Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening Wet Inburgering Westland 2011

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening Wet Inburgering Westland 2011

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de vaststelling van de wijziging Verordening Wet Inburgering Westland 2011.

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Westland;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      het Besluit: het Besluit tot uitvoering van de Wet inburgering (Besluit inburgering);

    • d.

      inburgeringsvoorziening: voorziening gericht op het behalen van het inburgeringsexamen;

    • e.

      inburgeringsplichtige: de persoon zoals omschreven in artikel 3 van de wet;

    • f.

      inburgeringstraject: geheel van meerdere voorzieningen gericht op het behalen van het inburgeringsexamen gecombineerd met een tweede doelstelling zoals arbeidsmarkttoeleiding of opvoedingsondersteuning;

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Hoofdstuk 2. Informatievoorziening

Artikel 2. De informatieverstrekking

1.Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen: lokale media, brochures, correspondentie en de gemeentelijke website.

  • 2.

    In het Werkplein Westland te Naaldwijk zal een centraal inburgeringsloket worden gerealiseerd. In dit centrale inburgeringsloket wordt:

    • a.

      nadere informatie ten aanzien van de wet en aanverwante regelingen gegeven;

    • b.

      de inburgeringsverplichting van een potentiële inburgeringsplichtige beoordeeld;

    • c.

      plichten;

    • d.

      de inburgeringsplichtige geïnformeerd over (gecertificeerde) aanbieders van inburgeringscursussen;

    • e.

      de inburgeringsplichtige geïnformeerd over de doelgroepen aan wie de gemeente een aanbod van een inburgeringstraject doet en de wijze waarop dit wordt gefaciliteerd.

  • 3.

    Nadere invulling van de informatievoorziening kan in door het college vast te stellen beleidsregels worden vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3. Doelgroepen

  • 1.

    Aan de groepen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, lid 1 van de wet, biedt het college een inburgeringsvoorziening aan.

    • a.

      aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijk bedienaren die zich als nieuwkomer in de gemeente vestigen, zal uiterlijk binnen 6 maanden een aanbod worden gedaan;

    • b.

      aan asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijk bedienaren die ten tijde van de invoering van de wet reeds in de gemeente woonachtig zijn (oudkomers), zal na invoering van de wet een aanbod worden gedaan. Het tijdpad en de prioritering van het aanbod aan deze inburgeringsplichtigen, zal in het beleidsplan inburgering en eventueel in door het college opgestelde beleidsregels, worden opgenomen;

    • c.

      maatschappelijke begeleiding maakt onderdeel uit van een inburgeringsvoorziening ten behoeve van asielgerechtigde nieuw- en oudkomers.

  • 2.

    Een inburgeringsplichtige die in een eerdere gemeente reeds een aanbod tot een inburgeringsvoorziening heeft geaccepteerd, zal in geval van verhuizing naar de gemeente Westland, eenzelfde of gelijkwaardig inburgeringsvoorziening worden geboden.

  • 3.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen ten aanzien van de onder lid 2 genoemde doelgroep, nadere regels worden uitgewerkt inzake de aan deze doelgroep aan te bieden inburgeringsvoorziening.

  • 4.

    Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

    • a.

      het college bepaalt binnen deze doelgroepen aan wie en wanneer zij een inburgeringsvoorziening aanbiedt;

    • b.

      bij de bepaling en de prioritering van de inburgeringsplichtigen aan wie een aanbod wordt gedaan, zullen taalniveau en mate van maatschappelijke participatie als criteria gelden;

    • c.

      in door het college vast te stellen beleidsregels zullen de onder b. genoemde criteria nader uitgewerkt worden.

Artikel 4. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijk bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Het college bepaalt hoe een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, wordt ingevuld.

  • 3.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd. De aangeboden inburgeringsvoorziening mag arbeidsinschakeling niet in de weg staan.

  • 4.

    Een inburgeringsvoorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, een of meer bijkomende onderdelen bevatten die specifiek gericht zijn op de behoefte van de betreffende inburgeringsplichtige.

  • 5.

    Nadere samenstelling van de inburgeringsvoorziening kan in door het college vast te stellen beleidsregels worden vastgelegd.

Artikel 5. Opleggen van verplichtingen

  • 1.

    Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      het deelnemen aan het aangeboden inburgeringstraject, waarbij een combinatie van voorzieningen mogelijk is;

    • b.

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

    • c.

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • d.

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen binnen een termijn die door het college is bepaald;

    • e.

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

    • f.

      het meewerken aan een medisch onderzoek door een door de gemeente aangewezen arts teneinde een eventuele medische beperking vast te stellen die zou kunnen leiden tot een ontheffing van de inburgeringsverplichting;

  • 2.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen verdere verplichtingen worden opgenomen.

Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet dient in één keer te worden betaald. Indien dit niet mogelijk is, wordt de betaling in termijnen van ten hoogste 36 termijnen geïnd.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen verdere verplichtingen worden opgenomen.

Artikel 7. De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 6 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet gewijzigd of ongewijzigd aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 5.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere voorwaarden over de procedure van het doen van een aanbod worden opgenomen.

Artikel 8. De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

  • 1.

    Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

    • a.

      Een beschrijving van het inburgeringstraject;

    • b.

      Een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c.

      De uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • d.

      De termijnen en wijze van betaling;

    • e.

      In geval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • 2.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere regels over in de beschikking op te nemen voorwaarden worden opgenomen.

Hoofdstuk 4. Handhaving

Artikel 9. De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder

gemeentelijk aanbod.

  • 1.

    Het besluit tot handhaving van de inburgeringsverplichting bevat in ieder geval:

    • a.

      Een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      De uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

    • c.

      Ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoelt in artikel 26 van de wet, aanvangt.

  • 2.

    In door het college vast te stellen beleidsregels kunnen nadere regels over de in de beschikking op te nemen voorwaarden worden opgenomen.

Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoelt in artikel 6 van de Verordening Wet inburgering.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    Indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan het college de hoogte van de bestuurlijke boete vaststellen in afwijking van het vorige lid, dan wel volstaan met een schriftelijke waarschuwing.

  • 5.

    Indien het college afziet van het opleggen van een boete op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 6.

    Het college zal in beleidsregels vastleggen in welke gevallen kan worden afgezien van het opleggen van een boete.

Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boetes bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid van de verordening, bedraagt ten hoogste € 250,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid van de verordening, bedraagt ten hoogste € 500,00 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5.

    Indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan het college de hoogte van de bestuurlijke boete vaststellen in afwijking van het vorige lid, dan wel volstaan met een schriftelijke waarschuwing.

  • 6.

    Indien het college afziet van het opleggen van een boete op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

  • 7.

    Het college zal in beleidsregels vastleggen in welke gevallen kan worden afgezien van het opleggen van een boete.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het College van burgemeester en wethouders behoudt zich het recht voor anders te besluiten indien de bepalingen in deze verordening leiden tot onbillijkheden van ernstige aard.

  • 2.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College van burgemeester en wethouders.

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De Verordening Wet inburgering Westland, vastgesteld op 6 maart 2007, wordt ingetrokken.

Artikel 14 Overgansrecht

  • 1.

    De beleidsregels, vastgesteld door het college op 9 november 2007, blijven van kracht voor de toepassing van deze verordening tot het moment dat het college nieuwe beleidsregels vaststelt.

  • 2.

    Voor gedragingen die kunnen leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete blijft, tot het moment van inwerkingtreding van de artikelen, genoemd in artikel 15 lid 2, de Verordening Wet inburgering Westland van kracht.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2011.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 10 en 11 in werking met ingang van de tweede dag nadat deze verordening is bekendgemaakt.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering Westland 2011.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 21 mei 2011
de griffier, de voorzitter,
N.Broekema J. van der Tak

Toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdenlanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten hebben in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 2.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijk bedienaar;

  • inburgeringsplichtigen die een gemeentelijk aanbod hebben geaccepteerd in een gemeente en vervolgens verhuizen naar een andere gemeente;

  • nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een vorm van een sociale verzekeringsuitkering ontvangen. In het Besluit inburgering is bepaald om welke vormen bijstand/uitkering het gaat;

  • oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben.

Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (nieuw- en oudkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijk bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI). Voor inburgeringsplichtigen die verhuizen en die in de “oude” gemeente reeds een aanbod hebben geaccepteerd, geldt dat de “nieuwe” gemeente de voorziening moet voortzetten of een gelijkwaardige inburgeringsvoorziening moet bieden.

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de laatste twee groepen kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19 A, eerste lid, WI).

Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bovenstaande groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • 1.

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • 2.

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • 3.

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • 4.

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Algemeen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2. De Informatieverstrekking

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd.

Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

In het centrale inburgeringsloket zal alle kennis en expertise op het gebied van inburgering worden gebundeld teneinde de (potentiële) inburgeringsplichtigen optimaal te kunnen informeren. Daarnaast zal in het centrale inburgeringsloket ook worden beoordeeld of iemand wel of niet inburgeringsplichtig is en doorverwijzing plaatsvinden naar de backoffice.

Naast het centrale informatiepunt kunnen uiteraard ook derden zoals scholen, bibliotheken, Vluchtelingenwerk en andere zelforganisaties, een rol spelen bij de informatievoorziening.

