Regeling gedragscode ambtelijke integriteit 2013

Geldend van 27-06-2013 t/m heden

Intitulé

Regeling gedragscode ambtelijke integriteit 2013

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weststellingwerf,

gelet op de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO), artikel 15:1 t/m 15:1g;

Gelet op het bepaalde in de artikelen 15, 41c en 69 van de Gemeentewet;

Gelet op het bepaalde in artikel 125 quater van de Ambtenarenwet;

Gelet op de bereikte instemming van de Ondernemingsraad d.d. 15 april 2010;

BESLUIT

vast te stellen de navolgende regeling

Gedragscode en Ambtelijke Integriteit

Algemene bepalingen

 

  • 1.

    Deze Gedragscode geldt voor alle medewerkers in dienst van de gemeente Weststellingwerf met een ambtelijk dienstverband en een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 2.

    De gedragscode wordt geplaatst op HENK zodat iedere medewerker er kennis van kan nemen.

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

1.1. Begripsbepalingen

  • 1. Ambtenaren stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal.

    Integriteit van het ambtelijk apparaat is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

    Ambtelijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt

    wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen.

    Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega’s, leidinggevenden en het college, maar

    ook extern aan organisaties en burgers. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst

    ambtelijke integriteit in een breder perspectief:

    a.Betrouwbaarheid

    Op een ambtenaar moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover een ambtenaar uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor

    het doel waarvoor die zijn gegeven.

    b.Dienstbaarheid

    Het handelen van een ambtenaar is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente

    en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

    c.Functionaliteit

    Het handelen van een ambtenaar heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult.

    d.Onafhankelijkheid

    Het handelen van een ambtenaar wordt gekenmerkt door onpartijdigheid. Dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

    e.Openheid

    Het handelen van een ambtenaar is transparant, zodat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de ambtenaar en de

    beweegredenen daarbij.

    f.Zorgvuldigheid

    Het handelen van een ambtenaar is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze

    en met respect worden behandeld en dat belangen van partijen op correcte wijze worden

    afgewogen.

    2. Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen

    moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Hoofdstuk 2. Gedragscode ambtelijke integriteit

2.1. Goed ambtenaarschap

  • 1. Je beseft dat je onderdeel bent van de overheid. Je dient het algemeen belang en probeert met jouw handelen het vertrouwen in de overheid te versterken.

  • 2. Je houdt je aan de wettelijke voorschriften, aan algemeen aanvaarde gedragsregels en aan interne regelgeving. Je treedt correct op tegen burgers en bedrijven. Je discrimineert niet en verleent geen voorkeursbehandelingen.

  • 3. Je voert jouw werk op een professionele manier uit. Je geeft de ambtelijke leiding en het bestuur juiste, relevante en volledige informatie. Situaties waarin je niet volgens jouw professionele normen kunt werken stel je intern aan de orde.

  • 4. Je gaat respectvol met je collega’s om. Je houdt er rekening mee dat normen en waarden onderling kunnen verschillen. Je bent aanspreekbaar op je gedrag.

  • 5. Je gaat verantwoord om met middelen van de gemeente (gelden, diensten, goederen, kennis). Je vermijdt het maken van onnodige kosten.

  • 6. Je draagt verantwoordelijkheid voor je eigen handelen. Je kunt de keuzes die je binnen je werk maakt verantwoorden.

  • 7. Je ondersteunt de verantwoordelijkheid van je leidinggevende door hem of haar waar nodig te informeren.

2.2. Vertrouwelijk omgaan met gevoelige informatie

  • 1. 1.Je gaat binnen en buiten het werk zorgvuldig om met persoonlijke gegevens van burgers en collega’s, gegevens van bedrijven en instellingen, politiek gevoelige informatie en andere informatie die in handen van buitenstaanders de belangen van de gemeente kan schaden.

  • 2. 2.Je gaat functioneel om met gevoelige informatie. Je respecteert de privacy van klanten, zakelijke relaties en collega’s.

  • 3. 3.Je gebruikt financiële informatie en voorkennis van beleid voor de uitoefening van je functie en niet voor andere doeleinden.

  • 4. 4.Je ‘lekt’ geen vertrouwelijke informatie vanuit de gemeente naar buiten. Je laat niet uit slordigheid buitenstaanders meeluisteren naar een gesprek over het werk of meekijken naar interne stukken.

  • 5. Je verstrekt geen informatie aan media zonder overleg met Communicatie.

  • 6. Je zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig zijn opgeborgen als je je werkplek verlaat en dat de computer is afgesloten of vergrendeld. Informatie waarover het bestuur een geheimhoudingsplicht heeft opgelegd houd je geheim.

2.3. Nevenfuncties en andere privéactiviteiten

  • 1. Je bent je ervan bewust dat activiteiten die je naast je werk verricht het functioneren van de gemeente op een of andere manier kan raken.

