Regeling vervallen per 01-07-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-07-2008 t/m 30-06-2015

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Raadsbesluit nummer: 2008/43A.De raad van de gemeente Weststellingwerf;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet (GW), de artikelen 7, 8 en 10 van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (IOAZ) en de beleidsaanbeveling 'Subsidiering arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie van werklozen' zoals gepubliceerd in de 'Verzamelbrief april 2004' van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;overwegende dat in het kader van de WWB, IOAW, IOAZ, Anw en aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, evenals aan personen als bedoeld in de artikelen 6, onder a en artikel 10, tweede lid van de wet ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling wordt aangeboden;                                                                                                                B e s l u i t :vast te stellen de:<vet>                                                                  RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2008</vet>

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:- Wet: de Wet werk en bijstand (WWB);- IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte   werkloze werknemers;- IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte   gewezen zelfstandigen;- SUWI-wet: Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen;- Awb: Algemene wet bestuursrecht;- Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;- Bijstandsgerechtigde: de persoon met een uitkering op grond van de WWB;- Uitkeringsgerechtigde: de persoon met een uitkering op grond van de WWB,   de IOAW of de IOAZ;- Anw-er: de persoon die als werkzoekende is geregistreerd bij het CWI en een   uitkering krachtens de Algemene nabestaandenwet ontvangt;- Nugger: de niet uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6, onder a van de wet;- College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente   Weststellingwerf;- Raad: de gemeenteraad van de gemeente Weststellingwerf;- UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;- Voorzieningen: voorzieningen als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de   wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze   verordening;- Arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij   geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid,   onder a van de wet;- Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden wat   betreft aard en omvang van het werk of aansluiting op opleiding en ervaring,   niet zijnde werk in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW);- Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10,   tweede lid van de wet.

Paragraaf 2 BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, Anw-ers, Nuggers, evenals aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De in het eerste lid genoemde groep van belanghebbenden kan worden uitgebreid met personen die een door het UWV verstrekte uitkering ontvangen, indien daartoe een overeenkomst is gesloten met het UWV.

  • 3. Bij de keuze voor de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning en/of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 BELEIDSPLAN

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven.

  • 2. Het college zendt éénmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers, evenals de personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3, eerste lid genoemde beleidsplan.

  • 3. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de belanghebbende.

Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1. Een uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. Indien een bijstandsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college een maatregel opleggen conform wat hierover is bepaald in de afstemmingsverordening.

  • 3. Indien een IOAW-er of IOAZ-er die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college een maatregel opleggen conform wat hierover is bepaald in artikel 20 van de IOAW of de IOAZ.

  • 4. De Anw-er of Nugger die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de SUWI-wet, evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 6 Bepalingen ten aanzien van Anw-ers en Nuggers

  • 1. Het aanbod van het college van een voorziening ten behoeve van de Anw-er of Nugger, geschiedt in de vorm van een overeenkomst, waarbij wordt vastgelegd dat de belanghebbende de kosten van de re-integratievoorziening geheel of gedeeltelijk zal terugbetalen ingeval hij verwijtbaar niet of niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

  • 2. Het college kan op grond van de hoogte van het (gezins) inkomen en vermogen van de Anw-er of Nugger een voorziening geheel of gedeeltelijk weigeren dan wel een eigen bijdrage vragen in de kosten ervan.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van dit artikel nadere regels.

Artikel 7 Sluitende aanpak

  • 1. De uitkeringsgerechtigde krijgt zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na de dag waarop het recht op de uitkering is ontstaan, zoals bedoeld in artikel 44, eerste lid van de wet, een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. De Anw-er of Nugger krijgt zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na de dag waarop hij zich heeft gemeld bij het CWI, een aanbod voor een voorziening, tenzij een dergelijk aanbod naar oordeel van het college niet noodzakelijk wordt geacht voor inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 3. Het eerste of het tweede lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor de belanghebbende een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in dit artikel.

