Regeling vervallen per 15-04-2016

Beleidsregels Gemeentelijke schuldhulpverlening Westland

Geldend van 15-04-2016 t/m 14-04-2016

Intitulé

Beleidsregels Gemeentelijke schuldhulpverlening Westland

Beleidsregels schuldhulpverlening

Het college van burgemeester en wethouders van Westland;

gelet op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de beleidsregels Gemeentelijke schuldhulpverlening Westland.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    bedreigende situatie: gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering;

  • c.

    crisisinterventie: de poging tot het afwenden van een crisis en daarmee de mogelijkheid creëren om de verzoeker te helpen via de reguliere schuldhulpverlening;

  • d.

    de gemeente: de gemeente Westland;

  • e.

    de wet: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • f.

    fraude: schending inlichtingenplicht die geleid heeft tot financiële benadeling van een bestuursorgaan;

  • g.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

  • h.

    verzoeker: de natuurlijke persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

  • i.

    Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Inwoners van de gemeente Westland kunnen zich wenden tot het college voor schuldhulpverlening.

Artikel 3 Verzoek tot schuldhulpverlening

  • 1. Melding

    a.het college legt, aan de hand van een persoonlijke of een telefonische melding, de melding vast in het registratiesysteem;

  • 2. Voorintake

    a.er wordt binnen vier weken na de melding een afspraak ingepland, de zogeheten “voorintake”, om de hulpvraag vast te stellen; namens het college wordt een gesprek gevoerd, waarbij ook mogelijke oplossingen in beeld worden gebracht. Hierbij wordt naar vermogen een beroep gedaan op de zelfredzaamheid, de eigen mogelijkheden en eigen netwerken van de verzoeker;

  • 3. in uitzondering op lid 2, onderdeel a, zal in geval van een bedreigende situatie binnen drie werkdagen een afspraak worden gepland voor het gesprek om de hulpvraag vast te stellen.

  • 4. Gebruik aanvraagformulier

    • a.

      na het vaststellen van de hulpvraag kan een formele aanvraag voor schuldhulpverlening worden ingediend;

    • b.

      de aanvraag voor schuldhulpverlening dient schriftelijk via het officiële aanvraagformulier te worden ingediend bij het college;

    • c.

      de procedure “voorintake” kan verplicht zijn voor inwoners die een aanvraag in het kader van de wet hebben ingediend.

Artikel 4 Aanbod van schuldhulpverlening

  • 1. Het college beoogt de doorlooptijd van het schuldhulpverleningstraject zo kort mogelijk te houden.

  • 2. Het college bepaalt of er een aanbod tot schuldhulpverlening wordt gedaan en zo ja, wat het beoogde doel is en uit welk product/producten het aanbod bestaat.

  • 3. Het aanbod kan bestaan uit het volgende product of producten:

    • a.

      informatie- en adviesgesprek;

    • b.

      betalingsregelingen;

    • c.

      stabilisatie;

    • d

      schuldregeling;

    • e.

      duurzame financiële dienstverlening;

    • f.

      budgetbeheer;

    • g.

      workshops of informatiebijeenkomsten;

    • h.

      opstellen WSNP verklaring;

    • i.

      crisisinterventie;

    • j.

      nazorg.

  • 4. Het college kan voorwaarden verbinden aan het aanbod tot schuldhulpverlening.

  • 5. Looptijd overeenkomst budgetbeheer:

    • a.

      de overeenkomst tot budgetbeheer tussen verzoeker en de partij die budgetbeheer aanbiedt, wordt voor een periode van maximaal 36 maanden aangegaan;

    • b.

      na afloop van de maximale looptijd kan de budgetbeheerrekening op verzoek van de rekeninghouder of het college worden verlengd, indien het college dit noodzakelijk acht;

    • c.

      de overeenkomst tot budgetbeheer kan te allen tijde door de rekeninghouder en de budgetbeheerder onder opgaaf van redenen worden beëindigd. Dit dient schriftelijk te geschieden en daarbij dient een opzeggingstermijn van minimaal één maand in acht te worden genomen.

  • 6. Het college kan (onderdelen van) het schuldhulpverleningsaanbod laten uitvoeren door derden.