Artikel 3. Doelgroepen

Aan asielgerechtigde nieuw- en oudkomers en geestelijk bedienaren is de gemeente verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het staat de betreffende inburgeringsplichtige overigens vrij om al dan niet op het aanbod in te gaan. Aan asielgerechtigde nieuwkomers zal uiterlijk binnen zes maanden een aanbod worden gedaan. Voor asielgerechtigde oudkomers zal nog een tijdpad en prioritering worden aangegeven. Het aantal geestelijk bedienaren is naar verwachting zeer beperkt in omvang. De inburgeringsvoorziening voor deze groep zal landelijk worden samengesteld.

Een aparte groep vormen inburgeringsplichtigen die al eerder in een gemeente een inburgeringsvoorziening hebben geaccepteerd en die vervolgens verhuizen naar een andere gemeente. Voor hen wordt het als onredelijk ervaren dat een eerder gedaan aanbod ingeval van verhuizing zou vervallen. Deze verplichting voor een nieuwe gemeente kan betekenen dat zij aan een inburgeringsplichtige (uit een andere gemeente) een aanbod moet doen terwijl deze mogelijk nog niet onder een aangewezen doelgroep valt.

Artikel 19, lid 1 van de wet, bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden namelijk:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen.

  • 2.

    Oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

Binnen bovengenoemde groepen inburgeringsplichtigen stelt het college vast aan wie bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Bij het samenstellen van de geprioriteerde groepen zal het college zich laten leiden door twee criteria, namelijk taalniveau en maatschappelijke participatie. In het eerste beleidsplan inburgering in 2007 zullen de inburgeringsplichtigen aan wie bij voorrang een inburgeringsvoorziening zal worden aangeboden, aangewezen worden.

Artikel 4. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen.

Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

  • De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijk bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

Met uitzondering van het aanbod aan geestelijk bedienaren bepaalt het college de samenstelling van de inburgeringsvoorziening. Degene aan wie het aanbod wordt gedaan heeft wel het recht om een voorstel tot wijziging van het aanbod te doen. Het college bepaalt of op dit voorstel wordt ingegaan.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening), als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen re-integatievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

Tot slot wordt in dit artikel geregeld dat het college bijkomende faciliteiten als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (nieuw- én oudkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Artikel 5. Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,00. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Deze termijn is gesteld op ten hoogste 36 maanden. Hierbij is uitgegaan van de gedachte dat per huishouden maximaal € 15,00 per maand reëel zou zijn om af te lossen. Een huishouden waarin twee inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening accepteren (bijvoorbeeld asielmigranten), betaalt bij een aflossingstermijn van 36 maanden € 7,50 per persoon en daarmee € 15,00 per huishouden per maand. In een huishouden waarin 1 persoon een inburgeringsvoorziening accepteert zou, uitgaande van € 15,00 aflossing per maand, een aflossingstermijn van 18 maanden gesteld kunnen worden.

Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.

Artikel 7. De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijkheid ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal ze het gedane aanbod moeten aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het ligt voor de hand dat het college in een dergelijke

situatie een handhavingsbeschikking neemt: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn).

Artikel 8. De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d. bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.

Onderdeel e. heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een inburgeringsplichtige oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen, bij het uitgangpunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.

Artikel 9. De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod

De handhaving van een inburgeringsplichtige die geen gemeentelijk aanbod krijgt, is minder

intensief dan die van een inburgeringsplichtige die wel een gemeentelijk aanbod heeft

geaccepteerd. De eerst genoemde inburgeringsplichtige is immers zelf verantwoordelijk voor zijn

inburgering. De taak van de gemeente bestaat hierin alleen uit de vaststelling van de

inburgeringsverplichting en de handhaving van het behalen van het inburgeringsexamen. De

beschikking voor deze groep is op deze taken afgestemd.

Artikel 10. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen. Voor onze gemeente hebben wij de maximumbedragen zoals genoemd in artikel 34 WI aangehouden. Ervan uitgaande dat onder de inburgeringsplichtigen waarschijnlijk een belangrijk deel niet behoort tot de bevolkingsgroepen met een grote financiële draagkracht, kunnen de in de verordening genoemde maximumbedragen voor deze groep in beleidsregels nader worden vastgesteld.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn bovendien géén gefixeerde bedragen en maximumbedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld niet het voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken), zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 11. Verhoging van de bestuurlijke boetes bij herhaling van de overtreding.

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 mogelijk is.

De artikelen 10 en 11 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf beleid moeten ontwikkelen. In beleidsregels zal het college vastleggen hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringsplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moet de termijn waarbinnen de overtredingen zich voordoen eveneens nader worden vastgesteld.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Intrekking oude regeling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Overgangsrecht

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.