Algemene subsidieverordening gemeente Westerwolde 2018

Geldend van 27-06-2018 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Westerwolde 2018

De raad van de gemeente Westerwolde;

op voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 mei 2018 , afdeling Samenleving;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de navolgende “Algemene Subsidieverordening gemeente Westerwolde 2018”

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit:

    de activiteit die door de subsidieaanvrager zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd.

  • b.

    Activiteitenplan:

    een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 van de Wet.

  • c.

    Beleidsterrein:

    een als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten.

  • d.

    Beroepskracht:

    Een persoon waarmee een arbeidsovereenkomst is gesloten;

  • e.

    College:

    het college van burgemeester en wethouders van Westerwolde.

  • f.

    De-minimisverordening

    Europese verordening nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) op de-minimissteun (PbEUL 352);

  • g.

    Egalisatiereserve:

    vermogensbestanddelen die worden gevormd om in de toekomst fluctuaties in de baten en de lasten op te kunnen vangen.

  • h.

    Europees steunkader:

    een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, heeft vastgesteld met inachtneming van de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het VWEU.

  • i.

    Gemeente:

    de gemeente Westerwolde.

  • j.

    Instelling:

    aanvrager van subsidie.

  • k.

    Kalenderjaar:

    het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, lopende van 1 januari tot en met 31 december.

  • l.

    Onderneming:

    iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

  • m.

    Raad:

    de gemeenteraad van de gemeente Westerwolde.

  • n.

    Subsidie:

    de aanspraak op financiële middelen, door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het college geleverde goederen of diensten.

  • o.

    Subsidieontvanger:

    een natuurlijke- of rechtspersoon die subsidie ontvangt op grond van deze verordening.

  • p.

    Subsidieplafond:

    het bedrag dat gedurende een tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies voor een cluster van activiteiten binnen de door de raad vastgestelde begroting.

  • q.

    Subsidieprogramma:

    het door het college vastgestelde jaarlijkse overzicht van de beleidsvoornemens en de te verlenen subsidies, onderverdeeld naar professionele en niet-professionele instellingen, een en ander in samenhang met de ingediende activiteitenplannen en begrotingen en de door de raad en het college beschikbaar gestelde budgetten.

  • r.

    Voorziening:

    vermogensbestanddelen die worden gevormd door toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en die kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn.

  • s.

    Vrijwilliger:

    een persoon die niet op grond van een arbeidsovereenkomst en die anders dan beroepsmatig actief is ten behoeve van een instelling.

  • t.

    Wet:

    de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • -

      algemeen bestuur;

    • -

      openbare orde en veiligheid;

    • -

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • -

      economische zaken;

    • -

      onderwijs;

    • -

      sport, cultuur en recreatie;

    • -

      sociaal domein;

    • -

      volksgezondheid en milieu;

    • -

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 3. Het college besluit over het verstrekken van subsidies.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling en/of beleidsregel) vast stellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

Artikel 3 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien de activiteiten zijn gericht op dan wel ten goede komen aan de inwoners van de gemeente en die passend zijn binnen de door de raad geformuleerde beleidskaders.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die geen partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen, behoudens in relatie tot onderwijs.

  • 3. Behoudens voor zover er sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, wordt alleen subsidie verstrekt voor activiteiten die open staan voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

  • 4. Subsidie wordt niet verstrekt aan instellingen ten behoeve van activiteiten waarbij sprake is van een winstoogmerk.

  • 5. Subsidie wordt in beginsel alleen verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.

  • 6. In die gevallen dat het naar het oordeel van het college in het belang is van de uitvoering van het gemeentelijke beleid, kan het college besluiten subsidie te verstrekken aan rechtspersonen zonder een volledige rechtsbevoegdheid of aan (een groep van) natuurlijke personen, in welk geval deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4 Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5 Subsidiesoorten

Bij het verstrekken van subsidies op grond van deze verordening, kunnen de volgende subsidiesoorten met de hierna aangegeven betekenis worden onderscheiden:

  • 1.