  • 2. Je meldt een (voorgenomen) nevenactiviteit bij je leidinggevende als de activiteit raakvlakken heeft met de functie-uitoefening. Een raakvlak is in elk geval aanwezig als je activiteiten verricht voor een organisatie, instantie of bedrijf dat op een of andere manier banden heeft met de gemeente.

  • 3. Je meldt activiteiten die (kunnen) leiden tot een botsing of onverenigbaarheid met gemeentelijke belangen waar je in jouw functie mee te maken hebt. Je meldt een nevenactiviteit ook als deze het risico op schade met zich mee kan brengen voor de organisatie. Je realiseert je dat ook het oordeel van de buitenwereld van belang is. Je kan je ‘petten’ misschien zonder probleem scheiden, maar als jouw nevenactiviteit de schijn van belangenverstrengeling wekt, is dit ook schadelijk voor het vertrouwen in de overheid.

  • 4. Ook financiële belangen in de privésfeer (bijvoorbeeld het hebben van aandelen) kunnen een onafhankelijke besluitvorming in de weg staan of de schijn daarvan hebben. Als de organisatie niets weet van jouw financiële belangen, ben je de enige die kan inschatten of dat belang zich verdraagt met uw functie-uitoefening. Heb je in jouw functie een relatie met een bedrijf waar je persoonlijk een financieel belang in hebt, vermijd dan risico’s en bespreek dit met je leidinggevende.

2.4. Geschenken, aanbiedingen en incidentele vergoedingen e

  • 1. Je accepteert een geschenk alleen als je onafhankelijke opstelling ten opzichte van de gever daardoor niet beïnvloed wordt. Je gaat na of acceptatie van het geschenk verplichtingen schept voor de toekomst. Je bedenkt ook hoe de buitenwereld zou kunnen aankijken tegen het aannemen van een geschenk.

  • 2. Een geschenk van een derde dat je in verband met jouw werk hebt gekregen mag alleen geaccepteerd worden tot en met een waarde van € 25,-. Geschenken die je accepteert meld je bij je leidinggevende en worden verdeeld casu quo verloot onder de medewerkers van de betreffende afdeling, tenzij de redelijkheid (te bepalen door het afdelingshoofd) zich daartegen verzet.

  • 3. Geschenken die naar jouw idee meer dan € 25, - waard zijn accepteer je niet. Geschenken met een waarde boven € 25,- euro die toch in je bezit komen meld je bij je leidinggevende. Via hem wordt het geschenk retour gezonden met een begeleidende brief.

  • 4. Je meldt ook aangeboden geschenken die je niet hebt geaccepteerd en in het vooruitzicht gestelde geschenken. Bedrijfsattenties, zoals agenda’s, kalenders, pennen, muismatten en hebbedingetjes, hoef je niet te melden.

  • 5. Aanbiedingen voor privéwerkzaamheden, kortingen op privégoederen en andere gunsten accepteer je niet.

  • 6. Geschenken die op je huisadres worden aangeboden accepteer je niet. Indien een geschenk toch thuis is afgeleverd, bespreek je de bestemming daarvan met je leidinggevende.

  • 7. 7.Geschenken die je worden aangeboden door een relatie die nog iets van je ‘nodig’ heeft (een opdracht, vergunning, subsidie, beslissing in bezwaarprocedure), accepteer je niet. Als afgesproken is dat een derde betaalt voor jouw verrichtingen, gebeurt dat door middel van een factuur aan de gemeente. Vanzelfsprekend vraag je nooit gunsten voor jezelf aan derden.

2.5. Uitnodigingen voor reizen, congressen, evenementen en diners

  • 1. 1.Je aanvaardt in principe niet een uitnodiging van zakelijke relaties voor het bijwonen van speciale evenementen, zoals bijvoorbeeld theaterbezoek, sportevenementen, benefietdiners en zeiltochtjes. Je bespreekt alle uitnodigingen met je leidinggevende.

  • 2. 2.Je neemt je verantwoordelijkheid bij informele contacten met derden, zoals recepties enetentjes waar alcohol wordt geschonken. Zorg dat je nee kunt blijven zeggen als het nee moet zijn. Bij twijfel laat je het afdelingshoofd beslissen.

  • 3. 3.Je reist niet op kosten van derden. Als deelname aan een reis functioneel is, dan is er sprake van een dienstreis en gelden de algemene regels: er is toestemming nodig van de leidinggevende en de kosten zijn voor de gemeente.

  • 4. 4.Je bent ervoor verantwoordelijk dat de leidinggevende op de hoogte is van het reilen en zeilen binnen jouw functie-uitoefening. Blijkt achteraf een uitnodiging meer te hebben omvat dan ingeschat, laat dit dan aan je leidinggevende weten.

