Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels bijzondere bijstand Westland 2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Westland 2014

Het college van gemeente Westland;

gelet op artikel 35 van de Wet werk en bijstand;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand Westland 2014.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

    • b.

      de bijstandsnorm: de van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met door het college vastgestelde toeslag of verlaging, zoals genoemd in artikel 5 c van de wet;

    • c.

      Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • d.

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • e.

      CAV : collectieve aanvullende zorgverzekering;

    • f.

      Zvw: Zorgverzekeringswet;

    • g.

      Awbz: Algemene wet bijzondere ziektekosten;

    • h.

      AOW: Algemene ouderdomswet;

    • i.

      Wtos: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • j.

      Om niet: de bijzondere bijstand als gift;

    • k.

      Peiljaar: 1 september tot september van het volgend jaar.

  • 2. In deze beleidsregels worden dezelfde begripsbepalingen gebruikt als in de Wet werk en bijstand.

Artikel 2 De aanvraag

  • 1. De aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten worden gemaakt.

  • 2. Afwijken is mogelijk, als:

    • a.

      een aanvraag niet ingediend kan worden vóórdat de kosten zijn gemaakt, en;

    • b.

      uiterlijk binnen 1 maand nadat de kosten zijn gemaakt, is ingediend.

Artikel 3 Hoogte bijzondere bijstand

  • 1. Bij de vaststelling van de hoogte van het bedrag aan bijzondere bijstand wordt gekozen voor een goedkope en passende oplossing.

  • 2. De richtprijzen zoals genoemd in de prijzengids van het Nibud gelden als normbedragen, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

Artikel 4 Toegang tot bijzondere bijstand

De toegang tot de bijzondere bijstand is als volgt:

  • 1.

    Voor bijzondere individuele kosten is de toegang gesteld op een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm met inachtneming van de vermogensgrens in artikel 34 lid 3 van de wet. De hoogte van AOW-uitkering, voor degene met uitsluitend AOW, wordt gelijk gesteld aan de bijstandsnorm voor pensioengerechtigden.

  • 2

    Voor bijzondere categoriale kosten voor gezinnen met schoolgaande kinderen is de toegang gesteld op een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm en met inachtneming van de vermogensgrens in artikel 34 lid 3 van de wet.

  • 3

    Voor de vergoeding van medische kosten via de CAV-Westland is de toegang gesteld op een inkomen van 101% van de bijstandsnorm en met inachtneming van de vermogensgrens in artikel 34 lid 3 van de wet. De hoogte van AOW-uitkering, voor degene met uitsluitend AOW, wordt gelijk gesteld aan de bijstandsnorm voor pensioengerechtigden.

  • 4

    Voor kosten genoemd in hoofdstuk 4 en 5 van de beleidsregels is de toegang gesteld op 100% van de bijstandsnorm en wordt het vermogen in zijn geheel in aanmerking genomen.

Artikel 5 Vorm van de bijstand aan zelfstandigen

  • 1. Analoog aan de verstrekking van de uitkering levensonderhoud van het Bbz, wordt de bijzondere bijstand aan zelfstandigen verstrekt in de vorm van een lening. Als na afloop van een boekjaar de Bbz-uitkering voor levensonderhoud omgezet wordt in een verstrekking om niet, wordt de verleende bijzondere bijstand ook omgezet naar verstrekking om niet.

HOOFDSTUK 2 DRAAGKRACHT

Draagkracht is dat deel van het inkomen of vermogen, genoemd in artikel 35 lid 1 van de wet, dat belanghebbende moet inzetten om de bijzondere kosten te voldoen.

Artikel 6 Draagkracht algemeen

  • 1. Als draagkracht geldt een inkomen (inclusief vakantietoeslag) boven 100% van de geldende bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag) en een vermogen boven de vermogensgrens genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet. De hoogte van AOW-uitkering, voor degene met uitsluitend AOW, wordt gelijk gesteld aan de bijstandsnorm voor pensioengerechtigden.

