over een erfgoed dat de moeite waard is.

De gemeente en haar burgers hechten daarom veel belang aan het behoud van de historische en de visuele waarden van de gemeente. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen in de bestaande beeldkwaliteit en bijdragen aan een verrijking van het culturele erfgoed.

De huidige kwaliteit is het resultaat van eeuwen bouwen en verbouwen, eerst met name door particulieren en in een later stadium met een zekere regie van overheidswege. De zorg voor beeldkwaliteit en cultuurhistorie is ook in de toekomst een opgave voor burgers en gemeente samen. Voor de gemeente is welstand daarbij een belangrijk instrument. De gemeente bewaakt de ruimtelijke kwaliteit op hoofdlijnen waar het publieke belang in het geding is.

Nieuwe ontwikkelingen in de gemeente Westervoort zullen plaats moeten vinden zonder dat de bestaande identiteit te zeer wordt verstoord en er zicht is op nieuwe ruimtelijke kwaliteit, waarbij oud en nieuw, bebouwing en openheid in goede verhoudingen tot elkaar staan. De gemeente heeft, om invulling te geven aan deze ambitie, verschillende ruimtelijke beleidsinstrumenten ter beschikking.

Een integraal ruimtelijk beleid vraagt om een goede afstemming tussen de verschillende beleidsinstrumenten.

Welstand en cultuurhistorie

In de gemeente Westervoort dragen historisch-landschappelijke en cultuur- historische waarden in belangrijke mate bij aan de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van de leefomgeving.

Er zijn 6 objecten aangewezen als gemeentelijk of rijksmonument in de gemeente Westervoort. De gemeente wil welstand mede inzetten als instrument tot het behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en streeft naar een afstemming in beleid en uitvoering van welstandszorg en monumentenzorg.

Welstand en architectuurbeleid

Zoals aangegeven moeten nieuwe ontwikkelingen niet alleen passen binnen de bestaande omgeving, maar ook bijdragen aan een verrijking van het culturele erfgoed. Welstand let in de eerste plaats op het wel-staan. Past het in de omgeving of stoort het? Welstand kan maar beperkt invloed uitoefenen op de architectonische kwaliteit. Dit laatste heeft veel meer te maken met de lokale bouwcultuur.

De gemeente steunt initiatieven, die tot doel hebben de aandacht voor architectuur in Westervoort te vergroten. Verder vervult de gemeente een voorbeeldfunctie, door in te zetten op een hoge architectonische kwaliteit bij belangrijke werken, waarvoor zij opdrachtgever is.

Welstand en ruimtelijke ordening

Bij de realisatie van ruimtelijke kwaliteit vullen ruimtelijke ordening en welstand elkaar aan. Welstand richt zich daarbij op de visueel-ruimtelijke, architectonische en cultuur- historische aspecten. In dit kader zal de welstand in de regel bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen in een vroeg stadium worden geconsulteerd. In de welstandscommissie is standaard een stedenbouwkundige benoemd. Daarnaast zal de commissie zich in voorkomende gevallen laten bijstaan door landschapsarchitecten en overige deskundigen.

Welstand en openbare ruimte

De beeldkwaliteit op privé- en openbaar erf maken samen de beeldkwaliteit van de openbare ruimte. Welstand heeft betrekking op de samenhangende beeldkwaliteit van openbare ruimte en bebouwing. Ook inrichtingsplannen voor de openbare ruimte hebben invloed op de beeldkwaliteit. Over meer ingrijpende plannen kan de gemeente daarom de welstandscommissie consulteren. In die gevallen zal de commissie zich laten bijstaan door deskundigen met betrekking tot de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding binnen de regeling

Linse stege

afbeelding binnen de regeling

Het Geerken

2.2 Uitvoering van welstand

2.2.1 Gemeenteraad stelt het welstandsbeleid vast.

Op grond van de nieuwe Woningwet is een gemeente verplicht om toetsingscriteria vast te stellen, als zij welstandstoezicht wil uitoefenen. De criteria worden opgenomen in een welstandsnota die door de gemeenteraad moet worden vastgesteld. In de Woningwet wordt weliswaar nog gesproken van ‘redelijke eisen van welstand’, maar die moeten voortaan zoveel mogelijk worden geconcretiseerd in gebieds- en objectgerichte criteria. Deze criteria vormen een stelsel van beleidsregels waarbinnen de welstandscommissie aan B&W adviseert. Per gebied kan de gemeente de toetsingscriteria specificeren om daarmee zoveel mogelijk recht te doen aan het karakter en de gewenste kwaliteit van een gebied.

Sinds 1 oktober 2010 zijn veel kleine bouwwerken – voorheen grotendeels licht-vergunningplichtig – omgevingsvergunningvrij geworden. Dit is vastgelegd in art. 2 en 3 van het Bor. Voor kleine bouwwerken die nog wel onder de vergunningplicht vallen, zijn in hoofdstuk 5 van deze nota specifieke criteria voor kleine bouwwerken opgenomen. Deze vervangen de voormalige sneltoetscriteria.

2.2.2 Uitvoering van welstand door B&W

De nieuwe Woningwet verplicht B&W – mits er een welstandsbeleid is vastgesteld - om vergunningplichtige bouwwerken aan welstandscriteria te toetsen. Daarvoor wordt ad- vies gevraagd aan een onafhankelijke welstandscommissie. B&W zijn verantwoordelijk voor het besluit om de vergunning te verlenen. Binnen 8 weken (reguliere procedure) of 26 weken (uitgebreide procedure) moeten B&W op de aanvraag om omgevingsvergunning hebben beslist. De categorie licht- vergunningplichtige bouwwerken is onder de Wabo en Bor vervallen en daarmee ook de mogelijkheid om plannen via ambtelijk mandaat af te handelen.

2.2.3 Aanvulling, evaluatie en aanpassing van de welstandsnota

De Woningwet verplicht B&W om de gemeenteraad tenminste eenmaal per jaar een verslag voor te leggen waarin zij uiteenzetten:

  • op welke wijze zij zijn omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie;

  • in welke gevallen waarin niet is of wordt voldaan aan art. 12, eerste lid Ww, zij zijn overgegaan tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.

afbeelding binnen de regeling

Ook de welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. Tenminste eenmaal per jaar vindt een evaluatiegesprek plaats tussen een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur en de welstandscommissie.

Op grond van de evaluatieresultaten kan de gemeenteraad besluiten om de welstandsnota – eventueel tussentijds – aan te passen. Wanneer dit het geval is worden de procedures op grond van de gemeentelijke inspraakverordening gevolgd.

2.2.4 Handhaving

De gemeente voert een actief handhavingsbeleid waar het gaat om het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit. Een effectief welstandsbeleid kan niet zonder een consequente handhaving, die zonodig met bestuursdwang gepaard gaat. Altijd worden daarom inspecties verricht door Bouw- en Woningtoezicht, die erop zijn gericht om te controleren of bouwplannen conform de verleende omgevingsvergunning, onder- deel bouwen, worden uitgevoerd.

2.2.5 Excessenregeling

De gemeente heeft de mogelijkheid om repressief in te grijpen indien vergunning- vrije bouwwerken in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand (Woningwet art. 12, lid 1). Dit is het geval indien sprake is van excessen: buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident zijn. De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. Op grond van artikel 13 WW kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar dan aanschrijven om de strijdige situatie ongedaan te maken. In geval van een exces moeten burgemeester en wethouders kunnen verwijzen naar specifieke criteria in de welstandsnota. Deze zijn hieronder geformuleerd:

  • het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving.

  • het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk.

  • armoedig materiaalgebruik bij erfafscheidingen, bijgebouwen en overkap pingen die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Voorbeelden van ar moedig materiaal zijn rietmatten, beddenspiralen, oude deuren, golfplaten of zeildoek;

  • armoedig materiaalgebruik bij gevelbetimmeringen die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Voorbeelden van armoedig materiaal zijn kunststof schroten en industriële beplating.

  • verloedering door achterstallig onderhoud.

  • toepassen van felle of contrasterende kleuren.

  • te opdringerige reclames.

  • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is.

  • ernstige verwaarlozing van het uiterlijk van een bouwwerk.

2.2.6 Afwijken van het welstandsadvies

Burgemeester en wethouders kunnen, mits met redenen omkleed, afwijken van het advies van de welstandscommissie. Bijvoorbeeld als de commissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd of toegepast. De redenen voor de afwijking worden bij de bekendmaking van het besluit vermeld.

Burgemeester en wethouders kunnen bij afwijking van een welstandsadvies op welstandsgronden eerst de voor de betreffende gemeente aangewezen (vaste) commissie de mogelijkheid bieden tot heroverweging van het eerder uitgebrachte advies.

Indien dat niet tot een oplossing leidt, kan een second opinion worden gevraagd (zie kopje ‘Second opinion’).

Afwijken om andere redenen: B&W hebben volgens art. 2.10, lid 1d. Wabo de mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maat- schappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de omgevingsvergunning gemotiveerd.

2.2.7 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen, eventueel op advies van de welstandscommissie, ook gemotiveerd afwijken van de gebieds- en objectgerichte welstandscriteria. Dit kan gebeuren bij plannen die niet voldoen aan de vastgelegde criteria maar wél een kwalitatieve toevoeging aan hun omgeving vormen. Ook kan het voorkomen dat plannen die tegemoet komen aan de gebieds- objectgerichte welstandscriteria toch een zodanig slechte kwaliteit hebben dat ze afbreuk doen aan hun omgeving. In die gevallen moet worden verwezen naar algemene beoordelingscriteria die in de welstandsnota zijn op- genomen.

2.2.8 Second opinion

De gemeente kan besluiten om een second opinion over een bouwplan te vragen. In dat geval wordt de bouwaanvraag voorgelegd aan een commissie buiten het Gelders Genootschap. Hierover wordt contact opgenomen met de Federatie Welstand.

2.2.9 Indienen van bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftenprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit nadat belanghebbenden tijdens een hoorzitting hun standpunten nader hebben kunnen toelichten. Belanghebbenden die het met de heroverweging niet eens zijn, kunnen hiertegen in beroep gaan.

Eventueel kunnen de planindiener en/of de ontwerper een toelichting door de wel- standscommissie vragen. Op grond van de voor- en tegenargumenten kan de wel- standscommissie het advies herzien. Dit moet in het uiteindelijke advies worden gemotiveerd.

2.3 Traject van de welstandsadvisering

Hoe komt een welstandsadvies tot stand? Deze paragraaf gaat globaal hierop in. Aan- gegeven wordt voor welke bouwplannen een welstandsadvies nodig is en welke stappen tijdens de advisering worden doorlopen. Aspecten als vooroverleg en openbaar vergaderen komen daarbij aan bod. De formele en meer gedetailleerde aspecten van de wel- standsadvisering, zoals de samenstelling van de commissie en de precieze werkwijze tijdens de openbare vergadering, zijn vastgelegd in de Bouwverordening en het daaraan gekoppelde reglement van de welstandscommissie.

Deze paragraaf is bedoeld als een toelichting op, en samenvatting van de Bouwverordening en het reglement van de welstandscommissie.

In te dienen bescheiden

De Mor (Ministeriële regeling omgevingsrecht) geeft in art. 2.5 aan dat bij de aan- vraag om een vergunning voor een bouwactiviteit de volgende bescheiden moeten worden aangeleverd ten behoeve van toetsing aan de criteria uit de welstandsnota:

  • a.

    tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van belendende bebouwing, waaruit blijkt hoe het geplande bouwwerk in de directe omgeving past;

  • b.

    principedetails van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk;

  • c.

    kleurenfoto's van de bestaande situatie en de omliggende bebouwing;

  • d.

    opgave van de toe te passen bouwmaterialen en de kleur daarvan (uitwendige scheidingsconstructie). In ieder geval worden opgegeven het materiaal en de kleur van de gevels, het voegwerk, kozijnen, ramen en deuren, balkonhekken, dakgoten en boeidelen en de dakbedekking.

Deze bescheiden zijn nodig voor een formele welstandstoets. Bij het vooroverleg wordt het bouwplan bekeken aan de hand van een schetsplan. Uitgewerkte bouw- kundige tekeningen hoeven in deze fase nog niet te worden aangeleverd.

2.3.1 Aanvragen van een omgevingsvergunning, onderdeel bouwen

Als eerste wordt de vergunningaanvraag ingeboekt. Vervolgens wordt bepaald of de aanvraag omgevingsvergunningsvrij of omgevingsvergunningplichtig is. Indien aan alle voorwaarden zijn voldaan wordt de bouwaanvraag getoetst aan het bestemmingsplan. Indien het plan planologisch akkoord is, wordt dit geagendeerd voor de welstandscommissie. Bij geen akkoord wordt de aanvraag geweigerd of aangepast. Na akkoord volgt een technische toetsing en kan een positief besluit worden verleend. Hierna wordt een publicatie gereed gemaakt voor de lokale krant ‘Westervoort Post’. De ondertekende stukken worden ter verzending overgedragen. Tevens wordt een rekening bijgevoegd.

2.3.2 Behandeling door de rayonarchitect

De rayonarchitect van Gelders Genootschap behandelt tijdens zijn bezoek aan de gemeente de ingediende bouwplannen. De rayonarchitect heeft van de welstandscommissie een mandaat voor advisering gekregen voor de meeste bouwplannen.

Dit betreft ook een mandaat om negatief te kunnen adviseren. Alleen grootschalige of complexe plannen, of plannen waarover twijfel bestaat, worden doorgeschoven naar de voltallige commissie.

2.3.3 Vooroverleg

Alvorens vooroverleg over plannen kan plaatsvinden, vindt eerst een planologische toets door de gemeente plaats. In de eerste fase van het vooroverleg worden aan- vragers en ontwerpers in de gelegenheid gesteld met een vertegenwoordiger van de gemeente overleg voeren en een toelichting op het bouwplan geven. In dit over- leg wordt gesproken over ontwerpuitgangspunten zoals die uit het ruimtelijk beleid van de gemeente voortvloeien. Op basis van schetsplannen kan worden bepaald of een bouwplan past binnen deze uitgangspunten.

Dit overleg is richtinggevend; er is nog geen sprake van een officiële aanvraag en ook niet van een welstandstoets. Vooroverleg is openbaar, tenzij de gemeente of de aanvrager daarvan wil afwijken.

Welstandelijk vooroverleg over kleinere bouwplannen vindt met de rayonarchitect plaats en is in principe openbaar. Van dit overleg wordt een schriftelijk verslag ge- maakt waardoor het verloop van het overlegproces voor alle partijen inzichtelijk is. Bij grotere en complexere plannen vindt het vooroverleg met de voltallige commissie plaats. De welstandscommissie vergadert in het openbaar. Hiervan wordt tevens verslag gemaakt. Nadat overeenstemming is bereikt in het voorover- leg kan een snel en efficiënt ontwerptraject worden ingeslagen hetgeen geld- en tijdbesparend kan werken. Het initiatief tot vooroverleg kan zowel van de commissie, de gemeente als de aanvrager zelf komen.

Grootschalige ontwikkelingen

Vooroverleg omvat ook het stedenbouwkundig overleg tussen de welstandscommissie en de gemeente. De commissie wordt in een vroeg stadium geïnformeerd over nieuwe stedenbouwkundige ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de inrichting en kwaliteit van de gebouwde omgeving en de openbare ruimte. De welstandscommissie kan ook gevraagd worden op het plan te reageren in een adviserende rol richting gemeente. Deze vorm van overleg is in principe niet openbaar, tenzij de gemeente dat in overleg met de direct betrokkenen wenselijk acht. Van stedenbouwkundig overleg wordt een schriftelijk verslag gemaakt door de rayonarchitect, tenzij de bij het overleg betrokken partijen van mening zijn dat een verslag overbodig is. De welstandscommissie kan iemand mandateren om namens hen te participeren in projectgroepen voor grotere ruimtelijke ontwikkelingen. Op gezette momenten zal de gemandateerde ruggespraak houden met de commissie.

2.3.4 Openbare commissievergadering

De welstandscommissie vergadert in het openbaar. Dit heeft als voordeel dat alle betrokken partijen meteen op de hoogte kunnen zijn van de advisering en een inbreng in de discussie over het bouwplan kunnen hebben. Tijdens deze vergadering hebben der- den dus spreekrecht.

De commissievergadering of een gedeelte daarvan is niet openbaar in gevallen waarin het belang van openbaarheid niet opweegt tegen belangen zoals bedoeld in art. 10, eerste lid, van de Wet Openbaarheid van Bestuur. Opdrachtgevers en ontwerpers

krijgen zowel bij de commissie als bij de rayonarchitect de gelegenheid om de behandeling van hun plan bij te wonen, indien dat op het aanvraagformulier (bij vooroverleg op een apart formulier of telefonisch) wordt aangeven. Eventueel lichten zij hun plan toe. De gemeente zorgt ervoor dat aanvragers in die gevallen een uitnodiging ontvangen. Indien de rayonarchitect het nodig acht een plan in de commissie te laten toelichten, brengt de gemeente de aanvrager daarvan in kennis.

