Beleidsregel WMBVEO Westland

Geldend van 27-01-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel WMBVEO Westland

De burgemeester van Westland,

Overwegende dat:

- het tegengaan van (jeugd-)overlast één van de speerpunten in het Westlands Veiligheidsbeleid is;

- met de komst van de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast artikel 172a en 172b van de Gemeentewet zijn aangepast;

- deze aanpassing de burgemeester extra bevoegdheden geeft voor de aanpak van ernstige overlast en het handhaven van de openbare orde;

- voor de toepassing van artikel 172a en artikel 172b Gemeentewet een beleidsregel noodzakelijk.

Gelet op de artikelen 172a en 172b Gemeentewet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen:

Bij het opleggen van een groepsverbod, gebiedsverbod of meldingsplicht deze als volgt toe te passen:

1. Groepsverbod

  • 1. Een overlastgever krijgt het bevel zich niet op te houden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente met drie of meer personen.

  • 2. Het groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Indien het, gelet op de druk op de openbare orde in een bepaald gebied noodzakelijk wordt geacht, wordt ook dit gebied aangewezen.

  • 3. Het groepsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden.

  • 4. De maatregel wordt uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. In beginsel wordt een groepsverbod verlengd indien de maatregel voor de eerste keer wordt overtreden. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 5. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

2. Gebiedsverbod

  • 1. Een overlastgever krijgt het bevel zich niet te bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente. Indien dit noodzakelijk is, wordt een looproute aangegeven.

  • 2. Het gebiedsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Indien het, gelet op de druk op de openbare orde in een bepaald gebied noodzakelijk wordt geacht, kan ook dat gebied worden aangewezen.

  • 3. Het gebiedsverbod wordt opgelegd voor de duur van drie maanden.

  • 4. De maatregel kan worden uitgebreid ten nadele van betrokkene of verlengd indien nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. De maatregel kan worden ingetrokken indien uit nieuwe feiten en omstandigheden er voldoende garanties aanwezig zijn dat herhaling is uitgesloten.

  • 5. De termijn kan drie keer worden verlengd voor telkens drie maanden.

3. Meldingsplicht door de burgemeester van Westland

  • 1. Aan de persoon die voor de tweede maal een gebiedsverbod overtreedt, een persoon bij de eerste overtreding van het gebiedsverbod een leidende rol heeft gehad of bij een evenement kan een meldingsplicht worden opgelegd. De tijdstippen en plaats worden nader, per individueel geval, bepaald.

  • 2. De meldingsplicht wordt opgelegd voor drie maanden, dan wel de duur van het evenement.

  • 3. De meldingsplicht wordt zoveel mogelijk opgelegd in de gemeente waar betrokkene woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hiertegen verzet. Hiervan is onder meer sprake als de burgemeester van de plaats waar de persoon woont geen toestemming heeft gegeven voor de melding.

  • 4. De burgemeester legt pas een meldingsplicht op als vooraf afstemming heeft plaatsgevonden met de korpschef van de politie.

4. Intergemeentelijke meldingsplicht (verzoek van andere gemeenten)

De burgemeester van een andere gemeente kan een meldingsplicht opleggen aan een inwoner van Westland. Pas als de politie Haaglanden, bureau Westland akkoord is met uitvoering van de meldingsplicht, geeft de burgmeester van Westland toestemming. De politie kan ook mondeling akkoord gaan met de uitvoering van de meldingsplicht.

5. Uitreiken voornemen tot opleggen bevel

Aan de betrokkene wordt een schriftelijk voornemen tot het opleggen van een bevel uitgereikt of via aangetekende post verzonden. De keuze hiervoor wordt per situatie bepaald. Uitreiken van het voornemen wordt gedaan door een boa of politieambtenaar. Hierover worden per situatie afspraken gemaakt.

6. Zienswijze

  • 1. De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld om, binnen een week na uitreiking van het voornemen, (schriftelijk) een zienswijze in te dienen.

