Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent re-integratie Re-integratieverordening gemeente Westland 2017

Geldend van 04-05-2018 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Westland 2017

De raad van de gemeente Westland;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 juni 2017, nummer 17- 0136870, betreffende de vaststelling van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Westland;

Gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet;

Gezien het positieve advies van de Adviesraad Sociaal Domein Westland van 12 juni 2017;

Besluit:

Vast te stellen:

de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Westland 2017.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. Anw-gerechtigde:

    een persoon die een nabestaanden- of halfwezenuitkering ontvangt op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw);;

    b. arbeidsbeperkte:

    een persoon die niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon

    c. belanghebbende:

    een persoon die overeenkomstig artikel 10 van de wet aanspraak kan maken op een voorziening;

    d. beleidsregels:

    interne regels die duidelijkheid verstrekken en uitleg geven op welke manier wettelijke voorschriften kunnen worden uitgevoerd;

    e. college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland.

    f. garantiebaan:

    een baan die op grond van de baanafspraak (landelijk Sociaal Akkoord tussen werkgevers, werknemersorganisaties en regering) door het bedrijfsleven of overheid beschikbaar wordt gesteld voor de persoon die door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is geïndiceerd als arbeidsbeperkt;

    g. jobcoach

    een werkvoorziening die bedoeld is voor de werknemer, die als gevolg van structurele en/of functionele beperkingen extra begeleiding nodig heeft;

    h. leerwerkplek

    het re-integratieinstrument die kan worden ingezet om belanghebbenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt werkervaring op te laten doen;

    i. loonwaarde:

    de waarde zoals beschreven in artikel 6,eerste lid, sub g van de wet;

    j. niet- uitkeringsgerechtigde:

    een persoon, vanaf 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd, die geen uitkering heeft ingevolge de wet en de persoon vanaf 16 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub a van de wet of die daar mee gelijk wordt gesteld op grond van artikel 10, tweede lid, van de wet; de zogenaamde Niet Uitkerings Ontvanger (NUO);

    k. participatieladder:

    een instrument waarmee kan worden vastgesteld hoe de belanghebbende meedoet of in potentie mee kan doen in de samenleving ter indicatie van de arbeidsinschakeling;

    l. participatieplaats

    het re-integratieinstrument zoals beschreven in artikel 10a van de wet;

    m. participatievoorziening beschut werk:

    werk in een beschutte omgeving en onder aangepaste omstandigheden zoals bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet;

    n. uitkeringsgerechtigde:

    een persoon, vanaf 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd, die algemene bijstand ontvangt ingevolge de wet, ingevolge de Wet inkomensvoorziening ouderen gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    o. vrijwilligerswerk:

    werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving;

    p. wet:

    Participatiewet;

    q. wederkerigheid:

    de wijze waarop in de gemeente Westland invulling wordt gegeven aan de tegenprestatie, zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet;

  • 2. De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening en de daarop berustende bepalingen van toepassing.

ARTIKEL 2. Personenkring

  • 1. De aanspraak op voorzieningen is beperkt tot belanghebbenden die hun woonplaats hebben in de gemeente Westland.

  • 2. Voor de belanghebbende die gedurende de aanspraak op een voorziening een andere woonplaats krijgt en werkzaam is bij een werkgever, komen de werkgeversvoorzieningen, uitgezonderd de loonkostensubsidie, ten laste van de gemeente waar de burger woonplaats heeft.

ARTIKEL 3. Groepen belanghebbenden

Er worden in het aanbod van voorzieningen drie groepen belanghebbenden onderscheiden:

  • a.

    belanghebbenden die naar verwachting binnen drie maanden betaald aan het werk kunnen met de inzet van lichte voorzieningen, te weten de voorzieningen zoals genoemd onder artikel 11, eerste lid, sub a t/m d;

  • b.

    belanghebbenden zonder arbeidsbeperking die naar verwachting binnen 18 maanden, met gericht aanbod van de onder artikel 11, eerste lid sub a t/m f en j genoemde voorzieningen, betaald aan het werk kunnen;

  • c.

    belanghebbenden met een arbeidsbeperking die naar verwachting binnen 18 maanden, met gericht aanbod van de onder artikel 11, eerste lid sub a t/m k genoemde voorzieningen, betaald aan het werk kunnen.