Paragraaf 3 VOORZIENINGEN VOOR RE-INTEGRATIE

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan, als bedoeld in artikel 3, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden, evenals de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, aan de voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Een voorziening is niet bij uitsluiting gericht op de directe toe leiding naar algemeen geaccepteerde arbeid, maar kan ook gericht zijn op sociale activering als bedoeld in artikel 6 onder c van de wet;

  • 4. Activiteiten verricht door of namens de eigen gemeentelijke organisatie worden ook aangemerkt als voorziening als bedoeld in de wet en deze verordening, voor zover die activiteiten gericht zijn op re-integratie en in ieder geval niet bestaan uit:- Het verrichten van taken die in het algemeen moeten worden aangemerkt als reguliere   door een gemeente te verrichten taken die voortvloeien uit de uitvoering van de wet;- bepalen van de noodzaak van een re-integratievoorziening voor een individuele   uitkeringsgerechtigde;

  • 5. Het college stelt nadere regels ten aanzien van het aanmerken van een voorziening daar waar het gaat om door of namens de eigen gemeentelijke organisatie verrichte activiteiten en de berekening van de daarmee gemoeid gaande en ten laste van het werkdeel te brengen kosten;

  • 6. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10 tot en met 18 nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:- de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;- de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;- de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling;- de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies;- de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;- het vragen van een eigen bijdrage;- overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 7. Het college kan een voorziening beëindigen indien:- de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen   als bedoeld in artikel 5 van deze verordening niet nakomt;- de belanghebbende die aan een voorziening deelneemt niet meer behoort   tot de doelgroep van de wet;- de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij   geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;- naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan   een snelle arbeidsinschakeling van de belanghebbende.

Artikel 9 Trajecten

  • 1. Het college kan, nadat een re-integratiediagnose is gesteld, belanghebbende een traject aanbieden gericht op arbeidsinschakeling. Dit kan zijn een:- traject Direct Werk;- re-integratietraject;- basisvaardighedentraject;- zorgtraject.

  • 2. Bij de invulling van de in het eerste lid genoemde trajecten maakt het college onder andere gebruik van één of meer voorzieningen als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 18.

  • 3. het aanbieden van een traject wordt geformaliseerd door het ondertekenen van een trajectplan door degene die het traject krijgt aangeboden en namens de gemeente of re-integratiebedrijf.

Artikel 10 WBU-Baan

  • 1. Het college kan belanghebbende een werkplek met behoud van uitkering, hierna te noemen: WBU-baan aanbieden. 

  • 2. Het doel van de WBU-baan kan zijn:- het ontwikkelen van basisvaardigheden;- het opdoen van beroepsgerichte werkervaring;- uitvoering geven aan sociale activering;

  • 3. De WBU-baan duurt maximaal 3 maanden en wordt ingevuld bij daarvoor door het college geschikt geachte werkgevers;

  • 4. Het college plaatst de belanghebbende alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. Het college sluit met de werkgever een schriftelijke overeenkomst waarin tenminste wordt vastgelegd:- het doel van de leerwerkplek;- de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;- de verplichting van de werkgever om ten behoeve van belanghebbende een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

Artikel 11 Opstapbanen en detacheringbaan

  • 1. Het college kan een uitkeringsgerechtigde een tijdelijk dienstverband aanbieden bij een re-integratiebedrijf of bij een zogenaamd payroll-bedrijf, hierna ieder te noemen 'het bedrijf'. Deze voorziening wordt genoemd 'opstapbaan'. De voorziening kan ook genoemd worden 'detacheringbaan', daar waar het gaat om plaatsing bij een re-integratiebedrijf.

  • 2. Het bedrijf voert het werkgeverschap.

  • 3. De uitkeringsgerechtigde treedt in dienst van het bedrijf en wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een werkgever (inlener) in de publieke of de private sector.

  • 4. De duur van het dienstverband wordt individueel bepaald, maar bedraagt per persoon nooit meer dan 24 maanden;

  • 5. Indien sprake is van een gezamenlijke huishouding als bedoel in artikel 3 van de wet wordt een voorziening als in dit artikel bedoeld uitsluitend aan beide partners aangeboden indien door hen gezamenlijk in totaal niet meer dan 45 uur per week arbeid in loondienst wordt verricht.

  • 6. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel het bedrijf en de inlener als tussen het bedrijf en de uitkeringsgerechtigde.

  • 7. Een uitkeringsgerechtigde wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 8. Het college sluit met het bedrijf een schriftelijke overeenkomst waarin tenminste wordt vastgelegd:- de rechtspositie van de werknemer;- de mogelijkheid tot een tussentijdse beëindiging van het dienstverband bij een aanbod aan   de werknemer van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 12 Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde een arbeidsovereenkomst sluiten welke is gericht op:- arbeidsinschakeling of- participatie.

  • 2. Minimaal eenmaal per jaar wordt in het kader van de loonkostensubsidies gericht op participatie in overleg met de werknemer en de werkgever bezien welke mogelijkheden er voor de werknemer zijn voor arbeidsinschakeling.