  • 2. De draagkracht wordt telkens voor de periode van 12 maanden vastgesteld beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Draagkracht wordt zo veel mogelijk ineens verrekend met de te verstrekken bijzondere bijstand.

  • 3. Belanghebbende(n) met een uitkering voor levensonderhoud op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) worden niet geacht over draagkracht te beschikken.

Artikel 7 Draagkracht in het vermogen

  • 1. Het vermogen wordt overeenkomstig het recht op algemene bijstand vastgesteld waarbij artikel 34 lid 2 van de wet van toepassing is.

  • 2. Het vermogen boven de vermogensgrens op grond van artikel 34 lid 3 van de wet wordt in zijn geheel in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 3. In afwijking van het genoemde in lid 1 wordt bij een aanvraag voor algemene kosten van het bestaan (genoemd in hoofdstuk 4 en 5) géén vermogensvrijlating op grond van artikel 34 lid 2 onder c en lid 3 van de wet toegepast. Hierbij wordt, vanwege de verschillende betalingsmomenten van inkomsten, 1,5 maal de bijstandsnorm vrijgelaten en het overige in zijn geheel in aanmerking genomen.

  • 4. Bij de vaststelling van het recht op individuele bijzondere bijstand wordt de langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet vrijgelaten.

Artikel 8 Draagkracht in het inkomen

  • 1. Het inkomen (inclusief vakantiegeld) wordt overeenkomstig het recht op algemene bijstand vastgesteld, waarbij artikel 31 lid 2 van de wet van toepassing is.

  • 2. Indien het inkomen de bijstandsnorm overstijgt, moet dat meerdere inkomen gedeeltelijk ingezet worden voor de betaling van de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 3. Wanneer bijzondere bijstand wordt aangevraagd en toegekend voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (genoemd in hoofdstuk 4 en 5) is 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm draagkracht.

  • 4. Wanneer sprake is van een schuldsaneringsregeling op grond van de Wsnp of een minnelijke schuldregeling geldt dat de draagkracht berekend wordt over het inkomen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.

  • 5. Bij de vaststelling van aanwezige draagkracht in het inkomen wordt rekening gehouden met de volgende aftrekposten:

    • a.

      de eigen bijdrage kinderopvang waarvoor aanspraak bestaat op kinderopvangtoeslag. Hierbij wordt slechts de maximale uurprijs en het maximale aantal uren conform de regels van de kinderopvangtoeslag in aftrek genomen;

    • b.

      de woonkosten voorzover deze na aftrek van ontvangen huurtoeslag meer bedragen dan de in de Wet op de Huurtoeslag genoemde basishuur bij een-/meerpersoons- huishoudens als gevolg van een te hoog ingeschat inkomen.

  • 6. Van het inkomen boven de bijstandsnorm (= het meerinkomen) vormen op jaarbasis de volgende percentages draagkracht:

    • a.

      van de eerste € 1.500,-- wordt 10% als draagkracht aangemerkt;

    • b.

      van de volgende € 1.500,-- wordt 35% als draagkracht aangemerkt;

    • c.

      van al het meerdere boven € 3000,-- wordt 50% als draagkracht aangemerkt.

HOOFDSTUK 3 MEDISCHE KOSTEN

Artikel 9 Medische kosten

  • 1. Het uitgangspunt voor medische kosten is dat een ieder zich moet verzekeren op het voorzieningenniveau van de basis- en aanvullende zorgverzekering. Medische kosten worden niet vergoed uit de bijzondere bijstand.

  • 2. De vergoedingen vanuit de Zvw en de Awbz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3. Als belanghebbende om redenen die niet verwijtbaar zijn, niet of nog niet, kan overstappen naar de CAV-Westland, en er doen zich bijzondere omstandigheden voor, dan kan vergoeding plaatsvinden op het voorzieningenniveau van de CAV-Westland.