HOOFDSTUK 2. OPDRACHT COLLEGE

ARTIKEL 4. OPDRACHT COLLEGE

  • 1. Het college biedt ondersteuning op grond van artikel 9 aan personen die behoren tot de doelgroep, zoals omschreven in artikel 7, eerst lid, onder a, van de wet.

  • 2. Indien het college dit noodzakelijk acht, biedt het, naast ondersteuning, tevens een voorziening aan die is gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen, weegt het college af of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod van ondersteuning en voorzieningen.

  • 5. Bij het bieden van ondersteuning en/of een voorziening kan het college gebruik maken van de inzet van derden .

ARTIKEL 5. BUDGET- EN/OF SUBSIDIEPLAFOND

  • 1. Het college kan één of meer budget- en/of subsidieplafonds instellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Een plafond zoals bedoeld in het eerste lid vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening (waartegen rechtsmiddelen ingediend kunnen worden).

  • 3. Het college kan tevens een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening (beschut werk en plaatsing boven op de opdracht)

HOOFDSTUK 3. BELEIDSPLAN EN EVALUATIE

ARTIKEL 6. BELEIDSPLAN

  • 1. Deze verordening maakt onderdeel uit van het Sociaal Beleidskader.

  • 2. In het beleidsplan komen in ieder geval een omschrijving van de aanpak van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen aan de orde.

ARTIKEL 7. EVALUATIE

Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een integraal verslag over de effecten van het beleid zoals opgesteld in het Sociaal Beleidskader.

HOOFDSTUK 4. ONDERSTEUNING

ARTIKEL 8. PARTICIPATIELADDER

  • 1. Het college stemt de ondersteuning af op de afstand van de belanghebbende tot arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij het beoordelen van de afstand tot arbeidsinschakeling maakt het college gebruik van de participatieladder en stelt minimaal eens per drie jaar vast op welke trede van deze ladder de belanghebbende zich bevindt en wat het ontwikkelperspectief van de belanghebbende is.

  • 3. De participatieladder kent zes treden die overeenstemmen met de volgende situaties :

    Trede 1: geïsoleerd;

    Trede 2: sociale contacten buitenshuis;

    Trede 3: deelname aan georganiseerde activiteiten;

    Trede 4: onbetaald werk;

    Trede 5: betaald werk met ondersteuning;

    Trede 6: arbeidsinschakeling.

ARTIKEL 9. INHOUD ONDERSTEUNING

  • 1. Ondersteuning door het college kan bestaan uit:

    • a.

      het geven van voorlichting en advies;

    • b.

      het bieden van praktische hulp;

    • c.

      het doorverwijzen naar andere instanties;

    • d.

      invulling geven aan sociale activering al dan niet ter voorbereiding op arbeidsinschakeling;

    • e.

      jobhunting.

  • 2. Indien dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling, kan ondersteuning mede gericht zijn op het faciliteren van :

    • a.

      passende kinderopvang in relatie tot de combinatie van zorgtaken met arbeidsinschakeling;

    • b.

      schuldhulpverlening;

    • c.

      maatschappelijke ondersteuning in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • d.

      sociale activering;

    • e.

      nazorg.

  • 3. Indien het college dit noodzakelijk acht, kunnen kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de ondersteuning worden vergoed, mits deze ondersteuning niet geboden kan worden op basis van andere wetgeving of voorliggende voorzieningen.

HOOFDSTUK 5. VOORZIENINGEN

ARTIKEL 10. TOEKENNING EN WEIGERING

  • 1. Indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is, biedt het college de belanghebbende een voorziening aan die gericht is op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan een verzoek om een voorziening weigeren indien een dergelijke voorziening naar het oordeel van het college voor de belanghebbende niet noodzakelijk is dan wel onvoldoende bijdraagt aan arbeidsinschakeling.