2.6. Verantwoord omgaan met gemeentelijke voorzieningen

  • 1. Je houdt privégebruik van e-mailsysteem, internet, (mobiele) telefoon, kopieerapparaat en dergelijke beperkt. Je zorgt ervoor dat dit de dagelijkse werkzaamheden niet hindert.

  • 2. Privégebruik van gemeentelijke apparatuur gebeurt openlijk, zodat je erop kunt worden aangesproken. Je leidinggevende of collega kan een andere opvatting hebben van ‘beperkt gebruik’ dan jij.

  • 3. Je neemt geen gemeentelijke eigendommen mee naar huis. Het lenen van eigendommen voor privégebruik is alleen mogelijk als je daarvoor toestemming van je leidinggevende hebt gekregen.

  • 4. Je doet geen privébestellingen op naam van de gemeente. Je verzendt geen ongefrankeerde privépost via de postkamer.

  • 5. Je declareert alleen kosten die je hebt gemaakt. Je maakt eerlijk gebruik van regelingen voor het personeel. Verantwoord gebruik van gemeentemiddelen betekent ook: naleven van de werktijden en de regels bij ziekteverzuim.

  • 6. Gesprekken met derden in het kader van door dezen ten behoeve van de gemeente eventueel te leveren goederen casu quo diensten worden door minimaal twee medewerkers gevoerd.

  • 7. Je gebruikt de dienstauto’s en bestelauto’s niet voor privédoeleinden.

2.7. Belangen van familieleden, vrienden en ex-collega’s

  • 1. Je bent alert op situaties tijdens jouw werk waarin je met privérelaties te maken krijgt. Je licht je leidinggevende in over aanvragen en offertes van vrienden, familieleden of bedrijven waarin familie of vrienden werkzaam zijn. Je voorkomt de schijn van vriendjespolitiek enbehandelt dergelijke aanvragen niet zelf.

  • 2. Je bent terughoudend met het geven van adviezen aan bekenden in de privésfeer. Je bent bedacht op botsing van belangen.

  • 3. Je let bij het inhuren van ex-collega’s goed op het volgen van de juiste procedure van inhuur en aanbesteding. Je kunt motiveren waarom de inhuur van een ex-collega als zelfstandige nodig en verantwoord is. Je realiseert je hoe dat kan overkomen op de buitenwereld die geen achtergrondinformatie heeft. Je bespreekt de risico’s met je leidinggevende.

2.8. Reageren op niet-integere zaken

  • 1. Je bespreekt twijfels over de integriteit van collega’s zo veel mogelijk met henzelf. Is dit niet mogelijk of leidt dit niet tot resultaat, dan licht je de leidinggevende of de vertrouwenspersoon in.

  • 2. Je bent ook zelf aanspreekbaar op je handelen en je uitlatingen. Collega’s en burgers kunnen jouw werkwijze en jouw woorden anders ervaren dan je bedoeld hebt.

  • 3. Je meldt een vermoeden van fraude of corruptie bij de leidinggevende of de vertrouwenspersoon.

  • 4. Bij vermoedens van fraude, maar ook bij andere twijfelachtige zaken, kun je gebruikmaken van de Klokkenluidersregeling. Het college is verplicht om een reactie te geven op je melding. Wil je dat niet bekend wordt dat je de misstand aankaart, dan kun je via de vertrouwenspersoon een melding doen. Alleen de vertrouwenspersoon is dan op de hoogte van jouw identiteit.

2.9. De leidinggevende draagt het integriteitsbeleid uit

  • 1. Als leidinggevende geef je het goede voorbeeld.

  • 2. Je bent open over jouw manier van werken. Je bent aanspreekbaar op je werkwijze en je houding naar medewerkers.

  • 3.

    • Bij twijfel en vragen over de juiste handelwijze kunnen medewerkers bij je terecht.

  • 4. Je bespreekt twijfels en vragen over integriteit regelmatig tijdens werkoverleggen en stimuleert medewerkers hetzelfde te doen.

  • 5. Je bent alert op risicogevoelige situaties waarin medewerkers terecht kunnen komen en draagt bij aan hun weerbaarheid daartegen.

  • 6. Je spreekt medewerkers aan op dubieus gedrag, maakt afspraken en treft zonodig maatregelen.

2.10 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kunnen Burgemeester en Wethouders een bijzondere voorziening treffen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

3.1 Slotbepaling

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gedragscode Ambtelijke Integriteit’.

  • 2. De regeling "Ambtelijke gedragsregels' wordt ingetrokken.

  • 3. De ‘Gedragscode Ambtelijke integriteit’ treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

    • Wolvega, 20 juni 2013,

    Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

    de secretaris, de burgemeester,