Regeling vervallen per 15-04-2015

Verordening Activering en reïntegratie

Geldend van 01-07-2010 t/m 14-04-2015

Intitulé

Reïntegratieverordening Wwb, Ioaw en Ioaz gemeente Westland

De Raad van de gemeente WESTLAND; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van WESTLAND d.d. 29 juni 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

overwegende dat de gemeente bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de Wet werk en bijstand; artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw) en artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

BESLUIT

vast te stellen de Verordening activering en reïntegratie

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en

    bijstand, de Ioaw of de Ioaz (jonger dan 65 jaar);.

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die

    ingeschreven zijn bij het UWV Werkbedrijf;

  • c.

    Nuggers: personen als bedoeld in de Wwb, artikel 6 onder a;

  • d.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet en deze

    verordening;

  • e.

    de wet: de Wet werk en bijstand (Wwb);

  • f.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze

    werknemers (Ioaw);

  • g.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen

    zelfstandigen (Ioaz);

  • h.

    algemeen geaccepteerde arbeid: iedere algemeen maatschappelijk aanvaarde vorm

    van betaald werk door middel van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of

    een aanstelling in de zin van de Ambtenarenwet. Hiermee wordt gelijkgesteld het

    verrichten van arbeid als zelfstandige in een rechtmatig gevestigd beroep of bedrijf;

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, ANW-ers en Nuggers alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemers-verzekeringen voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1. Tweejaarlijks wordt door het college een beleidsplan aan de Raad ter vaststelling aangeboden.

  • 2. Daarin komen de volgende onderwerpen aan de orde:

    • 1.

      de aard, de omvang en het financiële kader van de in enig jaar aan te bieden voorzieningen;

    • 2.

      de wijze waarop binnen de categorieën belanghebbenden als genoemd in artikel 1 onder a, b en c.aandacht wordt gegeven aan de te onderscheiden doelgroepen.

Artikel 4 Beleidsverslag

  • 1. Jaarlijks biedt het college de Raad een beleidsverslag ter vaststelling aan.

  • 2. In het verslag bedoeld in het eerste lid wordt gerapporteerd over de wijze waarop en de mate waarin het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 ten uitvoer is gebracht. Dit verslag dient mede als basis voor het oordeel van de Raad over de uitvoering van de wet, zoals voorgeschreven in artikel 77, eerste lid.

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de effecten van het beleid.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De aanspraak op een voorziening als bedoeld in het 1e lid kan door het college worden geweigerd indien naar het oordeel van het college een dergelijke voorziening voor het individu niet noodzakelijk is of wanneer met het aanbieden van de voorziening het subsidieplafond als bedoeld in artikel 9 wordt overschreden.

Artikel 6 Vorm van ondersteuning

  • 1. Het reïntegratietraject is afgestemd op de mogelijkheden van de personen genoemd in artikel 1 en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning die tot inschakeling in de arbeid moeten leiden .De ondersteuning kan bestaan uit de volgende activiteiten:

  • 1. het aanbieden van passende kinderopvang;

  • 2. het zorgdragen voor scholing en/of opleiding;

  • 3. de mogelijkheid tot werken met behoud van uitkering door middel van stageplaatsen of leerwerkplaatsen;

  • 4. het tijdelijk geheel dan wel tijdelijk gedeeltelijk verlenen van ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling;

  • 5. het aanbieden van een gesubsidieerde arbeidsplaats;

  • 6. het aanbieden van sociale activering;

  • 7. activiteiten die er op gericht zijn uitstroom te continueren ten einde hier een duurzaam karakter aan te geven (nazorg);

  • 8. het aanbieden van detacheringplaatsen.

  • 3. De ondersteuning kan bestaan uit de volgende instrumenten:

  • 1. het éénmaal per kalenderjaar verstrekken van een premie indien duurzame uitstroom naar een voltijdse reguliere baan gedurende 6 maanden is gerealiseerd;

  • 2. een premie of kostenvergoeding die kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling dan wel aan een terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en die gebruikt dient te worden voor kosten die niet door de werkgever worden vergoed;

  • 3. het verstrekken van een vergoeding tot het maximum van het in artikel 31, lid 2, sub k. van de Wet Werk en bijstand, genoemde bedrag, in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk indien dit onderdeel is van het reïntegratietraject en de organisatie bij wie vrijwilligerswerk wordt verricht een dergelijke vergoeding niet kan betalen;

  • 4. activiteiten in het kader van schuldhulpverlening indien dit een belemmering vormt voor de arbeidsinschakeling.

  • 4. De hoogte van de premie, genoemd in lid 3 onder a en b, bedraagt maximaal € 350,=.

    De premie, genoemd onder c, bedraagt maximaal € 700,= per jaar.

Artikel 7. Sociale activering

  • 1. Het college kan ter uitvoering van artikel 2 aan of ten behoeve van de persoon als bedoeld in artikel 2, lid 1, een subsidie verstrekken dan wel dienstverlening inkopen, waardoor deze persoon in staat wordt gesteld deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot maatschappelijke participatie.