Artikel 5

  • 1. Uit de wet volgt dat er een inlichtingenplicht geldt. Het college acht deze verplichting van toepassing vanaf datum melding.

  • 2. Uit de wet volgt dat er een medewerkingsplicht geldt. Het college acht deze verplichting van toepassing vanaf datum melding. Onder de medewerkingsplicht verstaat het college in ieder geval:

    • a.

      het nakomen van afspraken;

    • b.

      het tijdig inleveren van voor de schuldhulpverlening noodzakelijke bewijsstukken;

    • c.

      het nakomen van de te nemen acties en verplichtingen op het getekende afsprakenformulier binnen de gestelde termijn;

    • d.

      geen nieuwe schulden of verplichtingen aangaan;

    • e.

      het zich houden aan alle bepalingen en voorwaarden als genoemd in het plan van aanpak, schuldregelingsovereenkomst en contracten budgetbeheer;

    • f.

      het zich houden aan de afspraken met andere hulpverlenende instanties;

    • g.

      het actief deelnemen aan een workshop of cursussen gericht op het inzicht krijgen in de financiële situatie en voorkomen van (nieuwe) schulden;

    • h.

      zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen en het minimaliseren van uitgaven, en deze afloscapaciteit te gebruiken ter delging van de schulden;

    • i.

      aanpakken van omstandigheden die tot problematische schulden hebben geleid;

    • j.

      schuldhulpverleningstraject volledig afmaken.

Artikel 6 Weigeren verzoek

  • 1. Het college besluit in ieder geval de schuldhulpverlening te weigeren indien:

    • a.

      Verzoeker één of meerdere verplichtingen als genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid niet of in onvoldoende mate is nagekomen;

    • b.

      verzoeker ondubbelzinnig verklaart of uit zijn houding en gedrag ondubbelzinnig blijkt dat hij niet bereid is de beschikbare aflossingscapaciteit in middelen en vermogen te gebruiken voor delging van zijn schulden;

    • c.

      verzoeker niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door na te laten de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden;

    • d.

      verzoeker zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

    • e.

      verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen;

    • f.

      verzoeker heeft binnen 6 maanden voorafgaand aan het verzoek tot schuldhulpverlening een traject schuldhulpverlening van de gemeente beëindigd zien worden;

    • g.

      verzoeker heeft binnen 3 jaar voorafgaand aan het verzoek tot schuldhulpverlening een traject in het kader van de Wsnp of een minnelijke regeling afgerond;

    • h.

      er is sprake van fraude in het jaar voorafgaand aan de aanvraag schuldhulpverlening.

Artikel 7 Recidive

  • 1. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening indien minder dan zes maanden voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening is geweigerd of voortijdig beëindigd:

    • a.

      op grond van artikel 6, lid 1 onder a en b;

    • b.

      op grond van artikel 8 onder a, b, c, d of j in de periode dat er nog geen schuldregeling tot stand is gekomen.

  • 2. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening indien minder dan drie jaar voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening voortijdig is beëindigd:

    • a.

      op grond van artikel 8, aanhef en onder a, b, d of j en er al sprake was van een schuldregeling;

    • b.

      op grond van artikel 8, aanhef en onder g;

    • c.

      de schuldhulpverlening op verzoek van verzoeker is beëindigd en er al sprake was van een schuldregeling.

  • 3. In afwijking van het gestelde in artikel 2, onderdeel 1 en 2, kan het college wel een aanbod schuldhulpverlening doen indien in redelijkheid gesteld kan worden dat verwijtbaarheid bij de beëindiging of weigering ontbrak.

Artikel 8 Beëindigingsgronden

Het college besluit in ieder geval de schuldhulpverlening te beëindigen indien:

  • a.

    verzoeker niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan één of meerdere verplichtingen als genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid;

  • b.

    verzoeker of belanghebbende voor de tweede keer niet is verschenen op een afspraak zonder hierover vooraf te berichten;

  • c.

    als verzoeker is toegelaten tot de Wsnp;

  • d.

    het besluit is genomen op grond van door verzoeker aangeleverde gegevens die onjuist blijken te zijn;

  • e.

    verzoeker is komen te overlijden;

  • f.

    verzoeker niet langer inwoner is van de gemeente en er nog geen minnelijke schuldregeling tot stand is gekomen;

  • g.

    verzoeker zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

  • h.

    verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen;

  • i.

    de geboden hulp, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, niet (langer) passend is;

  • j.

    verzoeker zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen;

  • k.

    wanneer het vooraf geformuleerde doel is bereikt.