HOOFDSTUK 4 DUURZAME GEBRUIKSGOEDEREN EN WONINGINRICHTING

Het uitgangspunt is dat kosten van vervanging of aanschaf van gebruiksgoederen en inrichting behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Men wordt geacht voor deze kosten te reserveren en te betalen uit het inkomen, het vermogen of de langdurigheidstoeslag.

Draagkracht : 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm en 100% van het beschikbare vermogen.

Artikel 10 Kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Indien als gevolg van bijzondere omstandigheden bijstandsverlening toch noodzakelijk is, kan een renteloze lening worden verstrekt.

  • 2. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt gezocht naar een goedkope en passende oplossing in het individuele geval. Als gemeente stimuleren wij de mogelijkheden van gebruikte goederen via kringloopwinkels en het particuliere aanbod via internet.

  • 3. De bedragen die maximaal als renteloze lening worden verstrekt voor (volledige) woninginrichting zijn afhankelijk van de samenstelling van het gezin en maximaal 50% van de genoemde bedragen in de prijzengids van het Nibud.

  • 4. Uitgezonderd hiervan zijn witgoedapparaten. Deze worden verstrekt tot maximaal 100% van de genoemde bedragen in de prijzengids van het Nibud.

  • 5. Voor de vaststelling van de reserveringscapaciteit wordt gekeken naar een verantwoorde besteding van het inkomen. Hierbij wordt de richtlijn gesteld op 6% van de bijstandsnorm als reserveringscapaciteit.

  • 5. Van het vermogen, zoals bedoeld in artikel 34 lid 2 onder c en lid 3 van de wet wordt, vanwege de verschillende betalingsmomenten van inkomsten, 1,5 maal de bijstandsnorm vrijgelaten en het overige in zijn geheel in aanmerking genomen.

  • 6. De ontvangen langdurigheidstoeslag geldt als reserveringcapaciteit.

  • 7. Beslaglegging op het inkomen, deelname aan een minnelijke schuldregeling of de Wsnp wordt geacht geen belemmering te vormen om te kunnen reserveren.

  • 8. Indien de reserveringscapaciteit uit het voorgenoemde lid verantwoord is besteed, en er sprake is van een minnelijke schuldregeling of Wsnp waarbij geen nieuwe schulden gemaakt mogen worden, kan in de individuele situatie worden afgeweken van het genoemde in lid 1 en kan de bijstand om niet worden verstrekt.

HOOFDSTUK 5 WOONKOSTEN

Deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen, het vermogen of de langdurigheidstoeslag worden betaald. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden waarbij de gemeente de noodzaak heeft vastgesteld, kan bijstand verleend worden door (1) de vertrekkende gemeente voor het verhuizen van verhuisbare goederen en (2) opknapkosten en inrichtingskosten door de gemeente van vestiging.

Draagkracht: 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm en 100% van het beschikbare vermogen.

Artikel 11 Kosten in verband met verhuizing

  • 1. Er moet sprake zijn van een noodzaak tot het aanvaarden van (andere) woonruimte. Dit is het geval indien er sprake is van:

    • a.

      een urgentieverklaring;

    • b.

      vergunninghouders die een woning krijgen aangeboden.

  • 2. Indien de noodzaak is vastgesteld kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van het transport van verhuisbare goederen, waarbij gezocht wordt naar de meest goedkope en passende oplossing in het individuele geval;

    • b.

      de kosten van de eerste huur of maximaal 1 maand dubbele huur;

    • c.

      de waarborgsom;

    • d.

      noodzakelijke opknapkosten die worden vastgesteld op basis van het aantal kamers in de woning en zijn maximaal 100% als genoemd in de prijzengids van het Nibud.

  • 3. Met uitzondering van de kosten genoemd in lid 2 c wordt de bijstand om niet verstrekt, tenzij er sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 12 Woonkostentoeslag

Deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan en de eigen verantwoording van de belanghebbende(n). In het geval een beroep op bijzondere bijstand moet worden gedaan, op grond van lid 2 t/m 5 van dit artikel, is de bijstand bedoeld als overbrugging naar de situatie tot deze kosten wel weer uit het inkomen kunnen worden voldaan.

