Regeling vervallen per 30-03-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent raads- en commissieleden (Verordening rechtspositie raads- en commissieleden van de gemeente Westland 2020)

Geldend van 29-02-2020 t/m 29-03-2022

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent raads- en commissieleden (Verordening rechtspositie raads- en commissieleden van de gemeente Westland 2020)

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel het Presidium van 28 november 2019 met de volgende bijlage(n):

  • Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019;

  • Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, geldend van 18 juli 2019 t/m heden;

  • Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers, geldend van 10 april 2019 t/m heden;

  • Circulaire introductie Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers d.d. 28 november 2018;

  • VNG-model Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden 2019.

gelezen de notitie van de griffie d.d. 20 december 2019 inzake Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019;

gelezen de nadien verschenen Circulaire specifieke aandachtspunten Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers d.d. 10 december 2019;

gelet op het bepaalde in de artikelen 95 tot en met 99 en 147 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden 18-07-2019 t/m heden;

gehoord de beraadslagingen in de commissies Bestuur van 28 november 2019 en 9 januari 2020;

gehoord de beraadslagingen van de fractievoorzitters en van onderhavige vergadering;

besluit:

  • 1.

    De Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Westland 2020 vast te stellen.

  • 2.

    Deze Verordening, behoudens het bepaalde in de artikelen 7 (informatie- en communicatievoorzieningen) en 9 (vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen), met terugwerkende kracht in werking te laten treden 1 januari 2019. Artikel 7 treedt in werking met ingang van de datum dat de raad na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 in nieuwe samenstelling aantreedt. Artikel 9 treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 1. Definitiebepalingen:

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raadslid: lid van de gemeenteraad;

  • b.

    commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • c.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Van de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, wordt 20% uitgekeerd op basis van het aantal bijgewoonde raadsvergaderingen afgezet tegen het aantal gehouden vergaderingen.

Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie (en bijzondere commissie)

  • 1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een maandelijkse toelage toegekend. De hoogte van deze toelage is tweemaal de hoogte van de toelage voor leden van de vertrouwenscommissie en rekenkamerfunctie, zoals genoemd in artikel 3.1.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. (De toelage is per jaar maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.)

  • 2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend die gelijk is aan het maximale bedrag per maand, zoals genoemd in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, zulks voor de duur van de activiteiten.

Artikel 4: Reiskosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente

  • 1. De reiskostenvergoeding, die raadsleden ontvangen op grond van artikel 3.1.7, eerste lid onder a en b genoemd, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en die commissieleden ontvangen op grond van artikel 3.4.3, eerste lid onder a en b genoemd, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, wordt als volgt berekend:

    kortste afstand woonadres van raads- en commissielid naar Verdilaan 7 (gemeentekantoor) Naaldwijk visa versa x 50 vergaderingen op jaarbasis (als volgt berekend: 9 raadsvergaderingen; 11 commissievergaderingen, 20 fractievergaderingen en 10 andere vergaderingen/bijeenkomsten gemaakt voor de uitoefening van de functie) x het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Het bedrag van de reiskostenvergoeding, zoals onder 1 genoemd, wordt achteraf in de maand december, van het jaar waarop de reiskostenvergoeding betrekking heeft, uitgekeerd. In het jaar dat de raadsverkiezingen worden gehouden vindt betaling plaats in de maand april aan raads- en commissieleden, die in de nieuwe raadsperiode niet meer terug keren.

Artikel 5: Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfskosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag, voor akkoord ondertekend door de fractievoorzitter, in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecifica-tie.

  • 3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:

    • a.

      € 1.500 per jaar voor een raadslid;

    • b.

      € 750 per jaar voor een commissielid.

  • 4. De griffier beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen voor het bijwonen van commissievergaderingen

  • 1. Een commissielid ontvangt een vaste maandvergoeding, met een maximum van 10 maanden per kalenderjaar, welke per kwartaal achteraf wordt uitgekeerd.

  • 2. De uitkering over het 3e kwartaal is gemaximeerd tot 1 maandvergoeding.

  • 3. De vergoeding wordt aangemerkt als fiscaal onbelaste vrijwilligersvergoeding en volgt in hoogte de jaarlijks bij ministeriële regeling vast te stellen bedragen, zoals gebaseerd op artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 4. De vergoeding wordt alleen uitgekeerd indien een commissielid in de betreffende maand ook daadwerkelijk een commissievergadering (of een bijeenkomst gerelateerd aan een commissievergadering) heeft bijgewoond. Hiertoe tekent het commissielid de desbetreffende presentielijst.