ARTIKEL 11. Soorten voorzieningen

  • 1. Het college kan ten behoeve van de belanghebbende zoals genoemd in artikel 3 de volgende voorzieningen aanbieden:

    • a.

      Sollicitatietraining.

      Het college biedt met modules op maat begeleiding bij het solliciteren naar een reguliere baan.

    • b.

      Proefplaatsing

      Het college kan een proefplaatsing aanbieden, zoals bedoeld in artikel 10a van de wet. Het college plaatst de uitkeringsgerechtigde alleen indien door zijn plaatsing geen onverantwoorde beïnvloeding plaatsvindt van concurrentieverhoudingen en indien dit niet leidt tot verdringing. Een proefplaatsing duurt in beginsel maximaal drie maanden. Deze termijn kan worden verlengd tot maximaal zes maanden.

    • c.

      Werkgeverscheque

      Het college kan een tegemoetkoming verstrekken aan de

      werkgever die aan de belanghebbende een arbeidsplaats aanbiedt en daarvoor extra kosten moet maken die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn.

    • d.

      Leerwerkplek

      • 1.

        Het college kan een persoon een leerwerkplek gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

        • a.

          behoort tot de doelgroep, en

        • b.

          nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft als gevolg van langdurige werkloosheid.

      • 2.

        Het doel van een leerwerkplek is het opdoen van werkervaring en / of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

      • 3.

        In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

        • a.

          het doel van de leerwerkplek, en

        • b.

          de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt, en

        • c.

          de duur van de leerwerkplek.

      • 4.

        Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen nietonverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

    • e.

      Scholing

      • 1.

        Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

      • 2.

        Voor de uitvoering van het eerste lid kan het college beleidsregels opstellen.

      • 3.

        Het eerste lid is niet van toepassing op personen zoals bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

    • f.

      Ondersteuning leer-werktrajecten

      Het college kan op grond van artikel 10f van de wet ondersteuning bieden bij leer-werktrajecten ten behoeve van personen van 16 en 17 jaar van wie de leerplicht of kwalificatieplicht nog niet is geëindigd en personen van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald. De ondersteuning is gericht op extra begeleiding op of naar een leerwerktraject om uitval te voorkomen.

    • g.

      Loonkostensubsidie

      Het college stelt vast of een belanghebbende die arbeidsmogelijkheden heeft, niet in staat is het wettelijk minimumloon te verdienen en daarmee behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, sub e van de wet.

      • 1.

        Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met een kwetsbare, uiterst kwetsbare of gehandicapte werknemer een arbeidsovereenkomst sluiten.

      • 2.

        Het college stelt de loonwaarde van een belanghebbende vast, indien een werkgever voornemens is met deze persoon een dienstbetrekking aan te gaan.

      • 3.

        Bij de vaststelling van de loonwaarde betrekt het college opgaven en inlichtingen van de belanghebbende en de werkgever over de praktijkervaringen van de belanghebbende,

        bijvoorbeeld tijdens een leerwerkplek of proefplaatsing indien deze vooraf zijn gegaan aan de arbeidsovereenkomst bij dezelfde werkgever.

      • 4.

        Een externe organisatie of het UWV adviseert het college met betrekking tot het oordeel ofeen persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en neemt daarbij de in de bijlage bij de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Westland 2017 omschreven methode in acht.

      • 5.

        De loonkostensubsidie bedraagt ten hoogste 50 procent van de loonkosten gedurende maximaal 12 maanden respectievelijk 24 maanden ten behoeve van de kwetsbare respectievelijk de uiterst kwetsbare werknemer. Voor de gehandicapte werknemer bedraagt deze ten hoogste 80 procent gedurende de gehele arbeidsperiode.

      • 6.

