Regeling vervallen per 01-07-2010

Verordening activering en reïntegratie

Geldend van 25-07-2009 t/m 30-06-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2009

Intitulé

Verordening activering en reïntegratie

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 april 2004, nr. 5.7.1;

gelet op de Wet werk en bijstand, artikel 8, lid 1, onder a;

overwegende dat de gemeente bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de Wet werk en bijstand,

besluit:

vast te stellen de hierna volgende

"Verordening activering en reïntegratie"

artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

de wet: de Wet werk en bijstand;

het college: het college van burgemeester en wethouders;

arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet;

sociale activering: het verrichten van onbeloonde activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie;

reïntegratieplan: een op ontwikkeling gericht plan, toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende waarin opgenomen zijn: klantgegevens, klantprofiel, zoekprofiel, doel van het traject, in te schakelen organisaties en afspraken over ontwikkeltijd, begeleidingstijd en voortgangsrapportage;

dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst ingevolge het Burgerlijk Wetboek of een aanstelling door of vanwege de overheid;

werknemer: de persoon die in een dienstbetrekking werkzaam is;

werkgever: de persoon tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat.

artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college besluit over het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling aan personen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet, voor zover zij jonger zijn dan 65 jaar, waarbij het bepaalde in artikel 7, lid 3 van de wet onverminderd van toepassing is.

  • 2. Het college laat werkzaamheden die in het kader van voorzieningen als bedoeld in lid 1, zoveel mogelijk verrichten door een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert.

  • 3. Bij het aanbieden van voorzieningen als bedoeld in lid 1 heeft het college aandacht voor een evenwichtige aanpak van groepen belanghebbenden als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet en voor evenwicht in de aanpak van doelgroepen binnen deze categorieën.

  • 4. Het college kan, conform het bepaalde in artikel 9 van de wet, tijdelijk afzien van het aanbieden van een voorziening als bedoeld in lid 1 wanneer daar in individuele gevallen dringende redenen voor zijn.

  • 5. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

  • 6. Het college kan afzien van het aanbieden van een voorziening als de aanvrager beschikken over voldoende inkomen.

artikel 3 Subsidieplafond

  • 1. Aan de kosten van voorzieningen voor scholing en activering, als bedoeld in artikel 2, lid 1, besteedt het college jaarlijks niet meer dan het bedrag als bedoeld in artikel 69, lid 1, onder a van de wet.

  • 2. Het college kan besluiten om het bedrag genoemd in lid 1 te verhogen met een nader te bepalen bedrag.

artikel 4 Aanspraak op een voorziening

  • 1. Personen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet, voor zover zij jonger zijn dan 65 jaar, hebben aanspraak op een voorziening als bedoeld in artikel 2, lid 1.

  • 2. De aanspraak op een voorziening als bedoeld in artikel 2, lid 1 kan door het college worden geweigerd indien naar het oordeel van het college een dergelijke voorziening voor het individu niet noodzakelijk is of wanneer met het aanbieden van de voorziening het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt overschreden.

artikel 5 Vorm van ondersteuning

  • 1. Het reïntegratietraject is afgestemd op de mogelijkheden van de personen genoemd in artikel 2 lid 1 en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning die tot inschakeling in de arbeid moeten leiden.

  • 2. De ondersteuning kan bestaan uit de volgende activiteiten:

    a. het aanbieden van passende kinderopvang;

    b. het zorgdragen voor scholing en/of opleiding;

    c. de mogelijkheid tot werken met behoud van uitkering door middel van stageplaatsen of leerwerkplaatsen;

    d. het tijdelijk geheel dan wel tijdelijk gedeeltelijk verlenen van ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling;

    e. het aanbieden van een gesubsidieerde arbeidsplaats;

    f. het aanbieden van sociale activering;

    g. activiteiten die er op gericht zijn uitstroom te continueren ten einde hier een duurzaam karakter aan te geven (nazorg);

    h. het aanbieden van detacheringplaatsen.

  • 3. De ondersteuning kan bestaan uit de volgende instrumenten:

    a. het éénmaal per kalenderjaar verstrekken van een premie indien duurzame uitstroom naar een voltijdse reguliere baan gedurende 6 maanden is gerealiseerd;

    b. een premie of kostenvergoeding die kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling dan wel aan een terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en die gebruikt dient te worden voor kosten die niet door de werkgever worden vergoed;

    c. het verstrekken van een vergoeding tot het maximum van het in artikel 31, lid 2, sub k. genoemde bedrag, in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk indien dit onderdeel is van het reïntegratietraject en de organisatie bij wie vrijwilligerswerk wordt verricht een dergelijke vergoeding niet kan betalen;

    d. activiteiten in het kader van schuldhulpverlening indien dit een belemmering vormt voor de arbeidsinschakeling.

  • 4. De hoogte van de premie, genoemd in lid 3 onder a en b, bedraagt maximaal € 350,00. De premie, genoemd onder c, bedraagt maximaal € 700,00 per jaar.

artikel 6

  • 1. Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten conform artikel 10a, zesde lid van de wet een premie van telkens € 300,00.

  • 2. Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

  • 3. De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden heeft geschonden.

  • 4. Onverminderd het eerste lid komen ook personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van de wet voor een premie in aanmerking indien zij aan alle voorwaarden voldoen.

  • 5. Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 6. Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de belanghebbende.

artikel 7 Sociale activering

  • 1. Het college kan ter uitvoering van artikel 2 aan of ten behoeve van de persoon als bedoeld in artikel 2, lid 1, een subsidie verstrekken dan wel dienstverlening inkopen, waardoor deze persoon in staat wordt gesteld deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot maatschappelijke participatie.