Behandeling van bouwplannen

De rayonarchitect introduceert de plannen en licht deze toe. Eventueel wordt in het vooroverleg gegeven commentaar samengevat. De aanvrager of ontwerper krijgt de gelegenheid om het ontwerp kort en bondig toe te lichten. Hierna vindt de beraadsla- ging plaats door de leden van de welstandscommissie waarna de commissie bij monde van de voorzitter een advies formuleert.

Agenda

De vergadering van de welstandscommissie wordt door de gemeente aangekondigd. De agenda voor de commissievergadering wordt in overleg met de gemeentelijk ambtenaar bepaald.

2.3.5 Welstandsadvies

De welstandscommissie heeft primair tot taak het uitbrengen van heldere en goed bear- gumenteerde adviezen aan burgemeester en wethouders over de vraag of “het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan”, al dan niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van het beleid zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.

Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:

Akkoord

De welstandscommissie brengt een positief advies uit aan B&W omdat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een in de openbare commissievergadering behandeld plan dat positief is beoordeeld, wordt desgewenst schriftelijk gemotiveerd.

Akkoord onder voorwaarden/aanpassen

De commissie kan aan B&W adviseren het plan te laten aanpassen omdat het volgens de van toepassing zijnde criteria op een aantal punten (nog) niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Een akkoord onder voorwaarden wordt gegeven als de commissie van mening is dat de aanvrager kan volstaan met enkele aanpassingen en deze daarin heeft toegestemd c.q. dit redelijkerwijze is te verwachten.

Niet akkoord

De commissie brengt een negatief advies uit aan B&W omdat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een negatief (gemotiveerd) advies wordt gegeven als de commissie van mening is dat een bouwplan ingrijpend moet worden aangepast. Bij een formele aanvraag moet de gemeente een inschatting maken of de gevraagde aanpassingen nog binnen de vereisten van het bestemmingsplan en de resterende vergunningtermijn te realiseren zijn. Indien dat niet mogelijk is, betekent het negatief advies dat de vergunning opnieuw moet worden aangevraagd.

Aanhouden

De welstandscommissie kan het advies aanhouden wanneer meer informatie of een toelichting van de ontwerper noodzakelijk is voor een zorgvuldige beoordeling.

Motivering van advies

Als de welstandscommissie van mening is dat een plan (nog) niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan geeft ze een duidelijke schriftelijke motivering. Deze bevat een korte omschrijving van het ingediende plan in zijn omgeving, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten. De commissie zoekt geen ontwerpoplossingen, maar geeft nauwkeurig aan waar en waarom een plan niet voldoet aan de welstandscriteria. In de regel brengt de commissie binnen twee weken na de behandeling van een bouwplan advies uit aan B&W. Mandaatadviezen worden direct of uiterlijk binnen één week na behandeling uitgebracht. De afdeling bouw- en woningtoezicht controleert zowel bij mandaatadviezen als commissieadviezen of de definitieve (formele) bouwaanvraag conform het welstandsadvies wordt ingediend.

3. Algemene welstandscriteria

3.1 Inleiding

Bij welstandsadvisering gaat het om de zorg voor kwaliteit. Bij de beoordeling of een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt acht geslagen op het bouwwerk, de samenhang van onderdelen en de relatie tussen het bouwwerk en de omgeving. De gemeente formuleert hiertoe in meerdere of mindere mate beleid.

De welstandcommissie maakt gebruik van verschillende orden van toetsingscriteria. Deze variëren van algemeen naar specifiek, per gebied, gebouwtype of soort bouwwerk. De volgende zaken worden hierbij betrokken:

  • Het kwaliteitskader is universeel en geldt voor alle bouwplannen, ongeacht de plek of het soort bouwwerk.

  • Welstandsniveaus hebben betrekking op de mate waarin welstand wordt ingezet.

  • Het ruimtelijk kader is de basis voor alle plannen binnen de gemeente Westervoort.

  • Gebiedsgerichte welstandscriteria zijn toegespitst op een specifiek (deel)gebied.

Deze drie kaders worden in de volgende paragrafen besproken.

3.2 Kwaliteitskader

3.2.1 Inleiding

Aan planbeoordeling liggen algemeen geldende kwaliteitsprincipes voor de bebouwing ten grondslag met betrekking tot vakmanschap en zeggingskracht van het ontwerp. Een algemeen uitgangspunt is dat het ontwerp in overeenstemming moet zijn met de oorspronkelijke bebouwing. Dit betekent dat aspecten die het ontwerp bepalen aanslui- ten bij de bestaande bebouwing (conformeren) of voldoende afwijken van de bestaande bebouwing (reageren). De keuze tussen beide mogelijkheden bepaalt de aard en inhoud van de criteria.

In het geval dat de welstandcriteria ontoereikend zijn of wanneer een bouwplan afwijkt van de welstandscriteria, maar door een bijzondere schoonheid een gewenste toevoe- ging aan de omgeving is, kan worden teruggevallen op algemeen geldende kwaliteits- principes. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren over de hardheidsclausule door gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt hierbij uiteraard hoger.

Hieronder worden de algemene welstandscriteria beschreven.

3.2.2 Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat vorm, gebruik en constructie een eigen relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is.

Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gezien van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie vormen de basis van iedere vorm. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie tijdens het ontwerpproces gaan domineren mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een relatie houdt met zijn oorsprong.

3.2.3 Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Het gebouw is een particulier object in een openbare omgeving. Het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de omgeving. Het gaat dus om een evenwichtig samenspel van gebouw en omgeving.

3.2.4 Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. De kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt. Associaties met een gebouw zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan; zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst. Zorgvuldige interpretatie van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat een bouwwerk integer is in zijn tijd.

3.2.5 Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Een bouwwerk moet blijven prikkelen, intrigeren en een beheerst beroep doen op de creativiteit van de waarnemer. Van oudsher worden daarom de begrippen helderheid en complexiteit samen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken.

3.2.6 Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat schaal en maatvoering in verhouding zijn.

De schaal en maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de bele- vingswaarde van een bouwwerk, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. Het bepalen van de juiste verhoudingen is niet langs theoretische weg vast te stellen. Het is een kwestie van oefenen, bewust kijken, ervaringen uitwisselen en zelf ontwerpen. De “kracht” van een bouwwerk is groter naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen.

3.2.7 Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk ondersteunen. Ook zullen zij de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk zijn kracht: het gebouw wordt zichtbaar en voelbaar. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts gekozen wor- den op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan het bouwwerk.

De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig door de technische vernieuwing en transportmogelijkheden vrijwel onbeperkt. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld van de bebouwing groot.

3.3 Welstandsniveaus in Westervoort

Welstandsniveaus hebben betrekking op de mate waarin welstand wordt ingezet De gemeente zal haar aandacht bij de uitvoering van haar welstandsbeleid primair richten op gebieden, structuren en onderwerpen die bepalend zijn voor de kwaliteit en de karakteristiek van de gemeente als geheel. In andere gebieden zal de gemeente zich minder als beeldregisseur opstellen, hetgeen zich vertaalt in een meer soepele wel- standstoets. Bouwplannen worden wel aan alle andere voorschriften getoetst, zoals het Bouwbesluit en het bestemmingsplan waarin zaken als rooilijnen en goot- en nokhoogte kunnen worden vastgelegd.

Elk gebied krijgt een “welstandsniveau” toebedeeld. Dit geeft aan in welke mate de gemeente welstand inzet in een bepaald gebied.

Het welstandsbeleid in het algemeen kent vier welstandsniveaus:

  • welstandsniveau 1 bijzondere toetsing

  • welstandsniveau 2 reguliere toetsing

  • welstandsniveau 3 soepele toetsing

  • welstandsniveau 4 welstandsvrij (komt in Westervoort niet voor)

Bij de beoordeling door de welstandscommissie worden de bouwplannen, afhankelijk van het welstandsniveau, globaal of gedetailleerd bekeken. Bij een bijzondere toetsing – welstandsniveau 1- worden bijvoorbeeld bij bouwplannen in beschermde gebieden de detailleringen van de kozijnen expliciet meegenomen in de beoordeling. In gebieden met een lichte toetsing –welstandsniveau 3– wordt met name gekeken of het bouwplan de relatie met de omgeving niet verstoort. In dat geval wordt aan de detailleringen een beduidend minder zwaar belang toegekend; alleen in uitzonderlijke en te motiveren gevallen zal dit een onderdeel vormen van de welstandstoets. Van belang is dan onder meer dat er een duidelijke samenhang bestaat met het omgevingsbeeld. De verschillen- de aandachtsvelden kunnen als volgt worden omschreven:

Relatie met de omgeving

  • plaatsing op de kavel;

  • hoofdmassa (hoogte, breedte, kapvorm, etc.);

  • positionering aan- en opbouwen (dakkapellen, serres, erkers, etc.);

  • hoofd materiaal- en kleurgebruik.

Het bouwplan op zichzelf

  • compositie van de hoofdmassa (verhoudingen hoofdvorm, dakvorm, etc.);

  • compositie van gevelindeling (vlakken, openingen, onderlinge verhoudingen);

  • vormgeving van ‘ondergeschikte elementen’ (dakkapellen, erkers, goten, etc.);

  • materiaal en kleurgebruik.

De detaillering

  • kozijnindeling en –detaillering;

  • detaillering van karakteristieke bouw- en esthetisch belangrijke elementen (dakkapellen, erkers, goten, etc.).

In Westervoort worden welstandsniveau’s 1, 2,en 3 toegepast.

Welstandsniveau 1: bijzondere toetsing

Dit welstandsniveau wordt door de gemeente toegekend aan structuren, gebieden en objecten, die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van Westervoort. Ook gebieden met bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken krijgen niveau 1.

Het welstandsbeleid is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van gewaar- deerde of gewenste ruimtelijke karakteristieken en op de samenhang binnen het gebied of object. In beheersituaties gebeurt dit vooral via regels en toetsing, terwijl in ontwik- kelingssituaties het accent ligt op het faciliteren en stimuleren van kwaliteit.

Bij deze beoordeling gelden de volgende aandachtsvelden:

  • Relatie met de omgeving.

  • Het bouwplan op zichzelf.

  • De detaillering.

Gemeentelijke- en rijksmonumenten vallen altijd onder welstandsniveau 1, al liggen ze in een gebied met een ander welstandsniveau.

Welstandsniveau 2: reguliere toetsing

Hieronder vallen gebieden, die vanuit het perspectief van de gehele gemeente geen topprioriteit hebben, maar waar wel aanleiding is om alert te blijven op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Dit zijn bijvoorbeeld gebieden die een hoge mate van openbaarheid hebben, zoals oude bebouwingslinten en/of de toegangswegen tot de stad.

De welstandsbeoordeling richt zich op het handhaven of gericht veranderen en verbeteren van de basiskwaliteit van het gebied. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de invloed op de omgeving en de architectonische uitwerking van het bouwplan. Detaillering en materialisering worden op hoofdlijnen bekeken.

Bij deze beoordeling gelden de volgende aandachtsvelden:

  • Relatie met de omgeving.

  • Het bouwplan op zichzelf.

  • De detaillering (waar van essentieel belang).

Welstandsniveau 3: soepele toetsing

In deze gebieden worden bouwplannen alleen op hoofdlijnen getoetst. Burgers worden gestimuleerd om mee te bouwen aan de ruimtelijke kwaliteit van hun omgeving.

Het welstandsbeleid is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied. De basiskwaliteiten worden per gebiedstype benoemd en vertaald in welstandcriteria. Bij de welstandstoets wordt vooral gekeken of het bouwplan zijn omgeving niet verstoort. Een beoordeling van het bouwplan op zichzelf staand vindt in principe alleen plaats indien dit van belang wordt geacht voor behoud van de bestaande kwaliteit cq. basiskwaliteit van het gebied. Alleen in uitzonderlijke en te motiveren gevallen zullen kozijnindelingen en detailleringen meegenomen worden in de beoordeling.

Bij deze beoordeling gelden de volgende aandachtsvelden:

  • Relatie met de omgeving.

  • Het bouwplan op zichzelf (alleen indien van belang voor behoud van de bestaande kwaliteit cq. basiskwaliteit).

  • De detaillering (alleen in uitzonderlijke, te motiveren gevallen).

3.4 RUIMTELIJK KADER 3.4.1 Ruimtelijke hoofdstructuur

Westervoort gaat als nederzetting tot in de Middeleeuwen terug. De kerktoren van het dorp stamt uit de 13e eeuw. In geschriften uit het jaar 726 wordt de naam Westervoort voor het eerst genoemd. De Dorpstraat/Hamersestraat, Heilweg, Klapstraat en de dij- ken langs de Rijn en IJssel zijn de oudste bewoningsgebieden. Bij Hoogeind en de Pals lagen oude buurtschappen, die tegenwoordig deel uit maken van de kern Westervoort. De bewoning van de oude stroomruggen dateert waarschijnlijk al uit de 8e eeuw. In de oudere delen van het wegenpatroon is een kenmerkende bewoningskern van het ge- strekte type zichtbaar.

Een belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van Westervoort is de verlegging, om waterstaatkundige redenen, van de IJsselmond in 1775 geweest. Vooral de doorstroming en verzanding van de oude IJsselmond gaven problemen. Door de splitsing van de uiterwaard Pley zijn de Koningspley en de Hondsbroekse Pley ontstaan. Aan de zuidzijde van Westervoort aan de Rijndijk bevindt zich de oude schans “Geldersch Oort”. De oude wegen en de schans worden aangemerkt als cultuurhistorische elementen.

Vanaf omstreeks 1980 neemt de verstedelijking van Westervoort, in de vorm van infra- structuur, bedrijventerreinen en woningbouw, sterk toe. Het dorp vormt samen met Duiven een groeikern en heeft sinds de aanwijzing hiertoe een explosieve groei door- gemaakt. Sindsdien is het inwonertal gestegen van ongeveer 6.000 in 1981 naar 16.500 in 2003. Doordat de bebouwing van Westervoort zich nagenoeg geheel heeft ontwikkeld ten zuiden van de spoorlijn Arnhem-Zevenaar heeft het een lobvormige structuur gekregen. Inmiddels heeft Westervoort aan de taakstelling van groeikern voldaan en heeft het inwonertal zich gestabiliseerd. Het binnendijks gebied van de gemeente is nagenoeg geheel verstedelijkt. Agrarisch grondgebruik is daarmee nagenoeg geheel verdwenen. Recreatie en bedrijvigheid vinden op bescheiden schaal plaats

3.4.2 Ruimtelijk beleid in de gemeente

Vigerende bestemmingsplannen

Het grondgebied Westervoort is verdeeld over ca. 20 bestemmingsplannen, waarvan een groot deel inmiddels is vervangen door het bestemmingsplan “Komplannen”.

Structuurvisie

De gemeenteraad heef in 2010 de structuurvisie 'Westervoort 2020' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft inzicht in de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente in de komende tien jaar. De visie vormt het ruimtelijk kader voor, in de- ze periode aan de orde zijnde, projecten en ontwikkelingen. Ook vormt de struc- tuurvisie de basis voor de verdere planologische uitwerking in onder andere be- stemmingsplannen.

In het hoofdstuk ‘Ruimtelijke Kwaliteit’ wordt gesteld dat “de keuze van beeldkwali- teit moet bijdragen aan een juiste uitstraling en identiteit in een wijk. Hierbij moet de identiteit van bestaande wijken niet worden verstoord. Oud en nieuw moeten goed op elkaar zijn afgestemd. Dat geldt ook voor de verhouding tussen bebouwd en open gebied.” Verder worden de volgende hoofdpunten genoemd:

  • Het beschermen en versterken van waardevolle gebieden, gebouwen en landschapselementen.

  • Voor wat betreft nieuwbouw en verbouw van woningen en bedrijven inzetten op een hoge kwaliteit, ten behoeve van een kwalitatieve versterking van de Westervoortse leefomgeving.

  • Bovenstaande uitgangspunten zijn ook richtinggevend voor het beleid in de welstandsnota, nu en in de komende jaren.

afbeelding binnen de regeling

Monumentenbeleid

De gemeente Westervoort beschikt bij samenstelling van dit rapport over vijf rijks- monumenten en één gemeentelijk monument. Voor al deze objecten geldt dat het verboden is ze te beschadigen of te vernielen en dat het zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden is ze af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen. Tevens is vergunning van burgemeester en wethouders vereist om bovengenoemde objecten te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor ze worden ontsierd of in gevaar gebracht.

De gemeente Westervoort speelt op het gebied van de vergunningverlening een actieve rol, omdat zij een gemeentelijke monumentenverordening en een monumentencommissie in het leven heeft geroepen en daarmee de bevoegdheid tot vergunningverlening naar zich toe heeft getrokken.

De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) en de gemeentelijke monumenten- commissie hebben bij vergunningverlening een adviserende rol. Soms wordt de commissie alleen gehoord.

Op 22 november 2007 is de huidige monumentenverordening in werking getreden, die het mogelijk maakt dat de monumentencommissie wordt benoemd door burge- meester en wethouders.