  • 3. Een uitkeringsgerechtigde wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 13 Scholing en vorming

  • 1. Het college kan aan de belanghebbende scholing of vorming aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van scholing is het verwerven van kennis en vaardigheden waardoor de afstand tot de arbeidsmarkt wordt verkleind of weggenomen. Met de gevolgde opleiding wordt tenminste een startkwalificatie behaald.

  • 3. Het doel van vorming is het leggen van een basis voor verdere re-integratie en te voorkomen dat de afstand tot de arbeidsmarkt wordt vergroot.

  • 4. De kosten van scholing en vorming worden niet vergoed als belanghebbende voor de te volgen scholing of vorming een beroep kan doen op een voorliggende voorziening.

Artikel 14 Zorg en hulpverlening

  • 1. Het college kan ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde zorg en hulpverlening inkopen, gericht op arbeidsinschakeling en het bevorderen van het welzijn van de belanghebbende.

  • 2. Het doel van het aanbieden van zorg en hulpverlening is het opheffen of hanteerbaar maken van belemmeringen die de instroom van de uitkeringsgerechtigde in een traject of algemeen geaccepteerde arbeid hinderen.

  • 3. Zorg en hulpverlening kunnen gelijktijdig worden ingezet met de overige voorzieningen.

  • 4. De uitkeringsgerechtigde is verplicht van de aangeboden zorg en hulpverlening gebruik te maken, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht voor de arbeidsinschakeling. Het college kan in individuele gevallen hiervan afzien.

Artikel 15 Innovatieve projecten en voorzieningen

Het college is bevoegd, al dan niet in samenwerking met derden, innovatieve projecten en voorzieningen te ontwikkelen en uit te voeren.

Artikel 16 Premie en subsidie

  • 1. Het college verstrekt aan uitkeringsgerechtigden een premie in de volgende situaties: - Indien een uitkeringsgerechtigde een WBU-baan heeft doorlopen en daar zijn   volledige medewerking aan heeft verleend; - Indien een langdurig uitkeringsgerechtigde of een persoon die is geplaatst op   een opstapbaan door middel van het verwerven van een eigen inkomen voor over   voldoende inkomsten gaat beschikken om voor minimaal 9 maanden tot volledige   beëindiging van de uitkering of de opstapbaan over te kunnen gaan. - Indien een uitkeringsgerechtigde die een opstapbaan als voorziening is aangeboden,   aan die voorziening diens volledige medewerking heeft verleend;

  • 2. Het college verstrekt aan een werkgever die de gemeente een opstapbaan of WBU-baan aanbiedt een subsidie.

  • 3. Het college is bevoegd aan nader door hem te bepalen doelgroepen en onder door hem te bepalen omstandigheden een premie of subsidie toe te kennen.

  • 4. Het college stelt nadere regels stellen ten aanzien van dit artikel.

Artikel 17 Aanvullende voorzieningen

  • 1. Het college koopt ten behoeve van de arbeidsinschakeling van belanghebbenden aanvullende diensten en producten in die noodzakelijk zijn om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, dan wel om belemmeringen ten aanzien van deelname aan het arbeidsproces op te heffen.

  • 2. Het college legt in een beleidsplan re-integratie vast, aan wie en op welke wijze zij de in deze verordening genoemde aanvullende voorzieningen aanbiedt.

Artikel 18 Verwervingskosten

  • 1. Het college kan aan een deelnemer van een traject gericht op arbeidsinschakeling een bijdrage verstrekken in de directe en voorwaardenscheppende kosten die hiervoor moeten worden gemaakt.

  • 2. Het college kan ten aanzien van dit artikel nadere regels stellen.

Paragraaf 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19 Loonkostensubsidies en Europese regelgeving

Op deze verordening zijn de bepalingen uit de beleidsaanbeveling 'Subsidiering arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie van werkzoekenden', gepubliceerd in de 'Verzamelbrief april 2004' van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onverkort van toepassing.

Artikel 20 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan besluiten tot het instellen van één of meer subsidie- of budgetplafonds voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal belanghebbenden dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. Een door het college in het eerste en tweede lid ingesteld plafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 21 Weigeren loonkostensubsidie

De loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 12 kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, door het college worden geweigerd of teruggevorderd, indien:

• de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor   de subsidie beschikbaar is gesteld;• de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;• de werkgever voor de arbeidskosten van de werknemer een andere subsidie   ontvangt.

Paragraaf 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 24 Overgangsrecht

Voorzieningen die zijn toegekend op grond van de voorgaande re-integratieverordening worden niet ten nadele van de belanghebbende aangepast.