  • 2. De deelname aan activiteiten als bedoeld in lid 1 wordt per individu vastgelegd in een reïntegratieplan.

  • 3. Het reïntegratieplan kan in opdracht van het college worden opgesteld door een derde als bedoeld in artikel 2, lid 2 die in staat is tot het uitvoeren van een adequate diagnose van de situatie van de deelnemer en een heldere formulering van het trajectplan.

  • 4. Het reïntegratieplan kan in opdracht van het college uitgevoerd worden door een derde als bedoeld in artikel 2, lid 2 die de activiteiten uit het reïntegratieplan adequaat kan uitvoeren of doen uitvoeren.

  • 5. De deelnemer, de uitvoeringsorganisatie en het college zijn verplicht om het reïntegratieplan, voorafgaand aan de uitvoering ervan, te ondertekenen.

Artikel 8. Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan, ter bevordering van de arbeidsinschakeling van personen als bedoeld in artikel 2, lid 1, een subsidie verstrekken aan werkgevers die met personen als bedoeld in artikel 2, lid 1, een arbeidsovereenkomst sluiten om hen in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen.

  • 2. Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie. Het college kan hiervoor aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

  • 3. Het college zorgt bij de opdrachtverlening tot het realiseren van werkervaringsplaatsen ervoor dat verdringing van reguliere arbeid en concurrentieverstoring worden tegen gegaan.

Artikel 9. Inlichtingenplicht en terugvordering

  • 1. Personen aan wie het college een voorziening aanbiedt in het kader van deze verordening, werkgevers die een loonkostensubsidie ontvangen in het kader van deze verordening en uitvoeringsorganisaties die zijn betrokken bij het uitvoeren van deze verordening zijn verplicht om uit eigen beweging of desgevraagd het college onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van deze verordening onder overlegging van bewijsstukken.

  • 2. Het college kan personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 3. Indien het niet nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in lid 1 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een bijdrage of een subsidie, dan herziet het college het eerder genomen besluit of trekt deze in.

  • 4. Indien een bijdrage of een subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt kan het college het ten onrechte of te veel betaalde bedrag op grond van het Burgerlijk Wetboek, als onverschuldigd betaald van de belanghebbende terugvorderen.

Artikel 10. Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Aan de kosten van voorzieningen voor scholing en activering, als bedoeld in artikel 2, lid 1, besteedt het college jaarlijks niet meer dan het bedrag als bedoeld in artikel 69, lid 1, onder a van de wet.

  • 2. Het college kan besluiten om het bedrag genoemd in lid 1 te verhogen met een nader te bepalen bedrag.

Artikel 11. Weigeren subsidie

De subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 7 kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, worden geweigerd indien:

  • 1.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

  • 2.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • 3.

    de werkgever voor de arbeidskosten van de werknemer een andere subsidie ontvangt.

Artikel 12. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010 onder gelijktijdige intrekking van de reïntegratieverordening 2004

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wwb, Ioaw en Ioaz gemeente Westland”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Westland
d.d. 29 juni 2010.
De griffier, De voorzitter,

Toelichting bij de verordening

1.1 Algemeen

In de Wet werk en bijstand staat, voor personen jonger dan 65 jaar, het uitgangspunt ‘werk boven inkomen’ centraal. De gemeente draagt een algemene zorg voor de activering en reïntegratie van personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden, met uitzondering van personen aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersvoorzieningen (UWV) een uitkering verstrekt.

Het is aan de gemeente om – in samenwerking met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen - te beoordelen of betrokkene op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden of dat betrokkene ondersteuning nodig heeft bij arbeidsinschakeling. In dat laatste geval is de gemeente verantwoordelijk voor het leveren van deze ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Aan de vormgeving van en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt de wet geen eisen.

De wet verplicht de gemeente wel om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

In de IOAW, IOAZ is er per 1 juli 2010 een nieuwe verplichting opgenomen voor de gemeenteraad om bij verordening regels te stellen met betrekking de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en eht aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Deze verplichting is conform wat hierover al is geregeld in de artikelen 8 van de WWB.

Betrokkenen hebben ingevolge artikel 9 van de Wwb en artikel 37 van de Ioaw en Ioaz de verplichting om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, de verplichting om gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en de verplichting om mee te werken aan een onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

1.2 Artikel 1

In artikel 1 wordt een aantal begrippen omschreven. Onder arbeidsinschakeling wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een daarop gerichte voorziening die door de gemeente wordt aangeboden. Met deze beperking wordt aangegeven dat gesubsidieerde arbeid, als voorziening in het kader van de wet, weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid is, maar in principe geen einddoel kan zijn.

Sociale activering kan ingezet worden met als perspectief arbeidsinschakeling, maar ook met sociale redzaamheid als perspectief. Bij de onbeloonde activiteiten kan het gaan om scholing, training, begeleiding, advisering, vrijwilligerswerk en dergelijke. De onbeloonde activiteiten staan ten dienste van het perspectief van betrokkene. Zij kunnen dus nooit louter dienen als een budgetvriendelijke oplossing voor het doen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor geen of onvoldoende publieke financiering voorhanden is.