Beeldkwaliteitplannen

Westervoort beschikt over de volgende beeldkwaliteitplannen c.q. richtlijnen;

  • -

    Beeldkwaliteitsplan woningbouw Hondsbroeksche Pleij (2005)

  • -

    Beeldkwaliteitsplan De Waaij (2005)

  • -

    Beeldvisie voormalige PTT-locatie Dorpsplein/Kerkstraat (2005)

  • -

    Beeldkwaliteitsplan Beekenoord .(2007).

  • -

    Kwaliteitshandboek De Schans (2007)

  • -

    Centrumvisie

  • -

    Stedenbouwkundig Programma van Eisen Forum lokatie

  • -

    Stedenbouwkundig Programma van Eisen Basisschool de Brug

  • -

    Stedenbouwkundig Programma van Eisen Sonnedach

  • -

    Stedenbouwkundig Programma van Eisen Laris

  • -

    Stedenbouwkundig Programma van Eisen Hamerden

N.B.: Zie voor een omschrijving van de beeldkwaliteitsplannen c.a. bijlage 1..

3.4.3 Gebiedsindeling van Westervoort

De gebiedsindeling is gebaseerd op verschillen en samenhang in sfeer, typologie, ruim- telijke opbouw en kwaliteit. De grenzen volgen indien mogelijk bestemmingsplangren- zen, grenzen van beschermde dorpsgezichten of beeldkwaliteitplannen. De criteria geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving niet te veel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt. Dat betekent niet automatisch dat om imitatie van historische elementen wordt gevraagd. Ook eigentijdse vormgeving kan de karakteristieken benadrukken.

Voor Westervoort zijn 7 gebiedscategorieën onderscheiden. In grote lijnen zijn hierbij de bijbehorende buurten en / of straten aangegeven.

  • 1.

    Historische linten en gehuchten (Hamersestraat , Dorpstraat, Klapstraat, Heilweg en de Pals).

  • 2.

    Projectmatige woningbouw (Vredenburg, Kern, Mosterdhof , Emmerik, Hoogeind , Lange Maat, Broeklanden, De Ganzenpoel, De Steenderens en Leigraaf).

  • 3.

    Individuele woningbouw (Vredenburg, De Steenderens en Naederhuizen , Kern, De Ganzenpoel).

  • 4.

    Centrum.

  • 5.

    Bedrijventerrein (Het Ambacht).

  • 6.

    Bijzondere bebouwing binnen bebouwde kom.

  • 7.

    Bijzondere bebouwing buitengebied en langs de dijk.

Per deelgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld waarin de volgende onderdelen aan de orde komen.

  • Een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken en het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering.

  • Een samenvatting van het beleid, de te verwachten en/of gewenste ontwikkelingen en de waardering voor het gebied op grond van belevingswaarde en eventueel bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken.

  • De aanvullende beleidsinstrumenten die de gemeente inzet in het gebied.

  • Het voor het gebied geldende welstandsniveau.

De welstandscriteria zijn steeds onderverdeeld in criteria betreffende de ligging van de bebouwing in de omgeving, de massa en vorm van de bebouwing en de detaillering.

Voor de overzichtskaart met de deelgebieden zie bijlage 3.

4 welstandcriteria per gebied

4.1 Historische linten en gehuchten

Welstandsniveau 1

Voor de historische linten en de oude kernen geldt welstandsniveau 1, bijzondere toetsing, vanwege onderstaande waardering.

Gebiedsbeschrijving

De historische context van het dorp Westervoort ligt voornamelijk in de Dorpstraat, Hamersestraat, de Klapstraat,de Heilweg en Pals. Aan deze straten is in de loop van de tijd een lint van individuele bebouwing ontstaan. Aan deze historische linten is vandaag de dag op een aantal plaatsen nog de oorspronkelijke oude bebouwing terug te vinden. De historische linten worden gekenmerkt door een relatief open en zeer gevarieerde bebouwing met een aantal opvallende functies zoals een kerk, gemeentehuis en een zalencentrum. Alleen aan de Hamersestraat zijn nog een aantal percelen onbebouwd en in gebruik als weiland of akkerland. Voor het gebied, aan de west- en oostzijde begrensd door de St. Dominicuslaan en de Liemersallee, is de wijk “Beekenoord” in ontwikkeling.

Het kruispunt van de historische linten Dorpstraat en Klapstraat ligt op de grens met de Rijndijk en vormde het ‘centrum’ van Westervoort. In de huidige situatie wordt het kruispunt van de Dorpstraat met de spoorlijn ervaren als het centrum van het dorp. Door de verkeerskundige situatie van dit kruispunt wordt de continuïteit van de Dorp- straat doorbroken. De Hamersestraat en het deel van de Dorpstraat vanaf het gemeen- tehuis richting Rijndijk heeft een groene uitstraling door de aanwezigheid van tuinen en wegbeplanting. De rest van de Dorpstraat en de Klapstraat heeft een meer stenige uit- straling.

Rond een voormalige doorbraakgeul is het buurtschap Pals ontstaan. De overwegend agrarische bebouwing concentreert zich op het punt waar het noordelijke gedeelte van de Pals de Rijndijk kruist. Hier heeft zich een zekere bewoningsconcentratie ontwikkeld. Ondanks dat Westervoort de Pals heeft omsloten heeft het nog een “landelijke” uitstraling doordat een groot aantal percelen nog onbebouwd is en gebruikt wordt als weiland.

De bebouwing van de historische linten en oude buurtschappen wordt gekenmerkt door grote verschillen in bouwjaren en in bouwstijlen (een mix van oud en nieuw). De be- bouwingshoogte is één à twee bouwlagen met kap. Opvallend is de aanwezigheid van een aantal oude boerderijen waarvan sommige nog een rieten kap hebben. De hoofd- massa is eenvoudig van opzet. De nokrichting is afwisselend evenwijdig aan de weg-as of staat daar haaks op. De gevelopeningen hebben overwegend een verticaal karakter. Voorerven en in het zicht komende zijerven zijn minimaal verhard en als siertuin inge- richt.

Het samenhangende karakter is vooral in de Dorpstraat afwezig in tegenstelling tot de Pals. Hier heeft de bebouwing juist een samenhangend karakter door overeenkomst in stijl en kleur.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

Westervoort ontleent zijn identiteit met name aan de historische linten en oude buurt- schappen. Deze linten en oude buurtschappen met hun verspreid aanwezige historische bebouwing hebben een cultuurhistorische waarde. Deze karakteristieke woongebieden moeten zoveel mogelijk intact worden gehouden. Alle ingrepen zoals het toevoegen van bebouwing maar ook wijzigingen van bestaande bebouwing moeten zorgvuldig op de situatie worden afgestemd.

Het ruimtelijke karakter is gebaseerd op de gegroeide kleinschaligheid, individualiteit en diversiteit. De rust, de kwaliteit van bebouwde en onbebouwde ruimte en de verhouding hiertussen is essentieel, voornamelijk in de Pals, de Klapstraat en het deel van de Dorp- straat tussen gemeentehuis en de Rijndijk. De onbebouwde ruimte is hier ook van belang.

Een bouwaanvraag in dit gebied dient in overeenstemming te zijn met de aanwezige oorspronkelijke bebouwing. Dit betekent dat aspecten die het ontwerp bepalen aanslui- ten bij de bestaande bebouwing (conformeren), of voldoende afwijken van de bestaande bebouwing (reageren). De keuze tussen beide mogelijkheden bepalen aard en inhoud van de criteria.

afbeelding binnen de regeling

Dorpstraat

afbeelding binnen de regeling

Welstandscriteria

Veel voorkomende kleine bouwwerken worden getoetst aan de standaard sneltoetscriteria.

Situering

  • Verspringingen in de rooilijnen behouden.

  • De rooilijnen van de hoofdmassa’s liggen niet in elkaars verlengde.

  • Hoofdbebouwing staat aan de straatzijde.

  • De panden dienen te worden gericht naar de openbare ruimte.

  • Bestaande doorzichten worden gehandhaafd.

  • Het straatbeeld is wisselend open en half open.

  • Het straatbeeld bestaat uit een reeks van individuele bouwmassa’s.

Massa en vorm

  • De bouwmassa is compact en op zichzelf staand.

  • Gebouwen zijn individueel en afwisselend.

  • Per erf of kavel is er één herkenbare hoofdmassa.

  • Schaalvergroting door samenvoeging of grote aanbouwen is ongewenst.

  • De goothoogte mag maximaal over een afstand van 12 meter gelijk zijn, of minder dan 0,5 meter verspringen.

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • De gevels zijn afgestemd op de schaal en de maat van de belendende panden.

  • De maatverhoudingen van bestaande gevelopeningen worden gehandhaafd.

  • De eventuele symmetrie van de gevelopbouw is het uitgangspunt.

  • De oorspronkelijke gevelopbouw en ornamentiek zijn het uitgangspunt.

  • Zijgevels die zichtbaar zijn van af de openbare ruimte worden behandeld als voor- gevels.

  • Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in lijn met de architectuur van het geheel.

Reclame

  • Bedrijfs- en productreclames die een functionele relatie hebben met het onroerend goed, zijn toelaatbaar.

  • De reclame-uitingen moeten het representatieve karakter van de historische linten in de bebouwde kom ondersteunen.

  • De reclame-uitingen dienen zoveel mogelijk op een bescheiden wijze in het pui- of gevelontwerp te worden geïntegreerd zijn.

  • Het streven is erop gericht om het aantal reclames zoveel mogelijk te beperken.

Kleur-, materiaalgebruik en detaillering

  • Het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik zijn het uitgangspunt.

  • Het hoofdmateriaal van de gevel is baksteen.

  • Daken zijn afgedekt met donkere of rode dakpannen.

  • Kozijnen zijn van hout of materialen met een vergelijkbare profilering en kleuring.

  • Specifieke detaillering van gebouwonderdelen zijn zorgvuldig ontworpen.

Afwerking erven

  • Erfafscheidingen zoals eventueel in het oorspronkelijk ontwerp zijn opgenomen zijn het uitgangspunt.

4.2 Projectmatige woningbouw

Welstandsniveaus 3 en 2 (Mosterdhof)

Voor de projectmatige woningbouw geldt welstandsniveau 3 (soepele toetsing), met uitzondering van de Mosterdhof. Vanwege het bijzondere karakter van deze wijk zal welstandsniveau 2 (reguliere toetsing) worden gehanteerd. Dit welstandsniveau zal geen belemmering vormen voor gewone verbouwingen en uitbreidingen aan woningen en tevens een extra handvat kunnen bieden om repressief op te treden bij bepaalde storende kleurstellingen en materiaalkeuzen om verdere excessen in de toekomst te voorkomen.

Gebiedsbeschrijving

De projectmatige woningbouw bestaat uit een groot aantal wijken: Vredenburg, Kern, Naederhuizen, Mosterdhof, Hoogeind, Leigraaf, Emmerik, Lange Maat, Broeklanden, De Ganzenpoel en een deel van De Steenderens.

In de wijken uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw (Vredenburg, Kern, Naederhuizen) is sprake van een geclusterde stedenbouwkundige opzet, waarbij de buurten doen denken aan tuindorpen van voor de Tweede Wereldoorlog. Kenmerkend hierbij zijn het blokvormig stratenpatroon en het straatgericht wonen. De bebouwings- korrel is het woonblok dat is samengesteld uit meerdere woningen.

In de wijken van de jaren ‘70 tot en met ‘90 van de vorige eeuw (Mosterdhof, Hoogeind, Leigraaf, Emmerik, Lange Maat, Broeklanden, De Ganzenpoel en De Steenderens) komen eengezinswoningen met tuin het meest voor. Toch is er sprake van een redelijke mate van woningdifferentiatie. De woningen zijn vooral gericht op de straat, maar lig- gen ook aan hofjes, woonerven (jaren ‘70) en aan het water.

In het algemeen is de verscheidenheid aan plekken en buurten bepalend voor de aantrekkelijkheid van de diverse woonwijken. Per gebied is een karakteristiek samenhangend bebouwingsbeeld aanwezig. De woningen zijn meestal gebouwd met traditionele materialen en bestaan vooral uit twee lagen met kap. In de jongere wijken worden veelal lichtere tinten baksteen toegepast. Opvallend is het grote aantal huurwoningen. Eenheid en kleur zijn in de ‘huurwijken’ een belangrijk punt waaraan zij hun eigen identiteit ontlenen.

Qua bebouwings- en verkavelingsopzet is de Mosterdhof een opvallende wijk in Wester- voort uit de jaren ’70 van de vorige eeuw. Er is veel gebruik gemaakt van betonsteen en hout. De woningen zijn twee à drie lagen hoog en hebben allemaal dezelfde stijl. Vooral de kapvorm springt in het oog en is karakteristiek voor deze buurt. Tot nu toe ontbreken dakkapellen. Het stratenpatroon is kronkelend, van het type “kruipdoor sluipdoor”. Hierdoor ontbreekt een duidelijk verschil tussen voor- en achterzijde.

Dit gaat ten koste van de overzichtelijkheid. Vanwege de omvang van de buurt hoeft dit geen probleem te zijn. Deze wijk heeft duidelijk een eigen identiteit.

Opvallend in de wijk Broeklanden zijn de complexen gestapelde woningen in vijf lagen. Over het algemeen zijn de wijken met projectmatige woningbouw “rustige” wijken waar veel gezinnen wonen. In de wijken zijn diverse functies en voorzieningen aanwezig. Het groene beeld van de wijken wordt in grote mate bepaald door het aanwezige privé- groen en enkele openbare groenelementen met speelplaatsen. Het particuliere groen in de tuinen is een gevarieerde, vrolijke component.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

Het karakteristiek samenhangend bebouwingsbeeld van elke buurt is het uitgangspunt. De eenheid van het woonblok speelt hierbij een belangrijke rol. Kenmerkend is hier- naast een clustering van woningen rond een openbare groene ruimte of een gerichtheid op de straat. De rust in het straatbeeld is grotendeels afhankelijk van de uitstraling van de bebouwing. De zuiverheid, de stijl en kleur van de bouwvolumes als geheel is hierop van invloed. De structuur is sterk genoeg om, binnen bepaalde marges, enige mate van individuele vrijheid toe te laten. Bij verkoop van woningen aan particulieren bestaat het gevaar dat de architectonische samenhang van een woonblok verdwijnt.

In het overgrote deel van de wijken ontbreken dakkapellen aan de voorzijde van de woningen. Vanwege de rust in het straatbeeld is het gewenst dat dit zo blijft. Op het dak aan de achterzijde van de woning is eventueel ruimte voor een gestandaardiseerde dakkapel.

In de wijk Mosterdhof ontbreken de dakkapellen nog geheel en door de opvallende dak- vorm is het zeer belangrijk dat dakkapellen bij voorkeur vermeden worden, dan wel over een van te voren bepaalde dusdanige architectonische kwaliteit en eenvormigheid beschikken, om zo de eenheid en herkenbaarheid te waarborgen. Voor bepaalde, bijzondere, uitbreidingsontwikkelingen aan woningen in Mosterdhof kan gemotiveerd worden afgeweken van de bepalingen in de welstandsnota. Dat zal zich dan in beginsel binnen het kader van het bestemmingsplan moeten afspelen omdat het bestemmings- plan maatgevend is ten opzichte van de welstandsnota.

Een bouwaanvraag in dit gebied dient in overeenstemming te zijn met de aanwezige oorspronkelijke bebouwing. Dit betekent dat aspecten die het ontwerp bepalen aansluiten bij de bestaande bebouwing (conformeren), of voldoende afwijken van de bestaande bebouwing (reageren). De keuze tussen beide mogelijkheden bepaalt aard en inhoud van de criteria.

De auto is (te) nadrukkelijk aanwezig, ten koste van het groen. Het groen van de voor- en zijtuinen maakt een wezenlijk deel uit van de beleving van de woonomgeving. Verstoringen van het ruime en groene straatbeeld middels aanbouwen, bijgebouwen en schuttingen doen zich met name voor bij hoekwoningen.

afbeelding binnen de regeling

Mosterdhof

afbeelding binnen de regeling

Broeklanden

|

afbeelding binnen de regeling

Hoogeind

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Kern

afbeelding binnen de regeling

Hoogeind

Welstandscriteria

Veel voorkomende kleine bouwwerken worden getoetst aan de standaard sneltoetscriteria.

Situering

  • De bestaande rooilijn is het uitgangspunt.

  • Hoofdbebouwing staat aan de straatzijde.

  • De panden dienen te worden gericht naar de openbare ruimte.

  • Bestaande doorzichten worden gehandhaafd.

  • Het straatbeeld is gesloten.

  • Verspringingen in de rooilijn dienen binnen de uitersten van de naastgelegen bebouwing te blijven.

Massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is het uitgangspunt.

  • Het bouwwerk conformeert zich wat betreft massa en hoofdvorm aan de bebouwing in de omgeving.

  • De bestaande kapvorm en kaprichting zijn het uitgangspunt.