Artikel 25 Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2008 gemeente Weststellingwerf'.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.

  • 3. Met ingang van 1 juli 2008 in te trekken de tot die datum geldende Re-integratieverordening Wet Werk en Bijstand.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 juni 2008,de griffier,                                                    de voorzitter,

Toelichting 1 Toelichting op de Re-integratieverordening

Wet werk en bijstand 2008<vet>Inleiding</vet> In de Wet werk en bijstand (WWB) is de verplichting tot het opstellen van een gemeentelijke re-integratieverordening geformuleerd. In de verordening legt de gemeente de rechten en plichten van de uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers vast. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratie taak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld. De wettelijke basis voor de verordening is neergelegd in de artikelen 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid:

Artikel 8 lid 1 onder a: De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a. Artikel 8 lid 2: De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, evenals voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.Artikel 10 lid l en 2: ).Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, in overeenstemming met de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.

Met de re-integratieverordening geeft de gemeenteraad inhoudelijk invulling aan het uitgangspunt 'werk boven uitkering'. De verordening regelt de aanspraak op het aanbod van voorzieningen, dat er op gericht is te komen tot inschakeling in de arbeid. Uiteindelijk doel is duurzame uitstroom naar reguliere arbeid. Maar ook aan hen waarvoor dat &#xE9;&#xE9;n of meerdere stappen te ver is, kunnen voorzieningen worden aangeboden om maatschappelijk te participeren. Verder is het zo dat geen enkele doelgroep bij voorbaat wordt uitgesloten van de re-integratievoorzieningen. Het college bepaalt welke vorm van ondersteuning het meest recht doet aan de mogelijkheden van de aanvrager ten einde inschakeling in de arbeid binnen een redelijke termijn mogelijk te maken. <vet>ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING </vet>Artikel 1 Begripsomschrijvingen Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de in de uitvoeringspraktijk gehanteerde termen.Artikel 2 Opdracht college De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan het college om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken hebben met beperkte financi&#xEB;le middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren. In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten. Op grond van de bepaling in het tweede lid is het mogelijk om &#x97; in overleg en op basis van een contract met het UWV &#x97; de doelgroep voor het re-integratiebeleid uit te breiden met personen die een uitkering van het UWV (bijvoorbeeld WW en WAO) ontvangen. Om dit moment is er echter nog geen sprake van een dergelijke overeenkomst. Het derde lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar vooral in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt. Het vierde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn. Artikel 3 Beleidsplan Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, verplicht de WWB aan de gemeenteraad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten. Het tweede lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid van het college aan de raad. Dit verslag is vormvrij. Er kan bijvoorbeeld worden gekozen om de Marap van de afdeling aan het college over het vierde kwartaal van een jaar tevens aan te bieden aan de raad. Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen &#xEF;n de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid). In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cli&#xEB;nt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar elk document waarin die criteria geformuleerd kunnen worden, doch minimaal de verordening en het beleidsplan. Belanghebbenden die gebruik kunnen maken van een passend aanbod voor een (voorliggende) re-integratievoorziening van een andere instantie, worden geacht hiervan gebruik te maken. Het (dwingend) gebruik maken van een voorliggende voorziening past binnen het complementaire karakter van de WWB.Artikel 5 Verplichtingen van de belanghebbende In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd. Het tweede lid biedt de verbinding met de afstemmingverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de bij standsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. De hierboven genoemde afstemmingverordening is niet van toepassing op de IOAW-ers en de IOAZers. Als de IOAW-er of de IOAZ-er zijn verplichtingen niet nakomt kan het college conform het bepaalde in artikel 20 