    Basissubsidie:

    Een subsidie voor activiteiten die bijdragen aan het versterken van de sociale samenhang in de samenleving, waarbij het college geen invloed wil uitoefenen op de georganiseerde activiteiten.

  • 2.

    Incidentele activiteiten- c.q. projectsubsidie:

    een subsidie die wordt verstrekt voor het uitvoeren van een activiteit van eenmalige aard dan wel voor een samenhangend geheel van activiteiten die gedurende een bepaalde tijd worden uitgevoerd om een nader omschreven doel te bereiken.

  • 3.

    Structurele activiteitensubsidie:

    een subsidie die van jaar tot jaar beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van activiteiten die een continu karakter dragen.

  • 4.

    Budgetsubsidie:

    Een structurele subsidie voor de duur van max. 4 jaar welke wordt verleend op basis van vooraf met de (rechts)persoon afgesproken activiteiten, waarvan de beoogde resultaten aantoonbaar worden gemaakt in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin, bestede tijd en/of ingezette middelen.

  • 5.

    Jubileumsubsidie:

    een subsidie die aan een niet-commerciële organisatie/instelling wordt toegekend wegens het bereiken van een mijlpaal in het bestaan van de organisatie/instelling en haar directe rechtsvoorgangers en wordt toegekend bij 25, 50, 75 of 100-jarig bestaan of een veelvoud daarvan.

Artikel 6 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 7 Beleidsregels

  • 1. Op basis van beleidsregels kunnen nadere omschrijvingen van de beleidsterreinen worden gegeven alsmede van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 2. Bij een beleidsregel kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald, alsmede andere criteria die voor de verstrekking gelden.

  • 3. Beleidsregels worden vastgesteld door het college en zijn van toepassing indien daartoe naar het oordeel van het college aanleiding is op jaarlijks nader door de raad dan wel het college te benoemen beleidsterreinen.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

  • 1. Dit artikel is niet van toepassing op de subsidies als bedoeld in artikel 9, de subsidies lager dan € 3.000,-

  • 2. Met betrekking tot de in artikel 5 lid 3 en lid 4 genoemde subsidiesoorten, worden de volgende subsidiabele kosten onderscheiden:

    • a.

      Personeelskosten;

    • b.

      Huisvestingskosten;

    • c.

      Bestuurs-, organisatie- en materiële kosten;

    • d.

      Activiteitenkosten;

    • e.

      Afschrijvingskosten;

    • f.

      Gemeentelijke belastingen, heffingen en verzekeringen;

    • g.

      Accountantskosten.

  • 3. Op de subsidiabele kosten als bedoeld in het tweede lid worden, per activiteit, de volgende baten in mindering gebracht:

    • a.

      Contributiebijdragen van leden;

    • b.

      Eigen bijdragen van deelnemers aan activiteiten;

    • c.

      Ontvangsten van renten van beleggingen;

    • d.

      Ontvangsten van voor derden verrichte diensten;

    • e.

      Uitkeringen van verzekeringen;

    • f.

      Andere inkomsten waaronder sponsoring en donaties van gelieerde organisaties en instellingen;

    • g.

      Niet in mindering gebracht worden de inkomsten, verkregen vanuit door middel van vrijwilligersinzet opgezette acties die zijn gericht op het verkrijgen van inkomsten.

    De baten worden in mindering gebracht op de kostensoorten waarop ze betrekking hebben.

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG VAN SUBSIDIES

Artikel 9 Aanvraag van subsidies tot € 3.000

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een overzicht van de geraamde inkomsten en uitgaven, voor zover deze betrekking hebben op de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Indien een aanvrager, zijnde een rechtspersoon, voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, voegt hij naast het in lid 2 benoemde een exemplaar van de oprichtingsakte en de statuten bij.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van dit artikel worden afgeweken.

Artikel 10 Aanvraag van subsidies vanaf € 3.001

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen en tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring)

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, een afschrift van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

  • 5. Bij subsidieregeling kan van dit artikel worden afgeweken.

