Regeling vervallen per 01-04-2009

Verordening Wet Inburgering gemeente Weststellingwerf 2007

Geldend van 01-04-2007 t/m 31-03-2009

Intitulé

Verordening Wet Inburgering gemeente Weststellingwerf 2007

De raad van de gemeente Weststellingwerf;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;gelezen het voorstel van het college inzake de Wet Inburgering,gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering en de Gemeentewet;overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringspichtige, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;B e s l u i t :                         Vast te stellen de Verordening Wet Inburgering gemeente Weststellingwerf 2007 en de daarbij behorende toelichting.

Hoofdstuk 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      ◦het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf

    • 2.

      ◦de wet: de Wet inburgering;

  • 2 De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1 Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2 Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • 1.

      ◦Informatieverstrekking via de afdeling Publiekscentrum van de gemeente Weststellingwerf.

    • 2.

      ◦Informatieverstrekking via de consulenten van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Weststellingwerf

  • 3 Het college beoordeelt na het tweede jaar na inwerkingtreding van de verordening en daarna tenminste eens in de twee jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 DOELGROEPEN EN SAMENSTELLING VAN DE INBURGERINGS-VOORZIENING

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan het bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria

  • 1.

    •De inkomenssituatie;

  • 2.

    •Leeftijd van de inburgeringsplichtige;

  • 3.

    •Verblijfsduur in Nederland;

  • 4.

    •Rol van de inburgeringsplichtige in gezin en/of maatschappij.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1 Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2 Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3 Het college kan als onderdeel van de inburgeringsvoorziening, naast datgene dat in de wet is geregeld, aan inburgeringsplichtigen extra faciliteiten aanbieden.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1 Het college int de eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet. De eigen bijdrage kan in termijn betaald worden. Het college stelt hieromtrent regels vast.

  • 2 Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • 1.

    a. het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • 2.

    b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • 3.

    c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • 4.

    d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • 5.

    e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3 HET AANBOD VAN EEN INBURGERINGSVOORZIENING

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1 Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2 In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3 De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 4 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4 Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

  • 5 Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod weigert is hij zelf verantwoordelijk voor zijn voorbereiding op het inburgeringsexamen. Het college zal binnen 8 weken na weigering een handhavingsbeschikking versturen waarmee de termijn aanvangt waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald.

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • 1.

    a. een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • 2.

    b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • 3.

    c. de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • 4.

    d. de termijnen en wijze van betaling; en

  • 5.

    e. ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4 DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1 De bestuurlijke boete bedraagt € 125,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2 De bestuurlijke boete bedraagt € 125,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3 De bestuurlijke boete bedraagt € 125,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4 Het college kan de boete op een lager bedrag vaststellen, danwel niet opleggen, op grond van artikel 38 van de wet.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid van deze verordening, bedraagt € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2 De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid van deze verordening, bedraagt € 250,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3 De bestuurlijke boete bedraagt € 250,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4 De bestuurlijke boete bedraagt € 250,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5 De bedragen zoals genoemd in het eerste, tweede en derde lid zijn gelijk aan het bedrag als genoemd in artikel 34, sub a, van de wet. Wijziging van de hoogte van het bedrag in art. 34, sub a, van de wet leidt automatisch tot aanpassing van de bedragen genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

  • 6 Het college kan de boete op een lager bedrag vaststellen, dan wel niet opleggen, op grond van artikel 38 van de wet.

Hoofdstuk 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Weststellingwerf 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 maart 2007,de griffier,                                                    de voorzitter,

Toelichting 1 ALGEMENE TOELICHTING

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTINGWet InburgeringDe Wet inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).Rol van de gemeenteGemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringspichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenArtikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningenHet uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

  • 1.

    nieuw- en oudkomers die algemene bijstand of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

  • 3.

    asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

  • 4.

    nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een algemene bijstand of een nader aangeduide uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI). Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.De verordeningDe WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

  • 1.

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • 2.

    De criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

  • 3.

    De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

  • 4.

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boeteArtikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTINGArtikel 1 BegripsomschrijvingenHet tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigenDe gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. In deze verordening kiest de gemeente Weststellingwerf voor informatievoorziening via de centrale publieksbalie en de consulenten van de afdeling Werk en Inkomen. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad, zoals beschreven in artikel 2 lid 3.Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepenArtikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:

  • 1.

    inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een uitkering op grond van een, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling, ontvangen;

  • 2.

    oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben. De gemeenteraad stelt in deze verordening de regels met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

Dit artikel regelt dat de groepen die het college aanwijst bij voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WI) Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kàn aanbieden. Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid, Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan ter kennisname aan de raad aanbiedt.Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorzieningIn deze verordening worden regels gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen. In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening vaststelt. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, spelen de volgende factoren een rol:

  • 1.

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • 2.

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving.

  • 3.

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid, van de wet, dat een aanbod voor een inburgeringsvoorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI).Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of - regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI). Het derde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Het college kan als onderdeel van de inburgeringsvoorziening extra faciliteiten aanbieden.Artikel 5 De inning van de eigen bijdrageHet 1e lid spreekt voor zich. Het college biedt de mogelijkheid de eigen bijdrage in termijnen te voldoen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college overgaat tot verrekening, wordt dat vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening. Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.Artikel 6 Opleggen van verplichtingenDit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbodDit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo'n aanbod de start is van een procedure die leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening. In het eerste lid van dit artikel is geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan. Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking heeft dezelfde inhoud als het aanbod (het vierde lid).De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. Gaat het om een oudkomer, dan is er geen termijn vastgesteld waarbinnen de betreffende persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald. Het college neemt in een dergelijke situatie een handhavingsbeschikking: een besluit op grond van artikel 26 WI waarmee de termijn van start gaat waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moeten hebben behaald (vijf jaar na aanvang van deze termijn). Het college legt deze handelwijze vast in beleidsregels, zodat tevoren voor betrokkenen duidelijk is (of zou kunnen zijn) wat de gevolgen zijn van het weigeren van een aanbod voor een inburgeringsvoorziening.Artikel 8 De inhoud van de beschikkingHet besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking worden de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking wordt vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering).Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan neemt het college in de betreffende beschikking ook op de dag waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingenArtikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De boetebedragen die in deze verordening zijn opgenomen, zijn echter zijn gefixeerde bedragen. Dit laat onverlet dat college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college houdt daarbij zonodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Als er geen sprake is van verwijtbaarheid, legt het college op grond van artikel 38, eerste lid, van de wet, geen boete op. In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of - regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. Het college kan in dat geval géén bestuurlijke boete opleggen.Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtredingDit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 van de verordening mogelijk is. Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen 12 maanden voordoen.Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1000 in het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. In deze verordening is er echter voor gekozen de boete voor alle gedragingen bij recidive vast te stellen op € 250,00.Dit laat onverlet dat college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college houdt daarbij zonodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Als er geen sprake is van verwijtbaarheid, legt het college op grond van artikel 38, eerste lid, van de wet, geen boete op.Artikel 11 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorzietDit artikel spreekt voor zich.Artikel 12 InwerkingtredingDit artikel spreekt voor zich.Artikel 14 CiteertitelDit artikel spreekt voor zich.