Regeling vervallen per 14-10-2011

Beleidsregels ASV 2011

Geldend van 14-10-2011 t/m 13-10-2011

Intitulé

Beleidsregels ASV 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland;

gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Westland;

Besluit vast te stellen de Beleidsregels subsidie Westland 2011

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. de verordening: Algemene subsidieverordening Westland 2011;

  • b. eigen vermogen: het vermogen van de subsidieaanvrager dat gevormd wordt door kapitaal, exploitatiesaldi, reserves en fondsen niet zijnde voorzieningen.

Artikel 1.2 Experimenten en incidentele activiteiten

Tot de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2 van de verordening behoren in bijzondere omstandigheden experimentele en incidentele activiteiten, voor zover zij niet vallen onder de activiteiten genoemd in de hoofdstukken 3 en 4 van deze beleidsregels.

Artikel 1.3 Subsidie-ontvanger

Gelet op het bepaalde in artikel 15 onder b van de verordening wordt aan regionaal, provinciaal of landelijk werkende instellingen uitsluitend een subsidie verstrekt naar rato van de ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Westland te ontwikkelen activiteiten en te maken kosten.

Artikel 1.4 Berekening hoogte subsidie

  • De hoogte van het subsidiebedrag, als bedoeld in artikel 6 van de verordening wordt afhankelijk van de activiteit gebaseerd op een of meer van de volgende factoren:

  • a. de met de activiteiten te behalen resultaten;

  • b. exploitatiekosten van de subsidie-ontvanger;

  • c. accommodatiekosten;

  • d. aantal formatieplaatsen;

  • e. aantal inwoners van de gemeente;

  • f. aantal leden van de subsidie-ontvanger;

  • g. aantal plaatsen;

  • h. kostprijs van de activiteit;

  • i. aantal uren;

  • j. het historisch gegroeide subsidiebedrag;

  • k. aantal deelnemers aan de activiteiten;

  • l. aantal doelgroepkinderen;

  • m. aantal leerlingen.

Artikel 1.5 Subsidiabele kosten overhead

  • 1. Wanneer de hoogte van het subsidiebedrag wordt berekend of mede wordt berekend aan de hand van de exploitatiekosten, de accommodatiekosten of de kostprijs van de activiteit, zijn de kosten die behoren tot de overhead subsidiabel voor zover het de kosten van de directie, de leidinggevenden, de kosten voor facilitaire zaken en de huisvesting van de organisatie van de subsidieontvanger betreft.

  • 2. De huisvestingskosten die worden gemaakt ten behoeve van het uitvoeren van de activiteiten worden niet beschouwd als overhead maar worden toegerekend aan de activiteiten.

  • 3. De overheadkosten worden gesubsidieerd voor zover zij niet meer dan 25% van de totale kosten uitmaken.

Artikel 1.6 Indexering

  • 1. Het college beslist jaarlijks of indexering van een subsidiebedrag plaatsvindt.

  • 2. Wanneer subsidiebedragen worden geïndexeerd, gebeurt dit op basis van het consumentenprijsindexcijfer van het jaar voorafgaand aan het jaar van indiening van de aanvraag om subsidie.

  • 3. Inafwijking van het tweede lid wordt de looncomponent van een activiteitensubsidie van € 70.000,- of meer, geïndexeerd op basis van de percentages zoals deze door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten jaarlijks bekend worden gemaakt.

Artikel 1.7 Sanctie bij te laat of onvolledig indienen aanvraag vaststelling

Indien een subsidie-ontvanger niet voldoet aan de verplichting de aanvraag tot vaststelling van een subsidie van meer dan € 10.000,- of de daarbij behorende stukken voor een bepaalde datum in te dienen en hij op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag of de daarbij behorende stukken alsnog in te dienen, wordt de subsidie wegens het niet naleven van de betreffende verplichting met 5% verlaagd ten opzichte van het bedrag waarop de subsidie anders zou zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Financiële beleidsregel

Artikel 2.1 Maximaal eigen vermogen

  • Een instelling mag over een eigen vermogen beschikken dat bestaat uit:

  • a. de boekwaarde van inventaris en onroerende zaken in eigen gebruik; en

  • b. bestemmingsreserves ten behoeve van de zaken als genoemd in het derde lid onder a tot en met f.; en

  • c. een egalisatiereserve van maximaal 10% van het totaal van het aangevraagde gemeentelijk subsidiebedrag en de overige begrote inkomsten, of een egalisatiereserve van maximaal 25% van het totaal van het aangevraagde gemeentelijk subsidiebedrag en de overige begrote inkomsten in geval van een subsidie-ontvanger die een gebouw exploiteert.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van het eigen vermogen worden uitsluitend voorzieningen geaccepteerd die concrete, geïdentificeerde verplichtingen of risico's betreffen die hun oorsprong vinden in het verslagjaar of in een voorafgaand boekjaar of strekken tot een gelijkmatige verdeling van de kosten over de jaren en die aantoonbaar redelijk zijn gekwantificeerd. Voorzieningen voor normale bedrijfsrisico's zoals voornemens en plannen voor het verevenen van de resultaten worden beschouwd als eigen vermogen.