  • 5. Het bijwonen van meerdere commissievergaderingen (of bijeenkomsten gerelateerd aan commissievergaderingen) per maand leidt niet tot een hogere vergoeding.

  • 6. Aan het einde van het kwartaal wordt op basis van de getekende presentielijsten vastgesteld of de volledige vergoeding dan wel een deel daarvan over dat kwartaal kan worden uitgekeerd.

Artikel 10. Betalingen en wijze van declareren van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen;

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel geschiedt onder overlegging van bewijsstukken.

  • 3. De aanvraag wordt binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen vier weken naar het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 11. Intrekking oude regeling en overgangsrecht

De verordening rechtspositie raads- en commissieleden van de gemeente Westland 2018 alsmede de wijzigingsverordening daarop, vastgesteld in de raad van 12 juni 2018, wordt op de dag van de effectieve inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken, met dien verstande dat artikel 6 van genoemde verordening (computer en internetverbinding) van kracht blijft tot de datum dat de raad na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 in nieuwe samenstelling aantreedt.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt effectief in werking met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat artikel 7 van de onderhavige verordening (informatie- en communicatievoorzieningen) in werking treedt met ingang van de datum dat de raad na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 in nieuwe samenstelling aantreedt en dat artikel 9 van de onderhavige verordening (vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen) in werking treedt met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden van de gemeente Westland 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Westland van 18 februari 2020,

De griffier,

A.P.M.A.F. Bergmans

De voorzitter,

B.R. Arends

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden van de gemeente Westland 2020

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen, zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdrager te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor een fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomsten-belasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overlegd te worden aan de gemeente. De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

De hoogte van de raadsvergoeding is verplichtend bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse. Vanaf de dag van beëdiging hebben de raasleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Wat betreft de vergoeding voor de werkzaamheden is dit geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid. De gemeenteraad kan op grond van het vierde lid van artikel 3.1.1 bij verordening bepalen dat een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden wordt uitbetaald als presentiegeld. Het gaat om maximaal 20% van de vergoeding. In een dergelijke verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de raadsleden: een presentievergoeding geldt dan voor alle raadsleden. Deze bepaling kan bijvoorbeeld worden benut bij spookleden. Spookleden zijn volksvertegenwoordigers die wel zijn gekozen, maar die niet of nauwelijks aanwezig zijn bij de vergaderingen of activiteiten van de desbetreffende gemeenteraad.

  • 20

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geld een vast (belast) bedrag van € 122,40. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast.

Zolang de commissie <<slapend>> is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen de gemeente

Op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maken raadsleden en commissieleden aanspraak op vergoeding van reiskosten van vergaderingen van de gemeenteraad en commissies en reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de gemeente gemaakt voor de uitoefening van de functie.

Uit het oogpunt van efficiënte uitvoering van de regeling is er voor gekozen om één maal per jaar de reiskosten uit te keren middels een bepaalde formule, die zoveel mogelijk recht doet aan de feitelijk situatie. Uitvoering op declaratiebasis leidt tot een toename van administratieve handelingen, wat niet in verhouding staat tot de bedragen die uitgekeerd zullen worden.

 

Artikel 5. Reis- en verblijfskosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfskosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden.

Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

Artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als een computer.

Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte – tot 1,2% fiscale loonsom – onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen voor het bijwonen van commissievergaderingen.

In dit artikel wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid, die de ministeries van BZK en Financiën naar aanleiding van signalen uit de praktijk, in de circulaire Specifieke aandachtspunten Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers van 10 december 2019 bieden, om deze vergoeding als vrijwilligersvergoeding aan te merken en daarmee als onbelaste vergoeding te verstrekken.

De vrijwilligersvergoeding wordt gebaseerd op feitelijke deelname aan één vergadering per maand. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wens van de raad om de bestaande vergoeding nagenoeg in stand te houden. Anderzijds is de vergoeding gemaximeerd tot één vergadering per maand om te voorkomen dat de vergoeding onbedoeld oploopt.

Artikel 10. Betaling en wijze van declareren van kosten.

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten wordt voorgeschoten uit eigen middelen en later gedeclareerd of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Raads- en commissieleden declareren hun kosten bij de griffier.