  • 2. Gelet op artikel 4:11 Algemene wet bestuursrecht wordt van de mogelijkheid tot het horen van belanghebbenden afgeweken indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet en het beoogde doel niet wordt bereikt indien de belanghebbende van tevoren in kennis is gesteld. Dit kan het geval zijn bij evenement.

7. Bekendmaking / opleggen bevel (eventueel ook verlenging)

  • 1. Het besluit wordt aan de betrokkene per aangetekende post gezonden. In sommige situaties kan het noodzakelijk zijn om het besluit persoonlijk uit te reiken. Dit wordt gedaan door een boa of politieambtenaar.

  • 2. Het verbod treedt in werking nadat het besluit is uitgereikt of verzonden. De gedragingen en aanwijzingen waarop het bevel is gebaseerd, worden in het besluit opgenomen. Bij een meldingsplicht worden ook de tijden en de plaats waar de betrokkene zich moet melden, vermeld. Ook wordt een kopie van het besluit afgegeven op de locatie waar de betrokkene zich moet melden.

8. Informatie-uitwisseling (onder meer samenloopregeling)

De burgemeester informeert het Openbaar Ministerie als een maatregel wordt voorbereid en opgelegd. In de driehoek wordt één keer per jaar gerapporteerd over het aantal opgelegde maatregelen en eventuele bezwaarschriften.

9.Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als:

"Beleidsregel WMBVEO Westland"

10. Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 16 januari 2012
De burgemeester van Westland
J.van der Tak

Toelichting op de beleidsregels WMBVEO Westland

1.Inleiding

Sinds 1 september 2010 is de wet 'maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast' (WMBVEO) één van de instrumenten om overlast in een gemeente te bestrijden. De WMBVEO is geen zelfstandige wet, maar een wijziging van artikel 172a en 172b van de Gemeentewet, artikel 141a en 184a van het Wetboek van Strafrecht en artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering.

De wet geeft de burgemeester extra bevoegdheden voor het handhaven van de openbare orde in relatie tot ernstige structurele overlast van groepen en individuen. Met de komst van deze wet heeft de burgemeester meer mogelijkheden om preventief in te grijpen bij ordeverstorend gedrag.

2.Juridisch kader

De burgemeester heeft, met de komst van de WMBVEO, nieuwe middelen tot zijn beschikking om overlast tegen te gaan. Deze middelen zijn een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden in de APV en de Gemeentewet. Voor het aanwenden van de nieuwe bevoegdheden gelden voorwaarden. Ook is een goede begripsbepaling en definiëring van belang.

2.1 Nieuwe bevoegdheden burgemeester

Zoals aangegeven zijn de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet aangepast. De aanpassingen geven de burgemeester de mogelijkheid om aan een persoon, die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of daarbij een leidende rol heeft gehad. Bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. Een maatregel op te leggen in de vorm van een gebiedsverbod, groepsverbod of meldingsplicht.

Op grond van artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord en de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel te geven, zorg te dragen dat de minderjarige:

- zich niet ophoudt in bepaalde delen van de gemeente, zonder begeleiding van die persoon die gezag over hem of haar uitoefent;

- zich tussen 20.00 uur 's avonds en 06.00 uur 's ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door de persoon die het gezag over hem of haar uitoefent.

 

2.2 Samenhang met overige bevoegdheden uit de APV

De nieuwe bevoegdheden op grond van de WMBVEO worden ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV niet genoeg effect hebben en er geen sprake is van een acute situatie. In het laatste geval kan de burgemeester gebruik maken van zijn noodbevoegdheden op grond van de Gemeentewet. De nieuwe bevoegdheden zijn dus een aanvulling op de bestaande bevoegdheden van de burgemeester. Deze zijn geregeld in:

- artikel 2:1 APV: Samenscholing en ongeregeldheden;

- afdeling 11 APV: Maatregelen tegen overlast en baldadigheid;

- afdeling 15 APV: Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen;

- artikel 172, lid 3 Gemeentewet: noodbevel.