        Onder kwetsbare werknemer wordt verstaan de persoon die:

        • a.

          voorafgaand aan de indienstneming gedurende 6 maanden geen reguliere betaalde

          betrekking heeft gevonden;

        • b.

          geen startkwalificatie bezit;

        • c.

          ouder is dan 50 jaar, of

        • d.

          alleenstaande ouder is.

      • 7.

        Onder uiterst kwetsbare werknemer wordt verstaan de persoon die onmiddellijk voorafgaand aan de indiensttreding ten minste 24 maanden werkloos is geweest.

      • 8.

        De subsidie wordt uitsluitend verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt.

      • 9.

        De loonkostensubsidie wordt niet verstrek als de werkgever op grond van een andere regeling aanspraak maakt op financiële tegemoetkomingen in verband met de indiensttreding van de werknemer.

    • h.

      Begeleiding werkgever

      Belanghebbenden die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie hebben op grond van artikel 10da van de wet aanspraak op begeleiding op de werkplek. Het college kan, in overleg met de werkgever, nadere invulling geven aan de vorm en inhoud van deze

      begeleiding.

    • i.

      Werkvoorziening

      Het college kan aan de belanghebbende, die arbeid verricht, of gaat verrichten werkvoorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid. Onder werkvoorzieningen wordt verstaan:

      • 1.

        vervoersvoorzieningen die ertoe strekken dat de belanghebbende zijn werkplek kan bereiken;

      • 2.

        hulpmiddelen voor belanghebbenden met een motorische, auditieve of visuele handicap;

      • 3.

        hulpmiddelen voor het geschikt maken van de arbeidsplaats, voorzieningen ten behoeve van de productie- en werkmethoden en op het individu afgestemde hulpmiddelen;

      • 4.

        jobcoaching bij het verrichten van de aan belanghebbende opgedragen taken, gedurende maximaal twee jaar. Het college kan in individuele gevallen deze termijn met een jaar verlengen.

    • j.

      Participatievoorziening Beschut werk

      • 1.

        Tot de doelgroep beschut werk behoort de belanghebbende die door een lichamelijke,verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek nodig heeft, dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt.

      • 2.

        Het college biedt de voorziening beschut werk alleen aan indien op grond van artikel 10b tweede lid, van de wet bij het UWV beoordeeld is, dat de persoon uitsluitend in eenbeschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden, met een minimale loonwaarde van 30%, mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

      • 3.

        De datum van het (positief) advies van het UWV is bepalend voor de volgorde van het aanbod van de voorziening beschut werk.

      • 4.

        Binnen het dienstverband beschut werk wordt doorstroom naar een garantiebaan of eenreguliere dienstbetrekking zo veel mogelijk gestimuleerd. Als na één tot twee jaar van het tijdelijke dienstverband blijkt dat de belanghebbende zich niet kan door ontwikkelen naar regulier werk, kan het dienstverband worden omgezet in een vast dienstverband.

      • 5.

        Het aantal jaarlijks te realiseren dienstbetrekkingen is beperkt tot het aantal waarvoor de gemeente middelen ontvangt van het rijk, dan wel het aantal dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.

      • 6.

        Wanneer het aantal (positieve) adviezen van het UWV het in enig jaar het aantal te realiserendienstbetrekkingen overtreft, kan het college in overleg met betrokkene(n) een andere voorziening uit deze verordening inzetten tot het moment dat de dienstbetrekking aanvangt.

      • 7.

        Het college wijst Patijnenburg aan als de organisatie die optreedt als werkgever van de personen in beschut werk.

      • 8.

        Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken en te laten voortduren, zet het college waar nodig de volgende voorzieningen in:

        • -

          proefplaatsing voorafgaand aan het dienstverband;

        • -

          fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

        • -

          de voorzieningen in artikel 11 sub h en i zoals genoemd in dit lid, kunnen samen met de

          voorziening beschut werk worden aangeboden.

      • 9.