Artikel 9 Intrekking en terugvordering

  • 1. Het college kan een besluit, genomen bij of op grond van de wet, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden voortvloeiend uit de wet of gesteld bij of krachtens deze beleidsregels; en

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig afwijken en/of onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere bezijn genomen.ng zou

  • 2. In het geval een besluit tot toekenning van een aanbod schuldhulpverlening is ingetrokken, kunnen op basis daarvan, de kosten voor de reeds aangeboden schuldhulpverlening verhaald worden op verzoeker.

Artikel 10 Kosten van schuldhulpverlening

In de volgende gevallen kan het college kosten gemaakt in het kader van schuldhulpverlening in rekening brengen:

  • 1.

    Het college kan de kosten voor het opstellen van een dwangakkoord in rekening brengen bij de weigerende schuldeiser.

  • 2.

    De kosten die het college heeft betaald voor het op orde brengen van de boekhouding van een (ex)-ondernemer worden als lening verstrekt.

  • 3.

    Het college is bevoegd de kosten van de controle en betaling in het kader van een schuldregeling volgens het vastgestelde percentage door de NVVK, in mindering te brengen op het uit te betalen bedrag aan schuldeisers.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Inwerkingtreding en toepassing

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking van de regels.

  • 2. Deze beleidsregels zijn alleen van toepassing op verzoekers die zich eerst onder het regime van de wet hebben aangemeld voor schuldhulpverlening.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels schuldhulpverlening Westland

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Westland d.d. 10 december 2012.
de secretaris, de burgemeester,
M.van Beek J. van der Tak

Toelichting Beleidsregels schuldhulpverlening, gemeente Westland

Inleiding

In dit document is vastgelegd wat de beleidsregels zijn ten aanzien van schuldhulpverlening in de gemeente Westland. Dit is in het kader van de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Door deze wet valt schuldhulpverlening voor wat betreft het aanbod onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Deze beleidsregels dienen als handvat bij het motiveren van besluiten. De beleidsregels vloeien voort uit en zijn een aanvulling op het beleidsplan “integrale schuldhulpverlening 2012 – 2016” van de gemeente Westland.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1

De in dit artikel opgenomen definities zijn aanvullend op artikel 1 Wgs en de Awb.

Artikel 2

Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor inwoners van Westland van 18 jaar en ouder. Er is sprake van een brede toegankelijkheid conform de Wgs. Voor minderjarigen kan feitelijk geen minnelijke schuldregeling worden opgestart. Een minderjarige kan geen overeenkomsten (bijv. lening of aankoop) aangaan zonder toestemming van ouders of voogd. Overeenkomsten die zonder toestemming zijn aangegaan kunnen vernietigd worden. Minderjarigen zouden daardoor in principe niet in een problematische schuldensituatie terecht moeten kunnen komen. Toch kunnen er wel schulden ontstaan bij minderjarigen (bijvoorbeeld doordat wel toestemming is verleend of doordat de minderjarige een ander schade heeft berokkend).

Er zijn verschillen in de mogelijkheden van het aanbod schuldhulpverlening afhankelijk van de doelgroep. Het beleidsplan geeft de volgende doelgroepen specifiek aan:

  • 1.

    (Ex)Zelfstandig ondernemers;

  • 2.

    Minderjarigen;

  • 3.

    Verzoekers met een eigen woning;

  • 4.

    Gezinnen met minderjarige kinderen.

Schuldhulpverlening is altijd individueel en persoonsgebonden. Hoe met de verschillende doelgroepen wordt omgegaan staat beschreven in het beleidsplan, paragraaf 3.3.