Artikel 11 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 juli in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 8 weken vóór het tijdstip waarop wordt gestart met de uitvoering van de activiteit(en) waarvoor de subsidie is aangevraagd. Binnen zes maanden na de datum van de verleningsbeschikking moet met de uitvoering zijn gestart. Wanneer dit niet gebeurt vervalt de toegezegde financiële bijdrage tenzij schriftelijk of mondeling opschorting is aangevraagd en toegekend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 12 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 11, tweede lid, binnen acht weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 3 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet of onvoldoende is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      de organisatorische en/of financiële continuïteit van de aanvrager en/of de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd onvoldoende is gewaarborgd;

    • e.

      als de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      als de aanvrager niet of niet tijdig alle wettelijk voorgeschreven dan wel door college gevraagde informatie verstrekt die naar het oordeel van het college nodig is voor de beoordeling van het subsidieverzoek;

    • g.

      als de activiteiten van de aanvrager onvoldoende zijn gericht op het beleid van de gemeente;

    • h.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • i.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • j.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het VWEU heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • k.

      als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

    • l.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in artikel 20 en artikel 21, of aan andere aan de subsidie gestelde eisen, kan het college besluiten de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

  • 5. Indien de strekking van de beoordelingsverklaring van de accountant zoals genoemd in artikel 21, lid 3 niet ‘goedkeurend’ is kan het college besluiten de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

  • 6. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 14 Besluit tot subsidieverlening

  • 1. Bij de verlening van subsidie wordt getoetst of de aanvraag voldoet aan de regels uit de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Subsidieverordening Westerwolde 2018, de gemeentelijke doelen en, indien van toepassing, de nadere regels en/of beleidsregels;

  • 2. De beschikking tot subsidieverlening bevat:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten / prestaties en maatschappelijke effecten, waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      het maximumbedrag van de subsidie;

    • c.

      de wijze waarop de hoogte van de subsidie is bepaald;

    • d.

      de subsidievoorwaarden;

    • e.

      de wijze waarop het subsidiebedrag wordt betaald;

    • f.

      de wijze waarop verantwoording moet plaatsvinden;

    • g.

      de wijze waarop wordt gekort op de subsidie indien activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet worden uitgevoerd of prestaties niet worden geleverd.

  • 3. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 15 Verstrekken van voorschotten

  • 1. Vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie kan het college een voorschot uitbetalen. Dit voorschot bedraagt maximaal 100% van het verleende bedrag.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening zullen worden vermeld het aantal termijnen, de termijnbedragen en de data waarop deze uitbetaald zullen worden.

HOOFDSTUK 5 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 16 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat zo spoedig mogelijk schriftelijk aan het college.

  • 2. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.

  • 4. Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van beleid dan wel de controle op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de subsidie.

Artikel 17 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding is verschuldigd als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 18 Egalisatiereserve (algemene reserve)

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid van de wet vormt.

  • 2. Bij een subsidieontvanger als bedoeld in het eerste lid mag de vanuit subsidieoverschotten opgebouwde egalisatiereserve ten hoogste 10% van het laatstelijk ontvangen subsidiebedrag bedragen.

  • 3. Bij een subsidieontvanger als bedoeld in het eerste lid mag de jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve niet meer bedragen dan 2,5% van de in dat jaar verstrekte subsidie.

  • 4. Als een subsidieontvanger een hogere egalisatiereserve vormt dan het door het college vastgestelde percentage ten opzichte van het laatstelijk verleende subsidiebedrag of de jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve meer dan het door het college vastgestelde maximale hoogte is, dan kan dit leiden tot een lagere subsidievaststelling of tot een intrekking of wijziging van de subsidieverstrekking (verlening en vaststelling).

  • 5. Indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 4:41, lid 2, sub c, d, en e van de wet, stort de subsidieontvanger de aanwezige egalisatiereserve, voor zover deze is ontstaan door gemeentelijke subsidies, terug in de gemeentekas.