        Als er sprake is van een buitenproportionele begeleidingsbehoefte en een lagere loonwaarde dan 30% kan na vaststelling hiervan de deelnameaandeparticipatievoorziening binnen één jaar beëindigd worden mits er afgestemd op de omstandigheden van belanghebbende een andere passende voorziening beschikbaar is.

      • 10.

        Het college stelt beleidsregels vast ten aanzien van de uitvoering van de participatievoorziening beschut werk.

    • k.

      Participatieplaats

      • 1.

        Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de wet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

      • 2.

        Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

      • 3.

        Het college stelt, met inachtneming van het gestelde in artikel 10a, vijfde lid van de wet, beleidsregels vast ten aanzien van de uitvoering van een participatieplaats.

      • 4.

        Bij de inzet van de voorzieningen kan het college bepalen dat aan specifieke doelgroepen prioriteit gegeven wordt.

      • 5.

        Het college kan beleidsregels stellen inzake de aard, inhoud en omvang van de voorzieningen.

ARTIKEL 12. WEDERKERIGHEID ALS TEGENPRESTATIE

  • 1. Het college stelt de doelgroep vast waaraan zij de wederkerigheid opleggen

  • 2. Wederkerigheid wordt niet opgelegd als de persoon actief is met re-integratie.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt tijdelijk geen wederkerigheid opgelegd, op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet.

  • 4. Het college stemt de wederkerigheid naar inhoud, omvang en duur af op de individuele omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden.

  • 5. De omvang van de wederkerigheid wordt door het college vastgesteld en uitgedrukt in maximale uren per week en een maximaal aantal uren per jaar.

  • 6. Het college kan in het individuele geval bepalen dat verrichten van het vrijwilligerswerk geldt als voldoen aan de wederkerigheid, als de omvang en duur van de werkzaamheden in overeenstemming zijn met de individuele mogelijkheden van de belanghebbende.

  • 7. Het college kan de wederkerigheid ieder kalenderjaar opnieuw opleggen.

  • 8. Als de uitkeringsgerechtigde niet of in onvoldoende mate meewerkt aan de opgelegde wederkerigheid naar vermogen, wordt deze gedraging conform de Afstemmingsverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gesanctioneerd.

HOOFDSTUK 6. TOEKENNING, BEËINDIGING EN TERUGVORDERING

ARTIKEL 13. PLAN VAN AANPAK

  • 1. Indien het college een voorziening aanbiedt, stelt het met de belanghebbende een plan van aanpak op.

  • 2. Het plan van aanpak bevat in ieder geval:

    • a.

      Een beschrijving van het te behalen resultaat;

    • b.

      Het tijdspad waarin dit bereikt moet zijn en

    • c.

      De verplichtingen die de belanghebbende heeft ten aanzien van arbeidsinschakeling en de gevolgen bij het niet nakomen van deze verplichtingen.

  • 3. Het plan van aanpak wordt ”voor akkoord” getekend ondertekend door de belanghebbende.

  • 4. De verplichting als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing indien slechts een medisch onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling wordt aangeboden.

  • 5. Ten aanzien van de jongere in de leeftijd van 18 tot 27 jaar met een bijstandsuitkering, stelt het college tevens een plan van aanpak op indien slechts ondersteuning wordt geboden. Dit plan van aanpak moet voldoen aan de vereisten die artikel 44a van de wet stelt en ten aanzien van deze jongere is het derde lid van dit artikel niet van toepassing.

  • 6. Ten aanzien van de alleenstaande ouder op wie artikel 9a van de wet van toepassing is, stelt het college tevens een plan van aanpak op.

ARTIKEL 14. VERPLICHTINGEN EN AFSTEMMING

  • 1. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan de toekenning van een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2. Indien de uitkeringsgerechtigde niet voldoet aan de verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling, verlaagt het college de uitkering conform hetgeen hiertoe is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Westland 2015.

ARTIKEL 15. Eigen bijdrage

Het college kan besluiten dat en op welke wijze en onder welke voorwaarden deniet-uitkeringsontvanger of de Anw-gerechtigde aan wie een voorziening wordt aangeboden, een eigen bijdrage verschuldigd is.