2.3 Voorwaarden voor het aanwenden van de bevoegdheden 172a/b Gemeentewet

Als de burgemeester gebruik wil maken van de bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn.

- Er moet sprake zijn van herhaaldelijke verstoring van de openbare orde;

- er moet ernstige vrees zijn voor verdere verstoring van de openbare orde;

- de overlast moet worden gepleegd door leden van een groep of een individuele ordeverstoorder, dan wel een persoon die bij groepsgewijze overlast een leidende rol had.

En bij 12-minners alleen wanneer er sprake is van groepsgewijze orde verstorende gedragingen.

2.4 Begripsbepalingen en definities

Voor de toepassing van de WMBVEO is een het definiëren van begrippen van belang. Daarom volgt hierna een definiëring van de belangrijkste begrippen uit de WMBVEO.

2.4.1 Ordeverstorende gedragingen

Er is geen wettelijke definitie van het begrip 'ordeverstorende gedragingen'. Wel is duidelijk dat het gaat om gedragingen die de normale gang van zaken op openbare plaatsen verstoren.

Strafbare gedragingen en overtredingen van de APV zijn in ieder geval ordeverstorende gedragingen. Daarnaast wordt bij de toepassing van de WMBVEO onder ordeverstorende gedragingen onder andere verstaan:

- het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen;

- joelen;

- naroepen;

- bespugen;

- intimiderend overkomen;

- wildplassen;

- plakken en kladden;

- hinderlijk drankgebruik;

- ingooien van ruiten;

- het aanbrengen graffiti;

- openbare dronkenschap;

- schelden;

- vernielingen;

- wet Mulder feiten.

Of sprake is van ordeverstoring verschilt per situatie en is afhankelijk van de intensiteit van de gedragingen. Hierbij wordt in ieder geval gekeken naar de leeftijd van de ordeverstoorder. De reden daarvoor is, dat iemand bij overtreding van een opgelegde maatregel een strafblad krijgt. Van oudere personen mag verwacht worden, dat deze de consequenties hiervan kunnen overzien. De wet wordt bij deze personen direct toegepast.

Gekozen is voor een indeling in drie categorieën, te weten:

- 12-minners;

- 12 tot 24 jaar;

- 24 jaar en ouder.

2.4.1.1 Categorie 12-minners

In geval van jeugdoverlast of overlast door 12-minners moet een zwaardere afweging worden gemaakt of sprake is van kindgedrag of daadwerkelijk ordeverstorend gedrag. Joelen, stoeien en "belletje trekken" worden in dat geval in beginsel niet aangemerkt als ordeverstorende gedragingen.

2.4.1.2 Categorie 12 tot 24 jaar

Jongeren (tot 24 jaar) moeten zich ten minste twee keer schuldig hebben gemaakt aan overlast gerelateerde (strafbare) feiten. Daarbij worden de wet Mulder feiten alleen meegenomen als deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied. Denk hierbij aan het rijden met een scooter over de stoep.

2.4.2 Herhaaldelijk

Herhaaldelijk wil zeggen "meer dan eens", zo stelt de Van Dale. Een persoon moet dus meer dan één keer de openbare orde verstoord hebben. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moeten de gedragingen binnen een afzienbare tijd plaatsvinden. Of er sprake is van een afzienbare tijd is afhankelijk van de context waarin de gedragingen plaats vonden.

Bij evenementen, ook de jaarwisseling wordt in dit geval beschouwd als een evenement, is een termijn van 13 maanden redelijk, omdat de activiteiten meestal jaarlijks plaatsvinden. Bij evenementen die meerdere keren per jaar plaatsvinden, kan sprake zijn van een kortere termijn. Voor overlast in een bepaalde wijk wordt een termijn van 6 maanden als redelijk gezien. Per geval wordt bepaald wat een redelijke termijn is.