  • 2. De deelname aan activiteiten als bedoeld in lid 1 wordt per individu vastgelegd in een reïntegratieplan.

  • 3. Het reïntegratieplan kan in opdracht van het college worden opgesteld door een derde als bedoeld in artikel 2, lid 2 die in staat is tot het uitvoeren van een adequate diagnose van de situatie van de deelnemer en een heldere formulering van het trajectplan.

  • 4. Het reïntegratieplan kan in opdracht van het college uitgevoerd worden door een derde als bedoeld in artikel 2, lid 2 die de activiteiten uit het reïntegratieplan adequaat kan uitvoeren of doen uitvoeren.

  • 5. De deelnemer, de uitvoeringsorganisatie en het college zijn verplicht om het reïntegratieplan, voorafgaand aan de uitvoering ervan, te ondertekenen.

  • 6. Het college stelt voorafgaand aan elk kalenderjaar de taakstelling voor de uitvoering vast.

artikel 8 Loonkostensubsidie

  • 1. Het college kan, ter bevordering van de arbeidsinschakeling van personen als bedoeld in artikel 2, lid 1, een subsidie verstrekken aan werkgevers die met personen als bedoeld in artikel 2, lid 1, een arbeidsovereenkomst sluiten om hen in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen.

  • 2. De bemiddeling voor en de realisering van de werkervaringsplaatsen als bedoeld in lid 1 wordt in opdracht van het college verricht door een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert.

  • 3. Voor de bemiddeling en realisering van gesubsidieerde arbeid sluit het college een samenwerkingsovereenkomst en uitvoeringsplan af.

  • 4. Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie. Het college kan hiervoor aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

  • 5. Het college stelt voorafgaand aan elk kalenderjaar de taakstelling voor de uitvoering vast, waarin genoemd het aantal werkervaringsplaatsen en legt in een overeenkomst met de uitvoerder de onderlinge verdeling van taken en bevoegdheden vast.

  • 6. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de subsidieverstrekking als bedoeld in lid 1, staan beschreven in de notitie Beleid gesubsidieerde arbeid. Deze notitie vormt een onlosmakelijk onderdeel van deze verordening.

  • 7. Het college zorgt bij de opdrachtverlening tot het realiseren van werkervaringsplaatsen ervoor dat verdringing van reguliere arbeid en concurrentieverstoring worden tegen gegaan.

artikel 9 Weigeren subsidie

De subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 7 kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, worden geweigerd indien:

a. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

b. de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

c. de werkgever voor de arbeidskosten van de werknemer een andere subsidie ontvangt.

artikel 10 Eigen bijdrage

  • 1. Het college kan bepalen dat de niet-uitkeringsgerechtigde of de Anw'er aan wie een voorziening wordt aangeboden, een eigen bijdrage is verschuldigd.

  • 2. De wijze waarop, de situaties waarin én de voorwaarden waaronder een zodanige bijdrage wordt opgelegd, worden door het college vastgesteld.

artikel 11 Inlichtingenplicht en terugvordering

  • 1. Personen aan wie het college een voorziening aanbiedt in het kader van deze verordening, werkgevers die een loonkostensubsidie ontvangen in het kader van deze verordening en uitvoeringsorganisaties die zijn betrokken bij het uitvoeren van deze verordening zijn verplicht om uit eigen beweging of desgevraagd het college onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van deze verordening onder overlegging van bewijsstukken.

  • 2. Het college kan personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 3. Indien het niet nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in lid 1 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een bijdrage of een subsidie, dan herziet het college het eerder genomen besluit of trekt deze in.

  • 4. Indien een bijdrage of een subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt kan het college het ten onrechte of te veel betaalde bedrag op grond van het Burgerlijk Wetboek, als onverschuldigd betaald van de belanghebbende terugvorderen.

artikel 12 Beleidsplan

  • 1. Eenmaal in de twee jaar wordt door het college een beleidsplan aan de raad ter vaststelling aangeboden.

  • 2. Daarin komen de volgende onderwerpen aan de orde:

    a. de aard, de omvang en het financiële kader van de in enig jaar aan te bieden voorzieningen;

    b. de wijze waarop de beschikbare voorzieningen worden verdeeld over uitkeringsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en Anw'ers, waarbij er sprake moet zijn van een evenwichtige toedeling van deze voorzieningen;

    c. de wijze waarop binnen de categorieën belanghebbenden als genoemd onder b. aandacht wordt gegeven aan de te onderscheiden doelgroepen;

    d. de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichting om rekening te houden met zorgtaken in relatie tot de arbeidsinschakeling, met name waar het betreft alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar.

artikel 13 Beleidsverslag

  • 1. Jaarlijks biedt het college de Raad een beleidsverslag ter vaststelling aan.

  • 2. In het verslag bedoeld in het eerste lid wordt gerapporteerd over de wijze waarop en de mate waarin het beleidsplan als bedoeld in artikel 11 ten uitvoer is gebracht. Dit verslag dient mede als basis voor het oordeel van de Raad over de uitvoering van de wet, zoals voorgeschreven in artikel 77, eerste lid.

artikel 14 Hardheidsclausule

  • 1. Het college behoudt zich het recht voor anders te besluiten indien de bepalingen in deze verordening leiden tot onbillijkheden van ernstige aard.

  • 2. In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: reïntegratieverordening 2004.

artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2004.

Het onder artikel 5, lid 3, sub a t/m c gestelde inzake premieverstrekking treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2004.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad in zijn openbare vergadering van 27 april 2004,
de griffier - L. Hillen
de voorzitter - R. Welschen