  • 1.

    Onder woonkosten worden verstaan: 

  • a.

    Indien een woning wordt gehuurd: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag.

  • b.

    Indien het een eigen woning is:

    • o

      De hypotheekrente na aftrek van het recht op belastingteruggaaf;

    • o

      De in verband met het eigendom van de woning te betalen zakelijke lasten (het rioolrecht, het eigenaarsdeel van de onroerende zaak belasting, de opstalverzekering, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en de erfpachtcanon) en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

  • 2.

    Een woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag géén belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand zou ontvangen.

  • 3.

    Een woonkostentoeslag bij een woning in eigendom kan worden verleend, indien de belanghebbende een woning bezit en bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten overeenkomstig artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag géén belemmering zou vormen voor toekenning van een toeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag per maand ontvangt, indien het een huurwoning zou betreffen.

  • 4.

    Aan de belanghebbende met een huurwoning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag wél een belemmering vormt voor de toekenning van huurtoeslag, kan voor een periode van maximaal 6 maanden een woonkostentoeslag worden verstrekt. De woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur, in afwijking van lid 2, komen volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking , voor zover het een reële huurprijs betreft.

  • 5.

    Het vorige lid is in zijn geheel overeenkomstig van toepassing bij bewoning van een woning in eigendom, waarvan de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag wél een belemmering vormt voor huurtoeslag, indien het een huurwoning zou betreffen en voorzover het een reële maandelijkse hypotheeklast betreft. Hierbij geldt een verlaging van de woonlasten via de hypotheekverstrekker en interventie door de gemeentelijk schuldhulpverlening als een voorliggende voorziening op bijstand.

  • 6.

    Aan de woonkostentoeslag als bedoeld in lid 4 en lid 5 is op grond van artikel 55 van de wet de voorwaarde verbonden, dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere passende woonruimte te vinden (verhuisplicht), danwel een passende woonruimte te aanvaarden.

  • 7.

    De Wet op de huurtoeslag is in relatie tot woonkostentoeslag aan te merken als een voorliggende voorziening, waarbij de uitsluitingsgronden van deze wet van toepassing zijn.

Artikel 13 Aanvulling levensonderhoud jongeren 18 t/m 20 jaar

  • 1. Een jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover de bestaanskosten uitgaan boven de bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn of de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. Bijzondere bijstand wordt alleen verleend indien de jongere beschikt over zelfstandige huisvesting én zelfstandig wonen noodzakelijk is.

  • 3. De aanvullende bijzondere bijstand bedraagt het verschil tussen de norm voor een alleenstaande (ouder) van 21 jaar of ouder en de norm voor een alleenstaande (ouder) van 18, 19 of 20 jaar als bedoeld in artikel 21 van de wet. In geval van gehuwden die beide jonger zijn dan 21 jaar wordt de hoogte van de bijzondere bijstand gerelateerd aan de norm voor gehuwden waarvan 1 persoon jonger is dan 21 jaar.

HOOFDSTUK 6 INDIVIDUELE BIJZONDERE KOSTEN

Draagkracht: Hoofdstuk 2 van de beleidsregels is van toepassing op de individuele bijzondere kostensoorten. De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.

Artikel 14 Kosten van de peuteropvang

  • 1. In het geval er sprake is van ‘doelgroepkinderen’ die vanuit de beoordeling van het CJG, in aanmerking komen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de eigen bijdrage in de kosten van gesubsidieerde peuteropvang.

  • 2. De kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst voor peuteropvang geldt als een voorliggende voorziening.

Artikel 15 Reiskosten

Reiskosten worden geacht te kunnen worden betaald uit het inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm. Hieronder vallen ook incidentele bezoeken aan een ziekenhuis, tandarts of psycholoog/psychiater. Voor deze incidentele reizen in de regio kan tegen een redelijke vergoeding gebruik worden gemaakt van regiovervoer.