Er is in ieder geval geen sprake van herhaaldelijke ordeverstoringen als deze langer dan 13 maanden geleden plaatsvonden. In die gevallen blijft handhaving op grond van de APV mogelijk.

In bijzondere situaties kan de burgemeester eerder overgaan tot het toepassen van de bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 172a Gemeentewet. Dit besluit moet in dat geval goed gemotiveerd en met feiten onderbouwd zijn.

2.4.3 Ernstige vrees

Om te kunnen spreken van "ernstige vrees" moeten er duidelijke aanwijzingen zijn, dat de ordeverstoorder zijn ordeverstorende gedrag voort zal zetten als niet wordt ingegrepen. Deze aanwijzingen kunnen worden afgeleid uit het gedrag van de ordeverstoorder in de afgelopen 13 maanden. Daarnaast kunnen verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden aanwijzingen zijn.

Er moeten duidelijke aanwijzingen zijn dat de ordeverstoorder zijn ordeverstorende gedrag zal voortzetten als niet wordt ingegrepen. De aanwijzingen kunnen worden afgeleid uit het gedrag van de ordeverstoorder in de afgelopen periode, maximaal 13 maanden. Als een persoon zich bij voortduring heeft schuldig gemaakt aan het verstoren van de openbare orde en uit zijn of haar dossier blijkt dat die persoon al meerdere keren is aangesproken op zijn of haar gedrag, dan zou daaruit ernstige vrees kunnen worden afgeleid. De ernstige vrees bestaat dan, dat deze persoon zijn of haar ordeverstorende gedrag niet op eigen initiatief of met 'zachte' drang zal stoppen.

2.4.4 Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol

De burgemeester kan een maatregel opleggen aan een persoon als deze zelf de orde verstoord, individueel of in groepsverband of wanneer deze daarbij een leidende rol vervult.

Er is sprake van een groep bij drie of meer personen waar de overlastgever onderdeel van uitmaakt. Iemand vervult een leidende rol binnen een groep als deze persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Of iemand een leidende rol vervult, kan worden opgemaakt uit het gedrag. Het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben, zijn aanwijzingen dat sprake is van een leidinggevende rol. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Of sprake is van een leidinggevende rol kan per situatie verschillen.

Een persoon met een leidinggevende rol hoeft niet deel te nemen aan de ordeverstorende gedragingen, maar neemt wel het initiatief en zet anderen aan tot het verstoren van de openbare orde.

2.4.5 Groepsverbod

Als iemand herhaaldelijk de orde heeft verstoord en dit in groepsverband plaatsvond, zal aan die persoon een groepsverbod worden opgelegd. Een groepsverbod houdt in dat iemand zich niet in een bepaald gebied mag bevinden met drie of meer personen.

In bijzondere situaties kan het noodzakelijk zijn om direct een gebiedsverbod op te leggen.

2.4.6 Gebiedsverbod

Bij herhaaldelijke, individuele ordeverstoringen wordt aan die persoon een gebiedsverbod opgelegd. Na het opleggen van deze maatregel mag de persoon zich niet in een bepaald gebied bevinden.

In bijzondere situaties kan het noodzakelijk zijn om direct een meldingsplicht op te leggen.

2.4.7 Meldingsplicht

Een meldingsplicht komt in beeld wanneer iemand moet worden weggehouden van een bepaalde locatie op bepaalde tijdstippen. Een meldingsplicht is een ernstige inbreuk op de privacy. Het is een zwaarder middel van een groepsverbod of gebiedsverbod. Aan het opleggen van een meldingsplicht worden daarom zwaardere eisen gesteld.

Als iemand een gebiedsverbod overtreedt, wordt aan die persoon een meldingsplicht opgelegd. In bijzondere situaties kan het noodzakelijk zijn om direct een meldingsplicht op te leggen.