Artikel 3

Verzoek tot schuldhulpverlening

Het doel is om het traject schuldhulpverlening zo kort mogelijk te houden. De doorlooptijd wordt individueel bepaald, afhankelijk van de situatie van de cliënt.

Het productenaanbod is nader uitgewerkt in het beleidsplan schuldhulpverlening, bijlage 1.

Met de komst van de Wgs is ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing geworden op de uitvoering van schuldhulpverlening.  

Dat betekent, naast de mogelijkheid van bezwaar en beroep en de werking van de Wet dwangsom, ook dat het college gehouden is aan afhandelingstermijnen. Samen met de wachttijden zoals benoemd in de Wgs, betekent dit een nieuw proces voor aanmelding. Omdat in de Wgs niet glashelder staat benoemd wanneer de diverse termijnen gaan lopen, is in het beleidsplan, paragraaf 3.8. vastgelegd hoe de gemeente Westland het proces en de termijnen vormgeeft.

Artikel 4

Aanbod van schuldhulpverlening

Het doel is om het traject schuldhulpverlening zo kort mogelijk te houden. De doorlooptijd wordt individueel bepaald, afhankelijk van de situatie van de cliënt. Aan het begin van het traject geeft het college aan wat de verwachte doorlooptijd is. Houding en gedrag van de cliënt kunnen invloed hebben op de uiteindelijke doorlooptijd. Als uitgangspunt geldt dat zelfredzaamheid gestimuleerd wordt.

Het productenaanbod is nader uitgewerkt in het beleidsplan schuldhulpverlening, bijlage 1.

Als het college besluit om een aanbod schuldhulpverlening te doen, kunnen verschillende producten worden ingezet. Waar mogelijk worden de producten afgestemd op de situatie van verzoeker. Andere factoren die onder andere een rol kunnen spelen bij de afweging zijn:

  • -

    het wel of niet aanwezig zijn van een problematische schuldensituatie en het aanwezig zijn van niet-saneerbare vorderingen;

  • -

    houding en gedrag;

  • -

    eventueel eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Het doel van een schuldregeling is het bewerkstelligen van een minnelijke regeling van de totale

schuldenlast. Het college verstrekt geen saneringskredieten aan verzoeker. De schuldregeling bestaat uit schuldbemiddeling met de schuldeisers en de inzet van de genoemde producten als in bijlage 1 van het beleidsplan integrale schuldhulpverlening.

Voor het product budgetbeheer geldt dat een traject maximaal 3 jaar duurt. In uitzonderingsgevallen, zoals

situaties waarbij sprake is van meervoudige problematiek, kan de periode verlengd worden.

Het college kan voorwaarden verbinden aan het aanbod tot schuldhulpverlening. Deze voorwaarden vloeien voort uit de, wettelijke, inlichtingen- en medewerkingsplicht. In artikel 5 zijn deze voorwaarden nader uitgewerkt.

Artikel 5

Lid 1

Conform Wgs rust op verzoeker de verplichting om desgevraagd of uit eigen beweging de gemeente te informeren en bewijsstukken aan te leveren over alles wat van belang is voor schuldhulpverlening. Tevens dient verzoeker op verzoek de medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de schuldhulpverlening. De aangeleverde gegevens worden door het college onderzocht op juistheid en volledigheid.

Lid 2

Naast de in lid 1 genoemde inlichtingenplicht dient verzoeker alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van schuldhulpverlening. De onder a t/m j genoemde lijst met verplichtingen is niet limitatief. Afhankelijk van het product en de situatie van de verzoeker kan aanvullende medewerking vereist zijn.

Met zowel de verplichting tot het verstekken van inlichtingen en het verlenen van medewerking wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker.

Artikel 6

Weigeren verzoek

In dit artikel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het college het verzoek tot schuldhulpverlening in ieder geval weigert. Het betreft een niet-limitatieve opsomming.

De verplichting om alle relevante inlichtingen te verstrekken en medewerking te verlenen vloeien voort uit de wet. Wanneer verzoeker zich niet aan één of meerdere van deze verplichtingen zoals genoemd in artikel 5 houdt, zal het college de aanvraag buiten behandeling stellen door toepassing van artikel 4:5 Awb.. Het genoemde in artikel 1 lid a is alleen van toepassing in die gevallen dat door het college de afhandelingstermijn van de aanvraag niet gehaald wordt en daardoor artikel 4:5 Awb niet van toepassing is.