Als gevolg van bijzondere omstandigheden kan tijdelijk extra behoefte aan vervoer buiten de regio optreden, waarvoor in de individuele situatie bijzondere bijstand kan worden verstrekt:

  • 1.

    Voor de reiskosten van bezoek aan een tot het gezin behorende gezinslid, in het ziekenhuis, in detentie of in een (verpleeg)inrichting verblijvend, wordt bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor maximaal twee bezoeken per week in een (verpleeg)inrichting en maximaal één bezoek per maand in een penitentiaire instelling .

  • 3.

    Voor reiskosten voor een noodzakelijke medische behandeling buiten de regio kan bijzondere bijstand worden verstrekt onder de voorwaarde dat:

    • a.

      er aantoonbaar geen gebruik kan worden gemaakt van de vervoersvoorziening op grond van de Wmo, een vergoeding via de zorgverzekering of van regiovervoer;

    • b.

      de frequentie van de behandeling en de afstand ( meer dan 10 kilometer) tot gevolg heeft dat de te maken reiskosten redelijkerwijs niet uit het inkomen betaald kunnen worden

  • 4.

    Voor de reiskosten van een kind, dat aanspraak maakt op de Wet tegemoetkoming en onderwijsbijdrage scholieren (Wtos) en meer dan 10 kilometer moet reizen van de ouderlijke woning naar de noodzakelijke onderwijsinstelling.

  • 5.

    De hoogte van de bijzondere bijstand zoals bedoeld in dit artikel is maximaal de goedkoopste vorm van openbaar vervoer voor het betreffende traject.

Artikel 16 Verblijfsvergunningen

  • 1. Legeskosten voor een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten uit de bijstandsnorm dienen te worden voldaan.

  • 2. Een uitzondering op deze algemene regel doet zich voor in het geval dat het de gezinsleden van een erkende vluchteling betreft in het kader van gezinshereniging.

Artikel 17 De eigen bijdrage juridische ondersteuning

Voor de eigen bijdrage in juridische ondersteuning wordt bijzondere bijstand verstrekt voor zover er geen aanspraak kan worden gedaan op een verzekering voor rechtsbijstand.

  • 1.

    Om vast te stellen of de kosten noodzakelijk zijn moet een advies van het Juridisch Loket alsmede een civiele toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand worden overgelegd.

  • 2.

    Indien voldaan is aan het genoemde in lid 1, komt de vastgestelde eigen bijdrage met inachtneming van het kortingsbedrag, in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Artikel 18 Kosten bewindvoering

  • 1. Kosten van de bewindvoerder die voortkomen uit geheel of gedeeltelijke beschermingsbewind (curatele of bewindvoering) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de rechter een beschikking heeft afgegeven, de werkzaamheden daadwerkelijk worden verricht en de kosten daadwerkelijk worden gemaakt.

  • 2. Voor salariskosten voor bewindvoering in het kader van de Wsnp wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat het geregelde binnen de faillissementswet (Fw) een passende en toereikende voorziening is.

  • 3. Voor de kosten van particulier financieel (budget)beheer of schuldhulpverlening wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat de gemeentelijke integrale schuldhulpverlening een voorziening is die passend en toereikend is.

  • 4. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de tarieven die jaarlijks worden vastgesteld volgens het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK).

Artikel 19 Kosten bevordering van maatschappelijke participatie voor volwassen

  • 1. Personen vanaf 18 jaar komen in aanmerking voor een bijdrage in de kosten van een lidmaatschap, de contributie of een abonnement van een sportieve of een culturele voorziening.

  • 2. De bijdrage als bedoeld in het eerste lid is maximaal € 193,- per persoon en wordt 1 maal per jaar toegekend, waarbij de uitbetaling op declaratiebasis plaatsvindt.