De burgemeester van een andere gemeente kan aan een inwoner van Westland een meldingsplicht opleggen. De burgemeester van de andere gemeente verzoekt dan de burgemeester van Westland om deze meldingsplicht uit te voeren. In de praktijk betekent dit dat de persoon aan wie de meldingsplicht is opgelegd zich op een bepaald tijdstip moet melden op een locatie in Westland.

De locatie van de melding wordt afhankelijk van de casus bepaald. Denkbare locaties zijn het politiebureau, een gemeentekantoor, de reclassering, Bureau Jeugdzorg, zorginstellingen enz. In veel gevallen is het politiebureau de meest logische keuze vanwege de ruime openingstijden en locatie.

Bij melding op het politiebureau of een andere locatie, is het volgende van belang:

De dagelijkse bedrijfsvoering moet zo min mogelijk worden gehinderd;

er mag bij de registratie geen sprake zijn van een onevenredige administratieve belasting;

er moet zo veel mogelijk aansluiting zijn bij de bestaande bedrijfsprocessen;

bij de feitelijke melding moet (zeker in het geval van grotere groepen) vermenging met overige bezoekers worden vermeden.

De meldingen worden geregistreerd. Daarbij worden tijdstip, locatie en registrant genoteerd.

2.5 Context van de gedragingen (beschrijving toepassingsgebieden)

Bij een juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen plaatsvonden erg belangrijk. De context is tevens bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel.

2.5.1 Overlast in wijken

De maatregelen zijn goed toepasbaar bij de bestrijding van overlast door onder andere (jeugd-)groepen en veel-plegers. Deze activiteiten hebben vaak een aanzuigende werking op allerlei vormen van criminaliteit. Het (herhaaldelijk) verstoren van de openbare orde in wijken heeft gevolgen voor de veiligheid en leefbaarheid van die wijken.

De overlast wordt vaak veroorzaakt door een beperkt aantal, duidelijk aanwijsbare, personen. Als bestaande instrumenten niet het gewenste effect hebben, kan een maatregel op grond van de WMBVEO opgelegd worden.

2.5.2 Ernstige overlast bij evenementen of in het uitgaanscentrum

De laatste jaren komt het steeds vaker voor dat groepen personen evenementen bezoeken met het doel de openbare orde te verstoren. Bij ernstige overlast bij evenementen of in het uitgaanscentrum kan de WMBVEO ook toegepast worden. Hierbij wordt voor de definitie van 'evenement' verwezen naar de APV.

2.5.3 Ernstige overlast door jongeren(-groepen)

Van jongeren is in elk geval sprake als de persoon nog geen 24 jaar oud is. Voor de aanpak van (ernstige) overlast door jongeren maken we gebruik van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. Maatregelen op grond van de WMBVEO worden pas ingezet als de minder vergaande middelen geen effect hebben. Bij ernstige overlast door jongeren is het dus een uiterste maatregel, die heel voorzichtig moet worden ingezet.

2.5.4 Voetbalgerelateerde overlast

Westland heeft geen Betaald Voetbal Organisatie (BVO). Er is niet of nauwelijks sprake van voetbalgerelateerde overlast. Eventuele overlast bij een EK of WK valt buiten de reikwijdte van de WMBVEO.

Deze beleidsregel gaat daarom niet in op voetbalgerelateerde overlast.

2.5.5 12-minners

Ernstige overlast door 12-minners komt (vrijwel) niet voor in Westland. Op dit moment is het niet noodzakelijk om de aanpak van deze groep op te nemen in de beleidsregel. Daarnaast wordt het opleggen van een maatregel als een uiterste oplossing gezien. Als andere maatregelen geen effect hebben, wordt overgegaan tot toepassing ervan. Voor eventuele overlast van 12-minners in Westland lijkt het vooralsnog een te zware maatregel. Overtreding van een opgelegde maatregel leidt tot een strafblad. Er zijn op dit moment voldoende alternatieven om overlast tegen te gaan mocht deze zich voordoen.