  • Woningen die onderdeel vormen van een ensemble zijn aan de voorzijde afgestemd op het ensemble.

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

  • Aan- en bijgebouwen op straathoeken hebben een kap afgestemd op die van de hoofdmassa.

Gevels

  • Herhalingen in gevelritmiek en dakopbouw handhaven.

  • De stijl sluit aan op die van de bebouwing in de omgeving.

  • Zijgevels die zichtbaar zijn van af de openbare ruimte worden behandeld als voorgevels.

  • Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in lijn met de architectuur van het geheel.

  • De toevoegingen per woning zijn ondergeschikt aan de hoofdstructuur en de gevelritmiek van het woningblok.

  • Een plaatselijke verhoging van de nok wordt vormgegeven in overeenstemming met reeds goedgekeurde oplossingen.

    • -

      Dakkapellen zijn in de wijk Mosterdhof aan de voor- en achterzijde en in overige wijken aan de voorzijde niet toegestaan, tenzij het ontwerp van de dakkapel:

    • -

      voldoet aan bestaande algemene richtlijnen;

    • -

      voldoet aan een bestaande standaard behorende bij die specifieke woning;

    • -

      voldoende kwaliteit heeft om te kunnen dienen als nieuwe standaard voor andere woningen van dit type woning.

Kleur-, materiaalgebruik en detaillering

  • Het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik zijn het uitgangspunt.

  • Woningen die onderdeel vormen van een ensemble zijn qua kleur aan de voorzijde afgestemd op het ensemble.

4.3 Individuele woningbouw

Welstandsniveau 3

Voor de individuele woningbouw geldt welstandsniveau 3, soepele toetsing.

Gebiedsbeschrijving

Delen van de wijk Vredenburg, Naederhuizen, Kern en aan de Zuidoost rand van Westervoort zijn ruim in het groen opgezette woonbuurten. Het zijn buurten die bestaan uit vrijstaande woningen of relatief kleine series van woningen met een eigen expressie.

Er is niet een algemeen stijlkenmerk te benoemen in deze buurten. De stijl is gemengd. Een traditionele bouwstijl voert de boventoon.

Onderlinge verschillen in kleur en materialen, bouwmassa, kavelgrootte, architectuur- stijl, expressie, monumentaliteit, gebruik van op- en aanbouwen et cetera, zijn van ondergeschikt belang vanwege de grote en groen ingerichte tussenruimte.

De maatvoering, een kwalitatieve uitstraling van de bebouwing en het groene karakter van de kavel zijn belangrijk. De optelsom van deze delen vormt het straatbeeld.

Soms zijn ensembles van woningen herkenbaar met een sterke onderlinge visuele samenhang.

De overgang tussen privé en openbaar groen is meestal aangegeven via een hekwerk, muur, haag of anderszins. Een groene erfafscheiding heeft de voorkeur. De wijken hebben een groen karakter. Ook het straatprofiel tussen beide gevels is vanwege de voortuinen relatief ruim en voorzien van opgaande beplanting. Het groen in deze buurten blijft de meest bindende factor.

afbeelding binnen de regeling

Emmerik

afbeelding binnen de regeling

’t Slag

afbeelding binnen de regeling

Naederhuizen

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

Het ruimtelijk karakter van deze buurten is gebaseerd op de gegroeide kleinschaligheid, openheid en diversiteit. De bebouwing is afwisselend, de erfgrens over het algemeen groen.

Een bouwaanvraag in dit gebied dient in overeenstemming te zijn met de aanwezige oorspronkelijke bebouwing. Dit betekent dat aspecten die het ontwerp bepalen aansluiten bij de bestaande bebouwing (conformeren), of voldoende afwijken van de bestaande bebouwing (reageren). De keuze tussen beide mogelijkheden bepalen aard en inhoud van de criteria.

In situaties waarbij individuele woningen gemeenschappelijke kenmerken vertonen is het beleid gericht op instandhouding van deze kenmerken. Over het algemeen kunnen wijzigingsvoorstellen per kavel beoordeeld worden op eigen (architectonische) kenmerken.

De kwaliteit van deze buurten ligt vooral in het rustige straatbeeld van het aanwezige (privé) groen. Dit betekent vooral aandacht voor het behoud van openheid van de bebouwingsopzet en aandacht voor het groene karakter van het straatbeeld.

Welstandscriteria

Veel voorkomende kleine bouwwerken worden getoetst aan de standaard sneltoetscriteria.

Situering

  • Hoofdbebouwing staat aan de straatzijde.

  • Verspringingen in de rooilijn dienen binnen de uitersten van de naastgelegen

  • bebouwing te blijven.

  • De panden dienen te worden gericht naar de openbare ruimte.

  • De gebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de straat.

Massa en vorm

  • Het straatbeeld bestaat uit een reeks van individuele bouwmassa’s.

  • Gebouwen zijn individueel en afwisselend.

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is het uitgangspunt.

  • Per erf of kavel is er één herkenbare hoofdmassa.

  • Woningen die onderdeel vormen van een ensemble zijn aan voorzijde afgestemd op het ensemble.

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa

Gevels

  • De eventuele symmetrie van de gevelopbouw is het uitgangspunt.

  • De stijl sluit aan op die van de bebouwing in de omgeving.

  • De oorspronkelijke gevelopbouw en ornamentiek zijn het uitgangspunt.

  • De compositorische opzet van de gevel is uitgangpunt bij wijzigingen of toevoegingen.

  • Toegevoegde elementen als erkers en dakkapellen zijn zelfstandig vormgeven in lijn met de architectuur van het geheel.

  • Eenmaal toegestane toevoegingen zijn in beginsel de standaard uitvoering voor de overige woningen in de architectonische eenheid (verwezen wordt naar standaard voorbeelden).

Kleur-, materiaalgebruik en detaillering

  • Het oorspronkelijke materiaal en kleurgebruik zijn het uitgangspunt.

  • Het kleurgebruik wijkt niet sterk af van de belendende panden.

  • Het hoofdmateriaal van de gevel is baksteen.

  • De detaillering versterkt de architectonische expressie.

  • Kenmerkende ornamentiek als overstekken, dak- en gevellijsten, siermetselwerk en speklagen zijn uitgangspunt.

  • De detaillering van aan- en bijgebouwen is afgestemd op die van het hoofdgebouw.

  • Serres en erkers worden met een zelfde aandacht voor detaillering als die voor het hoofdgebouw uitgevoerd.

4.4 Centrumgebied

Welstandsniveau 1

Voor het centrumgebied geldt welstandsniveau 1, bijzondere toetsing.

Gebiedsbeschrijving

Westervoort heeft geen “authentiek” centrum. De oudste bebouwing met verspreid enkele winkels bevindt zich aan de Dorpstraat.

Nabij de kruising van de Dorpstraat met de spoorlijn heeft men een aantrekkelijk win- kelcentrum gebouwd rond een plein. De pleinbebouwing verschilt onderling van aard en heeft een eigen uitstraling en kwaliteit. Samen vormt zij echter een harmonieus geheel. De gebouwen hebben de schaal gemeen. De bebouwing bestaat voor een groot deel uit drie lagen. De verticale lijn in de gevel en de opdeling van een blok in kleinere eenhe- den is thematisch.

Daarnaast is er nog een overdekte “promenade” met daaraan diverse winkels. Deze inpandige ruimte staat ruimtelijk gezien los van het buitenplein. Hierdoor wordt het centrum opgedeeld in twee individuele stukken.

Het geheel komt verzorgd en goed ingericht over. Eén (of meerdere) duidelijke entrees zijn echter niet aanwezig. Een grote parkeerplaats is gesitueerd aan de buitenzijde van het centrum. Hier vindt ook de markt plaats.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

De ruimtelijke structuur van het centrum is van hoge kwaliteit. Het plein met bebouwing is van een menselijke schaal. Door opdeling in kleinere eenheden is ook de grotere inhoud van het gemeentehuis tot deze menselijke schaal teruggebracht.

Van de overige blokken verschilt de 1e bouwlaag van de bovenliggende lagen. Hoewel de bebouwingsblokken verschillen in aard en uitstraling komt het geheel harmonieus over. Ze verschillen juist genoeg van elkaar om saaiheid te voorkomen. Gezamenlijk bepalen ze de eenheid, de beslotenheid en de intieme uitstraling van het plein. Verstoringen zouden voornamelijk voort kunnen komen uit verkeerd en overmatig gebruik van reclameborden en rolluiken. Het vigerende beleid met betrekking tot deze onderwerpen is bij de criteria opgenomen.

Centrumvisie

De gemeente is begin 2007 gestart met het opstellen van een centrumvisie voor het winkelcentrum de Wyborgh en de directe omgeving daarvan. Het doel van de centrumvisie is het bepalen van een kader voor de (her)ontwikkeling van het cen- trum, zodat de levensvatbaarheid (winkelen, werken, etc.) en leefbaarheid (wonen, veiligheid, etc.) van alle functies in het centrum op de langere termijn worden ge- garandeerd. Er is gekozen om een integrale visie op te stellen voor het hele cen- trumgebied. Het gaat hierbij om de volgende zaken:

  • de huidige ruimtelijke en functionele en functionele opzet van het centrum en

  • de in het centrum voorkomende omgevingskwaliteit van gebouwen en openbare ruimte.

  • de realisatie van een station.

  • de verkeerstechnische structuur van het centrumgebied.

  • de uitstraling, concurrentiepositie en technische veroudering van winkelcentrum de Wyborgh.

  • de nieuwbouwplannen van basisschool de Brug.

  • vervanging van het Forumgebouw.

De centrumvisie wordt zodanig opgesteld dat de deelplannen onafhankelijk van elkaar kunnen worden ontwikkeld, maar dat er wel een duidelijke samenhang is die ervoor zorgt dat er uiteindelijk een centrum wordt ontwikkeld dat een integraal geheel is waarbij de verschillende gebieden goed op elkaar aansluiten.

afbeelding binnen de regeling

Dorpsplein

Welstandscriteria

Veel voorkomende kleine bouwwerken worden getoetst aan de standaard sneltoetscriteria.

Situering

  • De bestaande rooilijn is uitgangspunt.

  • De panden dienen te worden gericht naar de openbare ruimte.

  • Bestaande open ruimte tussen de bebouwing blijft zoveel mogelijk gehandhaafd.

  • Het bestaande straatbeeld van gestapelde, aaneen gebouwde of geschakelde en vrijstaande woningen blijft in stand.

Massa en vorm

  • De entrees van het centrumgebied zijn in vorm benadrukt.

  • Gebouwen zijn individueel en onderling verschillend.

  • Handhaving of versterking van de individualiteit van de bebouwing door onderlinge verschillen in massa en vormgeving.

  • Bouwblokken zijn opgesplitst in ruimtelijke eenheden.

  • (functionele) verschil tussen 1e laag en bovenliggende lagen benadrukken.

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

  • Aanbouwen hebben de stijlkenmerken van het hoofdgebouw of vormen een duidelijk contrast daarmee.

Gevels

  • De verschillende gebouwen zijn individueel herkenbaar.

  • De maat en schaal van de bestaande gevelindeling is het uitgangspunt.

  • De bestaande gevelopbouw, geleding, detaillering en ornamentiek is het uitgangspunt.

  • Herhalingen in gevelritmiek en dakopbouw handhaven.

  • De afwisseling van de gevel per pand is beperkt.

  • Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in lijn met de architectuur van het geheel.

Reclame

  • Reclame dient te worden aangebracht in de (tweede) band van de winkelpuien, met een maximale hoogte van de gevelband, een maximale breedte van 75% van de breedte van de puien en een maximale diepte van 0,20 meter. De penanten dienen vrij gehouden te worden van reclame-uitingen.

  • Reclames haaks op de gevel zijn niet toegestaan.

  • Reclame-uitingen zijn alleen daar toegestaan, waar het bedrijfspand een publieksfunctie heeft.

  • Spandoeken, vlaggen, banieren en vaandels zijn niet toegestaan met uitzondering van tijdelijke en speciale gelegenheden die het gehele centrumgebied betreffen.

  • Om het open karakter van het centrumgebied zoveel als mogelijk te handhaven verdient het de voorkeur om de winkel/etalageruiten voor maximaal 25% te beplakken.

Rolluiken:

  • Een halve meter achter de glaspui en gedeeltelijk open zodat de winkel erachter zichtbaar is.

Kleur-, detaillering en materiaalgebruik

  • Het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik zijn het uitgangspunt.

  • Het kleurgebruik wijkt niet sterk af van de belendende panden.

4.5 Bedrijventerrein Het Ambacht

Welstandsniveaus 2 en 3

Voor het bedrijventerrein Het Ambacht gelden de welstandsniveaus 2 en 3, reguliere en soepele toetsing.

Gebiedsbeschrijving

Het terrein is te karakteriseren als een verzorgd, kleinschalig, ambachtelijk bedrijven- terrein: alle typen bedrijven komen er voor.

Aan de randen presenteert het bedrijventerrein zich met de voorzijde naar de belang- rijkste wegen, de Hamersestraat, Liemersallee en de Rivierweg en wordt een hoge ruimtelijke kwaliteit nagestreefd. Het is een representatieve entree van Westervoort.

De bebouwing op het terrein bestaat voornamelijk uit bedrijven met een lokale en/of regionale functie. Wat opvalt, is het aantal woningen dat op een deel van het oudere terrein aanwezig is. Het gehele bedrijventerrein is rommelig opgebouwd, zonder eenheid in opzet en bebouwingstype. Ook ontbreken duidelijke en sprekende entrees van het bedrijventerrein. De voorgaande punten resulteren in een onaantrekkelijk beeld van het bedrijventerrein.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

Door het ontbreken van samenhang in de structuur is de ruimtelijke kwaliteit matig. Het beleid dient er dan ook op gericht te zijn de belevings- en de verblijfswaarde te verbeteren en het gebied meer kwalitatieve waarde te geven.

Aan de inrichting en aankleding van het kruispunt Hamersestraat/Rivierweg worden hoge eisen gesteld. Dit is een representatieve entree voor Westervoort. Dit komt tevens tot uitdrukking in de architectuur alhier. Op representatieve plekken wordt een hoger welstandsniveau ( 2 ) gehanteerd.

Een bouwaanvraag in dit gebied dient in overeenstemming te zijn met de aanwezige bebouwing in de omgeving. Dit betekent dat aspecten die het ontwerp bepalen aansluiten bij de bestaande bebouwing (conformeren), of voldoende afwijken van de bestaande bebouwing (reageren). De keuze tussen beide mogelijkheden bepalen aard en inhoud van de criteria.

afbeelding binnen de regeling

Het Ambacht

Welstandscriteria

Veel voorkomende kleine bouwwerken worden getoetst aan de standaard sneltoetscriteria.

Situering

  • Hoofdgebouwen (kantoren, showrooms e.d.) staan geordend aan de rooilijn of vormen goed zichtbare clusters achter deze lijn.

  • Publieke en representatieve functies zijn naar de straatzijde georiënteerd.

  • Ritmiek, schaal en hoogte van bebouwing is afgestemd op die van de omgeving.

  • De panden staan aan voorzijde op korte afstand van elkaar of aaneengebouwd.

Massa en vorm

  • De hoofdvorm van de gebouwen is eenduidig.

  • De hoofdmassa is eenvoudig.

  • De aanbouwen laten de hoofdmassa intact.

  • Aan representatieve routes is de voorzijde en vooral de entree verbijzonderd.

  • De panden op hoeken zijn verbijzonderd.

Gevels

  • Zeer grote lengtes van gebouwen zijn door materiaal- en kleurgebruik geleed.

  • De gevels hebben een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde.

  • De verschillende hoofdfuncties zijn te onderscheiden door architectonische accenten en geledingen.

  • De gevels van representatieve onderdelen van gebouwen hebben een open en transparant karakter.

Reclame

  • Bedrijfs- en productreclames, die een functionele relatie hebben met het onroerend goed, zijn toelaatbaar.

  • Vrije plaatsing van routeborden en bedrijfsaanduidingen buiten het eigen terrein leidt tot ontsiering vanwege gebrek aan samenhang en overdaad, en zijn ongewenst.

  • De gemeente streeft naar een uniform kader voor routeborden en bedrijfsaanduidingen.

  • De reclame moet in maat, vorm, kleur en sfeer rekening houden met de specifieke stedenbouwkundige en architectonische situatie.

  • De reclame moet zoveel mogelijk zijn geïntegreerd in het pui- of gevelontwerp.

Kleur, materiaalgebruik en detaillering

  • De voorkeur gaat uit naar lichte kleuren.

  • Bijzondere bebouwingsaccenten op hoeken en aan representatieve zijden zijn expressiever in kleur en materiaalgebruik.

  • Eventuele bedrijfsreclame is in verhouding met het betreffende pand.

  • Eventuele reclame die een functionele relatie heeft met het pand is toelaatbaar.

  • Accenten en geledingen ten behoeve van het onderscheiden van functies zijn wenselijk.

  • Zeer grote lengtes doorbreken door materiaal en vorm

Afwerking erven

  • De inrichting van het erf aan de voorzijde is in samenhang met de bebouwing ontworpen en heeft een representatief karakter.