HOOFDSTUK 7 CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND

Gemeente Westland en zorgverzekeraar DSW hebben een collectieve aanvullende zorgverzekering (CAV-Westland) afgesloten zodat belanghebbenden met een minimum inkomen zich extra kunnen verzekeren tegen medische kosten.

Artikel 20 De collectieve zorgverzekering

Toegangsgrens: inkomen tot maximaal 101% van de geldende bijstandsnorm en maximaal het vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet. Draagkracht: niet van toepassing.

  • 1.

    Belanghebbende(n) die voldoen aan de volgende voorwaarden kunnen deelnemen aan de CAV-Westland:

    • a.

      ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) van de Gemeente Westland;

    • b.

      het vermogen is niet hoger dan het vrij te laten vermogen op grond van artikel 34 lid 3 van de wet;

    • c.

      het netto inkomen is niet hoger is dan 101% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • d.

      de belanghebbende heeft een ziektekostenverzekering bij DSW met een aanvullende verzekering (AV-standaard of AV-top).

  • 2.

    Voor de kosten van de premie van de aanvullende zorgverzekering wordt periodiek bijzondere bijstand verstrekt ten hoogte van €18,75 per maand. Voorwaarde is deelname aan de CAV-Westland.

  • 3.

    De deelname eindigt als belanghebbende niet meer voldoet aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid onder a en eindigt per gelijke datum.

  • 4.

    Voldoet belanghebbende niet langer aan de voorwaarde gesteld in lid 1 onder b, c en d, dan duurt de collectieve aanvullende zorgverzekering tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar.

Artikel 21 Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen

Toegangsgrens: inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm en maximaal het vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet. Draagkracht: niet van toepassing

  • 1.

    Aan gezinnen met een inkomen tot maximaal 110 % van de van geldende bijstandsnorm met tot het  gezin behorende kinderen van 4 jaar tot 18 jaar die onderwijs volgen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor:

  • a

    een bijdrage in de kosten van een lidmaatschap, een contributie of een abonnement van een sportieve of een culturele voorziening;

  • b.

    bijkomende schoolkosten voor kinderen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar die onderwijs volgen;

  • c.

    de eenmalige extra kosten voor een kind dat naar het voorgezet onderwijs gaat.

  • 2.

    De hoogte van de bijstand genoemd onder lid 1 a bedraagt €193,- per kind per peiljaar.

  • 3.

    De hoogte van de bijstand genoemd onder lid 1 b bedraagt €144,- per kind per peiljaar.

  • 4.

    De hoogte van de bijstand genoemd onder lid 1 c bedraagt € 346,- per kind dat naar het voortgezet onderwijs gaat.

Artikel 22 Aanschaf van een computer en de kosten van internet

  • 1. Aan gezinnen met een inkomen tot maximaal 110% van de bijstandsnorm met kinderen van 8 jaar tot 18 jaar, die onderwijs volgen, kan éénmalig bijzondere bijstand om niet worden verstrekt voor de aanschaf van een computer en de onkosten van een internetabonnement - en aansluiting, met de voorwaarde dat:

    • a.

      het gezin gedurende ten minste 3 jaar is aangewezen op een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • b.

      er geen beschikking is over een computer of de computer ouder is dan 2 jaar.

  • 2. De hoogte van de bijstand bedraagt maximaal € 600,- voor een computer plus randapparatuur en maximaal € 200,- voor de kosten van de internetaansluiting- en abonnement.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Indexering

De genoemde bedragen van de categoriale verstrekkingen kunnen jaarlijks geïndexeerd worden op basis van het consumentenprijsindexcijfer van het Centraal bureau voor de Statistiek.

Artikel 24 Misbruik

Indien de bijstand niet besteed wordt aan het doel waarvoor deze is verstrekt, wordt de bijstand teruggevorderd overeenkomstig artikel 58 van de wet.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2014.

Artikel 26 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand Westland 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 februari 2014
Burgemeester en wethouders van Gemeente Westland,
de secretaris, de burgemeester,
M.van Beek J. van der Tak