  • 6. Voor het vormen van een bestemmingsreserve dan wel het of onttrekken van middelen aan een bestemmingsreserve moet voorafgaand schriftelijke toestemming aan het college worden gevraagd. Als deze niet binnen acht weken is verleend kan deze geacht worden te zijn verleend.

HOOFDSTUK 6 VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 19 Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 3.000

Het college neemt op een aanvraag voor een subsidie tot en met € 3.000 gelijk een besluit tot subsidievaststelling (verlenen = vaststellen).

Artikel 20 Eindverantwoording en aanvraag tot vaststelling subsidies tussen € 3.001 en € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 3.000 en maximaal € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie voor incidentele activiteiten binnen acht weken na afloop van de activiteiten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht; dat de vereiste kengetallen en indicatoren zijn aangeleverd en voldaan is aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 21 Eindverantwoording en aanvraag tot vaststelling subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het betrokken kalenderjaar.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel jaarverslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3. De jaarrekening wordt voorzien van een beoordelingsverklaring van een onafhankelijke accountant.

  • 4. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 22 Vaststelling subsidie van meer dan € 3.000

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 3.000 vast binnen acht weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 20, eerste lid en 21, eerste lid, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend, dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 5. Het besluit tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 6. Het college stelt, indien aan de vaststelling een verlening is voorafgegaan behoudens het bepaalde in het zevende lid, alsmede het bepaalde in artikel 18, lid 6, de subsidie in overeenstemming met de subsidieverlening vast.

  • 7. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet, niet tijdig of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 8. Bij de betaling worden de eventueel betaalde voorschotten verrekend.

Artikel 23 Subsidie en indexatie

  • 1. Indien een subsidie voor meerdere jaren tegelijk wordt toegekend, vindt indexatie van de loonkosten plaats indien er sprake is van een op het werkveld van toepassing zijnde CAO-wijziging.

  • 2. Bij indexatie als bedoeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met het gestelde in artikel 6 lid 4.

Artikel 24 Betaling

  • 1. Indien sprake is van een resterend subsidiebedrag, dan wordt het subsidiebedrag betaald binnen acht weken na bekendmaking van de beschikking tot subsidievaststelling, tenzij het college in zijn beschikking anders heeft bepaald.

  • 2. Indien sprake is van een terugvordering, dan wordt het subsidiebedrag door de aanvrager terugbetaald binnen 8 weken na bekendmaking van de beschikking tot subsidievaststelling, tenzij het college in zijn beschikking anders heeft bepaald.

HOOFDSTUK 7 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 25 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorzet, beslist het college.

Artikel 26 Hardheidsclausule

Het college kan deze verordening, met uitzondering van artikel 2, in individuele gevallen buiten toepassing laten, of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen, zulks naar het oordeel van het college, voor de subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

  • 1. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om subsidieverstrekking op grond van de Algemene subsidieverordening gemeente Vlagtwedde 2012 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt die verordening toegepast.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om subsidieverstrekking op grond van de Algemene subsidieverordening gemeente Bellingwedde 2009 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt die verordening toegepast.

  • 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om subsidieverstrekking krachtens de Algemene subsidieverordening Vlagtwedde 2012 wordt beslist met toepassing van die verordening en de daarop gebaseerde subsidieregelingen.

  • 4. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om subsidieverstrekking krachtens de Algemene subsidieverordening Bellingwedde 2009 wordt beslist met toepassing van die verordening en de daarop gebaseerde subsidieregelingen.

Artikel 28 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 27 juni 2018 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening gemeente Vlagtwedde 2012 en de Algemene subsidieverordening gemeente Bellingwedde 2009.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Westerwolde 2018”

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 juni 2018,

Toelichting bij de Algemene subsidieverordening gemeente Westerwolde 2018

Algemene toelichting

Subsidieverstrekking is één van de instrumenten in de gereedschapskist van de lokale overheid, naast bijvoorbeeld regelgeving, planvorming en inkoop. De Algemene subsidieverordening( hierna: Asv) biedt een algemeen juridisch kader voor subsidieverstrekking door de gemeente Westerwolde . De verordening is een algemeen verbindend voorschrift: de bepalingen gelden volledig en voor alle betrokken partijen.