van de IOAW of IOAZ een maatregel opleggen. Deze mogelijkheid is geregeld in het derde lid. Ook de Anw-er en de Nugger zijn gehouden aan wettelijke verplichtingen, alsmede aan de verplichtingen die het college stelt ten aanzien van geboden voorzieningen. Als de Anw-er of de Nugger zich niet aan de verplichtingen houdt kan de gemeente echter, wegens het ontbreken van een uitkeringsrelatie, geen maatregel opleggen conform de afstemmingverordening. In artikel 6 wordt hier nader op ingegaan. Artikel 6 Bepalingen ten aanzien van Anw-ers en Nuggers Voor Anw-ers en Nuggers kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in artikel 6 de mogelijkheid opgenomen dat de kosten van een re-integratievoorziening geheel of gedeeltelijk door de gemeente kunnen worden teruggevorderd, ingeval de belanghebbende verwijtbaar niet of niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening. In het tweede en derde lid wordt het college de mogelijkheid geboden op grond van de hoogte van het (gezins) inkomen en vermogen van de Mw-er of Nugger een voorziening geheel of gedeeltelijk te weigeren dan wel een eigen bijdrage in de kosten van een aangeboden voorziening te wagen. Van deze groepen is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomens- en of vermogensniveau zitten. Het geheel of gedeeltelijk weigeren van of het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen en/of het vermogen, kan dan op zijn plaats zijn. Dit is ook met zoveel woorden terug te vinden in de Nota naar aanleiding van het verslag van de WWB. De nadere invulling wordt overgelaten aan het college. Artikel 7 Sluitende aanpak De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat. Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Artikel 7 biedt de mogelijkheid deze sluitende aanpak te regelen. Het eerste en het tweede lid geeft de algemene formulering. In lid 1 is gekozen voor een periode van 6 maanden. Dit is in de praktijk een redelijke termijn om een aanbod te kunnen doen. Daar waar dat sneller kan, gebeurt dat uiteraard. Het derde lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het vierde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken. Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cli&#xEB;nt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt. Het derde lid sluit aan bij artikel 6 onder c van de WWB en is om redenen van kenbaarheid in deze verordening opgenomen. Het vierde lid is nieuw in deze verordening toegevoegd om een juridische basis te cre&#xEB;ren voor het ten laste brengen van het zogenaamde werkdeel van eigen uitvoeringskosten. Steeds meer wordt landelijk duidelijk dat dit op onderdelen is toegestaan, mits het formeel goed wordt geregeld. Het gaat dan om zaken als heldere taakomschrijving, tarifering, urenregistratie en dergelijke. Het vijfde lid sluit hierbij aan. Het zesde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft voornamelijk tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. Het zevende lid geeft aan dat het college een voorziening kan be&#xEB;indigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder be&#xEB;indigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een opstapbaan. Bij deze laatste wijze van be&#xEB;indigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.Artikel 9 Trajecten Het college kan voor de inschakeling in de arbeid gebruik maken van trajecten (werkprocessen) zoals die in artikel 9 staan aangegeven. De indeling in een traject vindt plaats op grond van een diagnose. Het gaat hier om de trajecten: - Direct werk: een kortdurend traject (max. 8 weken) waarbij alles in het werk wordt gesteld om de klant naar regulier werk te bemiddelen. Bestemd voor uitkeringsgerechtigden die, zoals blijkt uit de diagnose, een geringe afstand tot de arbeidsmarkt hebben. - Re-integratie: een langduriger traject (vari&#xEB;rend van een aantal maanden tot twee jaar), waarbij een combinatie van werkend leren de nadruk heeft. De belanghebbende ontbeert bij aanvang een aantal essenti&#xEB;le kwalificaties en/of vaardigheden, waardoor zijn afstand tot de arbeidsmarkt te groot is om in aanmerking te kunnen komen voor Direct Werk. - Basisvaardigheden: Bestemd voor de belanghebbende met een z&#xF3; grote afstand tot de arbeidsmarkt dat re-integratie binnen twee jaar niet wordt verwacht. Er is sprake van een tekort aan zelfs elementaire vaardigheden, zoals kennis van de Nederlandse taal, (sociale) omgangsvormen in een arbeidsverhouding et cetera. - Zorg: Een kortdurend traject, erop gericht de grootste belemmeringen ten aanzien van arbeidsinschakeling binnen vier weken weg te nemen of hanteerbaar te maken. In voorkomende gevallen kan de duur van dit traject worden verlengd. Het zorgtraject wordt zo snel mogelijk ge&#xEF;ntegreerd in &#xE9;&#xE9;n van de andere trajecten. Als de kosten gedekt kunnen worden uit reguliere zorgvoorzieningen, heeft dat voorrang. Bij de invulling van deze trajecten maakt het college gebruik van &#xE9;&#xE9;n of meer voorzieningen zoals vastgelegd in deze verordening.Artikel 10 WBU-baan Het gaat hier om het werken met behoud van uitkering om werkervaring op te doen in de brede zin van het woord. In de vorige verordening werd hier de term Leerwerkplekken voor gehanteerd, maar gebleken is dat die term, vooral voor de oudere uitkeringsgerechtigde als vervelend kan worden ervaren. Het eerste lid van artikel 8 artikel spreekt voor zich. Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de baan, ook om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. In het derde lid worden de maximale perioden aangegeven voor de wbu-baan.Op grond van Europese regelgeving in het kader van o.a. staatssteun is het verboden personen te plaatsen met een loonkostensubsidie als er mogelijk sprake kan zijn van arbeidsverdringing en/of concurrentievervalsing. In het vierde lid wordt geregeld dat in dergelijke situaties invulling van een wbu-baan niet is toegestaan. Dit betreft overigens een marginale toetsing op grond van de in de eigen organisatie aanwezige kennis. Daarnaast zal op grond van signalen over misstanden een scherpere toetsing plaats kunnen vinden. Voor deze vorm is gekozen ter voorkoming van administratieve handelingen.In het vijfde lid wordt aangegeven dat er sprake dient te zijn van een schriftelijke overeenkomst. Hierin kan expliciet het doel van de leerwerkplek worden opgenomen, alsmede de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een wbu-baan niet gaat om een reguliere arbeidsverhouding en dat er geen sprake mag zijn concurrentievervalsing en verdringing van arbeid. Artikel 11 Opstapbanen en detacheringbanen Op grond van de WWB is het mogelijk om personen een dienstverband aan te bieden, om op detacheringsbasis werkervaring op te doen. In deze verordening worden de alleen de randvoorwaarden vastgelegd waarbinnen de banen vormgegeven worden. De WWB geeft geen regels over het werkgeverschap. Het instrument opstapbaan kan dus ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeverschap, uitbesteed worden aan een pay-roll- of re-integratiebedrijf. In dit artikel is dit omschreven en zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder dit gebeurt. Daar waar het gaat om de rechtspositie van de werknemer, maakt de gemeente daarover afspraken met het betreffende bedrijf. In het verleden werd gesproken over detacheringbanen, om echter onderscheid te kunnen maken in oude contracten en in nieuwe instrumenten, is voor de nieuwe instrumenten gekozen voor het hanteren van de term 'opstapbanen'. Het lijkt echter raadzaam om ook de term 'detacheringbanen' nog niet los te laten omdat dat er op de ingangsdatum van deze verordening nog contracten met dergelijke namen gelden zijn en aan de andere kant omdat de term 'in de markt' vrij veel wordt gebruikt en het college hierdoor handelingsvrijheid behoudt om daar waar nodig nieuwe contracten af te sluiten. Dit artikel is nadrukkelijk niet bedoeld voor de WIW-detacheringsbanen die voor 1januari 2004 zijn aangegaan en die op grond van artikel 15 van de Invoeringswet WWB ook onder de WWB hun rechtsgeldigheid behouden. Voor deze banen blijft een aantal artikelen van de WIW van toepassing. Met betrekking tot de concurrentievervalsing geldt hetzelfde als vermeld in de toelichting bij artikel 10. Artikel 12 Loonkostensubsidies Het instrument loonkostensubsidies gericht op re-integratie is onder de WWB geheel vormvrij. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (eventueel gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en begeleiding). Naast de reguliere loonkostensubsidie kan de gemeente ervoor kiezen de onderneming die de werknemer aansluitend in vaste dienst neemt een aanvullende subsidie of bonus toe te kennen. Bij de inzet van dit instrument dient de Europese regelgeving in acht te worden genomen. Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangeven dat het primair gaat om een voorziening gericht op arbeidsinschakeling of participatie. De doelgroep is beperkt tot de uitkeringsgerechtigde. De WWB geeft aan dat gesubsidieerde arbeid geen einddoel meer kan zijn. Toch kan de gemeente ervoor kiezen personen, voorwie dat nodig blijkt te zijn, een langduriger vorm van gesubsidieerde arbeid aan te bieden. In dergelijke gevallen is er sprake van gesubsidieerde arbeid met een participatie- doelstelling (lid 1, onder b). Ook hier dient de Europese regelgeving in de gaten te worden gehouden. Deze loonkostensubsidie is weliswaar primair een participatie-instrument dat meerdere jaren in beslag kan nemen, dat betekent niet dat de bemoeienis van de gemeente op hoeft te houden na het plaatsen van de werknemer. Daarnaast gaat de WWB ervan uit dat ook deze werknemer uiteindelijk uit moeten stromen naar reguliere, niet-gesubsidieerde arbeid. Daarom is in het derde lid de bepaling opgenomen dat minimaal eens per jaar in overleg met de werknemer &#xE9;n de werkgever wordt bezien welke mogelijkheden daartoe aanwezig zijn. Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn, en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering, etc.). Artikel 13 Scholing en vorming Scholing en vorming zijn bij uitstek maatwerkinstrumenten, waarbij het moeilijk is vooraf algemene richtlijnen te geven die in de verordening moeten worden opgenomen. Om wel aan te geven dat de mogelijkheid geboden kan worden, zijn scholing en vorming in algemene bewoordingen opgenomen in de verordening. In het re-integratiebeleid zal aangegeven worden op welke manier en onder welke nadere voorwaarden de scholing en vorming worden aangeboden.Artikel 14 Zorg en hulpverlening In sommige gevallen komt de uitkeringsgerechtigde niet direct in aanmerking voor een traject richting werk, omdat er sprake is van grote fysieke, psychische of sociale belemmeringen. In die gevallen kan het college zorg en/of hulpverlening inkopen (eerste lid). In het tweede lid is aangegeven dat het doel van de zorg of hulpverlening is, de belemmeringen hanteerbaar te maken. Ze hoeven dus niet volledig te zijn opgelost of verdwenen, om toch al te kunnen beginnen met re-integratie. In het derde lid wordt dit nog benadrukt, door aan te geven dat zorg en hulpverlening naast andere voorzieningen kunnen worden ingezet. Het vierde lid legt de plicht van de uitkeringsgerechtigde vast om gebruik te maken van de aangeboden zorg en hulpverlening, indien het college van mening is dat dit noodzakelijk is voor arbeidsinschakeling. Artikel 15 Innovatieve projecten en voorzieningen Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om, eventueel in samenwerking met derden, innovatieve projecten te ontwikkelen, waarbij nieuwe voorzieningen worden ingezet, die niet in deze verordening, of het beleidsplan als genoemd in artikel 3, zijn beschreven.Artikel 16 PremiesIn de WWB is geregeld in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal &#x20AC; 2.160,-- (norm januari 2008) kan worden verstrekt. Deze premie is onbelast, en telt dus ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.In de eerder geldende re-integratieverordening was er uitdrukkelijk voor gekozen om de onder de Abw geldende premies niet langer te gaan verstrekken. Het motief daarvoor was dat mensen, ook zonder premie de plicht hebben om zo actief mogelijk aan de uitkeringsafhankelijkheid een eind te maken. Ten aanzien van de effectiviteit van premies voor uitkeringsgerechtigden speelt overigens iets bijzonders. Van de ene kant zien gemeenteambtenaren weinig verband tussen het toekennen van een premie en een actievere houding van een uitkeringsgerechtigde. Van de andere kant is in een recent onderzoek, uitgevoerd in Frysl&#xE2;n, aangetoond dat er wel sprake is van een netto-effectiviteit[1]. Volgens onderzoekers van het BBO 'wordt vermoedelijk het positieve effect enigszins onderschat'. In ieder geval is het zo dat namens het college overleg is gevoerd met een aantal ondernemers in onze gemeente. Daarbij hebben ondernemers te kennen gegeven een actieve rol te willen spelen in het bieden van werkplekken voor moeilijk bemiddelbare uitkeringsgerechtigden. Een zekere compensatie voor het productieverlies als gevolg van die begeleiding is dan redelijk. De ondernemers hebben ook aangegeven van mening te zijn dat door een premie voor een uitkeringsgerechtigde die persoon beter gestimuleerd kan worden. Men gaat er werkelijk iets op vooruit. Om nu een verdieping in het re-integratiebeleid te maken en de aandacht voor de moeilijk te bemiddelbare uitkeringsgerechtigden te intensiveren wordt voorgesteld het premiebeleid opnieuw vorm te geven.De gemeente kan haar premiebeleid afstemmen op de verschillende activiteiten die in het kader van activering verricht worden en daarbij de hoogte van de premie laten vari&#xEB;ren. De gemeente kan ook besluiten bepaalde activiteiten in het geheel niet te premieren. Tenslotte kan de gemeente de premie afhankelijk maken van doelgroepen, zoals arbeidsgehandicapten, ouderen, jongeren, afstand tot de arbeidsmarkt etc.In deze verordening is ervoor gekozen het verstrekken van premies al op hoofdlijnen te regelen. De verdere uitwerking vindt plaats door de nadere regelgeving van het college, waartoe die bevoegdheid behoort. In de verordening wordt ervoor gekozen het college ook de mogelijkheid te bieden in te bepalen gevallen, voor bepaalde doelgroepen nader premiebeleid te ontwikkelen. Vanwege de zeer recent bekend geworden intrekking van het experiment Vazalo (toekennen toeslag aan parttime werkende alleenstaande ouders) waar onze gemeente