  • 3. Bij het bepalen van de hoogte van de bestemmingsreserves worden de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:

  • a. onroerende zaken: 40 jaar;

  • b. automatisering: 5 jaar;

  • c. inventaris: 15 jaar;

  • d. muziekinstrumenten: 8 jaar;

  • e. uniformen, kostuums en dergelijke: 15 jaar; f. rekwisieten: 15 jaar.

  • 4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor subsidie-ontvangers die een projectsubsidie ontvangen.

  • 5. Wanneer het eigen vermogen van een instelling groter is dan het maximaal toegestane bedrag als bedoeld in het eerste lid, wordt het verschil tussen beide bedragen in mindering gebracht op de aangevraagde subsidie.

  • 6. Het college kan bepalen dat de mindering wordt verspreid over maximaal drie jaar.

  • 7. Het college kan bepalen dat het bedrag van het eigen vermogen dat het maximumbedrag als bedoeld in het eerste lid overstijgt, mag worden besteed aan extra activiteiten voor zover deze activiteiten passen binnen het beleid van de gemeente Westland.

  • 8. Het college kan afwijken van het bepaalde in het eerste tot en met het vijfde lid, wanneer daarvoor aanleiding bestaat.

Hoofdstuk 3 Harmonisatie beleid

Artikel 3

  • De volgende beleidsregels blijven van kracht en worden geacht een uitwerking te zijn van de Algemene subsidieverordening Westland 2011:

  • a. Beleidsregels harmonisatie van het subsidiebeleid voor toneel- en zangverenigingen d.d. 26 juni 2007;

  • b. Beleidsregels subsidiebeleid EHBO d.d. 13 februari 2007;

  • c. Beleidsregels voor de subsidiëring van de Westlandse volksuniversiteiten d.d. 17 april 2007;

  • d. Beleidsregels subsidiebeleid kinderboerderijen d.d. 13 februari 2008;

  • e. e. Beleidsregels harmonisatie van het subsidiebeleid voor de scoutingorganisaties d.d. 12 december 2006;

  • f. Beleidsregels harmonisatie van het subsidiebeleid voor speel-o-theken d.d. 12 december 2006;

  • g. Beleidsregels harmonisatie van het subsidiebeleid voor vrouwenorganisaties d.d. 12 december 2006;

  • h. Beleidsregels geharmoniseerde subsidies ten behoeve van de sporthalexploitanten d.d. 26 juni 2007;

  • i. Beleidsregels subsidiëring ten behoeve van de ouderenbonden en de Senioren Advies Raad d.d. 17 april 2007;

  • j. Beleidsregels subsidiebeleid Culturele Raad d.d. 20 februari 2007;

  • k. Beleidsregels voor de muziekopleidingen HaFaBra d.d. 17 april 2007;

  • l. Beleidsregels kindervakantiewerk d.d. 18 juli 2006;

  • m. Beleidsregels harmonisatie van het subsidiebeleid voor zaalsportverenigingen d.d. 5 september 2006;

  • n. Beleidsregels subsidiebeleid denksportverenigingen d.d. 13 februari 2007; o. Beleidsregels subsidiebeleid tafeltennisverenigingen d.d. 13 februari 2007;

  • p. Beleidsregels geharmoniseerde subsidies ten behoeve van de gymnastiekverenigingen d.d. 12 december 2006;

  • q. Beleidsregels geharmoniseerde subsidies ten behoeve van de sporthalexploitanten d.d. 26 juni 2007.

Hoofdstuk 4 Peuteropvang

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten peuteropvang

  • 1. Voor de opvang van peuters van ouders die geen kinderopvangtoeslag op grond van de Wet kinderopvang kunnen verkrijgen, wordt een subsidie verstrekt.

  • 2. De subsidie bestaat uit een vast bedrag per kind per uur dat peuteropvang wordt geboden.