1.3 Artikel 2

Geheel passend binnen het Participatiebudget is dat het college nu ook reïntegratievoorzieningen kan aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een uitkering verstrekt. Voor de gemeente is het belangrijk de samenwerking met het UWV te verstevigen, zodat bijvoorbeeld personen die de maximale termijn ingevolge de Werkloosheidswet bereiken in een vroegtijdig stadium binnen de samenwerking een reïntegratietraject aangeboden kan worden gericht op uitstroom. Preventie moet nieuwe instroom in de bijstand zoveel mogelijk voorkomen of in ieder geval het verblijf in de bijstand zo kort mogelijk houden.

1.4 Artikel 6

Dit artikel geeft het kader aan waarlangs de reïntegratie naar arbeid kan plaatsvinden en op welke wijze de gemeente daarbij ondersteuning kan bieden.

Het uitgangspunt bij dit artikel is “maatwerk”. Per persoon dient bekeken te worden welke vorm hem/haar het beste past en welk instrument daarbij ingezet kan worden.

Lid 3 noemt de hoogte van de toe te kennen premie, die vastgelegd is in de wet onder artikel 31, lid 2, sub j en k. In de beleidsregels “premieverstrekking” zullen nadere richtlijnen voor het inzetten van de premie in relatie tot de hoogte worden gegeven.

1.5 Artikel 7

Doel van sociale activering is het bevorderen van zelfstandige maatschappelijke participatie (sociale zelfredzaamheid) al dan niet door arbeidsinschakeling. Onder de noemer sociale activering is een groot aantal activiteiten mogelijk. Het kan gaan om scholing, training, stage, proefplaatsing, individueel onderzoek, begeleiding, advisering, vrijwilligerswerk en andere activiteiten die het doel van sociale activering binnen bereik brengen.

De startsituatie van de kandidaat voor sociale activering wordt vertaald in een individueel aanbod, het reïntegratieplan. Voor het opstellen van het reïntegratieplan en voor de uitvoering van de activiteiten uit het reïntegratieplan kan de gemeente gebruik maken van één of meer externe opdrachtnemers. De opdrachtnemer is altijd een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in de arbeid of de sociale zelfredzaamheid bevordert.

1.6 Artikel 8

Naast het aanbieden van ondersteuning naar reguliere arbeid is gesubsidieerde arbeid het tweede belangrijke instrument in het bevorderen van de arbeidsinschakeling. Een tijdelijke loonkostensubsidie maakt het voor werkgevers aantrekkelijk om een werkervaringsplaats te bieden aan personen die wat minder productief zijn, die arbeidsvaardigheden moeten opdoen of die meer dan gemiddeld begeleiding nodig hebben. Bij gesubsidieerde arbeid kan het gaan om een dienstbetrekking met een reguliere werkgever of bij Werkstroom BV.

De wijze waarop vorm en inhoud wordt gegeven aan gesubsidieerde arbeid staat omschreven in de notitie “Beleid gesubsidieerde arbeid”. Een belangrijk verschil ten opzichte van de Wiw-dienstbetrekkingen en ID-regeling is echter dat gesubsidieerde arbeid altijd gezien moet worden als een werkervaringsplaats waarbij het doel is uitstroom naar reguliere arbeid en het dienstverband altijd tijdelijk is.

Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet overleggen om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie. Hierbij kan gedacht worden aan: persoonsgegevens, de gegevens over het dienstverband, een afschrift van de arbeidsovereenkomst, afschriften van de maandelijkse loonbetalingen en dergelijke.

Een combinatie van gesubsidieerde baan en scholing of begeleiding (duale-trajecten) is mogelijk als de situatie van de belanghebbende hierom vraagt.

Voor gesubsidieerde banen die zijn ontstaan voor inwerkingtreding van de wet geldt voorlopig de oude afspraken met de werkgevers en de rechtspositie van de werknemers. Anders zou er sprake zijn van een aantasting van het van het rechtszekerheidsbeginsel.

Dit neemt niet weg dat er in de loop van het jaar andere afspraken met de werkgevers of werknemers kunnen worden gemaakt.

Gesubsidieerde banen zijn zowel in de collectieve sector als in de marktsector mogelijk. Er is geen limiet aan het aantal medewerkers dat in dienst wordt genomen. De subsidie voor mag echter niet tot concurrentievervalsing leiden. Een bedrijf mag dus niet ‘onder de prijs’ gaan leveren omdat er met goedkopere arbeidskrachten wordt gewerkt. Verdringing van reguliere arbeid moet worden voorkomen.

1.7 Artikel 11

De algemene wet bestuursrecht (Awb) kent een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Artikel 4:35, lid 1 Awb bepaalt dat de subsidie-verlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder

geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

In aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat artikel 7 nog drie gronden om de subsidie te weigeren. De eerste twee gronden verwijzen naar het gemeentelijk beleid inzake de bevordering van arbeidsinschakeling. De derde weigeringgrond is het gevolg van het uitgangspunt dat cumulatie van subsidies moet worden voorkomen.

Dit besluit is in werking getreden op 1 oktober 2010 en werkt terug tot 1 juli 2010