  • Opslag vindt plaats op het achtererf.

  • Voor de voorgevelrooilijn mag bij het bedrijfsgedeelte een ‘transparant hekwerk’

  • worden gebouwd niet hoger dan 2 meter.

  • Bij een bedrijfswoning op het industrieterrein mag voor de voorgevelrooilijn een erfafscheiding van maximaal 1 meter hoog worden gebouwd.

4.6 Bijzondere bebouwing binnen bebouwde kom

Welstandsniveau 2

Voor de bijzondere bebouwing geldt welstandsniveau 2, reguliere toetsing.

Gebiedsbeschrijving

In de kern van Westervoort komt op verschillende locaties bijzondere bebouwing voor. Twee bijzondere gebouwen geven tot op de dag van vandaag een beeld van de bouw- wijze van weleer: Hamerden en Vredenburg.

Havezathe Hamersestraat (huis Hamerden)

Dit is een voormalige havezathe aan de weg naar Zevenaar. Het gebouw bestaat uit een zadeldak tussen puntgevels gedekt gedeelte uit 1612 en noordelijk daarvan een gedeelte uit 1684, eveneens met een zadeldak tussen puntgevels. Achter dit woongedeelte is een deel aanwezig. De havezathe is gelegen op een ruime kavel met daaromheen agrarische grond (o.a. een boomgaard).

Huize Vredeburg

Het gebouw past qua omvang in het overige straatbeeld. De bebouwing bestaat uit één laag met kap (zadeldak). Het gebouw is wit bepleisterd en ligt in de bebouwde kom van Westervoort, maar door zijn ligging op een ruime kavel met grasland is het gebouw een opvallend element aan de Klapstraat. Door de ruime kavel met grasland valt ook de hogere ligging van de bebouwing op (als op een soort terp).

Naast deze twee gebouwen zijn er nog een aantal bijzondere gebouwen die opvallen binnen de bebouwde kom:

  • -

    De kerken aan de Dorpstraat.

  • -

    Sporthallen aan de Paepestraat en Klapstraat.

  • -

    Bebouwing op de hoek Rivierweg/Hoge eind en Rivierweg/Heilweg.

  • -

    Winkelsteunpunten.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

De opvallende bebouwing in de bebouwde kom heeft vooral een cultuurhistorische waarde. Zij bevat een deel van de oudste, oorspronkelijke bebouwing van Westervoort. De waarde is niet alleen te danken aan de ouderdom, maar ook aan de goede staat van de bebouwing. Deze gebouwen zijn op zich staande bijzondere gebouwen in Wester- voort. Het zijn de krenten in de pap. Zo zullen deze gebouwen dan ook benaderd dienen te worden.

Aangezien een aantal van deze bouwwerken ook monument is worden deze gebouwen extra beschermd.

Een bouwaanvraag in dit gebied dient in overeenstemming te zijn met de aanwezige bebouwing in de omgeving. Dit betekent dat aspecten die het ontwerp bepalen aansluiten bij de bestaande bebouwing (conformeren), of voldoende afwijken van de bestaande bebouwing (reageren). De keuze tussen beide mogelijkheden bepalen aard en inhoud van de criteria.

afbeelding binnen de regeling

Havezathe Hamerden

afbeelding binnen de regeling

Ned. Hervormde Kerk

afbeelding binnen de regeling

Welstandscriteria

Veel voorkomende kleine bouwwerken worden getoetst aan de standaard sneltoetscriteria.

Situering

  • Gebouwen of gebouwencomplexen zijn individuele objecten.

  • Het zijn bijzondere gebouwen die vaak sterk verschillend van de omgeving.

  • Per erf of kavel is er één herkenbare hoofdmassa met eventueel hieraan gekoppeld één of meerdere bij- en/of aanbouwen.

  • Bebouwingsrichting ten opzichte van de straat behouden.

  • Bij een combinatie van woning en werkplaats staat de woning aan de straatzijde.

  • Bestaande open ruimte tussen de bebouwing blijft zoveel mogelijk gehandhaafd.

Massa en vorm

  • Gebouwen zijn individueel en onderling verschillend.

  • De bouwmassa is afgerond met een expressieve dakrand of dak.

  • Symmetrieën in massa, kapvorm en gevelindeling zijn het uitgangspunt.

  • Aan- en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is het uitgangspunt.

Gevels

  • De maat en schaal van de bestaande gevelindeling is het uitgangspunt.

  • Herhalingen in gevelritmiek en dakopbouw handhaven.

  • Eventuele symmetrie, ornamentiek, horizontale en verticale geleding zijn het uitgangspunt.

  • De gebouwen hebben een afwisselende architectonische expressie

  • Bij verbouwingen worden de stijlkenmerken overgenomen van het oorspronkelijke gebouw, zoals die tot uitdrukking komen in symmetrie in gevels, hoogtebreedte verhouding van geveluitsnijdingen, maatvoering van lijsten en overstekken, erkers en dakkapellen, profielen van ramen en kozijnen en neggen, versieringen en kleur- gebruik.

  • Aanbouwen hebben de stijlkenmerken van het hoofdgebouw of vormen een duidelijk contrast daarmee.

  • Bij nieuwbouw zijn stijl en detaillering vrij, mits deze geen onevenredige afbreuk doen aan gebouwen in de omgeving.

Kleur, detaillering en materiaalgebruik

  • Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in lijn met de architectuur van het geheel.

  • Eenmaal toegestane toevoegingen zijn in beginsel de standaard uitvoering voor de overige woningen in de architectonische eenheid (verwezen wordt naar standaard voorbeelden).

Afwerking erven

  • Erfafscheidingen zoals eventueel in het oorspronkelijke ontwerp zijn opgenomen zijn het uitgangspunt

  • De inrichting van het erf aan voorzijde is bij voorkeur in samenhang met de bebouwing ontworpen en heeft een representatief karakter.

4.7 Bijzondere bebouwing in buitengebied en langs de dijk

Welstandsniveaus 1 en 2

Voor alle bebouwing direct in het zicht vanaf de dijk geldt welstandsniveau 1: bijzondere toetsing. Voor de overige bebouwing in het buitengebied geldt welstandsniveau 2, reguliere toetsing.

Gebiedsbeschrijving

De bebouwing langs de dijk bestaat voornamelijk uit voormalige boerderijen die omgevormd zijn tot woning en uit andere dijkwoningen. Ze bevinden zich op relatief grote afstand van elkaar verspreid langs de dijken. Het complete beeld van de dijk is open en groen, gecombineerd met royale kavels en individuele woningen.

De bebouwing bestaat grotendeels uit woningen van één à twee lagen met kap, al dan niet met oorspronkelijke rietkap. Vaak bestaat de bebouwing op een kavel uit een hoofdgebouw met (meerdere) bijgebouwen. De rommelige indruk die dit heeft is tot op bepaalde hoogte karakteristiek voor dijkbebouwing.

De “bijzondere” bebouwing in het buitengebied van Westervoort bestaat voornamelijk uit grote bedrijven die als eilanden in het buitendijkse gebied van de gemeente liggen.

  • -

    Voormalige steenfabriek Korevaar

  • -

    Putman Recycling

  • -

    Betonfabriek Westervoort Beton

Verstoring van het bebouwingsbeeld komt voornamelijk voor bij niet agrarische- of woonfuncties. Het uitgangspunt is dat de bebouwing geschikt is voor de plek en een positieve bijdrage levert aan de omgeving. Het gaat om op zich staande bebouwingsensembles (steenfabriek, bedrijven) in het buitengebied. Ook bijgebouwen kunnen het beeld verstoren, vooral als de verhouding tussen bebouwd en onbebouwd scheef ligt.

Waardebepaling, ontwikkeling en beleid

Naast de historische linten en oude kernen bevindt de oudste bebouwing zich aan de Rijn- en IJsseldijk. Deze dijken met hun verspreid aanwezige historische (agrarische) bebouwing hebben een cultuurhistorische waarde. Dit karakteristieke woongebied moet zoveel mogelijk intact worden gehouden. Alle ingrepen, zoals het toevoegen van be- bouwing, maar ook wijzigingen van bestaande bebouwing moeten zorgvuldig op de situatie worden afgestemd.

Het ruimtelijke karakter is gebaseerd op de gegroeide kleinschaligheid, individualiteit en diversiteit. De rust, de kwaliteit van bebouwde en onbebouwde ruimte en de verhouding hiertussen is essentieel. Naast de bebouwde is ook de onbebouwde ruimte van groot belang.

Welstandscriteria

Veel voorkomende kleine bouwwerken worden getoetst aan de standaard sneltoetscriteria.

Situering

  • De panden dienen te worden gericht naar de openbare ruimte.

  • Bestaande doorzichten worden gehandhaafd.

  • De afstanden tussen de gebouwen onderling geven een open bebouwingsbeeld.

  • Het straatbeeld is open.

  • Het straatbeeld is een mix van meerdere woningtypes.

  • Gebouwen of gebouwencomplexen zijn zelfstandige objecten in de ruimte.

Massa en vorm

  • Gebouwen zijn individueel en afwisselend.

  • Het bouwwerk conformeert zich wat betreft massa en hoofdvorm aan de bebouwing in de omgeving.

  • De kappen zijn wisselend georiënteerd.

  • Het bouwwerk heeft een forse kap, een duidelijk geprofileerde lijst en een dakoverstek.

  • Symmetrieën in massa, kapvorm en gevelindeling zijn het uitgangspunt.

  • De vorm van de hoofdmassa is herkenbaar.

  • Aan- en bijgebouwen staan aan de achtergevel.

Gevels

  • De maatverhoudingen van bestaande gevelopeningen worden gehandhaafd.

  • Herhalingen in ornamentiek, gevelritmiek en symmetrie zijn het uitgangspunt.

  • Zijgevels die zichtbaar zijn van af de openbare ruimte worden behandeld als voorgevels.

  • Toegevoegde elementen zelfstandig vormgeven in lijn met de architectuur van het geheel.

Kleur-, materiaalgebruik en detaillering

  • De materialisering sluit aan op die van de bebouwing in de omgeving.

  • Het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik zijn het uitgangspunt.

  • Aardkleuren bepalen het aanzicht van de hoofdvlakken.

  • Daken zijn afgedekt met donkere of rode dakpannen.

  • Het materiaalgebruik van aan- en bijgebouwen is afgestemd op dat van het hoofdgebouw.

  • De detaillering van aan- en bijgebouwen is afgestemd op die van het hoofdgebouw.

Afwerking erven

  • Het privé erf gaat geleidelijk over in het openbare groen.

  • Voorerven en in het zicht komende zijerven worden minimaal verhard.

  • De inrichting van het erf aan voorzijde is bij voorkeur in samenhang met de bebouwing ontworpen en heeft een representatief karakter

afbeelding binnen de regeling

Voormalige steenfabriek Korevaar, gezien vanaf de A12

afbeelding binnen de regeling

Voormalige stortplaats Putman

A12 – Bijzonder welstandsniveau

Voornoemd gebied wordt doorkruist met de A12. De Federatie Welstand heeft eindcon- cept opgesteld t.b.v. een paragraaf voor welstandsnota’s van gemeenten langs de rijksweg A12 met als doel een gemeentegrens overschrijdende kwaliteitsborg van het routeontwerp A12, zowel van de weg zelf als de omgeving.

In de paragraaf “Welstandsbeleid Regenboogroute A12 Gemeente Westervoort” worden 11 deelgebieden onderscheiden, waarvan er twee het grondgebied van Westervoort raken:

1. IJsseldal: Dat wordt gekenmerkt door het contrast tussen het rivierlandschap en de stuwwal (Veluwezoom). Het beeld van de rivier en de uiterwaarden tussen de bandijken is relatief open. Kenmerkende punten in het landschap zijn de bult van Putman en de voormalige steenfabriek met schoorsteen van Korevaar. De dijk langs de IJssel vormt een kenmerkende lijn. De doelstelling is dat voornoemd contrast bij de ontwikkeling van dit deelgebied in evenwicht zal moeten blijven en dat terughoudend zal moeten worden omgegaan met nieuwe aansluitingen.

2. De Liemers: Binnen dat gebied wordt de passage Duiven/Westervoort onderscheiden. Tussen de Giesbeekseweg en de Rivierweg liggen bedrijventerreinen ter weerszij- den van de A12, dat grenst aan het Westervoorts grondgebied. De doelstelling hierbij is het handhaven en versterken van de plaatselijke differentiatie in wonen, werken, recreatie en natuur.

Gebiedscriteria

Naast de voornoemde welstandscriteria worden de volgende criteria gehanteerd:

  • Het zicht vanaf de weg op het lager gelegen aangrenzende landschap en het behoud en versterking van het landschap staat centraal.

  • De voormalige steenfabriek met schoorsteen is richtinggevend voor de indentiteit binnen het aangrenzende gebied. Gestreefd wordt naar handhaving van de historische gebouwen.

  • Opschriften en reclame gericht op de weg zijn niet toegestaan.

  • De vormgeving en kleurstelling van de brug met hekwerken, vangrails e.d. moet geen aandacht trekken van de weggebruiker en rust en samenhang vertonen.

  • Eventueel te plaatsen geluidsschermen dienen niet gesloten te zijn.

  • Naast deze punten zal – met behoud voor kwaliteit – zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de door de aangrenzende gemeenten te hanteren criteria.

Gezien het relatief kleine aangrenzende gebied wordt niet de volledige paragraaf toege- voegd aan de welstandsnota maar wordt volstaan met voornoemde criteria en wel met de intentie om zoveel mogelijk rekening te houden met onderhavige paragraaf c.q. welstandsbeleid.

Ondertekening

Bijlage 5 sneltoetscriteria

Voor veel voorkomende kleine bouwplannen

5.1 Inleiding

De invoering van de Wabo en het Besluit Omgevingsrecht per 1 oktober 2010 heeft een forse verruiming van de mogelijkheden voor vergunningvrije bouwwerken betekend. De in de welstandsnota opgenomen sneltoetscriteria voor licht- vergunningplichtige bouwwerken zijn deels overbodig geworden omdat ze minder ruim zijn geformuleerd dan nu omgevingsvergunningsvrij mogelijk is.

Daarnaast is de categorie licht-vergunningplichtige bouwwerken met de komst van de Wabo vervallen en bestaan alleen nog vergunningplichtige bouwwerken, die in ofwel de reguliere (8 weken) ofwel de uitgebreide (26 weken) procedure vallen. Gezien de koppeling die voorheen bestond tussen licht-vergunningplichtige plannen en de mogelijkheid om deze ambtelijk af te handelen, is dit ambtelijk mandaat tevens komen te vervallen.

De restcategorie kleine plannen, die onder de Wabo en Bor omgevingsvergunning- plichtig zijn, zal door de welstandscommissie worden getoetst. In de praktijk betekent dit dat de gemandateerde rayonarchitect van Gelders Genootschap deze plannen afhandelt. In dit hoofdstuk worden per categorie kleine bouwplannen de toetsingscriteria aangegeven.

5.2 Vergunningvrij onder de Wabo

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouwwerken opgesomd, die onder bepaalde voorwaarden vergunningvrij zijn en dus niet preventief op welstand worden getoetst (art. 2). Daarnaast is een bijbehorend bouwwerk op het achtererf- gebied – mits niet hoger dan 5m. - slechts omgevingsvergunningvrij als het voldoet aan de eisen van het bestemmingsplan (art. 3). Informatie hierover is ook te vinden op www.omgevingsloket.nl of te vragen bij de gemeente Westervoort.

Wanneer een omgevingsvergunning, onderdeel bouwen moet worden aangevraagd, is het bestemmingsplan in de eerste plaats maatgevend voor wat betreft afmetingen, voorgevelrooilijnen enzovoort. Als het bouwplan hieraan voldoet, dan wordt het door de gemandateerde rayonarchitect van Gelders Genootschap aan de sneltoetscriteria getoetst. Voldoet het plan niet aan deze criteria, dan wordt de indiener van de aanvraag in overweging gegeven het plan alsnog aan te passen conform het beleid. Zijn er redenen om van de criteria af te wijken, omdat er sprake is van een bijzondere situatie of omdat er twijfel bestaat aan de toepasbaarheid ervan, dan kan, al dan niet op verzoek van de aanvrager, het bouwplan alsnog aan de wel- standscommissie worden voorgelegd. Deze zal met inachtneming van de gestelde criteria, met verwijzing naar overige relevante gebiedscriteria en/of algemene criteria beoordelen of het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Op deze manier kunnen kleine bouwplannen, die in eerste instantie niet voldoen aan de vaste criteria, alsnog door de welstandscommissie worden bezien in relatie tot de context van het gebied waar het bouwplan geplaatst wordt.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval altijd sprake in door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezichten en bij, op of aan door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten.