Agressie, fysiek of verbaal, tegen medewerkers die belast zijn met de uitvoering van schuldhulpverlening is onacceptabel. Dit is de reden dat de schuldhulpverlening na misdraging door verzoeker (of een belanghebbende) kan worden beëindigd. Belangrijk criterium voor het al dan niet beëindigen van schuldhulpverlening is de vraag of de gedraging dermate ernstig is dat er aangifte dient te worden gedaan conform het bestaande agressieprotocol Werkplein binnen de gemeente. Als wordt voldaan aan het genoemde criterium zal de verzoeker schriftelijk van de beëindiging op de hoogte worden gesteld.

Naast de eigen verantwoordelijkheid is een goede motivatie cruciaal voor het slagen van de schuldhulpverlening. Daarom kan het college het verzoek weigeren indien verzoeker de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening niet wil zoeken en/ of aanvaarden. Zonder die hulpverlening is het immers niet mogelijk om de onderliggende oorzaak van de schulden op te lossen of aan te pakken. De kans dat het traject schuldhulpverlening mislukt is groot en dus is de maatschappelijke investering in een traject ongewenst.

Het uitgangspunt van de gemeente is dat fraude niet lonend mag zijn. Het college zal dus geen aanbod doen wanneer er in het jaar voorafgaand aan de aanvraag fraude is gepleegd. Hierbij sluit het college aan bij de bevoegdheid als verwoord in artikel 3, lid 3 van de wet.

Het college van de gemeente Westland treedt niet in de beoordeling van andere bestuursorganen ten aanzien van de vraag of er daadwerkelijk sprake is van fraude. Dit betekent dat er enkel sprake is van fraude in de zin van de Wgs indien het betreffende bestuursorgaan heeft vastgesteld dat er sprake was van schending van de inlichtingenplicht én dat deze schending het betreffende bestuursorgaan financieel benadeeld heeft. Hierbij doet niet ter zake of het betreffende bestuursorgaan de financiële benadeling elders kan declareren.

Ten aanzien van het moment waarop de fraude is gepleegd, gaat het om het moment waarop hiertoe een besluit is genomen.

Artikel 7

Recidive

In verband met de eigen verantwoordelijkheid en de beperkte middelen voor schuldhulpverlening is in dit artikel opgenomen wanneer het college in het geval van recidive geen aanbod schuldhulpverlening kan doen. De bevoegdheid hiertoe vloeit voort uit artikel 3, tweede lid, van de Wgs.

De bestaande praktijk was dat burgers na een beëindiging van de schuldhulpverlening door eigen toedoen na korte tijd opnieuw een beroep op de gemeente deden. Hieraan is door middel van dit artikel een grens gesteld.

Met “schuldhulpverlening” wordt ook het aanbod van de gemeente van vóór inwerkingtreding van de wet bedoeld.

Voor wat betreft de termijn van uitsluiting is een onderscheid gemaakt op basis van de eerdere reden van beëindigen of weigeren. Indien iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt bij de beëindiging of weigering kan een verzoek niet op basis van dit artikel worden geweigerd.

Ook in het geval van een acute noodsituatie, waarbij het weigeren van een aanbod schuldhulpverlening leidt tot ernstig en direct leed van de verzoeker en/of zijn kinderen, en er geen alternatieve oplossing binnen het eigen sociale netwerk mogelijk is, kan er alsnog een aanbod schuldhulpverlening gedaan worden. Gedacht kan worden aan een huisuitzetting bij een gezin met jonge kinderen die geen beroep kunnen doen op het eigen netwerk voor opvang en dus dakloos dreigen te worden.

Het college kan ook gebruik maken van de bevoegdheid geen aanbod schuldhulpverlening te doen wanneer door een ander college een aanbod schuldhulpverlening is geweigerd of vroegtijdig is beëindigd.

Artikel 8

Beëindigingsgronden

In dit artikel is aangegeven in welke gevallen het college kan besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen. Van beëindiging is sprake indien de aanspraak op schuldhulpverlening wordt aangetast met ingang van het heden of naar de toekomst toe.