Artikel 4.2 Hoogte subsidie peuteropvang

  • 1. De hoogte van het subsidiebedrag per kind per uur wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

  • 2. Per jaar stelt het college bij de subsidieverlening het maximum aantal uren vast waarvoor een subsidie kan worden verkregen.

  • 3. Bij het bepalen van het maximum aantal uren waarvoor een subsidie kan worden verkregen, maakt het college een inschatting van de redelijkerwijs te verwachten omvang van de peuteropvang door de subsidie-aanvrager. Daarbij worden de gegevens uit voorgaande jaren betrokken.

Artikel 4.3 Lager vaststellen subsidie peuteropvang

Wanneer de bezettingsgraad van de beschikbare gesubsidieerde peuteropvang 87,5 % of meer bedraagt, dan stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast, mits er geen andere redenen zijn de subsidie lager vast te stellen.

Artikel 4.4 Hoogte ouderbijdrage peuteropvang

Wanneer de aanvrager van een subsidie voor peuteropvang tenminste de inkomensafhankelijke ouderbijdrage in rekening brengt zoals door het college jaarlijks wordt vastgesteld, dan wordt de subsidie-ontvanger geacht voldoende gebruik te hebben gemaakt van de mogelijkheden inkomsten van anderen te krijgen als bedoeld in artikel 15 onder i. van de verordening.

Artikel 4.5 Administratieve eisen peuteropvang

  • 1. In de administratie van de ontvanger van een subsidie voor peuteropvang moet een scheiding zijn aangebracht tussen de peuteropvang die wordt gefinancierd door de gemeente en ouders en de peuteropvang die wordt gefinancierd op grond van de Wet kinderopvang.

  • 2. In de begroting van een aanvrager om subsidie voor peuteropvang worden de volgende kostenposten onderscheiden: a. huur; b. personeel; c. overhead; d. afschrijvingen; e. energie; f. onderhoud; g. inventaris en specifieke kosten.

  • 3. De begroting als bedoeld in het tweede lid toont de kosten die voor de door het college gesubsidieerde peuteropvang worden gemaakt ten opzichte van de kosten die voor de op grond van de Wet kinderopvang gesubsidieerde peuteropvang worden gemaakt.

Artikel 4.6 Verdeelregels peuteropvang (eerste, reguliere, aanvraag)

  • 1. Voor zover het totaal van de aangevraagde subsidie het subsidieplafond voor peuteropvang overschrijdt, gelden de volgende verdeelregels:

  • a. aanvragers die in het voorgaande jaar een subsidie voor peuteropvang ontvingen, hebben voorrang boven nieuwe aanvragers;

  • b. voor zover het subsidieplafond onvoldoende is om de subsidieaanvragen van de aanvragers die in het voorgaande jaar een subsidie ontvingen toe te kennen, wordt het subsidiebedrag van het voorgaande jaar, mits niet lager aangevraagd, overgenomen;

  • c. wanneer na toepassing van sub b nog een bedrag resteert, wordt dit naar evenredigheid van het aangevraagde subsidiebedrag onder de subsidieaanvragers die in het voorgaande jaar een subsidie ontvingen, verdeeld;

  • d. voor zover er na verlening van de subsidie aan degenen die in het voorgaande jaar een subsidie ontvingen nog een bedrag beschikbaar is, wordt bij loting bepaald welke nieuwe aanvrager of aanvragers in aanmerking komt of komen voor de subsidie.

  • 2. De loting als bedoeld onder d van het eerste lid, wordt verricht door een lid van het college van burgemeester en wethouders. De subsidieaanvragers worden uitgenodigd bij de loting aanwezig te zijn.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsrecht

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen om subsidie voor een tijdvak of een activiteit die wordt uitgevoerd na 31 december 2010.

  • 2. Op subsidies die zijn verstrekt voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, zijn de beleidsregels van toepassing zoals deze luidden op de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

  • 3. Op subsidies die zijn aangevraagd na het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels en activiteiten betreffen die plaatsvinden voor 1 januari 2011, zijn de beleidsregels van toepassing zoals deze luidden op de dag voor de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum waarop de verordening in werking treedt. Indien het Gemeenteblad waarin dit besluit bekend wordt gemaakt, wordt uitgegeven na de datum van inwerkingtreding van de verordening, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking en werkt het terug tot en met de dag na de datum van inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 5.3 Intrekking

De volgende beleidsregel wordt ingetrokken: Beleidsregels Voorwaarden subsidieaanvragen Westland d.d. 12 februari 2008.

Artikel 5.4 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels subsidie 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 5 januari 2010.
burgemeester en wethouders van Westland
de secretaris - M. van Beek
de burgemeester - J. van der Tak