5.3 Systematiek

Bij de opzet van de sneltoetscriteria is onderscheid gemaakt tussen de voor- en achterkant. De voorkant is de voorgevel en de zijgevel grenzend aan openbaar toegankelijk gebied. De achterkant is de achtergevel en de zijgevel die niet openbaar toegankelijk gebied grenst.

afbeelding binnen de regeling

Schema voor- en achterkant

Bijbehorende bouwwerken

Waar voorheen onder het Bblb sprake was van afzonderlijke categorieën ‘aan- en uitbouwen’, ‘bijgebouwen’ en ‘overkappingen’, zijn deze bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken in het Bor onder één noemer, namelijk ‘bijbehorend bouw- werk’ gebracht. De bestaande begrippen aanbouw, uitbouw en bijgebouw kunnen in de praktijk echter gewoon bruikbaar blijven. Voor de criteria worden dan ook de bestaande benamingen gehandhaafd.

5.4 Algemene uitgangspunten toetsing kleine bouwwerken

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan geeft aan waar gebouwd mag worden en hoe groot het bouwwerk maximaal mag zijn. Het bestemmingsplan geeft ook aan waarvoor het bouwwerk gebruikt mag worden. Raadpleeg hiervoor de bestemmingsplankaart en de bebouwingsvoorschriften.

Overige gebiedscriteria welstandsnota

Plannen die worden getoetst aan de sneltoetscriteria, moeten tevens voldoen aan het gebiedsgericht beoordelingskader voor het gebied waarin het te beoordelen plan zich bevindt. In de welstandsnota staat aangegeven welke ruimtelijke karakte- ristieken de gemeente per gebied nastreeft. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 4 van de welstandsnota.

Reclamebeleid

Op het aanbrengen van reclame, boodschappen of opschriften, die zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte, is ook het gemeentelijk reclamebeleid van toepassing.

Afgestemd op en ondergeschikt aan hoofdgebouw

De bebouwing op één erf moet een samenhangend geheel vormen. De plaats en de vormgeving (waaronder hoofdvorm, materialen en kleuren) van de bouwwerken onderling en de inrichting van het erf worden daarom op elkaar afgestemd.

De architectuur van het hoofdgebouw is daarbij richtinggevend.

De overige bebouwing op het erf dient in de beleving vanaf het openbare gebied ondergeschikt te blijven ten opzichte van het hoofdgebouw.

Trendzetters

Gestreefd wordt naar samenhang in het bebouwingsbeeld. Daarom heeft een plan dat uitgaat van de oorspronkelijke vormgeving of dat overeenkomt met een plan dat in directe omgeving is gebouwd over het algemeen de voorkeur.

Voorwaarde is dat het referentieplan met een positief welstandsadvies is gebouwd en dat het welstandsbeleid in beide situaties overeenkomt en inmiddels niet is ge- wijzigd.

Voor sommige situaties zijn zulke trendzetters vooraf aangegeven bij de gebiedscri- teria. Wanneer een bouwplan qua situering en vormgeving gelijk is aan een trend- zetter wordt een positief welstandsadvies afgegeven. Het plan wordt dan niet ge- toetst aan de criteria voor kleine bouwwerken.

5.5 Toepassingsbereik sneltoetscriteria

5.5.1 Gebruik sneltoetscriteria

De sneltoetscriteria worden gebruikt bij:

  • preventieve toetsing (vooraf) bij aanvraag van een omgevingsvergunning, onderdeel bouwen, voor standaard categorieën kleine bouwwerken.

  • repressieve toetsing (excessentoezicht) van omgevingsvergunningvrije bouwwerken of illegaal zonder vergunning gerealiseerde bouwplannen.

  • vrijwillige toetsing (vooraf) van omgevingsvergunningvrije bouwplannen

Preventieve welstandstoetsing (toetsing vooraf)

Alle omgevingsvergunningplichtige bouwplannen worden getoetst aan:

  • het bestemmingsplan,

  • de bouwverordening,

  • het bouwbesluit,

  • redelijke eisen van welstand (tenzij sprake is van welstandsvrij).

De gemandateerde rayonarchitect van de welstandscommissie heeft een ruim mandaat om zelf plannen af te handelen. De (voltallige) welstandscommissie komt alleen in beeld in de volgende situaties:

  • bij grootschalige ruimtelijke of stedenbouwkundige ontwikkelingen;

  • bij twijfel over de toepasbaarheid van de criteria,

  • er sprake van een bijzondere situatie,

  • het plan ligt in een door het Rijk beschermd stads- of dorpsgezicht,

  • het gaat om een beschermd monument.

De welstandscommissie betrekt bij haar advies ook gebiedsgerichte, thematische en algemene welstandscriteria in relatie tot de context van het bouwplan. Daardoor kan een bouwplan dat niet voldoet aan de sneltoetscriteria, soms toch een positief welstandsadvies krijgen.

Repressieve welstandstoetsing (toetsing achteraf)

Wanneer het uiterlijk van een bouwwerk ernstig in strijd is met redelijke eisen van welstand kan de gemeente hiertegen optreden. Men spreekt dan van excessen.

In deze welstandsnota is een excessenregeling opgenomen, zie hiervoor hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.5.

De excessenregeling geldt ook voor omgevingsvergunningvrije bouwwerken. Wanneer deze bouwwerken voldoen aan de sneltoetscriteria zijn ze in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijkingen daarvan zullen burge- meester en wethouders desgevraagd beoordelen of het bouwwerken in ernstige mate met die criteria in strijd is.

Vrijwillige welstandstoetsing (vooraf)

Om te voorkomen dat men achteraf geconfronteerd wordt met redelijke eisen van welstand, kan een initiatiefnemer van een te bouwen omgevingsvergunningvrij bouwwerk dit vrijwillig laten toetsen aan redelijke eisen van welstand. De sneltoetscriteria kunnen dus ook dienen als adviserend kader.

5.6 Sneltoetscriteria

Waar niet anders aangegeven geldt de maatvoering als criterium. In andere geval wordt een aanbeveling aangegeven met W (welstandsniveau), a.

5.6.1 Bijbehorende bouwwerken: aan- en uitbouwen /bijgebouwen / overkappingen

Waar voorheen onder het Besluit bouwvergunningvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb) sprake was van afzonderlijke categorieën ‘aan- en uitbouwen’, ‘bijgebouwen’ en ‘overkappingen’, zijn deze bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken in het Besluit Omgevingsrecht (Bor) onder één noemer, namelijk ‘bijbehorend bouwwerk’ gebracht. Hieronder vallen alle uit- breidingen van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Hieronder vallen ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports en serres. Ook vallen er overkappingen onder die vanwege het ontbreken van wanden niet als gebouw aangemerkt kunnen worden. Verder vallen er andere bouwwerken met een dak onder die vanwege een te geringe stahoogte niet als gebouw aangemerkt kunnen worden

Het voorgaande neemt overigens niet weg dat de begrippen aanbouw, uitbouw en bijgebouw in de juridische praktijk heel bruikbaar kunnen blijven. Dat geldt zeker waar het gaat om de toepassing van bestemmingsplannen waar een onderscheid in de voorschriften voorkomt tussen aan- en uitbouwen enerzijds en bijgebouwen anderzijds.

Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de terminologie van het Bor, wordt bij de criteria voor kleine bouwwerken gewerkt met de hoofdcategorie ‘bijbehorende bouw- werken’, maar worden de onderscheiden subcategorieën ‘aanbouwen’, ‘bijgebouwen en overkappingen’ gehandhaafd conform de eerdere versie van de Sneltoetscriteria in de gemeente Westervoort.

Beleidsuitgangspunten

Wat zijn aan- of uitbouwen

Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een hoofdgebouw. Een uitbouw maakt integraal deel uit van een ruimte van het hoofdgebouw; een aanbouw is via een deur vanuit een ruimte in het hoofdgebouw direct toegankelijk. Wanneer hier wordt gesproken van een aanbouw, dan vallen daar ook uitbouwen onder. Een aanbouw, welke is samengesteld uit meerdere delen, wordt opgevat als één aanbouw.

Afgestemd op en ondergeschikt aan hoofdgebouw

De bebouwing op één erf moet een samenhangend geheel vormen. De plaats en de vormgeving (waaronder hoofdvorm, materialen en kleuren) van de bouwwerken onderling en de inrichting van het erf worden daarom op elkaar afgestemd.

De architectuur van het hoofdgebouw is daarbij richtinggevend.

De overige bebouwing op het erf dient in de beleving vanaf het openbare gebied ondergeschikt te blijven ten opzichte van het hoofdgebouw. Het ondergeschikte karakter komt tot uitdrukking in de plaatsing en in het bescheiden uiterlijk van aanbouwen.

Bij aanbouwen dient de contour en het gevelbeeld van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok voldoende zichtbaar c.q. herkenbaar blijven. Daarom plaatst u aan- bouwen bij voorkeur op het achtererf of op een zijerf dat niet grenst aan openbare ruimte.

5.6.1a SNELTOETS AANBOUWEN VOOR EN OPZIJ

Criteria

algemeen: (criteria voor alle welstandsniveaus)

Een aanbouw op het voorerf of op een zijerf, dat grenst aan de openbare ruimte, moet voldoen aan onderstaande regels. In andere situaties zal er getoetst worden, zoals in de inleiding is aangegeven.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen grotendeels transparante aanbouwen (bijvoorbeeld erkers, serres en veranda’s) en grotendeels gesloten aanbouwen (bijvoorbeeld garages, bergingen, werkruimtes en slaapkamers). Alle transparante aanbouwen worden hierna aangeduid als erkers. In beginsel zijn aan de voorgevel alleen erkers mogelijk.

plaatsing en aantal: (criteria bij welstandsniveau 1 en 2; bij 3 aanbevolen, W3:a)

De plaats van een aanbouw aan de zijgevel is zoveel mogelijk afgestemd op even- tuele nabijgelegen bebouwing op het naastgelegen perceel.

Maximaal één aanbouw per gevel.

maatvoering: (criteria voor alle welstandsniveaus)

meetrichting

aanbouw voor

aanbouw opzij

(goot)hoogte

Om het ondergeschikte karakter te benadrukken blijftde muur van het hoofdgebouw t.o.v. de onderzijde van het verdiepingskozijn duidelijk zichtbaar. De dakrand of de dakgoot ligt niet hoger dan bij de aansluitende gevel van het hoofdgebouw

idem

breedte

max. 2/3 breedte voorgevel

max. 2/3 breedte voorgevel

diepte

max. 40% van breedte aanbouw tot een maximum van 1.50 m. (erker)

max. 75% breedte zijgevel

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

onderdeel

aanbouw voor

aanbouw opzij

aanzicht

erker: eigen karakter, welafgestemd op hoofdgebouw andere aanbouw:afgeleid van hoofdgebouw

idem

dak

erker: plat dak; hellend dak als maat- voering en detaillering ondergeschikt

andere aanbouw: hellend dak als kapvorm, dakhelling en nokrichting overeenkomstig hoofdgebouw alsmede ondergeschikt (W3:a)

idem

combinatie met luifels

erker: niet doorkoppelen met luifels

(W3:a)

idem

(balkon)hekken

Geen (W3:a)

idem

grondvorm

erker: rechthoekig of afgeschuind

-

uitstraling

erker: transparant, borstwering max. 0,60 m; andere aanbouw: open

naar straat gerichte gevels: open

Opm.: geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord (max. 0.30 m bij erker)

en ornamenten

materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

  • materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en dakbedekking (bij een hellend dak) afgeleid van hoofdgebouw; bij erkers aansluiten bij eigen karakter erker (W3:a)

  • naar straat gerichte gevels: een sterk opvallend of contrasterend kleur- en materiaalgebruik in beginsel niet toegestaan evenals toepassing van damwand- profielen, beton-/golfplaten of een ander niet natuurlijk plaatmateriaal.

5.6.1b SNELTOETS AANBOUWEN ACHTER

Criteria

algemeen: (criteria voor alle welstandsniveaus)

  • Een aanbouw op het achtererf, of een daarmee gelijk te stellen zijerf, moet voldoen aan onderstaande regels. In andere situaties zal er getoetst worden, zoals in de inleiding is aangegeven.

plaatsing en aantal: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau- cijfer):a)

  • De plaats van een aanbouw is afgestemd op bestaande gevelopeningen. (W3:a)

  • De aanbouw treedt niet buiten de contouren van de achtergevel van het hoofdgebouw.

maatvoering: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

meetrichting

aanbouw achter

aanbouw opzij

(goot)hoogte

Om het ondergeschikte karakter te benadrukken blijftde muur van het hoofdgebouw t.o.v. de onderzijde van het verdiepingskozijn duidelijk zichtbaar. De dakrand of de dakgoot ligt niet hoger dan bij de aansluitende ge- vel van het hoofdgebouw (W3:a)

idem

breedte 1)

max. 100% achtergevel

max. 2/3 breedte voorgevel

diepte

-

max. 100% breed- te zijgevel

 
 
 

1) Behalve bij hoekaanbouw

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

onderdeel

aanbouw achter

aanbouw opzij

dak

bij hellend dak kapvorm, dakhelling en nokrichting overeenkomstig hoofdgebouw alsmede ondergeschikt

idem

uitstraling

-

naar straat gerichte gevels: open (W3:a)

materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

  • materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en dakbedekking (bij een hellend dak) afgeleid van hoofdgebouw; bij erkers aansluiten bij eigen karakter aanbouw (W2,3:a)

  • naar straat gerichte gevels: een sterk opvallend of contrasterend kleur- en materiaalgebruik in beginsel niet toegestaan evenals toepassing van damwand- profielen, beton-/golfplaten of een ander niet natuurlijk plaatmateriaal

5.6.1c SNELTOETS BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN

Beleidsuitgangspunten

Wat zijn bijgebouwen en overkappingen

Bijgebouwen of overkappingen zijn grondgebonden gebouwen van één bouwlaag met eventueel een kap. Een bijgebouw, dat is samengesteld uit meerdere delen, wordt opgevat als één bijgebouw.

Een bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis, of garage. De overkapping staat los op het erf of tegen een ander gebouw aan en is meestal bedoeld als carport of luifel boven een deur of raampartij.

Afgestemd op en ondergeschikt aan hoofdgebouw

De bebouwing op één erf moet een samenhangend geheel vormen. De plaats en de vormgeving (waaronder hoofdvorm, materialen en kleuren) van de bouwwerken onderling en de inrichting van het erf worden daarom op elkaar afgestemd. De architectuur van het hoofdgebouw is daarbij richtinggevend.

De overige bebouwing op het erf dient in de beleving vanaf het openbare gebied ondergeschikt te blijven ten opzichte van het hoofdgebouw. Het ondergeschikte karakter komt tot uitdrukking in de plaatsing en in het bescheiden uiterlijk van aanbouwen.

Daarom plaatst u aanbouwen bij voorkeur op het achtererf of op een zijerf dat niet grenst aan open- bare ruimte.

Criteria

algemeen:

  • bijgebouw of overkapping voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar deze geplaatst gaat worden

plaatsing en aantal:

  • geen bijgebouw of overkapping op het voorerf

  • voorzijde bijgebouw/overkapping afgestemd op nabijgelegen aanbouwen, bijgebouwen of overkappingen

  • evenwijdig aan nabije gevel hoofdgebouw of perceelsgrens

maatvoering: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

meetrichting

bijgebouw c.a. achter

bijgebouw c.a. op- zij

(goot)hoogte

max. 3 m en 5 m(nok)

idem

afstand totvoorgevel

minimaal: 1 m (W1,2); 0,25 m (W3)

idem

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

onderdeel

bijgebouw c.a. achter

bijgebouw c.a. op- zij

hoofdvorm

afgeleid van hoofdgebouw (W2,3:a)

idem

detaillering

eenvoudig, afgeleid van hoofdgebouw

 

uitstraling

- eenvoudig, rechthoekig, afgestemd op enondergeschikt aan hoofdgebouw

naar straat gerichte gevels: ingetogen

(W3:a)

materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau“W”(niveau-cijfer):a)

  • materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en dakbedekking (bij een hellend dak) afgeleid van hoofdgebouw; bij erkers aansluiten bij eigen karakter aanbouw (W3:a)

  • naar straat gerichte gevels: een sterk opvallend of contrasterend kleur- en materiaalgebruik in beginsel niet toegestaan evenals toepassing van damwand-profielen, beton-/golfplaten of een ander niet natuurlijk plaatmateriaal.

  • Bij integratie met erfafscheiding afstemming met erafscheiding (W2,3:a).

5.6.2 SNELTOETS GEVELWIJZIGINGEN

Beleidsuitgangspunten

Wat zijn gevelwijzigingen

Gevelwijzigingen zijn veranderingen van het uiterlijk van de gevel zoals:

  • -

    veranderen, verplaatsen kozijn, kozijninvulling, deur, luik of gevelpaneel

  • -

    plaatsen van een rolhek, rolluik, luik ter bescherming tegen licht, geluid en inbraak.

Gebiedscriteria welstandsnota

In de welstandsnota staat aangegeven welke ruimtelijke karakteristieken de gemeente voor dit gebied nastreeft. Ook gevelwijzigingen moeten voldoen aan deze gebiedsgerichte beoordelingskaders. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 4 van de welstandsnota.