Alle overheidsinstanties die subsidieaanvragen behandelen en alle instellingen en organisaties die subsidie aanvragen, hebben sinds 1998 te maken met de 3e tranche van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Deze Awb bepaalt de juridische kaders waarbinnen het proces van subsidieverstrekking zich altijd moet afspelen.

De voormalige gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde kenden een eigen Algemene subsidieverordening, resp. de Asv gemeente Bellingwedde 2009 en de Asv gemeente Vlagtwedde 2012.

De Asv gemeente Westerwolde 2018 kent enkele dezelfde elementen als genoemde verordeningen – subsidieaanvraag, -verlening en -vaststelling – maar is daarnaast geheel nieuw van opzet waarbij de modelverordening VNG 2016 uitgangspunt was.

De Asv gemeente Westerwolde 2018 is gebaseerd enerzijds op wat er in de Awb, met name in subsidietitel 4.2) aan voorschriften staat en vormt anderzijds een nadere uitwerking welke specifiek is gericht op de Westerwoldse situatie.

Wezenlijk uitgangspunt van de Awb is dat subsidieverstrekking verband houdt met activiteiten.

Subsidie wordt verstrekt, omdat de aanvrager dingen doet die een bijdrage leveren aan de realisatie van overheidsbeleid. In deze nieuwe verordening is dit uitgangspunt vertaald in de bepaling van de verschillende subsidiesoorten.

Bepalend voor die subsidiesoorten is de manier waarop de gemeente wil sturen op de realisatie van haar beleidsdoelen.

Een ander wezenlijk uitgangspunt van de Awb is dat subsidieverstrekking, de inzet van

gemeenschapsgeld, een wettelijke grondslag behoeft. Dit om willekeur bij subsidie-verstrekking te bestrijden en zo de rechtszekerheid van aanvragers te bevorderen.

Bij subsidies gaat het in de meeste gevallen om drie belangrijke momenten:

  • -

    de verlening;

  • -

    de vaststelling;

  • -

    de uitbetaling,

In de Asv gemeente Westerwolde 2018 wordt deze indeling als leidraad gebruikt, naast het beschrijven van het aanvragen van subsidies. De verordening is, en het eerste woord duidt daar al op, “algemeen van aard”. Dat betekent dat de verordening van toepassing is op alle subsidieaanvragen die bij de gemeente worden ingediend.

Het realiseren van activiteiten, passend bij de door de raad vastgestelde reikwijdte, staat centraal. Dat houdt ook in dat activiteiten die niet passen binnen het gemeentelijk beleid, geen financiële ondersteuning in de vorm van subsidie zullen ontvangen (hoofdstuk 3 weigering van subsidie).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 zijn diverse in de verordening gebruikte begrippen omschreven. Deze omschrijvingen spreken over het algemeen voor zich.

Artikel 2 Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Asv van toepassing is.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is – zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies)is de Asv in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de Asv (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidie

In dit artikel worden in het algemene verkeer geldende en maatschappelijk geaccepteerde uitgangspunten genoemd voor het verstrekken van subsidies.

Eén van de meest belangrijke bepalingen daarin is dat de te verrichten activiteiten ten goede moeten komen aan de inwoners van de gemeente en passen binnen de door de raad geformuleerde beleidskaders.

Artikel 4 Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).

Artikel 5 Subsidiesoorten

Er wordt een beperkt aantal subsidiesoorten onderscheiden. Elke subsidiesoort

kent zijn eigen toepassingsgebied en procedure.

Artikel 6 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb) en wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

Artikel 7 Beleidsregels

Op basis van dit artikel heeft het college de bevoegdheid om beleidsregels voor het verstrekken van subsidie vast te stellen, op beleidsterreinen die nader door zowel raad als college kunnen worden benoemd.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

Dit artikel omvat in lid 2 een vermelding van de soorten kosten waarvoor subsidie wordt verleend met in het derde lid een opsomming van de baten die op de te verstrekken subsidie in mindering worden gebracht.