Het kan gaan om de situatie dat verzoeker niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen als genoemd in artikel 5 heeft voldaan of voor de tweede keer niet op een afspraak is verschenen zonder hier vooraf over te berichten. In die gevallen zal het college de schuldhulpverlening stoppen. Hieronder volgt een korte toelichting op de andere genoemde beëindiginggronden:

  • -

    onder c: als verzoeker is toegelaten tot de wsnp;

  • -

    onder d: het kan voorkomen dat de verzoeker is toegelaten tot de schuldhulpverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens dient te worden nagegaan of het bestaande aanbod terecht is gedaan. Indien dit niet het geval is, zal het college het traject schuldhulpverlening beëindigen;

  • -

    onder e : als verzoeker komt te overlijden zal het college de schuldhulpverlening beëindigen;

  • -

    onder f: schuldhulpverlening staat open voor inwoners van Westland. Bij een verhuizing naar een andere gemeente zal schuldhulpverlening in Westland worden beëindigd, tenzij met de gemeente waar verzoeker naar vertrekt afspraken zijn gemaakt over continuering, inclusief een vergoeding van de kosten die de gemeente Westland maakt. Een lopende minnelijke schuldregeling zal niet worden beëindigd;

  • -

    onder g: zie toelichting artikel 6;

  • -

    onder h: nadat het aanbod is gedaan kan alsnog blijken dat verzoeker in staat is om zelf of met hulp van zijn omgeving zijn schulden te kunnen regelen. Dit kan aanleiding zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen;

  • -

    onder i: gedurende het traject schuldhulpverlening kan blijken dat de hulp niet langer passend is. Het college gaat dan na welke andere hulp mogelijk is;

  • -

    onder j: het is de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker om zich tot het uiterste in te spannen om de aan de schulden ten grondslag liggende oorzaken op te lossen. Indien verzoeker zich hiertoe niet naar vermogen inspant wordt de schuldhulpverlening beëindigd. De maatschappelijke investering in schuldhulpverlening is dan onverantwoord, omdat het traject nauwelijks kans van slagen heeft.

Artikel 9

Intrekking en terugvordering

Van intrekking is sprake indien de aanspraak op een schuldhulpverlening met terugwerkende kracht wordt aangetast. Achteraf wordt dus alsnog een juist besluit genomen. Vervolgens kan hetgeen ten onrechte is verstrekt, bijvoorbeeld de kosten voor budgetbeheer, worden teruggevorderd.

De Wgs bevat geen bepaling die het college de bevoegdheid verleent om toegekende schuldhulpverlening in te trekken. Uit de uitspraak van 28 juni 2011 (LJN: BR 3350) blijkt dat de Rechtbank Arnhem vaststelt dat uit vaste jurisprudentie volgt dat een bestuursorgaan ook zonder specifieke wettelijke grondslag ambtshalve de bevoegdheid toekomt om een eerder besluit weer in te trekken, mits daarbij de geschreven en ongeschreven beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen, en ook overigens de wettelijke voorschriften worden nageleefd. Van deze bevoegdheid maakt het college gebruik.

Het college kan een besluit geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • -

    niet is voldaan aan de voorwaarden voortvloeiend uit de wet of zoals bij beschikking aan belanghebbende zijn medegedeeld;

  • -

    uit onderzoek is gebleken dat de belanghebbende in een eerder stadium onjuiste en/of onvolledige gegevens heeft aangeleverd en dat, als de juiste en/of volledige gegevens bekend geweest waren, dit tot een ander besluit had geleid.

Het college heeft de bevoegdheid om over te gaan tot intrekking van de schuldhulpverlening. Dit houdt in dat een belangenafweging gemaakt moet worden ten aanzien van het uitoefenen van deze bevoegdheid. Bij de belangenafweging geldt als uitgangspunt dat schuldhulpverlening betaald wordt uit algemene middelen en dat misbruik en/of oneigenlijk gebruik van deze voorzieningen moet worden voorkomen. Echter, het belang om hulp te krijgen in een schuldensituatie dient eveneens zwaar te wegen.