Afgestemd op vormgeving gebouw en straatwand

De opbouw, detaillering en indeling van de gevel is een belangrijk onderdeel van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand. Daarom moeten de gevelwijzigingen daarop worden afgestemd en de samenhang en ritmiek van straatwanden niet verstoren door incidentele gevelwijzigingen. Als deze zichtbaar zijn van de weg of het openbaar groen vragen zij om een zorgvuldige vormgeving.

Rolhekken, rolluiken en luiken

Deze kunnen een rommelig aanzicht geven, vandaar dat wordt gestreefd naar alternatieve oplossingen, zoals geweldbestendig en zonwerend glas. In winkelgebieden zijn de problemen met anti-inbraak en –vandalisme het grootst en wordt ernaar gestreefd om de rolluiken c.a. de uitstraling van pand en omgeving niet negatief te laten beïnvloeden, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan doorzichtigheid. Bij nieuwbouw of een nieuwe pui dient een rolluik c.a. te worden geïntegreerd in het architectonische ontwerp.

Criteria

algemeen:

  • bij woningen en bij andere panden aan de achterzijde of daarmee gelijk te stellen gevels zijn rolluiken c.a. vergunningvrij en gelden de criteria niet.

plaatsing en aantal:

  • nieuwe gevelopeningen worden geplaatst in lijn met bestaande gevelopeningen

  • rolkasten, geleidingen en rolhekken ingepast in de gevel

  • plaatsing alleen ter plaatse van de gevelopeningen (W3:a); indien achterzijde o.d. (W2,3:a)

maatvoering: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

meetrichting

rolluiken c.a.

overige gevel- wijzigingen

gevelwijzigingen achter

breedte en hoogte

afgestemd op maat gevelopeningen

(W3:a)

afgeleid van bestaande of oorspronkelijke gevelopeningen (W3:a)

Idem, met (W2,3:a)

afstand t.o.v. uitwendige scheidingsconstructie

minimaal 1 m. erachter

-

aan buitenzijde

minimaal 75% doorzichtig 1)

-

ruimtebeslag

max. 70% van puien open 1)

1) gemeten vanaf 0,5 m. hoogte

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

onderdeel

overige gevelwij- zigingen

winkelpuien

gevelwijzigingen achter

gevel onderdeel van straatwand

vlakverdeling, belijning c.a. afgestemd op vormgeving straatwand

idem

-

vormgeving, inde- ling, detaillering

nieuw: gelijk aan of inharmonie met bestaand (W3:a);

geen geheel geblindeerde panelen

(W2,3:a)

ondersteuning visuele relatie tussen binnen en buiten;

geen geblindeerde etalages c.a. op ooghoogte

Idem, met beide

(W2,3:a)

dubbel glas

geen tussenliggende imitatieroedes

(W3:a)

idem

-

luifel

bescheiden, afgestemd op bestaande architectuur, niet over gehele breedte van gevel(W3:a)

-

balkon

Idem luifel. Bij naar straat gerichte gevels in beginsel niet toegestaan

-

reclames, rolluiken c.a.

opgenomen in ontwerp pui

idem

materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau“W”(niveau-cijfer):a)

  • materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig hoofdgebouw.

  • naar straat gerichte gevels: sterk opvallend of contrasterend kleur- en materiaalgebruik in beginsel niet toegestaan.

5.6.3 SNELTOETS DAKKAPELLEN EN DAKRAMEN

Beleidsuitgangspunten

Wat zijn dakkapellen en dakramen

Dat zijn bescheiden uitbouwen en (licht)openingen in een dakvlak.

Dakopbouwen

Deze vallen niet onder de dakkapellen. Daarbij wordt de noklijn of gevel opgehoogd.

Trendsetters

Wanneer er sprake is van een – volgens het huidige beleid – te grote dakkapel in het voordakvlak van een woningblok of straatbeeld waar bij minimaal 50% van dat woningblok of de woningen in het straatbeeld vergelijkbare dakkapellen voorkomen, kunnen deze dakkapellen als trendsetters worden beschouwd. Trendsetters zijn ook van het huidige beleid afwijkende dakkapellen, die van een dusdanige architectuur/ontwerp zijn in overeenstemming met de architectuur van de bestaande woning.

De trendsetters behoren bij de eerstvolgende evaluatie te worden opgenomen in de welstandsnota.

Plaatsing en vormgeving

Plaatsing bij voorkeur in het achterdakvlak. Bij meerdere dakkapellen c.a. op een doorgaand dakvlak wordt gestreefd naar herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. De plaatsing van objecten op en aan het dakvlak moet een bepaalde samenhang vertonen. De vormgeving dient ondergeschikt te zijn en afgestemd op en ondersteunend voor het bestaande pand.

5.6.3a SNELTOETS DAKKAPELLEN VOOR EN OPZIJ

Criteria

plaatsing en aantal:

  • plaatsing op en binnen belijning hoofdgebouw en niet op nevenvolume of bijgebouw;

  • geen plaatsing op dakhelling flauwer dan 30° (W3:a);

  • dakkapellen boven elkaar niet toegestaan;

  • afgestemd op bestaande gevelopeningen (verticaal) en eventuele andere dakkapellen c.a. in hetzelfde pand of bouwblok;

  • aantal max. 1 per voordakvlak (W1,2) en max. 1 (W1) resp. 2 (W2) per zijdakvlak;

  • geen dakkapel op wolfseind of bij lessenaarsdak;

  • bij mansarde kap dakkapel plaatsen op onderste dakvlak met bovenzijde t.p.v. knik in dakvlak en dakhelling plat of overeenkomstig dakhelling bovenste dakvlak.

maatvoering: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

meetrichting

dakkapel c.a. voor

dakkapel c.a. opzij

hoogte

max. 1.50 m.

idem

breedte

max. 30% voordakvlak(W1) en 50% (W2,3);

max. 40% zijdakvlak

(W1) en 60%(W2,3).

verticale afstand

tot dakvoet: minimaal/max. 0.50/1.00 m. (W1,2) en 0.30/1.30 (W3);

tot nok:minimaal 0.50 m.

idem

zijdelingse afstand

minimaal 0.50 m. tot eind dakvlak;

tot aanhoekkepers minimaal 1 m.

idem

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

onderdeel

dakkapel c.a. voor

dakkapel c.a. opzij

vormgeving en detaillering

afgestemd op architectuur bestaande pand

idem

hoofd-/dakvorm

eenvoudig; dak plat (W3:a)

idem

voorgevel

grotendeelstransparant

idem

Materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

  • materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig gebouw waar dakkapel op wordt geplaatst (W3:a);

  • bescheiden detaillering; boeiboord max. 0.30 m. hoog (W3:a);

  • sterk opvallend of contrasterend kleur- en materiaalgebruik en niet natuurlijk plaat- materiaal in beginsel niet toegestaan.

5.6.3b SNELTOETS DAKKAPELLEN ACHTER

Criteria

plaatsing en aantal:

  • plaatsing afgestemd op andere dakkapellen c.a. in hetzelfde pand of bouwblok;

  • geen plaatsing op dakhelling flauwer dan 30° (W3:a);

  • dakkapellen boven elkaar niet toegestaan;

  • geen dakkapel op wolfseind of bij lessenaarsdak;

  • bij mansarde kap dakkapel plaatsen op onderste dakvlak met bovenzijde t.p.v. knik in dakvlak en dakhelling plat of overeenkomstig dakhelling bovenste dakvlak.

maatvoering: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

meetrichting

dakkapel c.a. achter

dakkapel c.a. opzij

hoogte

max. 1.75 m.

idem

breedte

max. 50% dakvlak (W1)en 60% (W2,3)

idem

verticale afstand

tot dakvoet: minimaal/max. 0.50/1.00 m. (W1,2);

tot nok:0.30 m

idem

zijdelingse afstand

minimaal 0.50 m. tot eind dakvlak (W1,2);

tot aanhoekkepers minimaal 1 m.

idem

     

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)

onderdeel

dakkapel c.a. achter

dakkapel c.a. opzij

vormgeving en detail- lering

afgestemd op architectuur bestaande pand (W3:a)

idem

hoofd-/dakvorm

eenvoudig; dak plat (W2,3:a)

idem

Voorgevel 1)

grotendeels transparant (W3:a)

idem

Hiermee wordt de naar de openbare ruimte gekeerde zijde van de dakkapel bedoeld

     

materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau- cijfer):a)

  • materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig gebouw waar dakkapel op wordt

  • geplaatst (W2,3:a);

  • bescheiden detaillering; boeiboord max. 0.30 m. hoog (W3:a);

  • voor naar de straat gerichte zijden: sterk opvallend of contrasterend kleur- en

  • materiaalgebruik en niet natuurlijk plaatmateriaal in beginsel niet toegestaan.         

5.6.4 SNELTOETS ERFAFSCHEIDINGEN

Beleidsuitgangspunten  

W at zijn erfafscheidingen

Bouwwerken, bedoeld om het erf af te bakenen van het buurerf of openbare ruimte. Naast tuinmuren, hekwerken en schuttingen kan een erfafscheiding ook bestaan uit hagen of heggen. Voor de laatste categorie, geen bouwwerken, gelden uiteraard geen criteria..

Afstemming en verzorgd

Naar de openbare ruimte gerichte en vandaar ook zichtbare erfafscheidingen dienen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd te zijn en geen rommelige indruk te maken. Gestreefd wordt naar een zekere uniformiteit. Indien mogelijk dient de erfafscheiding te zijn afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw. De karakter van het gebied is daarbij wel maatgevend.

 

Criteria

     

maatvoering: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)  

meetrichting

erfafscheiding voor

erfafscheiding ach- ter

hoogte

max. 1 m.

max. 2 m.

breedte-opbouw

max. 25% gesloten (W1) en 50% (W2,3)

-

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a) 

onderdeel

erfafscheiding voor en opzij

erfafscheiding ach- ter

vormgeving

afgestemd op erfafscheiding van be- lendende percelen;

voorzien van verticalegeleding, minimaal om de 3m. (W3:a)

-

uitstraling

transparant (W3:a)

-

voorgevel

grotendeelstransparant (W3:a)

idem

     

materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau

“W”(niveau-cijfer):a)

  • voor naar de straat gerichte zijden: sterk opvallend of contrasterend kleur- en materiaalgebruik en niet natuurlijk plaatmateriaal in beginsel niet toegestaan.            

5.6.5 SNELTOETS ZONNEPANELEN EN –COLLECTOREN OP HET DAK

   

Beleidsuitgangspunten

   

Wat zijn zonnepanelen c.a.

Een zonnepaneel dient voor energieopwekking en een zonnecollector voor warmteop- wekking.

   

G ebiedscriteria welstandsnota

In de welstandsnota staat aangegeven welke ruimtelijke karakteristieken de gemeente voor dit gebied nastreeft. Ook zonnecollectoren en zonnepanelen moeten voldoen aan deze gebiedsgerichte beoordelingskaders. Raadpleeg hiervoor hoofdstuk 4 van de welstandsnota.

   

Ondergeschikt

  • voorkeur voor plaatsing op het achterdakvlak, indien technisch verantwoord;

  • ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak;

  • geïntegreerd in het ontwerp van het gebouw waarop de zonnepanelen worden

  • geplaatst; bij nieuwbouw is dat een hoofduitgangspunt; streven naar samenhang

  • en uniformiteit bij plaatsing op doorgaand dakvlak.    

Criteria

   

plaatsing en aantal:

  • onpvallend en zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare ruimte;

  • plaatsing op hoofdmassa's en niet op dakkapellen of kleine nevenvolumes;

  • hellingshoek max 35° bij platte en flauw hellende daken; bij schuine daken hellingshoek gelijk aan dakhelling;

  • plaats afgestemd op eventuele andere daktoevoegingen in hezelfde pand of bouwblok

  • geen plaatsing op wolfseind;

  • horizontale afstand tot hoekkepers minimaal 1 m..  

vormgeving:

  • eventuele ondersteunende constructie zo onopvallend vormgegeven en aangebracht              

5.6.6 SNELTOETS KLEINE TECHNISCHE BOUWWERKEN, ANTENNES E.D.

   

Beleidsuitgangspunten

   

Wat zijn kleine technische bouwwerken c.a.

Deze hebben een technische functie, die in hoofdzaak het uiterlijk bepaalt. Voorbeelden zijn kleine spriet-, staaf- en schotelantennes t.b.v. het uitzenden en ontvangen van communicatiesignalen Deze bouwwerken kunnen vrijstaand of op/aan een gebouw worden geplaatst.

   

Ondergeschikt

  • voorkeur voor plaatsing op het achter het hoofdgebouw en zoveel mogelijk onzichtbaar vanuit de openbare ruimte;

  • ondergeschikt element t.o.v. omringende bebouwing;

  • zoveel mogelijk geïntegreerd in het ontwerp van het gebouw waarop de bouw werken worden geplaatst, indien technisch verantwoord; streven naar samen hang in het bebouwingsbeeld.

Criteria

   

plaatsing en aantal:

  • onopvallend en zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare ruimte;

  • max, 1 antenne aan, op of bij een woning/pand;

  • plaats afgestemd op eventuele andere gelijksoortige installaties op hetzelfde pand of bouwblok.   

maatvoering: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a)  

meetrichting

kleine technischebouwwerken

hoogte

Bij plaatsing op erf ofaan gevel max. 5 metervanaf voet of snijpunt dakvlak.

doorsnede schotel

max. 2 m.

     

vormgeving: (criteria, behalve bij welstandsniveau “W”(niveau-cijfer):a) 

onderdeel

kleine technische bouwwerken

vormgeving

één geheel met bijbehorende voorzieningen (W3:a)

uitstraling

indien zichtbaar vanaf openbare ruimte: bescheiden (W2,3:a)-

tuidraden

Zoveel mogelijk vermijdenW2,3:a)

     

materiaal en kleur: (criteria, behalve bij welstandsniveau

“W”(niveau-cijfer):a)

  • sterk opvallend of contrasterend kleur- en materiaalgebruik in beginsel niet toege- staan.

 

Bijlage 1

Beeldkwaliteitplannen/-richtlijnen - korte omschrijving

Beeldkwaliteitsplan woningbouw Hondsbroeksche Pleij (2005)

In de Hondsbroekse Pleypolder wordt de Pleijdijk in het kader van rivierverruimende maatregelen landinwaarts verlegd. Dat heeft onder meer tot gevolg dat 2 woonlocaties verdwijnen (Hermsen en Van Essen). Voor deze locaties zijn binnendijks alternatieve locaties geprojecteerd, 2 woningen voor Hermsen en 1 woning voor Van Essen. Voor de woning van Van Essen, waarvan de locatie ligt in het verlengde van de Dorpstraat aan de Veerdam, zijn richtlijnen opgenomen om te waarborgen dat de woning zich richt op de Veerdam en aansluit bij het bebouwingsbeeld van (het begin) van de Dorpstraat. Voor de locatie van Hermsen, zuidelijker en centraal gelegen in de polder, zijn richtlijnen opgenomen waarbij de relatie tussen de woningen en de nieuwe dijk centraal staat. Deze relatie is aanwezig, ondanks het feit dat de woningen om waterstaatskundige redenen relatief ver van de dijk zijn geprojecteerd.

Beeldkwaliteitsplan De Waaij (2005)

Dit plangebied ligt binnendijks aan de westzijde van de bebouwde kom en wordt begrensd door de wijken “de Weem”en “Vredenburg” en de Rijndijk. De hoofdontsluiting ligt in het verlengde van de Paepestraat. Binnen het plangebied is de bestaande gelijk- genoemde waterplas aanwezig, waarvan de recreatieve functie gehandhaafd blijft. De geprojecteerde bebouwing is zichtbaar vanaf de dijk en dient, conform hoofdstuk 4.7 van de welstandsnota zorgvuldig op de situatie te zijn afgestemd. Binnen het steden- bouwkundig ontwerp worden diverse hoofdelementen onderscheiden, zoals de woon- buurt, appartementen de dijkwoningen. Voor de elementen zijn richtlijnen opgenomen die het genoemde uitgangspunt ondersteunen.

Beeldvisie voormalige PTT-locatie

Dorpsplein/Kerkstraat betreffende de bouw van een winkelruimte met 10 appartementen. De beeldvisie komt er in het kort neer dat de (inmiddels gerealiseerde) bebouwing 2-zijdig gericht is op de kruising tussen de Kerkstraat en de Dorpspleinroute. De bebouwing vormt een aanzet tot een toekomstig bebouwingsbeeld.

