Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening toeslagen en verlagingen bijstandsnorm

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening toeslagen en verlagingen bijstandsnorm

De raad van de gemeente Westland;

overwegende dat op grond van de Wet werk en bijstand het gemeentebestuur onder meer bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 juni 2004, nr. 5.7.1;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikelen 8 en 30 van de Wet werk en bijstand;

besluit:

A. vast te stellen de

Verordening toeslagen en verlagingen bijstandsnorm 2004 voor de categorieën van belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder

    a. de wet: de Wet werk en bijstand (Wet van 9 oktober 2003, Stb. 2003, )

    b. alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    c. alleenstaande ouder: de ongehuwde van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad;

    d. gehuwde: gehuwden waarvan beide echtgenoten jonger zijn dan 65 jaar;

    e. kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

    f. ten laste komend kind: het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

    g. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    h. woning:een woning, een woonwagen en een woonschip;

    i. woonkosten:

    - indien een huurwoning wordt bewoond, de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Huursubsidiewet (wet van 24 april 1997, Stb. 1997, 197);

    - indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, de brand- en opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten.

    j. Netto minimumloon: het netto minimumloon als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de wet.

  • 2. Als gehuwd of als echtgenoot wordt mede aangemerkt als partner geregistreerde en de ongehuwde van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die met een persoon van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • 3. Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • 4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;

    b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander

    c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of

    d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het vierde lid.

HOOFDSTUK 2 Categorieën

Artikel 2 Categorieën

  • 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorie aanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    a. alleenstaande;

    b. alleenstaande ouder;

    c. gehuwde.

HOOFDSTUK 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Delen van kosten met een ander

  • 1. De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag, zijnde 20% van het netto minimumloon, indien het betreft:

    a. een alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

    b. een alleenstaande of alleenstaande ouder die bij een ander op basis van een aantoonbare zakelijke overeenkomst inwoont;

    c. een alleenstaande of alleenstaande ouder, die uitsluitend inwoning heeft van een eigen kind of eigen kinderen van 18 tot en met 20 jaar en/of een eigen kind van 21 jaar of ouder die onderwijs of een beroepsopleiding volgen zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op 10% van het netto minimumloon indien het betreft:

    a. een alleenstaande of alleenstaande ouder die op basis van een aantoonbare zakelijke overeenkomst inwoning verschaft aan een ander;

    b. een alleenstaande of alleenstaande ouder die met een of meer bloedverwanten in de eerste graad van 21 jaar of ouder een woning deelt.

HOOFDSTUK 4 Criteria voor het verlagen van de toeslag en/of de bijstandsnorm

Artikel 4 Verlaging norm gehuwden bij delen van kosten met een ander

  • 1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien de gehuwden lagere algemene noodzakelijke kosten van bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt, indien het betreft:

    a. gehuwden die op basis van een aantoonbare zakelijke overeenkomst inwoning verschaffen aan een ander, 10% van het netto minimumloon; en

    b. gehuwden die uitsluitend met een of meer bloedverwanten in de eerste graad van 21 jaar of ouder een woning delen, die geen onderwijs of een beroepsopleiding volgen zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, 10% van het netto minimumloon; en

    c. gehuwden die inwoning hebben van een ander, waarbij niet kan worden aangetoond dat deze inwoning plaatsvindt op basis van een aantoonbare zakelijke overeenkomst, 20% van het netto minimumloon.

Artikel 5 Ontbreken woonkosten

  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden.

  • 2. De verlaging bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het minimumloon.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 6 Schoolverlaters

  • 1. De bijstandsnorm of de toeslag voor de alleenstaande, alleenstaande ouder of de gehuwde wordt lager vastgesteld indien recent de deelname is beëindigd aan onderwijs of beroepsopleiding, als bedoeld in artikel 28 van de wet, die onderwijs of een beroepsopleiding volgden zoals bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 2. De verlaging bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto minimumloon.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 7 21- en 22-jarige alleenstaanden

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 3 wordt voor een alleenstaande van 21 jaar verlaagd met een percentage gelijk aan de toeslag.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 3 wordt voor een alleenstaande van 22 jaar verlaagd met een bedrag gelijk aan 10% van het netto minimum loon.

Artikel 8 Cumulatie

Indien voor de belanghebbende meer dan één verlaging op grond van de artikelen 4,5, en 6 geldt, bedraagt de totale verlaging niet meer dan 20% van het netto minimumloon.

Artikel 9 Afwijking van bepalingen/hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in individuele gevallen, indien toepassing van de verordening tot onrechtvaardigheden leidt, van de hiervoor gegeven bepalingen afwijken.

Artikel 10 Uitvoering

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 9 van deze verordening.

HOOFDSTUK 5 Slotbepalingen

Artikel 11 Intrekking oude regeling

De Verordening toeslagen en verlagingen bijstandsnorm, vastgesteld bij Raadsbesluit van

d.d. 29 mei 2001 van de gemeente De Lier,

d.d. 7 maart 2000 van de gemeente 's-Gravenzande,

d.d. 27 maart 2001 van de gemeente Monster,

d.d..29 mei 2001 van de gemeente Wateringen en

d.d. 9 juli 1998 en gewijzigd op 12 juli 2001 van de gemeente Naaldwijk worden ingetrokken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening toeslagen en verlagingen bijstandsnorm 2004.

Artikel 13 Datum inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 juni 2004,
de griffier - L.M. Hillen,
de voorzitter - R. Welschen