Artikel 9 en artikel 10 Aanvraag van subsidies tot en vanaf € 3.001

De gemeente Westerwolde wil het subsidieproces zo gemakkelijk mogelijk maken voor zowel aanvragers als de eigen organisatie. Daarom is bij het aanvragen van subsidies gekozen voor zoveel mogelijk uniforme terminologie en regels. Daarbij wordt wel onderscheid gemaakt tussen het aanvragen van subsidies tot € 3.000 en subsidies vanaf € 3.001. Gezien het hogere bedrag wordt voor de aanvraag van subsidies als bedoeld in artikel 10 extra informatie gevraagd.

Bij beide artikelen geldt dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan.

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs, etc. bestaan. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming om een de-minimisverklaring gevraagd worden. Op basis van een ingeleverde deminimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening. De De-minimisverklaring kan worden aangevraagd via de website van het ministerie.

Artikel 11 Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andersoortige subsidies. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

Artikel 12 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar en andere subsidies.

Artikel 13 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun, is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a).

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b, dient het volgende opgemerkt te worden. Bepaalde Europese steunkaders verbieden - als er een bevel tot terugvordering uitstaat - alleen het verlenen van staatssteun onder de betreffende verordening, niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter, komt het in de ASV echter neer op een - op zichzelf verdedigbare - verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid zou opleveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader.

Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun, in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders - zonder steun - niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Deze gelden in aanvulling op artikel 6 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

De onderdelen a. tot en met i. spreken voor zichzelf.

Onder j. is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid van het Verdrag (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie.

Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun.

Om toe te kunnen zien op de doelmatige besteding van subsidiegeld regelt onderdeel k. dat het college de subsidie kan weigeren in het geval de te subsidiëren instelling bezoldigingen overeenkomt of is overeengekomen die hoger zijn dan het bedrag bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: Wnt). Het algemene bezoldigingsmaximum voor de publieke en semipublieke sector is per 1 januari 2016 vastgesteld op € 179.000; het wordt jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerd (zie artikel 2.3, tweede, derde en vierde lid, van de Wnt).

De gedachte achter deze weigeringsgrond is dat bij subsidieaanvragers die hogere bezoldigingen dan dat bedrag overeenkomen gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een deel van de subsidie aan dergelijke bezoldigingen wordt besteed. Vanuit het oogpunt van doelmatige besteding van subsidiegeld wordt dit onwenselijk geacht.

Onderdeel l. ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere

weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Lid 5: in artikel 21 is bepaald dat bij de eindverantwoording van een subsidie boven de

€ 50.000 een beoordelingsverklaring van een onafhankelijke accountant noodzakelijk is. Indien deze verklaring niet goedkeurend is, geeft lid 5 het college de bevoegdheid om de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het zesde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 14 Besluit tot subsidieverlening

Ingevolge dit artikel geeft het college in de beschikking duidelijkheid over enkele nadere bepalingen met betrekking tot de subsidieverlening.

Hiermee wordt bereikt dat degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan

duidelijk is waarvoor de subsidie wordt verleend en hoe hoog deze is en of, en zo ja hoe, de verantwoording dient plaats te vinden.

Lid 4: bij verplichtingen kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, de inrichting van de administratie. Ook kan gedacht worden aan een klanttevredenheidsonderzoek (KTO), een visitatie of een benchmark.

Het is van belang voor de verantwoording, dat op een heldere manier wordt aangegeven wat met de verlening van de subsidie wordt verlangd. Oftewel: welke indicatoren leiden tot beantwoording van de vraag of de prestatie is geleverd.

Artikel 15 Verstrekken van voorschotten

In het eerste lid is opgenomen dat het bestuursorgaan ingevolge artikel 4:95 van de Awb voorafgaand aan de subsidievaststelling op grond van de verlening een subsidieontvanger kan bevoorschotten. In lijn met het standpunt dat bij subsidieverstrekking lager dan € 3.000,00 de subsidie ook direct wordt vastgesteld zonder dat daarvoor een aanvraag voor vaststelling dient te worden ingeleverd (ambtshalve vaststelling), wordt een voorschot verleend ter hoogte van het subsidiebedrag.