Beeldkwaliteitsplan Beekenoord .(2007) De te realiseren wijk Beekenoord omvat in hoofdzaak projectmatige woningbouw, omsloten met een rand van individuele woning- bouw. Dit bkp is op 17 september 2007 vastgesteld door de raad en omvat in hoofdzaak het volgende:

Het stedenbouwkundig plan is verdeeld in 4 deelgebieden, een centrale groene ruimte, op 2 plaatsen doorsneden door noord-zuid gerichte groene assen, en gedeeltelijk omsloten door 2 pleingebieden en 3 randen (Hamersestraat, St. Dominicuslaan en Ndl Parallelweg. De bebouwing in de centrale groene ruimte is projectmatig van opzet en bestaat uit alzijdige appartementengebouwen met daarom heen een ring van woningen. Langs de groene assen zijn woon-werkeenheden aan de zijde van de Liemersallee gepland met het woongedeelte gericht naar de groene as. Verder worden langs de assen geschakelde woningen gepositioneerd. De bebouwing langs de randen bestaat voornamelijk uit vrij- staande woningen en is afgestemd op de aangrenzende weg en tegenoverliggende bebouwing. De bebouwing langs de pleinen is projectmatig van aard en bestaat in hoofdzaak uit rijenwoningen.

Kwaliteitshandboek De Schans (2007)

Bij het project de Schans is het streven erop gericht om de cultuurhistorische, land- schappelijke en ecologische waarden zoveel mogelijk terug te brengen in het landschap (als Park De Schans) en te combineren met een uniek woningbouwproject, te realiseren binnen een aantal bebouwingsvlakken met elk een eigen specifieke bebouwingstypolo- gie.

Het kwaliteitshandboek heeft beschreven hoe dat mogelijk is en geldt als (beeldkwaliteit)toetsingskader.

Bijlage 2

Begrippenlijst

(algemeen; een aantal van deze begrippen komen in de welstandsnota voor)

A

Aanbouwen: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw.

Aangekapt: Met kap bevestigd aan dakvlak.

Aardtinten: Rood/bruine tinten.

Achtergevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen

Achterkant: De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zij-erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen

Afdak: Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te dienen.

Afstemmen: In overeenstemming brengen met.

Antennedrager: Antennemast of andere constructie bedoelt voor de bevestiging van een antenne.

Antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

Asymmetrischekap: Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.

Authentiek: Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.

B

Band: Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteen

Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

Beschot: Houten bekleding van een muur, inwendig als een lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte.

Bedrijfsbebouwing: Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter.

Behouden: handhaven, bewaren, in stand houden.

Belendende: Naastgelegen, (direct) grenzend aan.

Bijgebouwen: Grondgebonden gebouw meestal van één bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Blinde wand, muur of gevel: Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening. Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Boerderij: Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis.

Borstwering: Lage dichte muur tot borsthoogte.

Bouwblok: Een geheel van geschakelde bebouwing.

Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.

Bouwlaag: Horizontale reeks ruimten in een gebouw.

Omgevingsvergunning, onderdeel bouwen: Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet.

Bouwperceel: Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

Bouwwerk: Algemene benaming voor alle soorten gebouwde objecten. Bovenbouw: Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.

Bungalow: Meestaal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd.

C

Carport: Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning.

Classicisme: Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.

Conformeren: Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op. Context: Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken. Contrasteren: Een tegenstelling vormen.

D

Dak: Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak.

Dakafdekking: Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking is aangebracht.

Dakhelling: De hoek van het dakvlak.

Dakkapel: Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.

Daknok: Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

Dakopbouw: Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert. Dakraam: Raam in een dak.

Daktrim: Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van waterkering.

Dakvlak: Een vlak van het dak/kap.

Dakvoet: Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn.

Damwandprofiel: Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering.

Detail: Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam.

Detaillering: Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen.

Diversiteit: Verscheidenheid, afwisseling, variatie.

Dragereninvulling: De drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden).

E

Ensemble: Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel.

Erf: al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbied.

Voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw is gelegen Achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen Zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen

Eersteverdieping: Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souter- rain of kelder niet daaronder begrepen.

Erker: Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas.

F

Flat: Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.

G

Galerij: Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Gepotdekseld: Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating

(oorspronkelijk houten planken).

Gevel: Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen. (Gevel)geleding: Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen. Gevelmakelaar: Decoratieve bekroning van een geveltop.

Goot: Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak. Goothoogte: Zie bepalingen gemeentelijk bestemmingsplan Gootklos: Zie klossen.

Gootlijn: Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen.

H

Hoekaanbouw: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.

Hoek-enkilkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken

I

Industriebebouwing: Bebouwing met een industriële bestemming.

Installatie: set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf

K

Kap: Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.

Kavel: Grondstuk, kadastrale eenheid.

Keper: Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Kern: Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stad. Klossen: Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten.

Koofbord: Gebogen vlak dat de overgang vormt van en vlakke zoldering of vlak plafond naar de muur.

Kop: In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw.

L

Lak: Afwerklaag van schilderwerk.

Landschappelijkewaarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur.

Latei: Draagbalk boven gevelopening.

Lessenaarsdak: Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.

Lichtkoepel: Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel.

Lichtstraat: Langgerekte, uit segmenten samengestelde lichtkoepel.

Lijst: Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.

Lineair: Rechtlijnig, langgerekt.

Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding.

Luifel: afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui.

M

Maaiveld: Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag voor een omgevingsvergunning, onderdeel bouwen. Mansardekap: Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak.

Markies: Opvouwbaar zonnescherm.

Massa: Zichtbaar volume van bebouwing.

Metselverband: Het zichtbare patroon van metselwerk.

Middenstijl: Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn. Monument: Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Muurdam: Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.

N

Natuurlijkewaarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

Negge: Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.

O

Ondergeschikt: Voert niet de boventoon.

Onderbouw: Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen.

Ontsluiting: De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.

Oorspronkelijk: Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.

Oorspronkelijkegevel: Gevel van een gebouw zoals deze nieuw is gebouwd.

Openbaargroen: Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.

Orthogonaal: Rechthoekig.

Oriëntatie: De hoofdrichting van een gebouw.

Overkapping: Kapconstructie

Overstek: Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.

P

Paneel: Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.

Penant: Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.

Pilaster: Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen.

Plaatmateriaal: Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van gevelbekleding.

Plint: Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.

Profiel: omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan

Profilering: aangebrachte vorm en maatvoering van profiel

Portiek: Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.

R

Raamdorpel: Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afgevoerd. Raamhout: Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post.

Referentiekader: Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden.

Renovatie: Vernieuwing.

Respecteren: Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen. Rijenwoningen: Geschakelde eengezinswoningen in een rij. Ritmiek: Regelmatige herhaling.

Rollaag: Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

Rooilijn: Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden.

S

Schilddak: Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.

Slagenlandschap: Een landschap met langgerekte ontginningslinten met haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwateringssloten.

Situering: Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.

Speklaag: lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen.

Stijl: Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stro- ming.

T

Tactiel: Met de tastzin verbonden.

Tent-, punt- of piramidedak: Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.

Textuur: De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).

Tympaan: Driehoekig of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.

U

Uitbouw: Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is.

V

Verdieping: bouwlaag

Volant: Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of markies. Voorgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Voorgevelrooilijn: Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

Voorkant: De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.

W

Weg: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Windveer: Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept.

Woning: Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Wolfdak/wolfeinden: Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfseind).

Z

Zadeldak: Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel. Zijgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Bijlage 3

overzichtskaart welstandsniveaus

afbeelding binnen de regeling

overzichtskaart deelgebieden

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4 - Trendsetters

Dakkapellen

wijk Broeklanden:

In de wijk Broeklanden is voor het woningtype, zoals dat o.m. voorkomt aan de Begijneslag 52 t/m 62, de Koeweide 27 t/m 37 en 60 t/m 70, een trendsetter ontwikkeld voor een dakkapel aan de voorzijde van de woning.

afbeelding binnen de regeling

wijk De Ganzenpoel

In de wijk de Ganzenpoel is voor het woningtype, zoals dat voorkomt aan de Rosmolen 102 t/m 148, een trendsetter aanwezig voor een dakkapel in het achterdakvlak.

afbeelding binnen de regeling

wijk Hoogeind

In de wijk Hoogeind is voor het woningtype, zoals dat o.m. voorkomt aan de Kloeckenmorgen 2 t/m 20, een trendsetter voor een 1-zijdige dakopbouw ontwikkeld.

afbeelding binnen de regeling

wijk Kern

Dakkapel in het voordakvlak: Schoonoord 35

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 - Addendum digitale reclame Welstandsnota 2011 Westervoort

Dit addendum voor de Welstandsnota 2011 Westervoort is op grond van artikel 12a van de Woningwet vastgesteld door de gemeenteraad van Westervoort op 12 oktober 2020 en treedt in werking op 1 november 2020.

Begripsbepaling

Onder de volgende begrippen wordt verstaan:

  • Billboards: digitaal reclamescherm, buiten geplaatst.

  • Digitale reclame: een lichtgevende reclameboodschap in de vorm van reclame-uiting op een scherm anders dan reclame die wordt aangelicht door een externe lichtbron.

  • Digitaal reclamescherm: een scherm dat langs elektronische weg een beeld genereert meestal voorzien van LCD of LED.

  • Lichtreclame: een lichtgevende reclameboodschap in de vorm van een reclame-uiting op een lichtbak of aangestraald door licht, dat door een externe lichtbron wordt aangelicht.

  • Schermen aan gevel: digitaal reclamescherm buiten geplaatst tegen de gevel ter hoogte van de eerste verdieping.

  • Vitrinereclame: digitaal reclamescherm, binnen geplaatst in de etalage/vitrine en zichtbaar van buiten.

  • Welstandsgebied/deelgebied: De gebieden zoals benoemd op de Welstandsgebiedenkaart in de Welstandsnota 2011 van Westervoort.

Criteria voor digitale reclame

In de Welstandsnota 2011 staan criteria opgenomen die betrekking hebben op reclame. Deze criteria blijven ook gelden voor digitale reclame-uitingen. Per deelgebied zullen de bestaande criteria worden aangevuld met criteria voor digitale reclame.

Voor zowel digitale reclame als analoge reclame geldt dat beiden goed op elkaar afgestemd moeten zijn. Een hoeveelheid losse reclame-elementen, zonder enige samenhang en/of integrale aanpak met het hoofdvolume, is niet wenselijk.

Historische linten en gehuchten (Hamersestraat, Dorpstraat, Klapstraat, Heilweg en de Pals).

Reclame (bestaande criteria Welstandsnota 2011)

  • Bedrijfs- en productreclames die een functionele relatie hebben met het onroerend goed, zijn toelaatbaar;

  • De reclame-uitingen moeten het representatieve karakter van de historische linten in de bebouwde kom ondersteunen;

  • De reclame-uitingen dienen zoveel mogelijk op een bescheiden wijze in het pui- of gevelontwerp te worden geïntegreerd;

  • Het streven is erop gericht om het aantal reclames zoveel mogelijk te beperken.

Digitale reclame

  • In woonwijk de Pals is digitale reclame niet toegestaan. Onderstaande criteria zijn dan ook niet van toepassing op woonwijk de Pals;

  • Toegestane vorm van digitale reclame is vitrine/etalage reclame;

  • De reclame moet in maat, vorm, kleur en sfeer rekening houden met de specifieke stedenbouwkundige en architectonische situatie;

  • Eén digitaal reclamescherm mag alleen op eigen grond worden gemaakt ten behoeve en door het bedrijf dat op het betreffende perceel is gevestigd;

  • Bij meerdere bedrijven op één perceel/in één pand, dient er onderlinge afstemming in samenhang van reclame-uiting plaats te vinden;

  • Digitale reclame mag het zicht voor verkeersdeelnemers niet belemmeren of gelijkenis vertonen met verkeersrelevante informatiedragers, zoals verkeersboden, -signaleringen enz.;

  • Digitale reclame wordt bij situatiering langs wegen haaks ten opzichte van de rijrichting van de weg geplaatst;

  • Digitale reclame wordt, indien nodig, getoetst door de gemeente aan verkeerskundige aspecten in relatie tot situering van de betreffende reclame;

  • Digitale reclame mag geen aanstootgevende boodschappen uitstralen, noch aanstootgevend verbeeldingen uitstralen;

  • De weergave tijd van de stilstaande reclame-afbeelding bedraagt minimaal 10 seconden;

  • De wisseling van de reclame gaat voldoende abrupt zonder geanimeerde effecten;

  • De digitale reclame is tussen 22:00 en 07:00 uur uitgeschakeld;

  • De Richtlijnen Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingkunde zijn van toepassing.

Centrum.

Reclame (bestaande criteria Welstandsnota 2011)

  • Reclame dient te worden aangebracht in de (tweede) band van de winkelpuien, met een maximale hoogte van de gevelband, een maximale breedte van 75% van de breedte van de puien en een maximale diepte van 0,20 meter. De penanten dienen vrijgehouden te worden van reclame-uitingen;

  • Reclames haaks op de gevel zijn niet toegestaan;

  • Reclame-uitingen zijn alleen daar toegestaan, waar het bedrijfspand een publieksfunctie heeft;

  • Spandoeken, vlaggen, banieren en vaandels zijn niet toegestaan met uitzondering van tijdelijke en speciale gelegenheden die het gehele centrumgebied betreffen;

  • Om het open karakter van het centrumgebied zoveel als mogelijk te handhaven verdient het de voorkeur om de winkel/etalageruiten voor maximaal 25% te beplakken.

Digitale reclame

  • Toegestane vorm van digitale reclame is vitrine/etalage reclame.

  • De reclame moet in maat, vorm, kleur en sfeer rekening houden met de specifieke stedenbouwkundige en architectonische situatie;

  • Eén digitaal reclamescherm mag alleen op eigen grond worden gemaakt ten behoeve en door het bedrijf dat op het betreffende perceel is gevestigd;

  • Bij meerdere bedrijven op één perceel/in één pand, dient er onderlinge afstemming in samenhang van reclame-uiting plaats te vinden;

  • Digitale reclame mogen geen aanstootgevende boodschappen uitstralen, noch aanstootgevend verbeeldingen uitstralen;

  • Digitale reclame wordt, indien nodig, getoetst door de gemeente aan verkeerskundige aspecten in relatie tot situering van de betreffende reclame;

  • Digitale reclame mag in de winkel/etalageruiten geplaatst worden en telt mee voor de 25% te beplakken;

  • De weergave tijd van de stilstaande reclame-afbeelding bedraagt minimaal 10 seconden;

  • De wisseling van de reclame op de winkelpui gaat voldoende abrupt zonder geanimeerde effecten;

  • De digitale reclame buiten openingstijden van de winkels uitgeschakeld;

  • De Richtlijnen Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingkunde zijn van toepassing.

Bedrijventerrein (Het Ambacht).

Reclame (bestaande criteria Welstandsnota 2011)

  • Bedrijfs- en productreclames, die een functionele relatie hebben met het onroerend goed, zijn toelaatbaar;

  • Vrije plaatsing van routeborden en bedrijfsaanduidingen buiten het eigen terrein leidt tot ontsiering vanwege gebrek aan samenhang en overdaad, en zijn ongewenst;

  • De gemeente streeft naar een uniform kader voor routeborden en bedrijfsaanduidingen;

  • De reclame moet in maat, vorm, kleur en sfeer rekening houden met de specifieke stedenbouwkundige en architectonische situatie;

  • De reclame moet zoveel mogelijk zijn geïntegreerd in het pui- of gevelontwerp.

Digitale reclame

  • Toegestane vormen van digitale reclame zijn billboards, schermen aan de gevels

  • De reclame moet in maat, vorm, kleur en sfeer rekening houden met de specifieke stedenbouwkundige en architectonische situatie;

  • Eén digitaal reclamescherm mag alleen op eigen grond worden gemaakt ten behoeve en door het bedrijf dat op het betreffende perceel is gevestigd;

  • Bij meerdere bedrijven op één perceel/in één pand, dient er onderlinge afstemming in samenhang van reclame-uiting plaats te vinden;

  • Digitale reclame mag het zicht voor verkeersdeelnemers niet belemmeren of gelijkenis vertonen met verkeersrelevante informatiedragers, zoals verkeersboden, -signaleringen enz.;

  • Digitale reclame wordt bij situatiering langs wegen haaks ten opzichte van de rijrichting van de weg geplaatst;

  • Digitale reclame wordt, indien nodig, getoetst door de gemeente aan verkeerskundige aspecten in relatie tot situering van de betreffende reclame;

  • Digitale reclame mogen geen aanstootgevende boodschappen uitstralen, noch aanstootgevend verbeeldingen uitstralen;

  • De weergave tijd van de stilstaande reclame-afbeelding bedraagt minimaal 10 seconden;

  • De wisseling van de reclame gaat voldoende abrupt zonder geanimeerde effecten;

  • De digitale reclame is tussen 22:00 en 07:00 uur uitgeschakeld;

  • De Richtlijnen Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingkunde zijn van toepassing.

Woonwijken en overige wegen

  • In woonwijken zoals opgenomen in de deelgebiedenkaart, woonwijk de Pals en woonwijk Bekenoord is digitale reclame niet toegestaan;

  • Voor de Rivierenweg, Brugweg, Noordelijke parallelweg en Zuidelijke parallelweg is digitale reclame toegestaan op de aangewezen plekken in de openbare ruimte zoals besloten middels de omgevingsvergunning van 13 september 2016 met registratienummer HZ-2016-0276;

  • De analoge reclame op aangewezen plekken kan vervangen worden voor digitale reclame;

  • Het formaat van de digitale reclame op de aangewezen plekken blijft gelijk.