BEËINDIGING EN TERUGVORDERING

  • 1. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      Indien de belanghebbende zich niet houdt aan de op hem rustende verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      Indien de belanghebbende niet langer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      Indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

    • d.

      Indien de voorziening naar het oordeel van het college niet langer noodzakelijk is of onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan de kosten uit of in verband met de toekenning van een voorziening van de belanghebbende terugvorderen, indien de kosten ten onrechte zijn gemaakt.

HOOFDSTUK 7. PREMIES

ARTIKEL 16. PREMIE PARTICIPATIEPLAATS

  • 1. Het college verstrekt de premie als genoemd in artikel 10a, zesde lid, van de wet indien de belanghebbende zich houdt aan de inhoud van het plan van aanpak welke het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces als doel heeft.

  • 2. De premie wordt tevens verstrekt als er geen sprake is van verwijtbaarheid ten aanzien van de niet-naleving van het plan van aanpak.

  • 3. De hoogte van de premie bedraagt € 300,00 en wordt eenmaal per zes maanden verstrekt.

  • 4. De premie zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de persoon uit de doelgroep de aan de participatieplaats bedoelde verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

ARTIKEL 17. WERKAANVAARDINGSPREMIE

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde of een persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet, een werkaanvaardingspremie toekennen bij duurzame arbeidsinschakeling .

  • 2. Er is sprake van duurzame uitstroom indien de arbeidsinschakeling ten minste zes maanden bedraagt.

  • 3. De premie wordt maximaal eenmaal per drie jaren verstrekt en bedraagt € 350,00.

  • 4. De premie wordt ambtshalve of op aanvraag verstrekt.

  • 5. Er bestaat geen recht op een werkaanvaardingspremie indien de arbeidsinschakeling niet onverwijld aan het college is gemeld .

ARTIKEL 18. DEELTIJDPREMIE

  • 1. Het college kan eenmaal per kalenderjaar een deeltijdpremie toekennen aan:

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder van wie het jongste kind jonger is dan 12 jaar;

    • b.

      die arbeid verricht in dienstbetrekking met een omvang van minimaal 16 uren per week gedurende minimaal 13 weken per kalenderjaar en

    • c.

      die geen aanspraak kan doen op toepassing van de vrijlatingsbepalingen op grond van artikel 31 lid 2 sub n of r van de wet.

  • 2. De hoogte van de premie bedraagt € 350,00.

  • 3. De premie wordt ambtshalve of op aanvraag verstrekt.

  • 4. Er bestaat geen recht op een deeltijdpremie indien de dienstbetrekking niet onverwijld aan het college is gemeld.

ARTIKEL 19. SAMENLOOP PREMIES

Het totaalbedrag aan toegekende premies per kalenderjaar bedraagt maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31, tweede lid, onderdeel j van de wet.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 20. ONVOORZIENE GEVALLEN

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

ARTIKEL 21. INTREKKEN OUDE VERORDENING, INWERKINGTREDING EN OVERGANGSRECHT

  • 1. De Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Westland 2015 d.d. 14 april 2015 wordt, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017, ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

  • 3. Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Westland 2015, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Westland 2015 voor de duur:

    • a.

      van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 4. Het college kan na afloop van de in het tweede lid, onderdeel a. bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 5. De Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Westland 2015 blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid.

ARTIKEL 22. CITEERTITEL

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening gemeente Westland 2017.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 12 september 2017,
de griffier , de voorzitter,
A.P.M.A.F. Bergmans J. van der Tak

Bijlage 1: Verklaring treden participatieladder:

Bijlage 1: Verklaring treden participatieladder:

Bijlage 2: Relevante wetteksten uit Participatiewet gebruikt in de re-integratieverordening 2017

Bijlage 2: Relevante wetteksten uit Participatiewet gebruikt in de re-integratieverordening 2017

Toelichting

Toelichting