In het tweede lid is opgenomen hoe en waar de bevoorschotting is opgenomen, namelijk in de beschikking. Een besluit tot bevoorschotting kan separaat worden genomen of gelijktijdig met het besluit tot verlening van de subsidie. De uitzonderingen en aanvullingen in artikel 4:95 van de Awb zijn integraal van toepassing.

Artikel 16 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan deze subsidieverordening.

De meldingsplicht geldt niet na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

In artikel 17 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college.

Overigens moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. Bij twijfel neemt de gemeente direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

Artikel 17 Bijzondere verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb). Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie).

In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.

Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

Het derde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen.

Lid 4: In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • -

    als de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • -

    als de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • -

    als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • -

    als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • -

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen).

Met het vierde lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven.

Artikel 18 Egalisatiereserve (algemene reserve)

Een egalisatiereserve (zie artikel 4:72 Awb) is een reserve van de subsidieontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico's is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van de lasten te komen.

Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 alleen van toepassing op per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid, kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalender- of boekjaar wordt verstrekt en die meer dan € 50.000,00 bedraagt, bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve dient te vormen (eerste lid). In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie werd verleend, ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

Het college stelt bij subsidieregeling of verleningsbeschikking het maximale bedrag (of percentage) vast die een subsidieontvanger jaarlijks mag vormen en eveneens het maximale bedrag (of percentage) aan egalisatiereserve ten opzichte van het subsidiebedrag. Op die manier kan worden voorkomen dat een subsidieontvanger grote reserves opbouwt, maar ook dat een subsidieontvanger van gecombineerde subsidieverstrekkers onevenredig benadeeld wordt.

Omdat de egalisatiereserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar, heeft de toepassing van dit artikel alleen zin bij subsidies die in een reeks van jaren achter elkaar worden verstrekt.

Artikel 19 Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 3.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 3.000,00 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend. Gelijk met het besluit tot subsidieverlening wordt deze ook vastgesteld.

De administratieve lasten en regeldruk worden hiermee voor de (vrijwilligers)organisatie weggenomen.

Artikel 20 Eindverantwoording en aanvraag tot vaststelling subsidies tussen € 3.001,00 en € 50.000,00

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 3.001,00 en

€ 50.000,00 aan het college dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid). Deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan (tweede lid) en een financiële verantwoording met betrekking tot het verleende subsidiebedrag. Ingevolge artikel 14 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekendgemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon.

Het gaat erom dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. De financiële verantwoording maakt duidelijk in welke mate de verstrekte middelen zijn besteed. Voorts kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 21 Eindverantwoording en aanvraag tot vaststelling subsidies van meer dan € 50.000,00

Bij subsidies vanaf € 50.000,00 wordt, naast het inhoudelijke verslag, uitgegaan van de door een accountant gecontroleerde afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het vierde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder meer of minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 22 Vaststelling subsidie van meer dan € 3.000

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden; wel bestaat de mogelijkheid tot verdagen (tweede lid). Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst.

Artikel 23 Subsidie en indexatie

Subsidies die aan grote, professionele, instellingen worden toegekend zijn o.a. bedoeld voor dekking van de personeelskosten. Als bij een meerjarige subsidieovereenkomst tussentijds een cao-wijziging plaatsvindt, vindt er indexatie van de loonkosten plaats.

Artikel 24 Betaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 25 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 26 Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke subsidieregeling wegens bijzondere omstandigheden, onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen.

De toepassing van de hardheidsclausule is beperkt tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de algemene subsidieverordening of beleidsregel te worden neergelegd.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend en/of verleend voor inwerkingtreding van deze

verordening worden afgedaan volgens de bepaling van de Algemene subsidieverordening

gemeente Vlagtwedde 2012 of Algemene subsidieverordening gemeente Bellingwedde 2009.

Artikel 28 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.