Aangezien intrekking in feite een beëindiging met terugwerkende kracht is, dient ook rekening gehouden te worden met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit beginsel is echter al verdisconteerd in de gronden waarop de intrekking gebaseerd kan worden. Zo is er in beginsel geen strijd met het rechtszekerheidsbeginsel indien de belanghebbende niet heeft voldaan aan voorwaarden die zijn opgelegd bij de toekenning van de schuldhulpverlening.

Uit de belangenafweging vloeit voort dat het ook mogelijk is dat wordt afgezien van intrekking. In dat geval is het vaak wel mogelijk om het recht op schuldhulpverlening te beëindigen.

Het besluit om over te gaan tot intrekking wordt altijd bij beschikking medegedeeld. In de beschikking wordt medegedeeld wat de reden is van de intrekking. Bovendien vermeldt de beschikking, indien van toepassing, welk bedrag ten onrechte is ontvangen danwel aan een derde is betaald. Verder wordt ook de afwikkeling van resterende rechten en verplichtingen in de beschikking opgenomen.

Wanneer na toekenning van een aanbod schuldhulpverlening blijkt dat verzoeker vanwege bijvoorbeeld het opzettelijk achterhouden van informatie blijkt dat er toch geen recht bestaat op schuldhulpverlening, zal het traject met terugwerkende kracht worden stopgezet.

Dit kan ook wanneer er geen opzet in het spel is, maar op basis van de nieuwe gegevens blijkt dat er geen recht bestaat op de aangeboden dienstverlening.

Wanneer er sprake is van fraude, zullen de kosten van het traject tot het punt van stopzetting in rekening worden gebracht bij verzoeker. Dit betreft de kosten die het college maakt bij derden, zoals:

  • -

    Budgetbeheerkosten

  • -

    Kosten boekhouder

  • -

    Kosten traject zelfstandig ondernemer

Artikel 10

Kosten schuldhulpverlening

Wanneer schuldeisers niet akkoord gaan met een voorgestelde schuldregeling, kan een verzoek tot een dwangakkoord opgesteld worden en ingediend bij de rechtbank volgens artikel 287a van de Faillissementswet. Het opstellen van het dwangakkoord en het ondersteunen van de verzoeker bij het verzoekschrift hiertoe kost het college geld. De kosten die het college maakt, zullen bij toewijzing van het dwangakkoord door de rechter, in rekening worden gebracht bij de weigerende schuldeiser(s).

Wanneer een ondernemer zich meldt voor schuldhulpverlening moet vaak extra geïnvesteerd worden in het op orde brengen van de boekhouding. Het college vergoedt deze kosten in de vorm van een lening welke opgenomen zal worden in het schuldenpakket van de verzoeker.

Bij een schuldregeling mag het college een vast bedrag inhouden op de afloscapaciteit wanneer de schuldeisers akkoord zijn met het voorstel schuldregeling. Dit zijn de kosten voor budgetbeheer en kosten bemiddeling. Dit kan pas als de schuldregeling tot stand is gekomen.

Artikel 11

Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de verzoeker afwijken van de bepalingen uit deze beleidsregels, maar niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als regel. Er moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk worden aangegeven waarom in een bepaalde situatie van de beleidsregels wordt afgeweken.

Het moet hier gaan om een acute noodsituatie, waarbij het weigeren van een aanbod schuldhulpverlening leidt tot ernstig en direct leed van de verzoeker en/of zijn kinderen, en er geen alternatieve oplossing binnen het eigen sociale netwerk mogelijk is, kan er alsnog een aanbod schuldhulpverlening gedaan worden. Gedacht kan worden aan een huisuitzetting bij een gezin met jonge kinderen die geen beroep kunnen doen op het eigen netwerk voor opvang en dus dakloos dreigen te worden

Artikel 12

Inwerkingtreding

De Wgs is een nieuwe wet waarin geen overgangsrecht is opgenomen. Verzoekers die zich voor datum inwerkingtreding hebben gemeld voor schuldhulpverlening zullen volgens de oude werkwijze worden behandeld.

Artikel 13

Citeertitel

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Datum inwerkingtreding: 5 april 2013.