voor was geselecteerd, bestaat bijvoorbeeld geen specifieke voorziening voor alleenstaande ouders. Het college heeft op grond van deze verordening de bevoegdheid in dergelijke situatie een regeling vast te stellen. Naar werkgevers toe wordt steeds de term subsidie gekozen. Artikel 17 Aanvullende voorzieningen Artikel 17 biedt het college de mogelijkheid aanvullende (faciliterende of ondersteunende) diensten en producten ten behoeve van de arbeidsinschakeling van belanghebbenden in te kopen en aan te bieden. Onder aanvullende diensten en producten worden trajectonderdelen verstaan zoals; assessments, beroepskeuzetesten, beroepenori&#xEB;ntaties, alfabetisering en basiseducatie. Deze diensten en producten worden ingezet als aanvullende voorziening in het kader van een traject. In het beleidsplan re-integratie wordt nader uitgewerkt aan wie en op welke wijze aanvullende voorzieningen worden aangeboden.Artikel 18 Verwervingskosten Op grond van dit artikel kan het college, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluiten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. Hierbij kan worden gedacht aan reiskosten, verhuiskosten, kosten van kinderopvang en kosten voor het aanschaffen van speciale werkkleding. Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Door een tegemoetkoming in de verwervingskosten als voorziening in de re-integratieverordening op te nemen, kan bijzondere bijstand voor deze kosten in beginsel achterwege blijven. Dit onderdeel zal door het college nader worden uitgewerkt in uitvoeringsregels. Artikel 19 Loonkostensubsidies en Europese regelgeving Gesubsidieerde arbeid kan op grond van deze verordening worden ingezet om arbeidsinschakeling te bevorderen. In de WWB zijn geen specifieke eisen opgenomen voor gesubsidieerde arbeid. Ondanks het vervallen van de landelijke regelgeving op dit punt blijft de Europese regelgeving gelden. Op grond van de EU-regelgeving worden overheidssubsidies onder bepaalde omstandigheden aangemerkt als staatssteun. Zo mag de verstrekte subsidie niet leiden tot concurrentievervalsing of verdringing. Ook mogen er geen regels worden gesteld over welke werkgevers wel of niet in aanmerking komen voor een subsidie. De subsidie mag bijvoorbeeld niet worden beperkt tot werkgevers uit de eigen gemeente, of tot een bepaalde branche of sector. Als er sprake is van staatssteun dan moet de re-integratieverordening ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Om deze bewerkelijke administratieve last te voorkomen heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de beleidsaanbeveling 'Loonkostensubsidie en Europese regelgeving' ontwikkeld, waarin exact is omschreven wanneer er wel of geen sprake is van staatssteun. Door deze beleidsaanbeveling in de re-integratieverordening te incorporeren, aan de gestelde voorwaarden van de beleidsaanbeveling te voldoen en in de re-integratieverordening expliciet een verwijzing te maken naar de beleidsaanbeveling kan de 'gang naar Brussel' worden voorkomen. De beleidsaanbeveling is zowel van toepassing op het verstrekken van loonkostensubsidies als op de financiering van opstapbanen.Nu ten aanzien van de wbu-banen, de loonkostensubsidie en opstapbanen sprake is van een generieke regeling (als bedoel onder B in de beleidsaanbeveling) is geen sprake van staatssteun nu geen specifieke bedrijven of sectoren hiervan profiteren. Artikel 20 Budget- en subsidieplafonds De gemeente kan, om de financi&#xEB;le risico's te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen. De WWB stelt dat het ontbreken van financi&#xEB;le middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken. Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Ecn subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden v&#xF3;&#xF3;r de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).

Artikel 21 Weigeren loonkostensubsidies De Awb kent een aantal weigeringsgronden. Artikel 4:25 Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd als door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. Artikel 4:35 lid 1 Awb bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en dc daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrelcking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend. In aanvulling op deze wettelijke weigeringsgronden, bevat dit artikel nog drie gronden om de subsidie te weigeren. De eerste twee gronden verwijzen naar het gemeentelijk beleid inzake de bevordering van arbeidsinschakeling. De derde weigeringsgrond is het gevolg van het uitgangspunt dat cumulatie van subsidies zoveel mogelijk dient te worden voorkomen.

Artikel 22, 23, 24 en 25 Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

<onderstreept>[1] </onderstreept>Bureau voor beleidsonderzoek en - ondersteuning, BBO, Re-integratie in Fryslan, mart 2007, p 25